STATEN SPRAKEN OVER STOOMBOOTDIENSTEN Besloten tot bouw van twee schepen voor Westerscheide Mevrouw van den Broecke-de Man pleit voor gehuwde ambtenares Nog niets bekend over nieuwe haven van Breskens VERKOOP INSTALLATIE VAN PROVINCIAAL GASBEDRIJF ANTWOORD GED. STATEN WOENSDAG 4 AUGUSTUS 1954 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT: 8 De heer Vader somde bovendien en kele practische voorbeelden op: bij stagnering: van de dienst is er een werf bij de hand voor een snelle repa ratie, terwijl sleeploon voor het slepen naar elders wordt uitgespaard. De heer J. L. Verhagen (V.V.D.) bracht eveneens de belangen van de Breskense middenstand te- sprake, maar geloofde, dat in de eerste plaats nautische overwegingen bij de bepa ling van de plaats voor de haven een rol dienen te spelen. Alle overige be langen vallen daarbij in het niet, hoe wel het vanzelf spreekt, dat aan ge dupeerde middenstanders een ruime schadeloosstelling moet worden ver leend. De heer Verhagen noemde de hui dige toestand by de bootdiensten 'n „anti-propaganda" voor Zeeland. In de afgelopen maanden waren er tel kens weer lange rijen wachtende automobilisten. „De mensen moeten toch wel graag naar Zeeland ko men als ze bereid zijn om uren by de pont te wachten", zo zeide hy. Het antwoord van Ged. Staten in de afdelingen ten aanzien van de bouw op een Zeeuwse werf had de heer Verhagen teleurgesteld. „Zee- J. L. VERHAGEN ...nautische belangen gaan J. HOMMES ..taal te zoetsappig'.. Zeelands Staten hebben zich Dinsdag langdurig be zig gehouden met vele belangrijke zaken en kwamen daarbij tot gewichtige besluiten. Het voor naamste daarvan was ongetwijfeld de machtiging, welke aan Gedeputeerde Staten werd verleend om twee grote schepen te doen bouwen met een lengte van ongeveer 100 meter voor de veren op de Wester scheide. Maar vóórdat dit besluit werd genomen, was er uitvoerig gesproken over de tere schakel in Zee lands verkeersnet: de bootdiensten. Voor het overige gingen de meeste agendapunten zonder veel discussie Worden schepen op Zeeuwse werf gebouwd? Aan de agenda werd aan het slot een punt toegevoegd, namelijk een voorstel om het geschenk te aanvaarden, dat de Royal Marines tijdens de herdenkingsdagen op Walcheren had aangeboden: een houten schild met het corpswapen. Dit fraaie bord, dat een plaats in de Statenzaal zal krij gen, werd onder dank aanvaard, terwijl op voorstel van de heer L. P. van Oorschot onder applaus werd besloten de gevers schriftelijk dank te zeg_ gen. Het debat over de bootdiensten het langste van deze zitting be woog zich in grote lijnen om drie punten, namelijk de bouw van de nieuwe schepen, een eventuele havenaanleg te Breskens en de dienstregelingen op Zondag. Dg eerste spreker, die over dit zo belangrijke onderwerp het woord voerde was de heer L. P. van Oorschot, (P.v.d.A.). Deze hield een uitvoerige beschouwing, waarin hij ook de be noeming van de nieuwe directeur van de Stoombootdienste:-- betrok en waar over hij geide zeer verheugd te zijn. De heer Van Oorschot wees er voorts op. dat de nieuwe schepen, die een lengte van honderd meter krijgen, blijkens de stukken niet in de huidige haven van Breskens kunnen. Wat is er nu gedaan ten aanzien van even tuele verandering van deze haven? Of is er wellicht reeds een besluit ge nomen inzake de aanleg van een nieu we? En zo ja, waar zal die komen, ten Oosten of ten Westen van de bestaan de? Op deze vragen wilde de heer Van Oorschot gaarne een antwoord, want hy had de indruk alsof men nog maar aan de voorbereidingen voor de ze voorzieningen begonnen is- Indien er inderdaad een nieuwe westelijke haven zou komen, bepleitte de heer Van Oorschot met klem een scha deloosstelling voor de middenstanders van Breskens. Ook de vraag, wéér de schepen ge bouwd zullen worden, onderwierp spreker aan een uitvoerige beschou wing. „Blykens