STATEN SPRAKEN OVER STOOMBOOTDIENSTEN
Besloten tot bouw van twee
schepen voor Westerscheide
Mevrouw van den Broecke-de Man
pleit voor gehuwde ambtenares
Nog niets bekend over nieuwe haven
van Breskens
VERKOOP INSTALLATIE VAN
PROVINCIAAL GASBEDRIJF
ANTWOORD GED. STATEN
WOENSDAG 4 AUGUSTUS 1954
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT:
8
De heer Vader somde bovendien en
kele practische voorbeelden op: bij
stagnering: van de dienst is er een
werf bij de hand voor een snelle repa
ratie, terwijl sleeploon voor het slepen
naar elders wordt uitgespaard.
De heer J. L. Verhagen (V.V.D.)
bracht eveneens de belangen van de
Breskense middenstand te- sprake,
maar geloofde, dat in de eerste plaats
nautische overwegingen bij de bepa
ling van de plaats voor de haven een
rol dienen te spelen. Alle overige be
langen vallen daarbij in het niet, hoe
wel het vanzelf spreekt, dat aan ge
dupeerde middenstanders een ruime
schadeloosstelling moet worden ver
leend.
De heer Verhagen noemde de hui
dige toestand by de bootdiensten 'n
„anti-propaganda" voor Zeeland. In
de afgelopen maanden waren er tel
kens weer lange rijen wachtende
automobilisten. „De mensen moeten
toch wel graag naar Zeeland ko
men als ze bereid zijn om uren by
de pont te wachten", zo zeide hy.
Het antwoord van Ged. Staten in
de afdelingen ten aanzien van de
bouw op een Zeeuwse werf had de
heer Verhagen teleurgesteld. „Zee-
J. L. VERHAGEN
...nautische belangen gaan
J. HOMMES
..taal te zoetsappig'..
Zeelands Staten hebben zich Dinsdag langdurig be
zig gehouden met vele belangrijke zaken en
kwamen daarbij tot gewichtige besluiten. Het voor
naamste daarvan was ongetwijfeld de machtiging,
welke aan Gedeputeerde Staten werd verleend om
twee grote schepen te doen bouwen met een lengte
van ongeveer 100 meter voor de veren op de Wester
scheide. Maar vóórdat dit besluit werd genomen, was
er uitvoerig gesproken over de tere schakel in Zee
lands verkeersnet: de bootdiensten. Voor het overige
gingen de meeste agendapunten zonder veel discussie
Worden schepen op Zeeuwse werf gebouwd?
Aan de agenda werd aan het slot een punt toegevoegd, namelijk een
voorstel om het geschenk te aanvaarden, dat de Royal Marines tijdens de
herdenkingsdagen op Walcheren had aangeboden: een houten schild met
het corpswapen. Dit fraaie bord, dat een plaats in de Statenzaal zal krij
gen, werd onder dank aanvaard, terwijl op voorstel van de heer L. P. van
Oorschot onder applaus werd besloten de gevers schriftelijk dank te zeg_
gen.
Het debat over de bootdiensten het langste van deze zitting be
woog zich in grote lijnen om drie punten, namelijk de bouw van de nieuwe
schepen, een eventuele havenaanleg te Breskens en de dienstregelingen op
Zondag.
Dg eerste spreker, die over dit zo
belangrijke onderwerp het woord
voerde was de heer L. P. van Oorschot,
(P.v.d.A.). Deze hield een uitvoerige
beschouwing, waarin hij ook de be
noeming van de nieuwe directeur van
de Stoombootdienste:-- betrok en waar
over hij geide zeer verheugd te zijn.
De heer Van Oorschot wees er voorts
op. dat de nieuwe schepen, die een
lengte van honderd meter krijgen,
blijkens de stukken niet in de huidige
haven van Breskens kunnen. Wat is
er nu gedaan ten aanzien van even
tuele verandering van deze haven?
Of is er wellicht reeds een besluit ge
nomen inzake de aanleg van een nieu
we? En zo ja, waar zal die komen, ten
Oosten of ten Westen van de bestaan
de?
