Juwelen van antieke vertelkunst verzameld door M.A.Schwartz JeanViiar met „Le Cid van Corneille in Holland-festival Interview met de Deense schrijfster Estrid Ott Per week wordt 47 kilometer filmjournaal geleverd ir» ZATERDAG 3 JULI 1954 PROVINCIALE Z BE U W 8 t ■J O C A .V 7 Voortreffelijk vertaalwerk „Barnsteen", een uitstekende bundel DE TIJD DAT men vloeiend Grieks en Latjjn diende te kennen om voor een behoorlyk ontwikkeld mens door te gaan, is voorbij. Gymnasiasten kjj- ken altyd nog wel een tikje uit de hoogte neer op H.B.S.'ers, maar als men hen tien jaar na hun eind-examen aan de tand voelt, kennen ze van hun klassieke talen veelal niet veel meer dan enkele fragmenten uit Homeros en wat Latijnse vervoegingen uit het hoofd. Wie leest er de klassieken, Latijn of Grieks, voor zijn genoegen? U hoort de tegenwerping al: die „dooie" talen, wat hebben we daar nog mee te maken? En „klassiek", het woord alleen al doet eerder duf dan prettig aan. Homeros Voor velen niet meer dan 'n herinnering aan vreselijk getob bo ven moeilijke teksten (met stiekum ergens een moderne vertaling als hulp bij de ontcijfering). Voor vele anderen enkel de herinnering aan een verve lende gipsen kop met theatraal blinde ogen en stof in lokken en krulbaard. Commentaar: de grootste dichter? We geloven het graag, als we hem maar niet hoeven te lezen. Van het Latijn blijft er meestal iets méér hangen, en gelukkig vergt nie mand dat men de hele Aeneïs doorworstelt. We vallen werkelijk de gymnasiasten niet aan. Met de „moderne" talen gaat het helaas al net eender. Hoe groot is het percentage mensen dat de middelbare school heeft afgelopen en dat, na laten we zeggen dezelfde tien jaar, zonder moeite een Frans boek leest Wie heeft zich zo ver ont wikkeld dat hij vloeiend Frans spreekt ja, zelfs wie spreekt er een werkelijk onberispelijk Engels, de taal die het meeste en vogue is op het ogenblik? En, met de hand op het hart: wie ként er werkelijk Shake speare en Racine? Grote dichters? Zie de opmerking bij Homeros: ac- coord, maar mogen nun werken a.u. b. in de kast blijven staan? Wat zijn we dan in het Nederlands goed af: Vondel hoef je tenslotte niet helemaal au serieux te nemen. Als je hem on gelezen laat en daar bovendien op stoeft, is dat tegenwoordig bon ton. Letterkundige kroniek door HANS WARREN De lezer heeft, hopen we, wel be grepen dat deze aanhef voortspruit uit verzet tegen de ontstellende ver vlakking waardoor onze cultuur zich tegenwoordig kenmerkt, een vervlak king en oppervlakkigheid die men kan constateren en betreuren, maar waartegen het zit nu eenmaal in „de tijd/*, het Is verweven met het he le paroon van ons 20ste eeuwse be staan niet veel te doen is. Het merkwaardige én verheugende feit doet zich echter voor, dat er niet temin internationaal in brede krin gen, vooral van mensen die, meestal tot hun spijt, niet klassiek onderlegd zijn, een toenemende belangstelling bestaat voor de antieke Griekse- en Romeinse beschavingen in al hun uitingen; beschavingen Waaruit de onze immers mede is voortgekomen. Populaire boekjes en goede, goedkope vertalingen verschenen er, vooral in het angelsaksische taalgebied, de laatste jaren bij de vleet; we herin neren bv. aan de waarlijk uitstekende „Penguin-classics" e.d. In ons eigen land verschijnt ©r ook wel een en aiuler op dit geuied (o.a. in de „Klassieke Gaiery" van de We- reldbiDliotheek). maar werkelijk su perbe, voluit „modern" werk, trett men ohder de vertalingen niet zo heel vaak aan. En daarop komt 't aan: een vertaling dient een vertolking te zyn die het origineel opzjj streeft. Dat kan, maar het eist van de vertaler meer dan dat hij de vreemde taal tot in de iynste nuances aanvoeit en wer kelijk verstaat: het eist ook dat hy capabel is, die fijnste nuances in he dendaags