Juwelen van antieke vertelkunst
verzameld door M.A.Schwartz
JeanViiar met „Le Cid van
Corneille in Holland-festival
Interview met de Deense
schrijfster Estrid Ott
Per week wordt 47 kilometer
filmjournaal geleverd
ir»
ZATERDAG 3 JULI 1954
PROVINCIALE Z BE U W 8 t
■J O C A .V 7
Voortreffelijk vertaalwerk
„Barnsteen", een uitstekende bundel
DE TIJD DAT men vloeiend Grieks en Latjjn diende te kennen om voor
een behoorlyk ontwikkeld mens door te gaan, is voorbij. Gymnasiasten kjj-
ken altyd nog wel een tikje uit de hoogte neer op H.B.S.'ers, maar als men
hen tien jaar na hun eind-examen aan de tand voelt, kennen ze van hun
klassieke talen veelal niet veel meer dan enkele fragmenten uit Homeros en
wat Latijnse vervoegingen uit het hoofd. Wie leest er de klassieken, Latijn
of Grieks, voor zijn genoegen? U hoort de tegenwerping al: die „dooie"
talen, wat hebben we daar nog mee te maken? En „klassiek", het woord
alleen al doet eerder duf dan prettig aan.
Homeros Voor velen niet meer dan 'n herinnering aan vreselijk getob bo
ven moeilijke teksten (met stiekum ergens een moderne vertaling als hulp
bij de ontcijfering). Voor vele anderen enkel de herinnering aan een verve
lende gipsen kop met theatraal blinde ogen en stof in lokken en krulbaard.
Commentaar: de grootste dichter? We geloven het graag, als we hem
maar niet hoeven te lezen.
Van het Latijn blijft er meestal iets méér hangen, en gelukkig vergt nie
mand dat men de hele Aeneïs doorworstelt.
We vallen werkelijk de gymnasiasten
niet aan. Met de „moderne" talen
gaat het helaas al net eender. Hoe
groot is het percentage mensen dat
de middelbare school heeft afgelopen
en dat, na laten we zeggen dezelfde
tien jaar, zonder moeite een Frans
boek leest Wie heeft zich zo ver ont
wikkeld dat hij vloeiend Frans
spreekt ja, zelfs wie spreekt er een
werkelijk onberispelijk Engels, de taal
die het meeste en vogue is op het
ogenblik? En, met de hand op het
hart: wie ként er werkelijk Shake
speare en Racine? Grote dichters?
Zie de opmerking bij Homeros: ac-
coord, maar mogen nun werken a.u.
b. in de kast blijven staan? Wat zijn
we dan in het Nederlands goed af:
Vondel hoef je tenslotte niet helemaal
au serieux te nemen. Als je hem on
gelezen laat en daar bovendien op
stoeft, is dat tegenwoordig bon ton.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
De lezer heeft, hopen we, wel be
grepen dat deze aanhef voortspruit
uit verzet tegen de ontstellende ver
vlakking waardoor onze cultuur zich
tegenwoordig kenmerkt, een vervlak
king en oppervlakkigheid die men
kan constateren en betreuren, maar
waartegen het zit nu eenmaal in
„de tijd/*, het Is verweven met het he
le paroon van ons 20ste eeuwse be
staan niet veel te doen is.
Het merkwaardige én verheugende
feit doet zich echter voor, dat er niet
temin internationaal in brede krin
gen, vooral van mensen die, meestal
tot hun spijt, niet klassiek onderlegd
zijn, een toenemende belangstelling
bestaat voor de antieke Griekse- en
Romeinse beschavingen in al hun
uitingen; beschavingen Waaruit de
onze immers mede is voortgekomen.
Populaire boekjes en goede, goedkope
vertalingen verschenen er, vooral in
het angelsaksische taalgebied, de
laatste jaren bij de vleet; we herin
neren bv. aan de waarlijk uitstekende
„Penguin-classics" e.d.