Op deze vragen wilde de heer Van
Oorschot gaarne een antwoord, want
hy had de indruk alsof men nog
maar aan de voorbereidingen voor de
ze voorzieningen begonnen is- Indien
er inderdaad een nieuwe westelijke
haven zou komen, bepleitte de heer
Van Oorschot met klem een scha
deloosstelling voor de middenstanders
van Breskens.
Ook de vraag, wéér de schepen ge
bouwd zullen worden, onderwierp
spreker aan een uitvoerige beschou
wing. „Blykens het antwoord van Ged.
Staten bij het afdelingsonderzoek is
het laatste woord in dit opzicht aan
minister Algera. Daaruit mag men
concluderen, dat noch de Provinciale,
noch Gedeputeerde Staten zegging
schap over deze kwestie hebben", al
dus de heer Van Oorschot. Hij meen
de, dat met klem tot de minister dient
te worden gezegd: de bouw dient op
een Zeeuwse werf te geschieden. Er
gaan geruchten, dat de minister ook in
de plannen voor de schepen verande
ringen kan aanbrengen. Dat zou be
tekenen, dat deze hele zaak voor ons
op losse schroeven komt, zo zeide
spreker.
Over de inmenging van de minister
in de Zondagsdienstregeling van de
veren op de Westerscheide was de heer
Van Oorschot niet te spreken. Hjj had
de indruk, dat de persoonlijke opvat
ting van de minister hier een rol had
gespeeld. „Dat is gevaarlyk", ver
klaarde hij, „want als we een minister
zouden krijgen van een andere politie
ke richting, dan komt er waarschijn
lijk weer een andere dienstregeling!"
De minister heeft ingegrepen in het
beleid van Ged. Staten hetgeen spre
ker in hoge mate betreurde.
Vervolgens bracht de heer Van Oor
schot de Zondagsdienst op de lijn Kat
se VeerZierikzee ter sprake, waar
bij hij herinnerde aan een motie-Sta-
verman, destijds door de Provinciale
Staten aangenomen, welke inhield dat
op Zondag de helft van het aantal
diensten op een werkdag zou worden
gevaren. „Zes gedeeld door twee is
drie" berekende spreker, „en niet
twee".
Mede gelet op het toenemende toe
ristenverkeer naar Seliouwen-Duive-
land vroeg de heer Van Oorschot ver
betering van deze Zondagsdienstrege
ling in overeenstemming met de mo
tie Staverman. Hy bepleitte in dit op
zicht een snelle ^handeling door Ged.
Staten.
De heer E. C. Vader (K.V.P.) meen
de, dat alles in het werk moest wor
den gesteld om de beide nieuwe sche
pen op een Zeeuwse weri te doen bou
wen. Er is hiermede een provinciaal
belang van de eerste orde gemoeid.
onder de hamer door: een gevolg van de zomerse
sfeer? Door de hoge ramen van de eerbiedwaardige
Statenzaal met de kleurige wapenschilden kwamen
de warme zomerstralen gul en breed naar binnen en
het was te begrijpen, dat de Commissaris der Konin
gin, jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, na het einde der
zitting opmerkte: „Voor zover de heren nog niet met
vacantie zijn geweest, hoop ik, dat zij even mooi weer
zullen hebben als hef vandaag bij het begin der zit
ting was..*
land heeft in de afgelopen jaren ve
le slagen te verduren gehad, het ver
trek van de „Zeeland", de ramp, b.v.
zodat nu alles moet worden gedaan
om de gevolgen van deze calamitei
ten goed te maken. Ik geloof daar
om, dat bouw op een Zeeuwse werf
een recht is geworden".