het antwoord van Ged. Staten bij het afdelingsonderzoek is het laatste woord in dit opzicht aan minister Algera. Daaruit mag men concluderen, dat noch de Provinciale, noch Gedeputeerde Staten zegging schap over deze kwestie hebben", al dus de heer Van Oorschot. Hij meen de, dat met klem tot de minister dient te worden gezegd: de bouw dient op een Zeeuwse werf te geschieden. Er gaan geruchten, dat de minister ook in de plannen voor de schepen verande ringen kan aanbrengen. Dat zou be tekenen, dat deze hele zaak voor ons op losse schroeven komt, zo zeide spreker. Over de inmenging van de minister in de Zondagsdienstregeling van de veren op de Westerscheide was de heer Van Oorschot niet te spreken. Hjj had de indruk, dat de persoonlijke opvat ting van de minister hier een rol had gespeeld. „Dat is gevaarlyk", ver klaarde hij, „want als we een minister zouden krijgen van een andere politie ke richting, dan komt er waarschijn lijk weer een andere dienstregeling!" De minister heeft ingegrepen in het beleid van Ged. Staten hetgeen spre ker in hoge mate betreurde. Vervolgens bracht de heer Van Oor schot de Zondagsdienst op de lijn Kat se VeerZierikzee ter sprake, waar bij hij herinnerde aan een motie-Sta- verman, destijds door de Provinciale Staten aangenomen, welke inhield dat op Zondag de helft van het aantal diensten op een werkdag zou worden gevaren. „Zes gedeeld door twee is drie" berekende spreker, „en niet twee". Mede gelet op het toenemende toe ristenverkeer naar Seliouwen-Duive- land vroeg de heer Van Oorschot ver betering van deze Zondagsdienstrege ling in overeenstemming met de mo tie Staverman. Hy bepleitte in dit op zicht een snelle ^handeling door Ged. Staten. De heer E. C. Vader (K.V.P.) meen de, dat alles in het werk moest wor den gesteld om de beide nieuwe sche pen op een Zeeuwse weri te doen bou wen. Er is hiermede een provinciaal belang van de eerste orde gemoeid. onder de hamer door: een gevolg van de zomerse sfeer? Door de hoge ramen van de eerbiedwaardige Statenzaal met de kleurige wapenschilden kwamen de warme zomerstralen gul en breed naar binnen en het was te begrijpen, dat de Commissaris der Konin gin, jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, na het einde der zitting opmerkte: „Voor zover de heren nog niet met vacantie zijn geweest, hoop ik, dat zij even mooi weer zullen hebben als hef vandaag bij het begin der zit ting was..* land heeft in de afgelopen jaren ve le slagen te verduren gehad, het ver trek van de „Zeeland", de ramp, b.v. zodat nu alles moet worden gedaan om de gevolgen van deze calamitei ten goed te maken. Ik geloof daar om, dat bouw op een Zeeuwse werf een recht is geworden". DE ZONDAGDEENST De gang van zaken bij de Zon- dafrsdienstregeliqg had evenmin de instemming van deze spreker. Des tijds is een motie-Van Oorschot aan genomen. waarin tot uitdrukking werd gebracht dat het vervoersaan bod op Zondag moet worden opge vangen. Het is gebleken, dat in de achterliggende maanden de minis ter vaak concessies heeft moeten doen in dit opzicht aan zijn princi pes. Waarom de consequenties daar van niet neergelegd in een dienst regeling? Als hij principieel bereid is om op Zondag boten te laten va ren, waarom dan niet zo vaak, dat het vervoersaanbod kan worden op gevangen De heer J. Hommes vertolkte de gevoelens van de A.R.