In ons eigen land verschijnt ©r ook
wel een en aiuler op dit geuied (o.a.
in de „Klassieke Gaiery" van de We-
reldbiDliotheek). maar werkelijk su
perbe, voluit „modern" werk, trett
men ohder de vertalingen niet zo heel
vaak aan. En daarop komt 't aan:
een vertaling dient een vertolking te
zyn die het origineel opzjj streeft. Dat
kan, maar het eist van de vertaler
meer dan dat hij de vreemde taal tot
in de iynste nuances aanvoeit en wer
kelijk verstaat: het eist ook dat hy
capabel is, die fijnste nuances in he
dendaags Nederlands even subtiel
weer te- geven. Dat eist veel meer dan
een letterlijke vertaling, het eist in
derdaad een vertolking, een herschep
ping.
Nu is er onlangs in ons land een
boek verschenen dat een zestiental
Griekse en Romeinse schrijvers inder
daad op deze wijze springlevend als
vertellers voor ons zet en doet leven.
Dat verhalenboek heet „Barnsteen"
en het werd samengesteld en vertaald
door dr M. A. Schwartz.
„Vertaald" dan in de bovenbedoel
de zin van „vertolkt": de vertalingen
zijn uiterst nauwkeurig, gesteld in
eên onberispelijk, soepel, modern Ne
derlands, terwijl ze tevens aan de di
verse antieke auteurs representatief
recht doen wedervaren. Ook de keuze
is namelijk zo voortreffelijk dat men
werkelijk niet weet, langs welke kant
de samensteller de meeste lóf toe te
zwaaien; dr Schwartz toont zich hier
wel een zeer bijzonder ambassadeur
van de klassieke oudheid.
Hij koos alleen verhalen die zonder
verminkt te worden uit grotere ge
helen konden worden gelicht en die
ons door hun direct aansprekende
problemen ons op slag doen overstap-
Expositie van instrumenten
te Kerkrade
Tijdens het Internationale Muziek
concours dat in de maand Augustus
te Kerkrade wordt gehouden, zal een
tentoonstelling van houten- <en kope
ren blaasinstrumenten te bezichtigen
zijn.
Deze expositie, die de ontwikkelings
gang van het blaasinstrument zal
aantonen, wordt verzorgd door de he
ren H. Verburg. conservator van de
Haagse dienst voor Schone Kunsten
en A. W. Ligtvoet, wetenschappelijk
assistent eveneens van genoemde
dienst.
Het grootste deel van de 91 te ex
poseren blaasinstrumenten is afkom
stig uit de instrumentencollectie van
het Haagse Gemeentemuseum.
De tentoonstelling duurt van 7 t.m.
24 Augustus.
Subsidie voor het Ballet der
Lage Landen
Het gemeentebestuur van 's-Gra-
venhage heeft besloten in het komen
de seizoen het ballet der lage landen
te subsidiëren voor elke balletvoor
stelling, die het in Den Haag zal ge
ven.
pen in de antieke wereld, waar de
mensen met dezelfde hartstochten en
voor een groot deel dus ook met de
zelfde problemen te worstelen hadden
als wij.
Dr. Schwartz vertelt er juist zoveel
bij als voor een goed begrip van de
tekst noodzakelyk te. Zelfs iemand
zonder klassieke scholing of kennis
moet zich dadelijk thuis voelen in dit
sympathieke, tot steeds verder lezen
nopende boek, waarin men verkeert
met de nobelste, voornaamste geesten
van de oudheid, en we zyn er zeker
van dat ieder die dit boek opneemt,
zich enthousiast zal laten meevoeren
door deze „moderne" en toch zo
authentieke-klassieke schrijvers dénk
zij dr Schwartz" zetje in de goede
richting.
De hele Homeros och, dat is nog
al een kluif en menigeen herinnert
zich plotseling dat hij ook nog wat
anders te doen heeft als er een com
plete Illias voor hem op tafel ligt.