DE ZONDAGDEENST
De gang van zaken bij de Zon-
dafrsdienstregeliqg had evenmin de
instemming van deze spreker. Des
tijds is een motie-Van Oorschot aan
genomen. waarin tot uitdrukking
werd gebracht dat het vervoersaan
bod op Zondag moet worden opge
vangen. Het is gebleken, dat in de
achterliggende maanden de minis
ter vaak concessies heeft moeten
doen in dit opzicht aan zijn princi
pes. Waarom de consequenties daar
van niet neergelegd in een dienst
regeling? Als hij principieel bereid
is om op Zondag boten te laten va
ren, waarom dan niet zo vaak, dat
het vervoersaanbod kan worden op
gevangen
De heer J. Hommes vertolkte de
gevoelens van de A.R.-fractie en
ook hij was niet tevreden met het
antwoord van Ged. Staten over de
bouw van de schepen op een Zeeuw
se werf. „Dit antwoord is by'na zoet
sappig geformuleerd", meende hij.
„By vorige gelegenheden heb ik er
op aangedrongen tegenover de
Haagse heren geen zoetsappig
standpunt te nemen, maar te laten
horen hoe men er over dacht. In
de brief van Ged. Staten aan de mi
nister heb ik geen enkel pleidooi
kunnen vinden voor een Zeeuwse
werf", zo zeide deze spreker.
Hy citeerde een oud rjjmpje: „De
heren van Ter Goes zyn zó zacht
als appelenmoes" en zeide dit welis
waar niet graag te willen overne
men voor Ged. Staten, maar toch
vroeg hy zich af of hier soms een
nieuw versje moest worden ge
maakt, namelijk: „Zeelands leden
van Gedeputeerde Staten, zijn 's mi
nisters braafste onderzaten
Met klem vroeg hjj het college bij
de minister te willen aandringen op
de bouw van de schepen op een
Zeeuwse werf.
Ten aanzien van dc Zondagsdien
sten verklaarde hij dat zijn fractie
nog steeds op het standpunt staat,
dat er op Zondag zo beperkt moge
lijk moet worden gevaren.
Het Christelyk-Historisch stand
punt werd vertolkt door de heer G.
J. v. d. Waal. Deze spreker behandeL
de eveneens de Breskense haven
kwestie en vroeg zich af of bij een
eventuele aanleg van een Westha
ven het tracée van de verbindings-
L. P. VAN OORSCHOT
minister ging t.e ver
weg van de Rijksweg naar deze ha
ven niet zodanig kan worden gepro
jecteerd, dat de middenstand ter
plaatse er zo weinig mogelijk scha
de van heeft.
Ook zijn fractie was voorstander
van beperkte dienst op Zondag.
Mevrouw E. J. van de Broecke-de
Man (P.v.d.A.) wilde weten of het
besluit tot de bouw van grote bo
ten niet tevens inhield, dat de plaats
van de haven tegelyk werd bepaald.
De heer E. J. van Ruymbeke (K.
V.P.) bepleitte een tijdelijke voor
ziening voor een restauratie-lokaal
bij het veer-Kruiningen vooral met
het oog op de chauffeurs van het
beroepsgoederenvervoer.
De heer P. V. M. Vereauteren (K.
V.P.) vroeg zich af, of men er nu
wel komt met twee nieuwe boten.
„We moeten een tunnel hebben",
verklaarde deze spreker beslist en
hij vond, dat wat Ged. Staten hier
over in de afdelingen hadden ge
zegd „slappe taal". „Ik geloof, dat
er vele moeilykheden zullen rijzen,
maar het wordt nu reeds tijd om
die moeilykheden aan te pakken".
De heer P. Heering (WD) betoog
de, dat het motorschip „Koningin
Wilhelmïna", dat men te zijner tijd op
de lyn Katse Veer-Zierikzee wil in
leggen, voor dit doel eigenlijk niet
geschikt is. „Als deze boot het zware
vervoer van Kruiningen-Perkpolder
niet kan verwerken, dan geldt dat
toch evenzeer voor de dienst op Zie
rikzee", zo zeide de heer Heering.
„Bovendien is de snelheid van het
schip minder dan die van de „Konin
gin Emma", die thans dienst doet.