-fractie en ook hij was niet tevreden met het antwoord van Ged. Staten over de bouw van de schepen op een Zeeuw se werf. „Dit antwoord is by'na zoet sappig geformuleerd", meende hij. „By vorige gelegenheden heb ik er op aangedrongen tegenover de Haagse heren geen zoetsappig standpunt te nemen, maar te laten horen hoe men er over dacht. In de brief van Ged. Staten aan de mi nister heb ik geen enkel pleidooi kunnen vinden voor een Zeeuwse werf", zo zeide deze spreker. Hy citeerde een oud rjjmpje: „De heren van Ter Goes zyn zó zacht als appelenmoes" en zeide dit welis waar niet graag te willen overne men voor Ged. Staten, maar toch vroeg hy zich af of hier soms een nieuw versje moest worden ge maakt, namelijk: „Zeelands leden van Gedeputeerde Staten, zijn 's mi nisters braafste onderzaten Met klem vroeg hjj het college bij de minister te willen aandringen op de bouw van de schepen op een Zeeuwse werf. Ten aanzien van dc Zondagsdien sten verklaarde hij dat zijn fractie nog steeds op het standpunt staat, dat er op Zondag zo beperkt moge lijk moet worden gevaren. Het Christelyk-Historisch stand punt werd vertolkt door de heer G. J. v. d. Waal. Deze spreker behandeL de eveneens de Breskense haven kwestie en vroeg zich af of bij een eventuele aanleg van een Westha ven het tracée van de verbindings- L. P. VAN OORSCHOT minister ging t.e ver weg van de Rijksweg naar deze ha ven niet zodanig kan worden gepro jecteerd, dat de middenstand ter plaatse er zo weinig mogelijk scha de van heeft. Ook zijn fractie was voorstander van beperkte dienst op Zondag. Mevrouw E. J. van de Broecke-de Man (P.v.d.A.) wilde weten of het besluit tot de bouw van grote bo ten niet tevens inhield, dat de plaats van de haven tegelyk werd bepaald. De heer E. J. van Ruymbeke (K. V.P.) bepleitte een tijdelijke voor ziening voor een restauratie-lokaal bij het veer-Kruiningen vooral met het oog op de chauffeurs van het beroepsgoederenvervoer. De heer P. V. M. Vereauteren (K. V.P.) vroeg zich af, of men er nu wel komt met twee nieuwe boten. „We moeten een tunnel hebben", verklaarde deze spreker beslist en hij vond, dat wat Ged. Staten hier over in de afdelingen hadden ge zegd „slappe taal". „Ik geloof, dat er vele moeilykheden zullen rijzen, maar het wordt nu reeds tijd om die moeilykheden aan te pakken". De heer P. Heering (WD) betoog de, dat het motorschip „Koningin Wilhelmïna", dat men te zijner tijd op de lyn Katse Veer-Zierikzee wil in leggen, voor dit doel eigenlijk niet geschikt is. „Als deze boot het zware vervoer van Kruiningen-Perkpolder niet kan verwerken, dan geldt dat toch evenzeer voor de dienst op Zie rikzee", zo zeide de heer Heering. „Bovendien is de snelheid van het schip minder dan die van de „Konin gin Emma", die thans dienst doet. Zierikzee moet toch al offers bren gen gezien de verplaatsing van de aanlegplaats naar De Val, zodat men zich afvraagt of deze offers nu niet te zwaar worden". Nieuwe directeur Stoombootdiensten treedt waarschijn lijk half September in dienst De Provinciale Staten dienden zich Dinsdag te beraden over een voor stel van Ged. Staten tot verkoop van de fabrieksinstallatie van het Pro vinciaal Gasbedryr t© Vlissingen. Zo als bekend is deze installatie tenge volge van de overschakeling op het lange afstandsgas overcomlpeet ge worden. De heer J- L. Verhagen (WD) had bij dit voorstel een mededeling ge mist over de prys en de heer P. Mellefste (AR) wilde weten hoe Ged. Staten zich deze verkoop voorstelden. En openbare verkoping bood zijns inziens voordelen boven een onder handse. Mr. A. J. van der Weel ver klaarde namens Ged. Staten, dat de prijs door het college zou worden be paald en gaf toe, dat een openbare verkoop door Ged. Staten ten aanzien van soortgelijke verkopingen door ge meentebesturen werd gewenst. Het college is echter niet dogmatisch in dit opzicht, temeer niet omdat tus sentijdse onderhandelingen Ged. Sta ten op de gedachte hebben gebracht, dat hier onderhands meer kan wor den verwacht. Ged. Staten werden tenslotte gemachtigd de nodige etap pen te ondernemen. De heer E. C. Vader (KVP) wees er op, dat een machinist eerste klasse bij de provinciale stoombootdiensten een bezoldiging geniet, die enige honderden guldens lager ligt dan die van een soortgelijke betrekking bij het Loodswezen. Mr. van der weel antwoordde, dat het salaris van een machinist niet boven dat van