Nederlands even subtiel weer te- geven. Dat eist veel meer dan een letterlijke vertaling, het eist in derdaad een vertolking, een herschep ping. Nu is er onlangs in ons land een boek verschenen dat een zestiental Griekse en Romeinse schrijvers inder daad op deze wijze springlevend als vertellers voor ons zet en doet leven. Dat verhalenboek heet „Barnsteen" en het werd samengesteld en vertaald door dr M. A. Schwartz. „Vertaald" dan in de bovenbedoel de zin van „vertolkt": de vertalingen zijn uiterst nauwkeurig, gesteld in eên onberispelijk, soepel, modern Ne derlands, terwijl ze tevens aan de di verse antieke auteurs representatief recht doen wedervaren. Ook de keuze is namelijk zo voortreffelijk dat men werkelijk niet weet, langs welke kant de samensteller de meeste lóf toe te zwaaien; dr Schwartz toont zich hier wel een zeer bijzonder ambassadeur van de klassieke oudheid. Hij koos alleen verhalen die zonder verminkt te worden uit grotere ge helen konden worden gelicht en die ons door hun direct aansprekende problemen ons op slag doen overstap- Expositie van instrumenten te Kerkrade Tijdens het Internationale Muziek concours dat in de maand Augustus te Kerkrade wordt gehouden, zal een tentoonstelling van houten- <en kope ren blaasinstrumenten te bezichtigen zijn. Deze expositie, die de ontwikkelings gang van het blaasinstrument zal aantonen, wordt verzorgd door de he ren H. Verburg. conservator van de Haagse dienst voor Schone Kunsten en A. W. Ligtvoet, wetenschappelijk assistent eveneens van genoemde dienst. Het grootste deel van de 91 te ex poseren blaasinstrumenten is afkom stig uit de instrumentencollectie van het Haagse Gemeentemuseum. De tentoonstelling duurt van 7 t.m. 24 Augustus. Subsidie voor het Ballet der Lage Landen Het gemeentebestuur van 's-Gra- venhage heeft besloten in het komen de seizoen het ballet der lage landen te subsidiëren voor elke balletvoor stelling, die het in Den Haag zal ge ven. pen in de antieke wereld, waar de mensen met dezelfde hartstochten en voor een groot deel dus ook met de zelfde problemen te worstelen hadden als wij. Dr. Schwartz vertelt er juist zoveel bij als voor een goed begrip van de tekst noodzakelyk te. Zelfs iemand zonder klassieke scholing of kennis moet zich dadelijk thuis voelen in dit sympathieke, tot steeds verder lezen nopende boek, waarin men verkeert met de nobelste, voornaamste geesten van de oudheid, en we zyn er zeker van dat ieder die dit boek opneemt, zich enthousiast zal laten meevoeren door deze „moderne" en toch zo authentieke-klassieke schrijvers dénk zij dr Schwartz" zetje in de goede richting. De hele Homeros och, dat is nog al een kluif en menigeen herinnert zich plotseling dat hij ook nog wat anders te doen heeft als er een com plete Illias voor hem op tafel ligt. D.w.z. de Ilias blijft in de kast of op de bibliotheek staan. Maar dr Schwartz presenteert enkele prachti ge fragmenten, levendig en toch waardig, adequaat vertaald, niet in een dreun of een onze taal vreemde versmaat, maar in de ons goed lig gende vijfvoetige jambe. De lectuur van zo'n paar fragmen ten eist niet veel tijd. maar hier is de essentie van Homeros in kern aanwezig en het lijkt dan ook geenszins uitgesloten dat menig een na deze kennismaking in Ho meros' ban zal komen, en zijn complete werken (weer) eens zal opslaan. En datzelfde geldt eigen lijk voor alle vertegenwoordigde auteurs. Hoe duideljjk spreekt bv. uit de geko zen verhalen het enorme verschil tus sen de geschiedschrijvers Herodotus en Thucydides tijdgenoten maar door styl en beliandeling van hun stof zéér verscheiden; hoe boeiend zijn de ver halen van Livius en de door zyn be knoptheid haast onvertaalbare Taci tus weergegeven; hoe een weldaad is het, overbekende verhalen als van Philemon en Baucis of