CONSTANTIN GUYS-TENTOONSTELLING VLISSINGEN
Groot Frans kunstenaar werd in
de Scheldestad geboren
Baudelaire: „schoon en meer
dan schoon"
Uitgelezen collectie in Stedelijk Museum
Z IH Ni 1 V' "V
'Jk
IStËti.
fijt* tjJ-
Wonderlijk en begiftigd
met geestdriftig leven
DONDERDAG 8 JULI 1954
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
1
Zoals wij reeds meldden zal op 9 Juli a.s. de Franse
ambassadeur in Nederland, de heer J. P. Garnier, te
Vlissingen de tentoonstelling openen van werken van
Constantin Guys. In het Stedelijk Museum is thans een
prachtige collectie opgehangen van tekeningen en
aquarellen, een verzameling, zoals die tot dusver nog
nooit bijeen werd gebracht en die uniek mag worden
genoemd. Dat juist in Vlissingen deze expositie wordt
gehouden, heeft een min of meer toevallige aanlei-
Opening door Franse ambassadeur
Er is in die honderd vijftig jaar, oo k in Vlissingen veel veranderd.
Deze stad was in 1802 het dieptepunt in zjjn historie reeds zeer nabij. In
1795,na de val der Republiek, had de stad een Frans garnizoen gekregen,
terwijl tevens bepaald was, dat de ha vens en scheepswerven gezamenlijk
door Nederlanders en Fransen zouden worden gebruikt. In de praktyk ech
ter, kwam deze afspraak al spoedig hierop neer, dat de Franse comman
dant lieer en meester in de stad was, zich niets van de protesten van de
lands- en stadsregering aantrok en Vlissingen als een Franse haven be
schouwde. De handel, die sedert het midden van de 18e eeuw toch al steeds
minder was gaan betekenen, stond nagenoeg stil. De voornaamste bron
van inkomsten vormde nog de smokkelhandel op Engeland, die de Fransen
oogluikend toelieten, maar niet zonder er zich flink voor te laten betalen.
Men ging gebukt onder inkwartiering, vorderingen, diefstal en arrestaties.
Geen wonder dus, dat vooral de gegoeden liever vertrokken uit een stad,
die steeds meer in verval kwam en waar het dageljjks leven weinig op
wekkends meer te bieden had. In deze stad nu werd de vader van Con
stantin, Francois Lazare Guys, stammend uit een aanzienlijke ambtena-
renfamilie uit Zuid Frankrijk, geplaatst als Commissaris van de Franse
Marine. Hjj was belast met de verzorging en de ravitaillering van de te
Vlissingen liggende Franse vloot.
Het Franse Gouvernement had als
woonhuis voor zijn marinecommissa
rissen het zogeheten Admiraalshuis
aangekocht, gelegen aan de Noord
zijde van het Dok, op de hoek van
de Nieuwe Kolvemerstraat, een rui
me en grote patriciërswoning, die in
het begin van deze eeuw ten Dehoeve
van de uitbreiding der Koninklijke
Maatschappij „De Schelde" is afge
broken. In dit huis is Guys geboren.
Op 26 Januari 1803 werd hij gedoopt,
waarbij zijn oom, die Frans consul te
Rotterdam was, peet stond.
Men mag aannemen, dat de oude
heer reeds vrij spoedig na de geboor
te van Constantin overgeplaatst en
verhuisd is. Het zwervend bestaan,
dat Guys zo lang geleid heeft, begon
ongetwijfeld reeds vroeg.
Van ae jeugd van Guys is tot nu
toe nagenoeg niet bekend. Zeker is
alleen, dat hy in 1823 naar Grieken
land toog om er met Lord Byron deel
te nemén aan de Griekse vrijheids
strijd. Tot 1830 bleef hij in dienst,
in dat jaar nam hij als onderofficier
zijn ontslag. Hij ondernam reizen naar
Spanje, Italië en in Oost-Europa.
Vaak echter verbleef hij te Parijs en
ook in Londen. Tot 1840 had Guys
steeds nog geen tekening gemaakt!
Maar omstreeks dit jaar begon hij
te tékenen. Tussen 1842 en 1848 gaf
hij lessen in Londen aan de kinderen
van Thomas Calvert Girtin, een zoon
van de bekende Engelse aquarellist.
Toen hij enige bekendheid kreeg,
werd Guys als correspondent
verbonden aan de Illustrated Lon
den News, het belangrijkste geïl
lustreerde tijdschrift uit die da-
?en. Zo „versloeg" hij de revolu-
ie van 1848 voor dit blad. Hij
maakte schetsen van de gebeurte
nissen in Parijs, die, nadat zij door
de graveurs grondig bedorven wa
ren. gereproduceerd werden. In
Londen zelf maakte hij tekenin-
{fen van de nieuwe opera's en bal-
etten, die er werden opgevoerd.