Zierikzee moet toch al offers bren
gen gezien de verplaatsing van de
aanlegplaats naar De Val, zodat men
zich afvraagt of deze offers nu niet
te zwaar worden".
Nieuwe directeur Stoombootdiensten treedt waarschijn
lijk half September in dienst
De Provinciale Staten dienden zich
Dinsdag te beraden over een voor
stel van Ged. Staten tot verkoop van
de fabrieksinstallatie van het Pro
vinciaal Gasbedryr t© Vlissingen. Zo
als bekend is deze installatie tenge
volge van de overschakeling op het
lange afstandsgas overcomlpeet ge
worden.
De heer J- L. Verhagen (WD) had
bij dit voorstel een mededeling ge
mist over de prys en de heer P.
Mellefste (AR) wilde weten hoe Ged.
Staten zich deze verkoop voorstelden.
En openbare verkoping bood zijns
inziens voordelen boven een onder
handse. Mr. A. J. van der Weel ver
klaarde namens Ged. Staten, dat de
prijs door het college zou worden be
paald en gaf toe, dat een openbare
verkoop door Ged. Staten ten aanzien
van soortgelijke verkopingen door ge
meentebesturen werd gewenst. Het
college is echter niet dogmatisch in
dit opzicht, temeer niet omdat tus
sentijdse onderhandelingen Ged. Sta
ten op de gedachte hebben gebracht,
dat hier onderhands meer kan wor
den verwacht. Ged. Staten werden
tenslotte gemachtigd de nodige etap
pen te ondernemen.
De heer E. C. Vader (KVP) wees
er op, dat een machinist eerste klasse
bij de provinciale stoombootdiensten
een bezoldiging geniet, die enige
honderden guldens lager ligt dan die
van een soortgelijke betrekking bij
het Loodswezen. Mr. van der weel
antwoordde, dat het salaris van een
machinist niet boven dat van een ka
pitein kon gaan. En tijdens overleg
met personeelszaken in Den Haag
was gebleken, dat het niveau van de
kapiteins op de uiterste grens ligt.
Er is aan deze zaak dus niets te
doen. Op een vraag over de sala
riëring der agenten bij de Stoomboot
diensten deelde mr. v. d. Weel mede,
dat gebleken was bij overleg met
Den Haag. dat deze wedden op be
hoorlijk peil liggen. Verbetering ligt
niet in het voornemen.
BENOEMINGEN
Benoemd werden tot leden van de
contact-commissie Provinciale
Stoombootdiensten: mevrouw E. J.
van den Broecke-de Man. J. M. A. C.
Namens het college van Ged. Sta
ten beantwoordde de heer A. L. S.
Lockefeer uitvoerig alle sprekers,
WEtarby hij in de aanvang de lieer
Hommes verzekerde „geen appelmoes
te hebben gegeten, maar stoer voed
sel om toch maar overtuigend en
krachtig van repliek te kunnen die
nen". Daama behandelde hij aller
eerst de kwestie van de haven van
Breskens. „Er is voor deze aangele
genheid enige tijd beschikbaar", zo
verklaarde de heer Lockefeer. „want
het eerste nieuwe schip, dat gereed
zal zijn, wordt niet ingelegd op Vlis-
singen-Breskens, maar op Kruinin-
gen-Perkpolder
Overigens had deze zaak sterk de
aandacht van het college: „W'y
hebben reeds verscheidene contac.
ten met de Rijkswaterstaat gehad,
alsmede met de bewoners, die in
een zitting van Ged. Staten op
waardige en zakelijke wijze hun
belangen hebben bepleit". De heer
Lockefeer meende, dat het prema
tuur was om nu reeds in te gaau
op de vraag, wat er eventueel
voor deze mensen moet worden
gedaan.
Over de plannen van Rijkswater
staat met de haven is nog niets be
kend. Bij een bezoek van het college
„CARTHAGO M O ET VALLEN!"