D.w.z. de Ilias blijft in de kast of op
de bibliotheek staan. Maar dr
Schwartz presenteert enkele prachti
ge fragmenten, levendig en toch
waardig, adequaat vertaald, niet in
een dreun of een onze taal vreemde
versmaat, maar in de ons goed lig
gende vijfvoetige jambe.
De lectuur van zo'n paar fragmen
ten eist niet veel tijd. maar hier
is de essentie van Homeros in
kern aanwezig en het lijkt dan ook
geenszins uitgesloten dat menig
een na deze kennismaking in Ho
meros' ban zal komen, en zijn
complete werken (weer) eens zal
opslaan. En datzelfde geldt eigen
lijk voor alle vertegenwoordigde
auteurs.
Hoe duideljjk spreekt bv. uit de geko
zen verhalen het enorme verschil tus
sen de geschiedschrijvers Herodotus
en Thucydides tijdgenoten maar door
styl en beliandeling van hun stof zéér
verscheiden; hoe boeiend zijn de ver
halen van Livius en de door zyn be
knoptheid haast onvertaalbare Taci
tus weergegeven; hoe een weldaad is
het, overbekende verhalen als van
Philemon en Baucis of Pygmalion
(uit Ovidius' Metamorfosen) weer
eens in hun oorspronkelijk verband,
ontdaan van alle vervelende sentimen
tele toevoegsels, te herlezen. Dan is
er ook het prachtige verhaal „Amor
en Psyche" uit Apuleius onvolpre
zen roman „De Gouden Ezel", er zyn
brieven van Plinius, fabels van Aelia-
nus en vele andere zaken in dit ruim
250 blz. tellende werk.
Barnsteen, (volgens een aloude le
gende de gestolde tranen, geschreid
door de in bomen veranderde doch
ters van Helios, de zon), dat al m de
oudste tijden tot sieraden verwerkt
werd, verliest nooit zijn glans en zijn
magnetische kracht. Dr Schwartz
voegt hier aan toe; „Evenmin als de
oude kunstwerken, uit de bewogen
heid van het menselijk hart gegroeid.
Zij glanzen eeuwig en trekken de
mens in hun krachtveld".
En dank zij het voortreffelijke ver
taalwerk hebben deze verhalen haast
niets aan glans ingeboet. Enkele pla
ten en kaarten verluchten het prach
tige werk dat we met de meeste klem
aanraden aan élle lezers voor wie de
klassieken in 't oospronkelijk niet
(of niet meer) toegankelijk zijn.
M. A. Schwartz: „Barnsteen".
Elsevier, Amsterdam.
„Mijn eerste boek schreef ik toen
ik zestien was"
(Van een speciale verslaggever)
Als Nederlanders door Kopenhagen wandelen, zeggen ze dikwijls: „de
mensen zien er hier echt Hollands uit". En de Deense schrijfster van kin
derboeken, mevrouw Estrid Ott, die voor de eerst© keer ons land bezoekt,
zegt op haar beurt: „de mensen hier zien er uit als Denen, je ziet eigenlyk
geen verschil".
de tel is kwijt geraakt.
Toen ze haar zwerftochten om on
derwerpen voor haar boeken begon
in 1933 een jaar op Groenland!
werd ze door haar man en drie doch
ters vergezeld, en ook latere reizen
in Noordelijk Canada en Aljaska wa
ren zij van de partij. Maar nu trekt
zij er alleen op uit. Haar man is
agrarisch bedrijfsleider er* haar oud
ste dochter een knappe dierenarts,
die haar studie gaat voortzetten in
Amerika. En op de vraag, hoe haar
man het vindt, dat zij zo de wereld
doortrekt behalve de genoemde
landen bezocht zo ook Spitsbergen en
Lapland antwoordt ze met een
glimlach: „o, heel gewoon; hij ver-
De schrijfster Estrid Off.
