>De Droomgestalte", opvallende roman van Helma Wolf-Catz Attributen van Zwarte eilanden in Tropenmuseum door mms wmu Sadler's Wells, voorbeeld voor Nederland? Nederlandse kleurenfilms voor de export ZATERDAG 26 JUNI 1954 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 11 Dichterlijk en origineel Boek met magnifieke fragmenten HET IS MOGELIJK wat ongebruikelijk om de bespreking van een boek te beginnen met de mededeling dat het als geheel niet volkomen geslaagd te noemen is en er dan toch onmiddellijk bij te voegen: maar lees het niette min in ieder geval. Het boek „De Droomgestalte" van de in 1900 te Nieuw en Sint Joosland geboren romancière Helma WolfCatz noopt ons tot dit begin. Want dit boek is zo'n eerlijke en moedige poging om iets nieuws te brengen, het is zo dichterlijk en volkomen vrij van elke banaliteit, dat het succes verdient ondanks het betreurenswaardige feit dat het onderwerp de schrijfster tenslotte boven het hoofd gegroeid is, zodat zij de controle er over kwijt raakte en zich in weinig verantwoorde vaagheden verloor. Ondanks dat en ondanks zwakke plekken en het hier en daar minder goede of wat ouderwetse Nederlands en andere kleine feiten, bevat dit originele, nergens mee te vergelijken werk (zéker niet te vergelijken met dat; van AlainFournier, zoals volkomen ten onrechte op de omslag ge beurt), magnifieke fragmenten, bladzijden die op zeldzame wijze weten te treffen, die diepe verbanden leggen en de geest van de lezer zelfstandig werkzaam maken, zoals gedichten dat doen kunnen, maar zoals proza zel den doet. Het is een boek als een lange droom: bepaalde gedeelten komen aan de oppervlakte van het bewust zijn, zwaar van sfeer en geur, feller, geladener, duidelijker dan het leven zelf. En dan zakt de droom weer weg, wordt vaag, tot nieuwe frag menten scherp oplichten. Ook de stijl van de schrijfster, vol verband-leg- gende gedachtensprongen, soms bin nen één regel, werkt tot dit droom effect mee. Tenslotte, als de droom uit is. weet men eigenlijk niet wat men er van denken moet: m voelt dat er overal zinvolle verb: i be staan, symbolen van liefde. n en dood voorkomen, maar de betekenis van het geheel ontglipt ons en men blijft wat onthutst en onbevredigd mymeren. Letterkundige kroniek Zo is deze droom in uiterste instan tie ook aan de schrijfster ontglipt; haar symboliek is te vaag, polyinter pretabel geworden en daardoor au fond voor geen enkele verantwoorde uitleg vatbaar. Men tast volkomen in het duister, in het niets, en iemand, die ongevoelig blijft voor de grote evocatieve vermogens van de schrijf ster zal wellicht weinig in dit werkje kunnen waarderen. THEE NOVELLEN. Reeds de opzet van dit merkwaar dige boek is zeer onevenwichtig. Het bestaat uit twee novellen, een Korte, „Aurelia" genaamd, handelend te Ro me in de tijd van de Christenvervol ging, en een lange „Mary Ann" voornamelijk spelend in het heden daagse Schotland. Veel verband hebben die verhalen niet met elkaar, behalve dan dat de romeinse stedelinge uit de antieke tijd een zusterziel is van het moder ne Schotse dorpsmeisje. De „droom" betekent voor Helma Wolf-Catz geen min of meer roman tische ontvluchting uit de werkelijk heid, zoals we die meestal in de li teratuur aantreffen. De droom is in een zekere zin bij haar; een ideeël, ingeschapen doel waarnaar men strijdend streven moet en dat vage lijk samenvalt met de grote, énige geliefde en met het hele bestaan of niet-bestaan, het ondergaan dan wel het slagen in het leven van de mens. De zwakke gaat aan die droom te onder, de sterke wint. Maar ook speelt er een bovennatuurlijke factor noodlottig in de levens mee, een vaag iets, dat elk vermoedt maar niet begrijpen kan, waaraan men ge looft en moet gelooft. aDn gaat de droomgestalte voorbij, vliegt de ziele- vogel voor de sterveling uit, lijkt het of beschermengelen en doodsengelen klapwieken, en de mens moet vol gen. Het is wel niet toevallig dat de schrijfster juist deze symbolisch- «eladen plaatsen van handeling koos: het oude Rome en Schotland, waar mythen en sagen en bijgeloof hoogtij vierden en vieren, waar men leefde met die onzichtbare wereld en machten