Zij moet het recht en de vrijheid hebben
zelf te beslissen
Tijdens de Statenzitting van Dinsdag heeft mevrouw E. J. v. d. Broecke-
de Man een vurig pleidooi gehouden voor de gehuwde ambtenares. Aan
leiding daartoe was een voorstel van Ged. Staten om het Arbeidsovereen
komstenreglement en het Ambtenarenreglement te wyzigen. Over dit voor
stel was in het afdelingsverslag opgemerkt, dat één lid er zijn teleurstel
ling over uitsprak, dat Ged. Staten van deze gelegenheid geen gebruik
maakten om ook een wijziging voor te stellen van die artikelen, die ontslag
voorschrijven van de gehuwde vrouw. En, zo meldde het verslag: „meerde
re leden sloten zich daarbij aan". Toch zagen Ged. Staten in deze opmer
kingen geen aanleiding om wijziging in het voorstel aan te brengen. „Me
neer de voorzitter, dat kan ik zo maar niet laten passeren", verklaarde
mevrouw van den Broecke nu Woensdagmorgen.
Oorspronkelijk waren deze artikelen
bedoeld ter bescherming van het ge
zin, aldus zette zij uiteen. „Mij is het
gezin ook heilig, maar de trjden zijn
veranderd. Ik ken gezinnen, waarin
het een zegen zou zijn geweest, als
de vrouw een betrekking in over
heidsdienst had kunnen bekleden".
Mevrouw v. d. Broecke betoogde, dat
men hier geen algemene regel kan
stellen: de vrouw zelf kan hier alleen
beslissen, maar zij moet het recht en
de vrijheid hebben dit te doen.
Spr. herinnerde aan de discussie in
de vorige zitting over liet onderwijs
probleem op Schouwen.Duiveland.
„Mij kwam een geval ter ore van een
gezin, waarvan de man niet valide
was en de vrouw een goede onder
wijskracht. Dit gezin zou zich in
Schouwen hebben gevestigd, als
voor do vrouw een vaste aanstelling
mogelijk was geweest".
Mevrouw v. d. Broecke zeide zich
geen illussies te maken iets te berei
ken, doch het is met deze zaak een
„frappez, frappez toujours". De ge
lijkstelling van man en vrouw vor
dert langzaam, maar zij vordert!, zo
verklaarde zij.
Het lid van Ged. Staten, mr. A. J.
van der Weel, beantwoordde de
wat hy noemde „cri de coeur"
van mevrouw van den Broecke.
„De strekking van ons voorstel
is om het Arbeidsovereenkom-
stenbesluit en het Ambtenaren
reglement in overeenstemming te
Mevrouw VAN DEN BROECKE
DE MAN
frappez, frappez toujours
brengen met de rijksregeling. Ik
moet mij daarom van commentaar
op de woorden van mevrouw Van
den Broecke onthouden en mag he
laas geen enkele toezegging doen".
Mr. van der Weel herinnerde ten
slotte aan de woorden van Cato, die
In de Romeinse Senaat steeds weer
opnieuw verklaarde van mening te
zijn, dat Carthago verwoest moest
worden. „Carthago is tenslotte ver
woest. Het is mogelyk, dat het Car
thago van mevrouw van den Broecke
op den duur ook verwoest wordt
aan het waterloopkundig laborato
rium in Delft deelde professor Thijsse
mede. dat hiervoor ook in het labora
torium proeven zullen worden geno
men. Tot mevrouw van den Broecke-
de Man zeide spreker, dat een be
slissing van de Staten over de bouw
van de twee schepen niet betekende,
dat de plaats van een nieuwe haven
zou vastgelegd zijn.
De kwestie van „bouw op een
Zeeuwse werf" behandelde de heer
Lockefeer in den brede, waarbij
hy met nadruk verzekerde, dat
het college ook hier geen „appel
moes-politiek" voert. Hij onder
schreef alle argumenten, welke de
Statenleden over dit onderwerp te
berde hadden gebracht en deelde
mede, dat de inschrijving niet
openbaar zal zijn en dat aan een
Zeeuwse werf prysopgave zal wor.
den gevraagd. De heer Lockefeer
was de eerste, die in dit verband
een naam noemde: „De Schelde in
Vlissingen zal de eerste kans ltry-
gen, nadat een ontwerp is ge
maakt". zo verklaarde hy.