Maar als correspondent ping hij
ook weer op reis, tekende in Span
je, Italië, Turkije, Egypte en Duits
land en vooral ook in Parijs, waar
een nieuwe, kleurrijker tijdperk
begonnen scheen te zijn: het tijd
perk van het Tweede Keizerrijk.
En tegelijk hiermede is het, of
ook een nieuw tijdperk in het le
ven van Guys zelf begint. Hij ging
een nieuwe wereld schilderen: de
parades op de Boulevards, de re
gimenten in lum kleurige unifor
men, de generaals en de Keizer.
Daarnaast boeide hem het leven
in Parijs, 's-avonds en 's-nachts,
de dandy's en de équipages, een
onderwerp, dat hem later nog he
viger zou interesseren.
In 1853 brak de Krim-oorlog uit en
onmiddellijk besefte de redactie van
de Illustrated Londen News dat, als
er één man zon zjjn, die aangewezen
was. het blad illustratie materiaal te
verschaffen, het Guys zou wezen.
Koelbloedig en schijnbaar onbewo
gen legde Guys deze aangrijpende to
nelen vast. 's-Avonds werden z'jn
schetsen per koerier naar Londen
verzonden, waarna zij in de Illustra
ted Londen News werden gereprodu
ceerd. Dan konden de lezers met ei
gen ogen de Franse en Engelse solda
ten in hun kampementen zien, de
troepen-ontschepingen, de benauwde
sfeer der veldhospitalen, waar hon
derden per dag stierven, tot eerst
Florence Nightingale hierin verbete
ring zou brengen.
De tekeningen en aquarellen, die
Guys gedurende deze periode heeft
gemaakt, behoren zeker tot de boei
endste en beste van zijn werk. Zij zijn
inderdaad „taken on the spot" (ter
plaatse vervaardigd), zoals hij zelf
zei en bezitten daardoor een grote
directheid.
Tussen 1855 en 1860 vestigde Guys
zich voorgoed te Parys, al bezocht hij
zo nu en dan Engeland nog wel eens.
Maar toen in 1860 zijn relaties met
de Illustrated Londen News ophiel
den, kwam ook hieraan een einde en
begon, financieel althans, de moei
lijkste periode van zyn leven. Want
al waren zyn tekeningen gezocht,
zozeer zelfs, dat men ze tijdens zijn
leven reeds vervalste, hij kon van de
opbrengst niet leven.
„EEN MANNETJE...
De gebroeders Goncourt, met wie
hy bevriend was, geven in hun jour
naal in 1858 een beschrijving van
Guys: „Een mannetje met een ener
giek gezicht, gryze snor en het
uiterlijk van een brombeer. Hy loopt
moeilyh en zonder ophouden schuift
hjj met een vinnige beweging van
zijn vlakke hand zyn mouwen over
zijn benige armen omhoog. Hy spreekt
veel, vol tussenzinnen, springt van
de ene gedachte op de andere over
en raakt dan de draad kwjjt, maar
dan hersteld hy zich weer en eist
met een straatjongensuitdrukking,
een woord uit de taal der Duitse
denkers of een geleerde uitdrukking
uit de techniek van de kunst of de
nijverheid de aandacht weer op. En
altijd, door de kracht van zyn woor
den, is het of hy schildert en alles
zichtbaar voor ogen stelt."
Aan dit leven kwam in 1870 plot
seling een einde. De Frans-Duitse
oorlog deed het Tweede Keizerrijk
ineenstorten. Het verslagen Frank
rijk, was na 8 maanden van strijd
volledig veranderd. De maatschappij
die Guys boeide en waarvan hij een
onvergetelijke weergave had weten
te geven, was verdwenen. De Tui-
lerieën en St. Cloud waren nog
slechts rokende puinhopen. Guys, die
geen ander tehuis gekend had, dan
ie straten van Parijs, had daaraan
genoeg gehad, aan de luxe en het
ëlle bonte leven. Nu was dit alles
verdwenen en de ondergang van het
Keizerrijk betekende ook net einde
van dat onbezorgde, lichtzinnige le
ding: Constantin Guys werd op 3 December 1802 hier
geboren, waar zijn vader Francois Lazare Guys, hoofd
commissaris van de Franse Marine was. In de stad van
zijn geboorte zal dus ruim honderdvijftig jaar nadat
hij het levenslicht aanschouwde een uitgelezen col
lectie van Guyt' werken te zien zijn, werken van „Ie
peintre de la vie moderne", de schilder van het mo
derne leven, zoals Baudelaire hem kenschetste.
ven, dat hem tot troost was geweest
in zijn armoede.