Pygmalion (uit Ovidius' Metamorfosen) weer eens in hun oorspronkelijk verband, ontdaan van alle vervelende sentimen tele toevoegsels, te herlezen. Dan is er ook het prachtige verhaal „Amor en Psyche" uit Apuleius onvolpre zen roman „De Gouden Ezel", er zyn brieven van Plinius, fabels van Aelia- nus en vele andere zaken in dit ruim 250 blz. tellende werk. Barnsteen, (volgens een aloude le gende de gestolde tranen, geschreid door de in bomen veranderde doch ters van Helios, de zon), dat al m de oudste tijden tot sieraden verwerkt werd, verliest nooit zijn glans en zijn magnetische kracht. Dr Schwartz voegt hier aan toe; „Evenmin als de oude kunstwerken, uit de bewogen heid van het menselijk hart gegroeid. Zij glanzen eeuwig en trekken de mens in hun krachtveld". En dank zij het voortreffelijke ver taalwerk hebben deze verhalen haast niets aan glans ingeboet. Enkele pla ten en kaarten verluchten het prach tige werk dat we met de meeste klem aanraden aan élle lezers voor wie de klassieken in 't oospronkelijk niet (of niet meer) toegankelijk zijn. M. A. Schwartz: „Barnsteen". Elsevier, Amsterdam. „Mijn eerste boek schreef ik toen ik zestien was" (Van een speciale verslaggever) Als Nederlanders door Kopenhagen wandelen, zeggen ze dikwijls: „de mensen zien er hier echt Hollands uit". En de Deense schrijfster van kin derboeken, mevrouw Estrid Ott, die voor de eerst© keer ons land bezoekt, zegt op haar beurt: „de mensen hier zien er uit als Denen, je ziet eigenlyk geen verschil". de tel is kwijt geraakt. Toen ze haar zwerftochten om on derwerpen voor haar boeken begon in 1933 een jaar op Groenland! werd ze door haar man en drie doch ters vergezeld, en ook latere reizen in Noordelijk Canada en Aljaska wa ren zij van de partij. Maar nu trekt zij er alleen op uit. Haar man is agrarisch bedrijfsleider er* haar oud ste dochter een knappe dierenarts, die haar studie gaat voortzetten in Amerika. En op de vraag, hoe haar man het vindt, dat zij zo de wereld doortrekt behalve de genoemde landen bezocht zo ook Spitsbergen en Lapland antwoordt ze met een glimlach: „o, heel gewoon; hij ver- De schrijfster Estrid Off. Ze kijkt blijmoedig en ondernemend uit een paar heldere grijs-blauwe ogen, en haar gezicht van toch al oudere vrouw is opvallend jong en fris. Om stof voor haar kinderboe ken op te doen is zij een groot deel van de wereld rondgereisd, dikwijls onder moeilijke omstandigheden, cn dat schijnt, mét het achryven, haar leven zo volkomen te vervullen, dat er voor problemen en gepieker geen plaats is en dus ook niet voor rimpels en zwaarmoedigheid. Naar haar leeftijd vragen vindt een Nederlands journalist onbehoorlijk in tegenstelling tot zyn Amerikaan se collega's maar terwijl ze daar in een salon van het Schevenmgse Kurhaus zo gemoedelijk, maar tege lijk toch ook wel zelfovertuigd, keu rig Engels zit te babbelen, zegt ze: „mijn eerste boek schreef ik, toen ik zestien was", terwijl ze een ogenblik later verklapt, dat dit gedenkwaar dige feit zich afspeelde m 1916. Een rekensommetje over haar leeftijd is nu niet moeilijk te maken en de uit komst daarvan doet ons met grote bewondering voor haar vitaliteit ken nis nemen van haar nieuwe reisdoel: Kenia, het land van de Mau Mau's. Een maand of vier denkt ze daar en in de Kongo te zwerven om daarna thuis in Helsingör een nieuw boek te schrijven in de lange rij, waarvan ze Bonifatius-hymne voor de radio De K.R.O. heeft de schrijver Albert Kuyle en de componist Tjalling Es ther opdracht gegeven een werk te schrijven ter gelegenheid van het 12c eeuwfeest van St. Bonifatius' dood. Deze „hymne voor spreekstemmen, solisten, koor en orkest", getitel „Sint Bonifatius", zal voor het eerst wor den uitgezonden in het K.R.O. pro gramma van Zondag a.s. (13.55 14.35 uur). Het werk zal onder