Overigens geloofde spreker niet,
dat het college behoefte had aan een
motie, waarop de heer Verhagen te
voren reeds had gezinspeeld. Hij
vroeg de Staten vertrouwen te heb
ben, dat G.S. zullen blyven doen wat
nodig is.
Vervolgens kwamen de Zondags
diensten aan de orde. De heer Locke
feer bestreed de opvatting van de
heer Van Oorschot als zou de minis
ter ingegrepen hebben in het beleid
van Ged. Staten. Op grond van de
overeenkomst op de exploitatie van
de bootdiensten op de Westerscheide
heeft de minister namelijk recht de
dienstregeling te wijzigen. In de
practijk is het overigens zo, dat er
gevaren wordt, totdat het vervoers
aanbod is weggewerkt.
De Zondagsdienst op Katse Veer-
Zierikzee zal in het college nader be
keken worden, maar de lieer Locke
feer meende toch. dat de behoefte
aan een derde vaart tot dusver nog
niet zo sterk is gebleken. De bezwa
ren van de heer Heering over de „Ko
ningin Wilhelmïna" deelde spreker
niet. Deze boot functionneert nog be
hoorlijk, terwijl bovendien de vaar
route in de toekomst wordt verkort,
zodat het met een langere vaart wel
zal meevallen.
De heer Ruymbeke zegde hij toe te
bezien of met het oog op de komende
winter een tijdelijke voorziening voor
een restauratie-lokaal bij Kruiningen
nodig zal zijn.
En dan de tunnel„Wij zyn er
van overtuigd, dat een tunnel
beter zou zijn dan welke mooie sche
pen ook" verklaarde de heer Locke
feer, „en we zullen deze zaak zeker
in het oog houden. Maar zolang nog
zo weinig bekend is over de inpolde
ring van Saaftinge. die voor een
tunnel toch wel nodig is, is bet nog
niet de tijd concrete stappen te doen'5.
De heer Lockefeer wees er op, dat
voor een tunnel ook activiteit van de
streek noodzakelyk is.
De heer Van Oorschot bleek niet
tevreden gesteld met het antwoord
van de heer Lockefeer. Hij verklaarde
zelfs ongerust te zyn geworden: „Ten
aanzien van Breskens is er geen
tijd beschikbaar, zoals de heer Locke
feer zegt. Wij moeten zo spoedig mo
gelijk tot klaarheid komen, omdat
dit vraagstuk dringend opheldering
eist". Overigens was spreker ver
blijd met de mededeling over „De
Schelde" en hjj wenste het college de
van Dongen, G. J. de Waal, H. Flïk-
weert, A. A. van Eeten en P. Hee
ring, tot plaatsvervangers de heien
A. Vermeulen, E. J. van Ruymbeke,
A. Koster, A. I. Catsman, D. Kodde
en J. L. Verhagen.
By dit punt informeerde mevrouw
v. d. Broecke wanneer ile nieuwo
directeur van de Stoombootdien
sten «n functie zou treden. Zij
sprak de hoop uit. dat de contact
commissie daarna zo spoedig mo-
gciyk bijeen zou komen om alle
grote en kleine problemen rond de
Stoombootdiensten te bespreken.
De Commissaris der Koningin zei
de te verwachten, dat mr. J. L.
Nieuwenhuis waarsehynlyk half
September in dienst zal treden.
Tot vertegenwoordigers van de pro
vincie in de vergadering van aandeel
houders der P.Z.E.M. werden be
noemd de heren L. P. van Oorschot,
J. M. A. C. van Dongen, C. F. van
der Peril. P. Mellefste. C. Boender en
mr J. F. G. Schlingemann, tot hun
plaatsvervangers werden benoemd
ïhr. mr. T. A. W. J. Schorer E. C.