Ze kijkt blijmoedig en ondernemend
uit een paar heldere grijs-blauwe
ogen, en haar gezicht van toch al
oudere vrouw is opvallend jong en
fris. Om stof voor haar kinderboe
ken op te doen is zij een groot deel
van de wereld rondgereisd, dikwijls
onder moeilijke omstandigheden, cn
dat schijnt, mét het achryven, haar
leven zo volkomen te vervullen, dat
er voor problemen en gepieker geen
plaats is en dus ook niet voor rimpels
en zwaarmoedigheid.
Naar haar leeftijd vragen vindt een
Nederlands journalist onbehoorlijk
in tegenstelling tot zyn Amerikaan
se collega's maar terwijl ze daar
in een salon van het Schevenmgse
Kurhaus zo gemoedelijk, maar tege
lijk toch ook wel zelfovertuigd, keu
rig Engels zit te babbelen, zegt ze:
„mijn eerste boek schreef ik, toen ik
zestien was", terwijl ze een ogenblik
later verklapt, dat dit gedenkwaar
dige feit zich afspeelde m 1916. Een
rekensommetje over haar leeftijd is
nu niet moeilijk te maken en de uit
komst daarvan doet ons met grote
bewondering voor haar vitaliteit ken
nis nemen van haar nieuwe reisdoel:
Kenia, het land van de Mau Mau's.
Een maand of vier denkt ze daar en
in de Kongo te zwerven om daarna
thuis in Helsingör een nieuw boek te
schrijven in de lange rij, waarvan ze
Bonifatius-hymne voor de
radio
De K.R.O. heeft de schrijver Albert
Kuyle en de componist Tjalling Es
ther opdracht gegeven een werk te
schrijven ter gelegenheid van het 12c
eeuwfeest van St. Bonifatius' dood.
Deze „hymne voor spreekstemmen,
solisten, koor en orkest", getitel „Sint
Bonifatius", zal voor het eerst wor
den uitgezonden in het K.R.O. pro
gramma van Zondag a.s. (13.55
14.35 uur).
Het werk zal onder leiding van roe
lof Krol worden uitgevoerd door An
neke van der Graaf, sopraan; Leon
Combe, bariton; Ge Smit. bas; Ge
rard Heystee en Frans Somers, de
clamatie en het omroepkoor en radio
philharmonisch orkest.
De camera-ogen van Polygoon.
Beheer Concertgebouw
orkest
Dezer dagen Is ten stadhuize te
Amsterdam het definitieve bestuur
van de Nederlandse orkeststichting
tot beheer van het Concertgebouwor
kest geïnstalleerd.
In overleg tussen de lichamen, die
aan de oprichting van deze stichting
hebben meegewerkt, is het bestuur
thans als volgt samengesteld: M. A.
Reinalda, voorzitter; mr. F. W.
Schokking, vice-voorzitter; P. C.
Heuwekemeyer, secretaris; mr. J. W.
de Jong Schouwenburg, penning
meester; prof. dr. N. R. A. Vroom;
mr. M. Geerling; mr. A. J. Steendijk;
prof H. Andriessen; J. B. Broeksz;
André Jurres; A. J. Maassen; ir. J.
A. Royer; P. Simonis.
Het dagelyks bestuur wordt ge
vormd door ae 5 eerstgenoemde he
ren. Als waarnemend leden met advi
serende stem resp. voor het rijk en de
gemeente Amsterdam zijn aangewe
zen di'. J. Hulsker en mr. A. de Roos.
heugt zich als ik thuis ben, maar ook
als ik weer wegga".
Zij bestudeert het leven van ver
schillende volken en als zij genoeg
gegevens verzameld heeft gaat ze
naar huis om een verhaal te schrij
ven, dat verlucht wordt met authen
tieke foto's, welke vroeger haar man
maakte, maar die ze nu zelf neemt.