een ka pitein kon gaan. En tijdens overleg met personeelszaken in Den Haag was gebleken, dat het niveau van de kapiteins op de uiterste grens ligt. Er is aan deze zaak dus niets te doen. Op een vraag over de sala riëring der agenten bij de Stoomboot diensten deelde mr. v. d. Weel mede, dat gebleken was bij overleg met Den Haag. dat deze wedden op be hoorlijk peil liggen. Verbetering ligt niet in het voornemen. BENOEMINGEN Benoemd werden tot leden van de contact-commissie Provinciale Stoombootdiensten: mevrouw E. J. van den Broecke-de Man. J. M. A. C. Namens het college van Ged. Sta ten beantwoordde de heer A. L. S. Lockefeer uitvoerig alle sprekers, WEtarby hij in de aanvang de lieer Hommes verzekerde „geen appelmoes te hebben gegeten, maar stoer voed sel om toch maar overtuigend en krachtig van repliek te kunnen die nen". Daama behandelde hij aller eerst de kwestie van de haven van Breskens. „Er is voor deze aangele genheid enige tijd beschikbaar", zo verklaarde de heer Lockefeer. „want het eerste nieuwe schip, dat gereed zal zijn, wordt niet ingelegd op Vlis- singen-Breskens, maar op Kruinin- gen-Perkpolder Overigens had deze zaak sterk de aandacht van het college: „W'y hebben reeds verscheidene contac. ten met de Rijkswaterstaat gehad, alsmede met de bewoners, die in een zitting van Ged. Staten op waardige en zakelijke wijze hun belangen hebben bepleit". De heer Lockefeer meende, dat het prema tuur was om nu reeds in te gaau op de vraag, wat er eventueel voor deze mensen moet worden gedaan. Over de plannen van Rijkswater staat met de haven is nog niets be kend. Bij een bezoek van het college „CARTHAGO M O ET VALLEN!" Zij moet het recht en de vrijheid hebben zelf te beslissen Tijdens de Statenzitting van Dinsdag heeft mevrouw E. J. v. d. Broecke- de Man een vurig pleidooi gehouden voor de gehuwde ambtenares. Aan leiding daartoe was een voorstel van Ged. Staten om het Arbeidsovereen komstenreglement en het Ambtenarenreglement te wyzigen. Over dit voor stel was in het afdelingsverslag opgemerkt, dat één lid er zijn teleurstel ling over uitsprak, dat Ged. Staten van deze gelegenheid geen gebruik maakten om ook een wijziging voor te stellen van die artikelen, die ontslag voorschrijven van de gehuwde vrouw. En, zo meldde het verslag: „meerde re leden sloten zich daarbij aan". Toch zagen Ged. Staten in deze opmer kingen geen aanleiding om wijziging in het voorstel aan te brengen. „Me neer de voorzitter, dat kan ik zo maar niet laten passeren", verklaarde mevrouw van den Broecke nu Woensdagmorgen. Oorspronkelijk waren deze artikelen bedoeld ter bescherming van het ge zin, aldus zette zij uiteen. „Mij is het gezin ook heilig, maar de trjden zijn veranderd. Ik ken gezinnen, waarin het een zegen zou zijn geweest, als de vrouw een betrekking in over heidsdienst had kunnen bekleden". Mevrouw v. d. Broecke betoogde, dat men hier geen algemene regel kan stellen: de vrouw zelf kan hier alleen beslissen, maar zij moet het recht en de vrijheid hebben dit te doen. Spr. herinnerde aan de discussie in de vorige zitting over liet onderwijs probleem op Schouwen.Duiveland. „Mij kwam een geval ter ore van een gezin, waarvan de man niet valide was en de vrouw een goede onder wijskracht. Dit gezin zou zich in Schouwen hebben gevestigd, als voor do vrouw een vaste aanstelling mogelijk was geweest". Mevrouw v. d. Broecke zeide zich geen illussies te maken iets te berei ken, doch het is met deze zaak een „frappez, frappez toujours". De ge lijkstelling van man en vrouw vor dert langzaam, maar zij vordert!, zo verklaarde zij. Het lid van Ged. Staten, mr. A. J. van der Weel, beantwoordde de wat hy noemde „cri de coeur" van mevrouw van den Broecke. „De strekking van ons voorstel is om het Arbeidsovereenkom- stenbesluit en het Ambtenaren reglement in overeenstemming te Mevrouw VAN DEN BROECKE DE MAN