leiding van roe lof Krol worden uitgevoerd door An neke van der Graaf, sopraan; Leon Combe, bariton; Ge Smit. bas; Ge rard Heystee en Frans Somers, de clamatie en het omroepkoor en radio philharmonisch orkest. De camera-ogen van Polygoon. Beheer Concertgebouw orkest Dezer dagen Is ten stadhuize te Amsterdam het definitieve bestuur van de Nederlandse orkeststichting tot beheer van het Concertgebouwor kest geïnstalleerd. In overleg tussen de lichamen, die aan de oprichting van deze stichting hebben meegewerkt, is het bestuur thans als volgt samengesteld: M. A. Reinalda, voorzitter; mr. F. W. Schokking, vice-voorzitter; P. C. Heuwekemeyer, secretaris; mr. J. W. de Jong Schouwenburg, penning meester; prof. dr. N. R. A. Vroom; mr. M. Geerling; mr. A. J. Steendijk; prof H. Andriessen; J. B. Broeksz; André Jurres; A. J. Maassen; ir. J. A. Royer; P. Simonis. Het dagelyks bestuur wordt ge vormd door ae 5 eerstgenoemde he ren. Als waarnemend leden met advi serende stem resp. voor het rijk en de gemeente Amsterdam zijn aangewe zen di'. J. Hulsker en mr. A. de Roos. heugt zich als ik thuis ben, maar ook als ik weer wegga". Zij bestudeert het leven van ver schillende volken en als zij genoeg gegevens verzameld heeft gaat ze naar huis om een verhaal te schrij ven, dat verlucht wordt met authen tieke foto's, welke vroeger haar man maakte, maar die ze nu zelf neemt. Deze geromantiseerde volkenkunde valt bij de jeugd in de Scandinavische landen, waar naar boeken herhaalde lijk bekroond werden, bijzonder in de smaak. Zij zijn in een groot aantal talen vertaald en in ons land hebben „Fanny, de dochter van de pelsjager". „Beren-Karin", „Beren-Karin's le- vendroom", „Ravna en de rendieren" veel jonge lezers, vooral meisjes van "een jaar of zestien. Uit de opsomming der streken, welke de schrijfster bezocht spreekt een bijzondere voorliefde voor het le ven in de Poolstreken, ondanks de zestig graden vorst, die ze er wel eens doorstaan moest. „Je voelt daar zo sterk, hoe klein de mens is tegen over de grootsheid en onverbiddellrjk- heid van de natuur en hoe de primi tieve levensomstandigheden mede zijn karakter vormen. Dat blijkt in het bijzonder ook uit de liefde en zorg voor het dier. Zo zijn de Indianen in Noord-Amerika er van overtuigd, dat zij bij God verantwoording moeten af leggen voor de wijze, waarop zij hun dieren behandeld hebben". De kennismaking met deze pittige, ondernemende vrouw, die de wereld rondtrekt om er het leven te betrap pen en daarvan onderhoudend te ver tellen, heeft ons er in ieder geval van overtuigd, dat reizen een bezigheid Is, die de geest verfrist en het hart jong houdt. Bij Polygoon-Haarlem Staf van 10 m en sen de gehele week koortsachtig in touw (Van onze film-medewerker). Er is geen diepgaand onderzoek voor nodig om te weten te komen waar om de bioscoopbezoeker zo graag op tijd voor de voorstelling binnen is. Be slist niet m zoveel mogelijk waar voor zyn geld te krijgen, maar wel om het beste van die waar niet aan zyn neus voorbij te laten gaan. En onder de beste waar moeten vooral die korte filmpjes van 250 nieter verstaan worden, die samen als het journaal, geheel vervaardigd of ver werkt door Polygoon, het publiek meenemen door eigen land en over ai- grenzen. Geen hoofdfilm suggereert zozeer dat we „er even uitzijn" als juist het journaal, dat ons confronteert met ware gebeurtenissen en ons nooit dwingt na afloop terug te stappen in de werkelijkheid een handeling, die ons meestal met wrevel vervult ten aanzien van het filmamusement. ZJuist die feitelijkheid, de objectivi teit van het journaal, blijkt dan ook de grote aantrekkingskracht te zijn voor het millioen bioscoopbezoekei*s, dat per week het 47 kilometer lange filmnieuws ziet. Zevenenveertig kilometer! Dat is voor de helft Nederlands