Deze geromantiseerde volkenkunde
valt bij de jeugd in de Scandinavische
landen, waar naar boeken herhaalde
lijk bekroond werden, bijzonder in de
smaak. Zij zijn in een groot aantal
talen vertaald en in ons land hebben
„Fanny, de dochter van de pelsjager".
„Beren-Karin", „Beren-Karin's le-
vendroom", „Ravna en de rendieren"
veel jonge lezers, vooral meisjes van
"een jaar of zestien.
Uit de opsomming der streken,
welke de schrijfster bezocht spreekt
een bijzondere voorliefde voor het le
ven in de Poolstreken, ondanks de
zestig graden vorst, die ze er wel
eens doorstaan moest. „Je voelt daar
zo sterk, hoe klein de mens is tegen
over de grootsheid en onverbiddellrjk-
heid van de natuur en hoe de primi
tieve levensomstandigheden mede zijn
karakter vormen. Dat blijkt in het
bijzonder ook uit de liefde en zorg
voor het dier. Zo zijn de Indianen in
Noord-Amerika er van overtuigd, dat
zij bij God verantwoording moeten af
leggen voor de wijze, waarop zij hun
dieren behandeld hebben".
De kennismaking met deze pittige,
ondernemende vrouw, die de wereld
rondtrekt om er het leven te betrap
pen en daarvan onderhoudend te ver
tellen, heeft ons er in ieder geval van
overtuigd, dat reizen een bezigheid
Is, die de geest verfrist en het hart
jong houdt.
Bij Polygoon-Haarlem
Staf
van
10 m en sen de gehele week
koortsachtig in touw
(Van onze film-medewerker).
Er is geen diepgaand onderzoek voor nodig om te weten te komen waar
om de bioscoopbezoeker zo graag op tijd voor de voorstelling binnen is. Be
slist niet m zoveel mogelijk waar voor zyn geld te krijgen, maar wel om het
beste van die waar niet aan zyn neus voorbij te laten gaan.
En onder de beste waar moeten vooral die korte filmpjes van 250 nieter
verstaan worden, die samen als het journaal, geheel vervaardigd of ver
werkt door Polygoon, het publiek meenemen door eigen land en over ai-
grenzen. Geen hoofdfilm suggereert zozeer dat we „er even uitzijn" als juist
het journaal, dat ons confronteert met ware gebeurtenissen en ons nooit
dwingt na afloop terug te stappen in de werkelijkheid een handeling, die ons
meestal met wrevel vervult ten aanzien van het filmamusement.
ZJuist die feitelijkheid, de objectivi
teit van het journaal, blijkt dan ook
de grote aantrekkingskracht te zijn
voor het millioen bioscoopbezoekei*s,
dat per week het 47 kilometer lange
filmnieuws ziet.
Zevenenveertig kilometer! Dat is
voor de helft Nederlands nieuws door
de cineasten van Polygoon opgeno
men, en de rest wereldnieuws, voor
het merendeel afkomstig van buiten
landse collega's. Dat is iedere week
ruim een kwartier wereld in woord en
beeld.
En voor dit kwartier is een staf van
70 mensen bij Polygoon te Haarlem
een hele week koortsachtig in touw
vanaf de directeur, de heer Landré,
tot aan de juffrouw, die u ongezien
per electrische deuropener binnenlaat.
Want nieuws is vooral: rekening
houden met de tyd en de publieke be
langstelling.
Al het nieuws wordt eerst degelijk
onderzocht, of het filmisch wel in
teressant genoeg is. De redactiecom
missie, die hiervoor vrijwillig haar
medewerking verleent, zorgt door
haar critiek, dat vervlakking zoveel
mogelijk vermeden wordt. En ook, dat
er politieke en commerciële reclame
geweerd wordt, of ongezonde sensa
tie.