die meestal als occult aangeduid worden. Het moet er onmiddellijk bijge zegd, dat de schryfster er goed in geslaagd is de sfeer in die plaatsen te tekenen; vooral haar uitbeelding van Schotland, (een soort „innerlijke" uitbeelding, want aan besenrijvingskunst doet zij gelukkig niet), is af en toe beslist groots te noemen. SUGGESTIEF. Zowel Aurelia als Mary-Ann zijn zinnelijke, wufte en behaagzieke meisjes uit het volk, die zich graag laten wiegen door dromen van weel de en geluk. Niettemin is Aurelia volkomen aan haar man Marcus, een tot het Christendom overgegane Jood, verbonden, en blijft Mary-Ann, lang geen onbeschreven blad, trouw aan haar liefde voor de landjonker Vanbury die zij als kind heeft ont moet. Aurelia, een weinig strijdbare figuur, gaat ten onder als Marcus gekruisigd is. Haar instinctieve trouw aan hem deed de kans op genade van de keizer verloren gaan. Zij vindt haar einde in de Tiber. Mary-Ann echter is weerbaar, dap per. Zy verlaat haar jeugdvriend Al- vin, een bijzonder goed getekende Schotse dorpsjongen, vol woeste oer kracht, beheerst door mythen, en loopt weg van haar grote liefde, de weduwnaar Vanbury, waarmee zij zich voor altijd verbonden weet, om dienst te nemen bij het vrouwen vrijwilligerskorps. Jarenlang werkt zij onder levensgevaar in bezet ge bied en pas na de oorlog keert zy, gelouterd door alles wat zij meege maakt heeft, tot Vanbury terug. Ook dit oorlogs-thema heeft Helma Wolf-Catz op zeer bijzondere wyze behandeld. Net als overal elders in haar boek, heeft zy zich hier niet bekommerd om een logische struc tuur of achtergrond en weefde zij werkelijkheid en droom volkomen dooreen. Niettemin heeft zjj zeer sug gestief de sféér van bezetting, ille galiteit en gevaar weten op te roe pen. Stellig heeft de schrijfster hier ook menig detail aan haar harde per soonlijke ervaringen ontleend haar echtgenoot. Mr. YVolf is immers, zoals bekend, door de Duitsers om het le ven gebracht. Teneinde enig idee te geven van dit interessante proza volgt hier een fragment over de jeugd van de Schotse jongen Alvin: „De zwarte figuren gingen voor bij als de Driekoningen op fluweel en Alvin keek en rook. De lucht van de geit en de keuken maakten hem als een dier dat een ander dier 'aagt, en hij keek loerend door de :leine ruiten. Het lot was hem gun stig, hij zag twee jonge magere ko nijnen door de sneeuw vluchten en stilstaan, de neuzen omhoog in de kou, trillend. Hij. Alvin sprong voor uit met de koolbladen en legde die bij de buitendeur. Zouden ze zo uit gehongerd zijn dat ze kwamen, dan konden ze konijn eten. Ze kwamen en beefden van de kou en knabbel den aan de kool. Alvin gleed naar voren en greep een konijn by de oren. Even voelde hij de weke hals en sid derde. Hij had willen gillen maar hy drukte door en draaide het beest de nek om. Het andere snelde weg. De ogen van het konyn kon hij in de avond nauwelijks zien. Ze draai den rond en het wit kwam naar de bovenkant. Uit de neus liep een straaltje bloed en paardenzweet Hij sleepte het konijn met zich mee naar de keuken en riep. Zijn moeder kwam uit de lage deuropening. „Gevangen" zei hij, „dood." „Wie heeft dat gedaan?" „Ik" zei Alvin. Zyn moeder kon zyn kleine gestal te nog juist onderscheiden. Zijn zwarte haar kwam aan alle kanten onder zijn pet uit en zijn donkere ogen met de langzame oogopslag za gen haar half geloken aan. „Zo", zei ze, „zo, zo. Geef dat beest eens óp." Zijn moeder keek naar het beest en naar hem. Alvin deed een stap nader en rook aan het konijn. Hij rook er gretig aan. Ze trok hem weg. „Niet doen", zei ze bars, „dat wil ik niet. Ga naar je bed." Zij bedankte hem niet en Alvin klom de ladder op naar de koude zolder. De volgende morgen gaf zijn moe der hem bij het boodschappen doen een penny. „Voor het konijn" zei ze. Alvin kreeg zoiets alleen op feest dagen" (pag. 40/41). Geen gaaf meesterwerk, deze „droomgestalte", maar wel een op merkelijk, origineel boek dat dan ook ieders eerlijke aandacht verdient. Helma Wolf-Catz; De Droomge stalte. A. A. M. Stols, 's-Gravenhage. Balletgroep met internationale vermaardheid (Van een speciale verslaggever) Het Sadler's