frappez, frappez toujours brengen met de rijksregeling. Ik moet mij daarom van commentaar op de woorden van mevrouw Van den Broecke onthouden en mag he laas geen enkele toezegging doen". Mr. van der Weel herinnerde ten slotte aan de woorden van Cato, die In de Romeinse Senaat steeds weer opnieuw verklaarde van mening te zijn, dat Carthago verwoest moest worden. „Carthago is tenslotte ver woest. Het is mogelyk, dat het Car thago van mevrouw van den Broecke op den duur ook verwoest wordt aan het waterloopkundig laborato rium in Delft deelde professor Thijsse mede. dat hiervoor ook in het labora torium proeven zullen worden geno men. Tot mevrouw van den Broecke- de Man zeide spreker, dat een be slissing van de Staten over de bouw van de twee schepen niet betekende, dat de plaats van een nieuwe haven zou vastgelegd zijn. De kwestie van „bouw op een Zeeuwse werf" behandelde de heer Lockefeer in den brede, waarbij hy met nadruk verzekerde, dat het college ook hier geen „appel moes-politiek" voert. Hij onder schreef alle argumenten, welke de Statenleden over dit onderwerp te berde hadden gebracht en deelde mede, dat de inschrijving niet openbaar zal zijn en dat aan een Zeeuwse werf prysopgave zal wor. den gevraagd. De heer Lockefeer was de eerste, die in dit verband een naam noemde: „De Schelde in Vlissingen zal de eerste kans ltry- gen, nadat een ontwerp is ge maakt". zo verklaarde hy. Overigens geloofde spreker niet, dat het college behoefte had aan een motie, waarop de heer Verhagen te voren reeds had gezinspeeld. Hij vroeg de Staten vertrouwen te heb ben, dat G.S. zullen blyven doen wat nodig is. Vervolgens kwamen de Zondags diensten aan de orde. De heer Locke feer bestreed de opvatting van de heer Van Oorschot als zou de minis ter ingegrepen hebben in het beleid van Ged. Staten. Op grond van de overeenkomst op de exploitatie van de bootdiensten op de Westerscheide heeft de minister namelijk recht de dienstregeling te wijzigen. In de practijk is het overigens zo, dat er gevaren wordt, totdat het vervoers aanbod is weggewerkt. De Zondagsdienst op Katse Veer- Zierikzee zal in het college nader be keken worden, maar de lieer Locke feer meende toch. dat de behoefte aan een derde vaart tot dusver nog niet zo sterk is gebleken. De bezwa ren van de heer Heering over de „Ko ningin Wilhelmïna" deelde spreker niet. Deze boot functionneert nog be hoorlijk, terwijl bovendien de vaar route in de toekomst wordt verkort, zodat het met een langere vaart wel zal meevallen. De heer Ruymbeke zegde hij toe te bezien of met het oog op de komende winter een tijdelijke voorziening voor een restauratie-lokaal bij Kruiningen nodig zal zijn. En dan de tunnel„Wij zyn er van overtuigd, dat een tunnel beter zou zijn dan welke mooie sche pen ook" verklaarde de heer Locke feer, „en we zullen deze zaak zeker in het oog houden. Maar zolang nog zo weinig bekend is over de inpolde ring van Saaftinge. die voor een tunnel toch wel nodig is, is bet nog niet de tijd concrete stappen te doen'5. De heer Lockefeer wees er op, dat voor een tunnel ook activiteit van de streek noodzakelyk is. De heer Van Oorschot bleek niet tevreden gesteld met het antwoord van de heer Lockefeer. Hij verklaarde zelfs ongerust te zyn geworden: „Ten aanzien van Breskens is er geen tijd beschikbaar, zoals de heer Locke feer zegt. Wij moeten zo spoedig mo gelijk tot klaarheid komen, omdat dit vraagstuk dringend opheldering eist". Overigens was spreker ver blijd met de mededeling over „De Schelde" en hjj wenste het college de van Dongen, G. J. de Waal, H. Flïk- weert, A. A. van Eeten en P. Hee ring, tot plaatsvervangers de heien A. Vermeulen, E. J. van Ruymbeke, A. Koster, A. I. Catsman, D. Kodde en J. L. Verhagen. By dit punt informeerde mevrouw v. d. Broecke wanneer ile nieuwo directeur van de Stoombootdien sten «n functie zou treden. Zij