Zijn vrienden werden schaarser
naarmate hy ouder werd. Hij ging
nog het liefst om met de fotograaf
Nadar, die de oude man steeds
een bijzonder warm hart had toe
gedragen. Hij had Parijs reeds
sedert lang niet verlaten. Er toch:
hij had een wens, die hij reeds
lang koesterde, maar waarvan de
vervulling naarmate de dood na
derde, verder terug week.
In zyn laatste jaren "werd hy be
zeten door een verlangen naar zijn
geboortestad Vlissingen. Het was
hem, of de stad hem riep, hem, die
zooveel gereisd had en er nooit toe
was gekomen, zyn geboortestad op te
zoeken. Enkele vrienden wisten van
dit verlangen en zy brachten het
geld voor de reis bijeen. Maar een
week nadat hy het spoorkaartje ge
kregen had, toen hy op een avond de
woning van Nader, waar hy gegeten
had, verliet, werd hij, temid
den van de carnaval vierende menig
te, overreden door een van die rij
tuigen, die hij zo vaak getekend had
en die onder zjjn pen nooit de grond
schenen te raken, zo zwevend wist
hij ze weer te geven. Met een dubbe
le beenbreuk werd hy naar het Hos
pice Dubois gebracht. Daar bracht
hy nog zeven eenzame jaren door;
nu en dan ontving hy bezoek van een
enkele vriend. Daar stierf Constantin
Guys op 13 Maart 1892, eenzaam en
byna vergeten.
De danseres (pen en waterverf), een
van de werken, die op de Guys-
expositie te Vlissingen zijn te zien,
De doopinschrijving van Constantin
Guys te Vlissingen, 26 Januari 1803.
&T~n ?.cf„ J£u> <rfp -V, "trw//" - f' v "J.
faJhii C„ ch$fr~{)J&ï:.
Het geboortehuis van Constantin
Guys. Het gebouw werd destijds af
gebroken in verband met uitbreiding
van de Koninklijke Maatschappij ,J)e
Schelde".
i i1
Guys is oud. Men zegt, dat Jean-Jacques begon te schrijven toen hij 42
jaar was. Het was misschien ongeveer op deze leeftyd, dat Guys, bezeten
door al de beelden, die zyn hoofd vervulden, de stoutmoedigheid had inkt
en kleuren op een wit blad te werpen. Om de waarheid te zeggen: hy teken
de als een barbaar, als een kind, zich opwindend over de onhandigheid van
zyn vingers, de ongehoorzaamheid van zyn gereedschap. Ik heb een groot
aantal van die eerste knoeisels gezien en ik geef toe dat het merendeel
van hen, die er verstand van hebben of beweren er verstand van te hebben,
zonder dat het hen te schande had gestrekt, het verborgen genie dat in
die duistere schetsen woonde, niet had kunnen ontwaren. Nu is Guys, die
geheel alleen alle kleine kneepjes van het vak heeft gevonden en die, zon
der raadgevingen, zichzelf heeft opgeleid, op zijn eigen manier een krachtig
meester geworden en heeft hy van zyn oorspronkelijke ongekunsteldheid
slechts dat behouden wat nodig is om aan zyn rjjke bekwaamheden een
onverwachte prikkeling toe te voegen.
Als Guys wakker wordt, de ogen.
opent en de stralende zon een aanvT
ziet doen op de vensterruiten,zegt h
tot zichzelf met verwijtende spijt
„Wat een dwingend bevel! Wat een
fanfare van licht! Sedert verschei
mooie kinderen, gelukkig te leve
en goed gekleed te zijn; in één woor
van het hele leven.
Als de mode, de snit van een kle
.dingstuk enigszins veranderd is, als
|de strikken van linten of de lussen
3eDe f'onttroond zyn door de rozetten, als
or fverloren i is ge„aan terwyl hoedenlinten langer zijn geworde
sliep. Hoeveel^ als het opgestoken haar iets la
ger in de hals wordt gedragen, als
de taille hoger is geplaatst en de
ik kunnen zien en heb ik niet ge
zien!" En hy vertrekt! En hij zie
toe hoe het leven verheven en schit
terend voorby stroomt.