Is de inhoud van het journaal in
groote lijnen uitgestippeld, dan wordt
nog diezelfde dag en dat is altijd
Donderdag met de operateurs en
geluidstechnici contact opgenomen,
zodat zij hun onderwerpen en wat er
aan vast zit, grondig kunnen bestude
renOmdat de duur van ieder
filmpje zo kort is 250 r. eter en
het onderwerp toch een afgerond ge
heel dient te zijn, zit er inderdaad heel
wato aan vast. Niet alleen technisch
wanneer b.v. blijkt, dat er geen licht-
aansluiting is, zodat er geen lampen
te gebruiken zijn, of wanneer de ope
rateur vanuit de nok van een gebouw
zijn opnamen moet maken, maar geen
kans ziet zo hoog te komen, maar ook
organisatorisch.
Frankrijks toneelvernieuwen
Een klassiek stuk, maar tevens
i het filmamusement.
Tegelijk met het klaarmaken van
het negatief worden de geluidsband
en de commentaar afgewerkt. Doch
deze kunnen eerst op het positief wor
den aangebracht, wanneer de film
zijn officiële lengte heeft en men er
zeker van is, waar het geluid en de
commentaar precies moet zitten.
Want nie taltijd worden de geluiden
gelijktijdig opgenomen. In de geluids
banden-bibliotheek beschikt men over
voldoende materiaal, om het meest ef
fectieve geluid er by te zoeken.
Na enkele tests worden in de loop
van de Donderdag de 110 copieën van
de film door de machine gedraaid. Het
resultaat is Vrijdags te zien, nadat
eerst de keurings-commissie er een
oordeel over heeft geveldQHet jour
naal moet uiteraard voor alle leeftij
den vertoond kunnen worden, en het
is typerend voor het oordeel der sa
menstellers, dat het in al die jaren
nog nooit is voorgekomen, dat een
journaal moest worden afgekeurd.
Niet alleen in ons land, maar ook
buiten de grenzen wordt het Neder
lands filmjournaal in de programma's
opgenomen. Het wordt dan voorzien
van een geschreven tekst, gesteld in
kader van het onderwerp vrij is er
de taal van de afnemer, die binnen het
veranderingen in aan te brengen,
evenals in de montages. Van deze
buitenlandse relaties ontvangt Poly
goon dan weer journaal terug, ook
weer voorzien van een tekst, die hier
pasklaar wordt gemaakt.
voortoneel, met een donker gordijnen-
décor en een open, zich in het donker
verliezend speelvlak niet redden. Bo
vendien kwamen sommige spelers niet
boven het rhetorische en boven de
dreun van de Alexandrijnen uit. Al
leen van Silvia Monfort, die de vrou
welijke hoofdrol, Chimène, speelde en
van Jean Yïlar, die de koning voor
stelde, zag men waarlijk uitbeeldin
gen, door sobere, indringende dictie
en volledig beheerst gebaar onder
steund!
De bekende filmacteur Gérard Phi-
llpe, die de mannelijke hoofdrol, don
Rodrigues, voor zijn rekening had,
bewees overtuigend,'dat hy zijn vak
verstaat, doch hij gaf bijna voortdu-
een curiosum
(Van onze toneelmedewerker)
De naam van de Franse treurspeldichter Pierre Corneille (16061684)
en de titels van zyn werken herinneren we ons niet zo goed als onze Joost
van den Vondel (15871679) en zyn talryke tragedies. De tyd van hun
werkzaamheid viel gedeeltelijk samen, al was Vondel twintig jaar ouder,
en zy hadden de voorliefde voor de door Aristoteles geformuleerde wetma
tigheid van de klassieke tragedie gemeen. Doch in hun navolging van de
Grieken verschilden zij als dag en nacht. Vondel bordurend cp het klas
sieke stramien van eenheid van tyd, van plaats en van handeling, putte uit
zyn geloofsovertuiging en zijn diep-menselyk gevoel voor recht en onrecht.