nieuws door de cineasten van Polygoon opgeno men, en de rest wereldnieuws, voor het merendeel afkomstig van buiten landse collega's. Dat is iedere week ruim een kwartier wereld in woord en beeld. En voor dit kwartier is een staf van 70 mensen bij Polygoon te Haarlem een hele week koortsachtig in touw vanaf de directeur, de heer Landré, tot aan de juffrouw, die u ongezien per electrische deuropener binnenlaat. Want nieuws is vooral: rekening houden met de tyd en de publieke be langstelling. Al het nieuws wordt eerst degelijk onderzocht, of het filmisch wel in teressant genoeg is. De redactiecom missie, die hiervoor vrijwillig haar medewerking verleent, zorgt door haar critiek, dat vervlakking zoveel mogelijk vermeden wordt. En ook, dat er politieke en commerciële reclame geweerd wordt, of ongezonde sensa tie. Is de inhoud van het journaal in groote lijnen uitgestippeld, dan wordt nog diezelfde dag en dat is altijd Donderdag met de operateurs en geluidstechnici contact opgenomen, zodat zij hun onderwerpen en wat er aan vast zit, grondig kunnen bestude renOmdat de duur van ieder filmpje zo kort is 250 r. eter en het onderwerp toch een afgerond ge heel dient te zijn, zit er inderdaad heel wato aan vast. Niet alleen technisch wanneer b.v. blijkt, dat er geen licht- aansluiting is, zodat er geen lampen te gebruiken zijn, of wanneer de ope rateur vanuit de nok van een gebouw zijn opnamen moet maken, maar geen kans ziet zo hoog te komen, maar ook organisatorisch. Frankrijks toneelvernieuwen Een klassiek stuk, maar tevens i het filmamusement. Tegelijk met het klaarmaken van het negatief worden de geluidsband en de commentaar afgewerkt. Doch deze kunnen eerst op het positief wor den aangebracht, wanneer de film zijn officiële lengte heeft en men er zeker van is, waar het geluid en de commentaar precies moet zitten. Want nie taltijd worden de geluiden gelijktijdig opgenomen. In de geluids banden-bibliotheek beschikt men over voldoende materiaal, om het meest ef fectieve geluid er by te zoeken. Na enkele tests worden in de loop van de Donderdag de 110 copieën van de film door de machine gedraaid. Het resultaat is Vrijdags te zien, nadat eerst de keurings-commissie er een oordeel over heeft geveldQHet jour naal moet uiteraard voor alle leeftij den vertoond kunnen worden, en het is typerend voor het oordeel der sa menstellers, dat het in al die jaren nog nooit is voorgekomen, dat een journaal moest worden afgekeurd. Niet alleen in ons land, maar ook buiten de grenzen wordt het Neder lands filmjournaal in de programma's opgenomen. Het wordt dan voorzien van een geschreven tekst, gesteld in kader van het onderwerp vrij is er de taal van de afnemer, die binnen het veranderingen in aan te brengen, evenals in de montages. Van deze buitenlandse relaties ontvangt Poly goon dan weer journaal terug, ook weer voorzien van een tekst, die hier pasklaar wordt gemaakt. voortoneel, met een donker gordijnen- décor en een open, zich in het donker verliezend speelvlak niet redden. Bo vendien kwamen sommige spelers niet boven het rhetorische en boven de dreun van de Alexandrijnen uit. Al leen van Silvia Monfort, die de vrou welijke hoofdrol, Chimène, speelde en van Jean Yïlar, die de koning voor stelde, zag men waarlijk uitbeeldin gen, door sobere, indringende dictie en volledig beheerst gebaar onder steund! De bekende filmacteur Gérard Phi- llpe, die de mannelijke hoofdrol, don Rodrigues, voor zijn rekening had, bewees overtuigend,'dat hy zijn vak verstaat, doch hij gaf bijna voortdu- een curiosum (Van onze toneelmedewerker) De naam van de Franse treurspeldichter Pierre Corneille (16061684) en de titels van zyn werken herinneren we ons niet zo goed als onze Joost van den Vondel (15871679) en zyn talryke tragedies. De tyd van hun