Hjj bewondert de eeuwige schoon
heid en het wonderlijke evenwicht,
dat in de verwarring van de mense
lijke vrijheid zo gelukkig gehand
haafd blijft. Hij beschouwt de land
schappen van de grote stad, land
schappen van steen, gestreeld doo
de nevel of waarop het zonlicht neer
slaat. IUJ geniet van de mooie rij
tuigen, de trotse paarden, de stra
lende helderheid der rjjknechtjes,
van de behendigheid der knechten
de golvende gang van vrouwen, d
rok wijder gemaakt, gelooft maar,
dat zijn arendsoog het reeds op een
geweldige afstand heeft geraden.
Een regiment, dat misschien op weg
gaat naar het andere eind van de
wereld, komt voorby, terwijl het zijn
•neeslepende fanfares, licht als de
hoop, de lucht op de boulevards in-
slingert, en reeds heeft het oog va
Guys de wapens, de houding en het
uiterlijk van de troep gezien, geïn
specteerd en ontleed. Tuigen, gefon-
kel, muziek, vastberaden blikken,
zware en ernstige snorren, dat alles
neemt hij door elkaar in zich op; en
De grote Franse schrijver ei
essayist Baudelaire (1821-
1863) schreef in de „Figaro
n het jaar 1863 drie boeiend
artikelen over Constantin
Juys. In beeldend proza ga:
Baudelaire een treffend karak
teristiek van het werk van de
ïe in Vlissingen geboren kuns
ten aar. Enkele gedeelten uil
leze drie artikelen hebben wrj
liernevens afgedrukt.
binnen enkele minuten zal het
dicht, dat er uit voortkomt, in we
zen vervaardigd zijn. Zijn ziel leef
met de ziel van het regiment, da
marcheert als één enkel dier, trot3
beeld van de vreugde in het gehoor
zamen!
Maar de avond is gekomen. He
wonderlyke en weifelende ogenblik,
waarop de gordijnen des hemels ge
sloten worden en dc lichten in de
steden gaan branden. Het gaslieht
vlekt op tegen de ondergaande zon.
Fatsoenlijk of onfatsoenlijk, redelijk
of dwaas, de mensen zeggen tot elk
ander: „Eindelijk is de dag voorbij!"
Verstandigen zo goed als deugnie
ten zijn er op bedacht zich te gaan
vermaken en ieder snelt naar de
plaats waar hij het liefst de beker
der vergetelheid drinkt.
Guys zal tot het laatst toe overal
blyven waar het licht kan schitte
ren, de poëzie weerklinken, het le
ven wemelen, de muziek trillen;
overal waar hartstocht voor zijn
oog kan poseren, overal waar de on
gedwongen èn de conventionele
mens zich in een wonderlyke schoon
heid blootgeeft, overal waar de zon
de vluchtige vreugden van het „be
dorven dier" verlicht!
Én op een uur, waarop andereu
slapen, buigt hij zich over dc tafel,
terwyi hij op een blad papier dezelf
de blik werpt, die hij zoëven op de
dingen vestigde; hij weert zich ate,
Metamorfose
HET STEDELIJK MUSEUM van
Vlissingen is zoals een mu
seum betaamt een ernstig
gebouw, waarin vele voorwerpen uit
de historie gewoonlijk keurig en or
delijk zijn gerangschikt Ge kunt er
enige uren doorbrengen tussen aller
lei curteuze zaken, zoals het touw-
slagerswiel van Michiel de Ruyter,
de grote admiraal, tussen oude pren
ten, die verhalen hoe het vroeger in
de Scheldestad was, tussen schilde
rijen txxn plechtige regenten, en vele
andere dingen. Maar wie thans het
gebouw aan het Bellamypark be
treedt heeft totaal andere ervarin
gen dan vroeger: ge wandelt on
voorbereid nog op een volledige me
tamorfose -- de stille gang in, waar
enkele kleine werkjes van Constan
tin Guys zijn opgehangen. Zij prelu
deren enigszins op een veranderde
sfeer m het Stedelijk Museum, doch
niet nadrukkelijk, zodat ge argeloos
doorlooptEn dan slaat ge links
af. de zaal waar ge in het rustige
daglicht de vele oude en vertrouwde
voorwerpen wist Maar plotseling
staat ge in een veranderde wereld,
temidden van strakke wanden vol
beweeglijke beelden uit een vreemde
tijd. Tekeningen en aquarellen van
Guys, de toevallige Vlissinger uit
Frankrijk, zijn hier in grote verschei
denheid opgehangen en hebben de in
getogenheid van het Stedelijk Mu
seum met één rake streek wegge
vaagd. Daar ziet ge het bewogen le
ven uit die dagen, paarden en rui
ters, koetsen en de groten der aarde,
de operaloge in Londendanseressen,
danays haastig aan het papier toe
vertrouwd door Guys, hier en daar
iets vertekend waardoor de totaal
indruk verhevigd wordt Met op zich
zelf matte tinten zijn wonderen ver
richt. zijn contrasten opgewekt, die
men voor onmogelijk zou houden En
dat alles is samengevoegd en geor
dend onder een uitmuntende belich
ting, ingericht met bekwame hand.