sprak de hoop uit. dat de contact commissie daarna zo spoedig mo- gciyk bijeen zou komen om alle grote en kleine problemen rond de Stoombootdiensten te bespreken. De Commissaris der Koningin zei de te verwachten, dat mr. J. L. Nieuwenhuis waarsehynlyk half September in dienst zal treden. Tot vertegenwoordigers van de pro vincie in de vergadering van aandeel houders der P.Z.E.M. werden be noemd de heren L. P. van Oorschot, J. M. A. C. van Dongen, C. F. van der Peril. P. Mellefste. C. Boender en mr J. F. G. Schlingemann, tot hun plaatsvervangers werden benoemd ïhr. mr. T. A. W. J. Schorer E. C. Vader, G. P. Leendertse, A. I. Cats man, A. S. Wisse en J. L. Verhagen. Voorts werd een bindend mandaat verstrekt voor de benoeming voor de Raad van Bestuur der N.V. P.Z.E.M. By een voorstel tot verlening tot het garanderen van rente en aflos sing van een geldlening, aan te j;aan door de Stichting Verpleeg- en Rust huizen Walcheren tot ten hoogste 30.000, vroeg de heer L. P. van Oorschot of het niet wenselijk was te overwegen dat de provincie in soortgelijke gevallen een zekere me dezeggenschap krijgt in het bestuur. De heer A. Schout verklaarde na mens Ged. Staten, dat deze aangele genheid zal worden onderzocht. Bij de behandeling van de jaarstuk, ken van de P.Z.E.MT vroeg de heer M. den Boer (CH) aandacht voor de on rendabele gebieden op Schouwen-Duï- veland. Mr. van der Weel verklaarde, dat dit punt de aandacht heeft, maar dat dit niet wil zeggen, dat de rege ling ten aanzien van de onrendibele gebieden voor Schouwen-Duiveland anders zou zijn dan in overig Zee land. Spreker hoopte, dat verdere stappen kunnen worden gedaan in samenwerking met de Herverkaveling die leiden tot verdere electrificatie van het eiland. A. L. S. LOCKEFEER geen appelmoes-politiek kracht toe om dit Zeeuwse belang bij de «minister naar voren te brengen. Het antwoord over de Zondagsdienst had de heer Van Oorschot evenmin bevrediging geschonken. Inderdaad ligt er een overeenkomst met het Rijk, maar de principes hiervan zijn losgelaten, toen de veertarieven wer den ingevoerd. Dus mogen ook de voorwaarden losser worden toege past. zo meende spreker. Ir. G. P. M. Dlkötter (KVP) bleek niet vergeten, dat de naam van de Koninklijke Maatschappij „De Schel de" te Vlissingen in dit debat was ge vallen, want hij vestigde de nadruk er op, dat er meer scheepswerven m Zeeland waren. Hij wees er voorts op, dat di^ook by reparatie-werkzaamhe den voordelen met zich mee kan bren_ gen. Nadat nog mr. J. F. G. Schlinge mann (VVD) er op had gewezen, dat bij havenaanleg te Breskens niet alleen middenstandsbelangen, maar ook agrarische belangen een rol spelen, liet ook de heer H. Flikweert (SGP) een duidelijk principieel geluid horen. „Ik be wonder het, dat de heer Van Oor schot steeds zijn principe verde digt", zo zeide dit Statenlid, „Wel nu, ik bewonder het evenzeer, dat minister Algera op de post, waar op hn is gesteld, dit eveneens doet. Met hem weten wij dat boven al les gaat: Gedenk de Sabbatdag, dat gy dien heiligt!" In tweede instantie wees de 'heer Lockefeer er nogmaals op, dat er „niet alleen een Zeeuwse 'zetel 3s, maar ook een in Den Haag. En daar mede hebben wjj rekening te hou den!" Hij verklaarde, dat de minister zyn beslissingen over de bootdiensten neemt in nauw overleg met Ged. Sta ten. Tr Nadat in derde instantie de heer Van Oorschot nogmaals op een toe zegging had aangedrongen, dat de derde Zondagsvaart op Katse Veer- Zierikzee nog deze zomer zal worden bezien in het licht van het toene mend vreemdelingenverkeer, welke toezegging de heer Lockefeer deed, werd tenslotte z.h.s. besloten om Ged. Staten te machtigen twee schepen te doen bouwen voor de veren op de Westerscheide en om de inrichting van De Val als veerhaven voor Zie rikzee verdeT voor te bereiden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 7