werkzaamheid viel gedeeltelijk samen, al was Vondel twintig jaar ouder, en zy hadden de voorliefde voor de door Aristoteles geformuleerde wetma tigheid van de klassieke tragedie gemeen. Doch in hun navolging van de Grieken verschilden zij als dag en nacht. Vondel bordurend cp het klas sieke stramien van eenheid van tyd, van plaats en van handeling, putte uit zyn geloofsovertuiging en zijn diep-menselyk gevoel voor recht en onrecht. Ooreille schreef zonder innerlijke gedrevenheid; hy had geen ander doel dan de mensen de emoties te geven, waarvoor zy naar de schouwburg kwamen. Terwijl wy het voorrecht hebben om regelmatig Vondel op de planken te zien, is bij ons weten nog nooit een stuk van Corneille in ons land opge voerd. De opvoering van „Le Cid", in het kader van het Holland Festival in de Haagse Koninklijke Schouwburg door het Théatre National Populaire uit Parys was dus een belangwekkende toneelgebeurtenis. GEEN CONCESSIES. Van concessies aan de publieke smaak wil Vilar niet weten, doch nu wil het noodlot, dat „Le Cid", dat tot de Franse klassieken behoort en ver moedelijk daarom tot Vilar's repor- toire, een schoolvoorbeeld is van het doen van verregaande concessies aan de publieke smaak. Werkelijke men sen komen feitelijk niet voor in dit stuk, dat geheel bestaat uit bedachte, meer of minder beklemmende of aan grijpende situaties, die aangebracht zyn rondom eer, heldenmoed en hoof se liefde. Voor ons zijn zij althans in deze vorm, dorre, traditionele begrip pen, maar voor het zeventiende-eeuw- se Franse publiek waren zij „eten en drinken". Zij was dat ook om een andere re den. Jean Vilar, de directeur en re gisseur van het gezelschap, is een to neelvernieuwer, die in en buiten Frankrijk veel belangstelling trekt. In zijn eigen theater in het Palais Chaillot te Parijs, dat hij gesteund door een staatssubsidie van een mil lioen gulden per jaar bespeelt, pro beert hij publiek en spelers met elkaar in nauwer contact te brengen en gooit daartoe een groot deel van de huidige toneeluitrusting over boord. Zijn to neel is uitgebouwd in de zaal, voor gordijn, voetlicht en décor zijn afge schaft. Hij gebruikt alleen wit licht op de plaats, waar een gebeurtenis zich afspeelt, en laat de rest van het toneel in het donker. LE CID. „Le Cid" is een bewerking door het samendringen terwille van de wetma tige eenheid van ver uiteenliggende gebeurtenissen in een bestek van vierentwintig uur, zou men eerder van verminking kunnen spreken van een stuk van de Span jaard Guillem de Castro (1569— 1631)Don Rodrigue: de hoofdfiguur uit het stuk, leefde van 1040—1099 en werd door de Moren, die hy te vuur en te zwaard vervolgde, Cid genoemd, hetzelfde als Said, d.i. heer. In Cor- neille's stuk doodt hij binnen vieren twintig uur in een duel de vader van zijn geliefde Chimène en in een straat gevecht honderden Moren. Bovendien verslaat hij in een tweegevecht zijn medeminnaar. NOOIT HIER GESPEELD. Het is geen wonder, dat dit stuk van Corneille nooit in Nederland is gespeeld en dat ook zijn andere dra- nia's nooit aan bod zijn gekomen. Do in veel opzichten interessante voor stelling van Donderdagavond was echter tegelijkertijd een rechtvaar diging van de Nederlandse afzijdig heid, want zelfs in deze moderne op vatting, hoewel toch niet geheel los van de Franse traditie van verzen zeg gen, bereikten de waarden ons niet, die de Fransen van oudsher dierbaar zijn: l'honneur, la patrie, l'amour. Eigenlijk is het stuk niet meer dan een curiesum. Er is niets menselijks I in, er worden alleen verheven gevoe lens gedeclameerd in alleenspraken of samenspraken cn voor bloedwarm to neelspel is geen enkele grondslag aan wezig. Jean Vilar kon het stuk dan ook met een over de orkestruimte gebouwd

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 7