Werkelijk, het Museum heeft een me
tamorfose ondergaan.
Ge gaat verder Want Guys eist de
volledige aandacht op, niet al
leen velangstelling voor beelden
uit Parijs en Londen, voor 't mondai
ne leven van 't Tweede Keizerrijk. In
andere vertrekken van het Museum
al even bekwaam en vakkundig
toegerust hangt de loodzware
sfeer van de Krimoorlog, de bloedig
ste krijg van de vorige eeuw. Hij werd
gestreden van 1853 tot 1855, precies
honderd jaar geleden. Guys beeldde
zichzelf uit in gesprek met twee
Franse verpleegsters temidden van
de gewonden van het Lazaret te Pe
ru. Hij toont het kampleven, de be
reden patrouilles in de dalen van Se-
bastopol. Hij legt in het nachtelijke
blauwe en geheimzinnige Warna de
haastige vlucht vast van Turken, die
aan een brand trachten te ontkomen.
Dan zijn er reisindrukken uit Spanje
en Italië, kortom alles bijeen een
merkwaardig en sprekend oeuvre van
een man die zijn eigen tijd zo inten
sief beleefde, flat hij het vastlegde in
werken die ver boven deze tijd uit
gaan
Op de bovenverdieping van het
Museum vindt ge twee delen van de
illustrated London News", de krant
waarvoor Guys tekende En ge ziet
hoe de graveurs uit die dagen zijn
bloedwarme werk vermoordden en
verknoeiden tot brave prentjes, van
precies twaalf m een dozijn. Daar
ligt ook een foto van Guyseen grij
ze man met een peinzend droef ge
zicht. En daar is tenslotte ook zyn
laatste briefje, beverig en hanepoterxg
geschreven, een trieste schaduic van
een eens vlotlopend handschrift.
Hotiaerd-zes-en-twmtig werken
van deze Franse Vlissinger zyn
in het Stedelyk Museum te zien
en zij hebben een andere geest, een
andere wereld in dit gebouw ge
bracht. Maar het ts een boeiende we
reld, die uit deze tekeningen en aqua
rellen spreekt. En daarom mag men
verheugd z\jn over deze metamorfose
aan het Bellamypark. Het is te ho
pen, dat velen deze verheugenis zul
len delen
potlood, pen en penseel, doet het
water tegen het plafond spatten,
veegt z(jn pen aan zyn overhemd af,
gehaast, driftig, actief, alsol hy
vreest j}wt de beelden hem zullen
ontsnappen; hoewel hy alleen is,
maakt hy ruzie en hij stoot zichzelf
aan. En op het papier bloeien de
dingen weer op, natuurlijk en meer
dan natuurlijk, schoon en meer dan
schoon, wonderlijk en begiftigd met
geestdriltig leven, ais de ziel van
hun schepper
OORLOGSREPOBTAGES
Over de oorlogsreportages van
Guys schrytt Baudelaire: Ik kan
verzekeren, dat geen enkele krant,
geen enkel geschreven verslag en
geen boek zo goed in al zijn smar
telijke kleinigheden en in al zyn on
heilspellende grootsheid, da-t grote
épos van de Krimoorlog doet zien
Nu eens dwaalt men aan de oevers
van de Donau, dan aan het strand
van de Bosporus, te Kaap Kerson
in de vlakte van Balaklava, de vel
den van Inkermann, in de Engelse
Franse, Turkse en Piémontese kam
pen, de straten van Konstantinopel,
in de hospitalen en bij al de gods
dienstige en militaire plechtigheden.
Nu eens verschijnen de veldhospi
talen waar de atmosfeer zelf ziek
droevig en zwaar schijnt te zijn
elk bed bevat er zyn eigen verdriet;
dan weer het hospitaal te Péra
waar ik een slordig gekleed bezoe
ker, aangeduid door dit wonderlijke
opschrift: My humble self, in ge
sprek zie met twee liefdezusters,
lang, bleek en recht als figuren van
Lesueur. Daar gaan langs de hobbe
lige en bochtige voetpaden, die nog
bedekt zijn met wrakstukken van
een gevecht dat reeds tot het ver
leden behoort, langzaam de dieren
voort, muildieren, ezels of paarden
die or hun flank-n, in twee grove
zetels, bleke en roerloze gewonden
dragen.