Vader, G. P. Leendertse, A. I. Cats
man, A. S. Wisse en J. L. Verhagen.
Voorts werd een bindend mandaat
verstrekt voor de benoeming voor de
Raad van Bestuur der N.V. P.Z.E.M.
By een voorstel tot verlening tot
het garanderen van rente en aflos
sing van een geldlening, aan te j;aan
door de Stichting Verpleeg- en Rust
huizen Walcheren tot ten hoogste
30.000, vroeg de heer L. P. van
Oorschot of het niet wenselijk was
te overwegen dat de provincie in
soortgelijke gevallen een zekere me
dezeggenschap krijgt in het bestuur.
De heer A. Schout verklaarde na
mens Ged. Staten, dat deze aangele
genheid zal worden onderzocht.
Bij de behandeling van de jaarstuk,
ken van de P.Z.E.MT vroeg de heer M.
den Boer (CH) aandacht voor de on
rendabele gebieden op Schouwen-Duï-
veland. Mr. van der Weel verklaarde,
dat dit punt de aandacht heeft, maar
dat dit niet wil zeggen, dat de rege
ling ten aanzien van de onrendibele
gebieden voor Schouwen-Duiveland
anders zou zijn dan in overig Zee
land. Spreker hoopte, dat verdere
stappen kunnen worden gedaan in
samenwerking met de Herverkaveling
die leiden tot verdere electrificatie
van het eiland.
A. L. S. LOCKEFEER
geen appelmoes-politiek
kracht toe om dit Zeeuwse belang bij
de «minister naar voren te brengen.
Het antwoord over de Zondagsdienst
had de heer Van Oorschot evenmin
bevrediging geschonken. Inderdaad
ligt er een overeenkomst met het
Rijk, maar de principes hiervan zijn
losgelaten, toen de veertarieven wer
den ingevoerd. Dus mogen ook de
voorwaarden losser worden toege
past. zo meende spreker.
Ir. G. P. M. Dlkötter (KVP) bleek
niet vergeten, dat de naam van de
Koninklijke Maatschappij „De Schel
de" te Vlissingen in dit debat was ge
vallen, want hij vestigde de nadruk er
op, dat er meer scheepswerven m
Zeeland waren. Hij wees er voorts op,
dat di^ook by reparatie-werkzaamhe
den voordelen met zich mee kan bren_
gen.
Nadat nog mr. J. F. G. Schlinge
mann (VVD) er op had gewezen,
dat bij havenaanleg te Breskens
niet alleen middenstandsbelangen,
maar ook agrarische belangen een
rol spelen, liet ook de heer H.
Flikweert (SGP) een duidelijk
principieel geluid horen. „Ik be
wonder het, dat de heer Van Oor
schot steeds zijn principe verde
digt", zo zeide dit Statenlid, „Wel
nu, ik bewonder het evenzeer, dat
minister Algera op de post, waar
op hn is gesteld, dit eveneens doet.
Met hem weten wij dat boven al
les gaat: Gedenk de Sabbatdag,
dat gy dien heiligt!"
In tweede instantie wees de 'heer
Lockefeer er nogmaals op, dat er
„niet alleen een Zeeuwse 'zetel 3s,
maar ook een in Den Haag. En daar
mede hebben wjj rekening te hou
den!" Hij verklaarde, dat de minister
zyn beslissingen over de bootdiensten
neemt in nauw overleg met Ged. Sta
ten.
Tr Nadat in derde instantie de heer
Van Oorschot nogmaals op een toe
zegging had aangedrongen, dat de
derde Zondagsvaart op Katse Veer-
Zierikzee nog deze zomer zal worden
bezien in het licht van het toene
mend vreemdelingenverkeer, welke
toezegging de heer Lockefeer deed,
werd tenslotte z.h.s. besloten om Ged.
Staten te machtigen twee schepen te
doen bouwen voor de veren op de
Westerscheide en om de inrichting
van De Val als veerhaven voor Zie
rikzee verdeT voor te bereiden.