Ooreille schreef zonder innerlijke gedrevenheid; hy had geen ander doel dan
de mensen de emoties te geven, waarvoor zy naar de schouwburg kwamen.
Terwijl wy het voorrecht hebben om regelmatig Vondel op de planken te
zien, is bij ons weten nog nooit een stuk van Corneille in ons land opge
voerd. De opvoering van „Le Cid", in het kader van het Holland Festival in
de Haagse Koninklijke Schouwburg door het Théatre National Populaire uit
Parys was dus een belangwekkende toneelgebeurtenis.
GEEN CONCESSIES.
Van concessies aan de publieke
smaak wil Vilar niet weten, doch nu
wil het noodlot, dat „Le Cid", dat tot
de Franse klassieken behoort en ver
moedelijk daarom tot Vilar's repor-
toire, een schoolvoorbeeld is van het
doen van verregaande concessies aan
de publieke smaak. Werkelijke men
sen komen feitelijk niet voor in dit
stuk, dat geheel bestaat uit bedachte,
meer of minder beklemmende of aan
grijpende situaties, die aangebracht
zyn rondom eer, heldenmoed en hoof
se liefde. Voor ons zijn zij althans in
deze vorm, dorre, traditionele begrip
pen, maar voor het zeventiende-eeuw-
se Franse publiek waren zij „eten en
drinken".
Zij was dat ook om een andere re
den. Jean Vilar, de directeur en re
gisseur van het gezelschap, is een to
neelvernieuwer, die in en buiten
Frankrijk veel belangstelling trekt.
In zijn eigen theater in het Palais
Chaillot te Parijs, dat hij gesteund
door een staatssubsidie van een mil
lioen gulden per jaar bespeelt, pro
beert hij publiek en spelers met elkaar
in nauwer contact te brengen en gooit
daartoe een groot deel van de huidige
toneeluitrusting over boord. Zijn to
neel is uitgebouwd in de zaal, voor
gordijn, voetlicht en décor zijn afge
schaft. Hij gebruikt alleen wit licht
op de plaats, waar een gebeurtenis
zich afspeelt, en laat de rest van het
toneel in het donker.
LE CID.
„Le Cid" is een bewerking door het
samendringen terwille van de wetma
tige eenheid van ver uiteenliggende
gebeurtenissen in een bestek van
vierentwintig uur, zou men eerder
van verminking kunnen spreken
van een stuk van de Span
jaard Guillem de Castro (1569—
1631)Don Rodrigue: de hoofdfiguur
uit het stuk, leefde van 1040—1099 en
werd door de Moren, die hy te vuur en
te zwaard vervolgde, Cid genoemd,
hetzelfde als Said, d.i. heer. In Cor-
neille's stuk doodt hij binnen vieren
twintig uur in een duel de vader van
zijn geliefde Chimène en in een straat
gevecht honderden Moren. Bovendien
verslaat hij in een tweegevecht zijn
medeminnaar.
NOOIT HIER GESPEELD.
Het is geen wonder, dat dit stuk
van Corneille nooit in Nederland is
gespeeld en dat ook zijn andere dra-
nia's nooit aan bod zijn gekomen. Do
in veel opzichten interessante voor
stelling van Donderdagavond was
echter tegelijkertijd een rechtvaar
diging van de Nederlandse afzijdig
heid, want zelfs in deze moderne op
vatting, hoewel toch niet geheel los
van de Franse traditie van verzen zeg
gen, bereikten de waarden ons niet,
die de Fransen van oudsher dierbaar
zijn: l'honneur, la patrie, l'amour.
Eigenlijk is het stuk niet meer dan
een curiesum. Er is niets menselijks I
in, er worden alleen verheven gevoe
lens gedeclameerd in alleenspraken of
samenspraken cn voor bloedwarm to
neelspel is geen enkele grondslag aan
wezig.
Jean Vilar kon het stuk dan ook met
een over de orkestruimte gebouwd