Wells Ballet is voor de chauvinistische Engelsman een zaak an nationale betekenis. Met deze groep wordt in het land der zelfgenoeg zaamheid telkenmale de reclame-trom geroerd. En dan niet alleen door balletomanen, die met lange haren en verrukte ogen de bewegingen der dansers en danseressen volgen, maar ook door mensen, die nog nooit ballet schoentjes hebben gezien. De lof, die de Engelsen hun eigen gezelschappen toezwaaien, behoeft dan ook helemaal niet bepalend te zijn voor de kwaliteit van de optredende groep. Kwaliteit of geen kwaliteit, Engeland, het uit Engeland ontstane en het van Engelse oodem komende, gaat boven alles. „Engelse waar is goede waar", ook al is ze slechter dan die, welke uit andere landen komt. Zoals ivij reeds meldden heeft een Frans geneesheer een tot dusver on bekend werk van Vincent van Gogh aan het Stedelijk Museum te Amster dam geschonken. Het stelt voor het park van het Maison de Santé te Sant Rémy Valentijn Schoonderbeek overleden Onverwacht is te Naarden in de leeftijd van 46 Jaar overleden de or ganist Valentijn Schoonderbeek. De overledene was een der organis ten van de Nederlandse Bach-verenl- glng. Als zodanig bespeelde hij gere geld een der orgels bij de uitvoerin gen van de Mattheüs-Passlon. Hij was organist van de Grote Kerk in Naar den. Ter herdenking van het feit, dat tal van leden van de familie Schoonder beek gedurende honderd jaar onafge broken organist van de Grote Kerk zijn geweest, zou hem binnenkort een concert worden aangeboden. Valentijn Schoonderbeek gaf vele orgelconcerten in binnen- en buiten land. Ook concerteerde hij vele ma len voor de radio. Hij was o.a. ver bonden aan de V.P.R-O. Bernard Verhoeven verlaat Jan van Eyk-academie Bernard Verhoeven zal met ingang van 1 October, het einde van het lo pende studiejaar, ontslag nemen als directeur van de Jan van Eyk-acade- mie te Maastricht. De heer Verhoeven heeft gedurende bijna 5 jaar de leiding van de Jan van Eyk-academie gehad, sinds de oprichting van deze instel ling. Hij blijft echter als leider van de toneelacademie te Maastricht werk zaam. Geen hall werk Zij moeten de naam van ons land in het buitenland hooghouden (Van onze filmmedewerkster) Nu onze regering poogt ons van de blaam van een klompen, en molentjes volk te zijn, te zuiveren, hebben we met eigen ogen kunnen constateren, dat zy in ieder geval niet met half werk tevreden is. De drie korte ldeuren- filmpjes, die op verzoek van het departement van Buitenlandse Zaken door Profilti in Den Haag gemaakt worden, zullen tezamen e$n beeld van ons volk geven, dat aan de duidelijke bedoelingen van de opdrachtgevers geen twijfel laat. Rico Bulthuis schreef een scenario over het dagelijks leven van de ge middelde Nederlander, Huizinga over een Nederland in zijn tegenstelling oud-nieuw en Nol Gregoor behandelde het culturele leven. Het is daarom verheugend te kun nen constateren, dat het Sadler's Wells Ballet niet alleen voor Engel sen een goede klank heeft, maar ook voor niet-Engelsen. De tournee door Europa hebben dit duidelijk bewezen en zelfs in het nationalistische Ame rika is men er van overtuigt. Toen het Sadler's Wells Ballet daar in tot de nok gevulde zalen optrad, trokken de critici vleiende vergelijkingen met het beroemde New York City Ballet, dat het Holland Festival van 1952 in de ware betekenis van het woord heeft opgeluisterd. En dat: deze Ame rikaanse vergelijkingen met eigen scheppingen, zegt inderdaad veel van de intrinsieke waarde van de Sadler's ONUITPUTTELIJKE RESERVOIR. Voor Nederland is deze Engelse nationale balletgroep geen onbekende. Veertien jaar geleden, toen de oorlog zich over geheel West-Europa ver spreidde, was het toen nog niet be roemde gezelschap in ons land en zag op het laatste nippertje kans met achterlating van costuums en décors te vluchten. Onmiddellijk na de oorlog viel ons land als eerste de eer te beurt de sterk in kwaliteit verbeterde Sadler's te mogen ontvangen, waarbij de groep haar rechtmatige eigendom men in keurig verzorgde staat terug ontving. En thans zijn de Sadler's dan voor de derde keer in ons land gearri veerd. De paradepaardjes: Margot Fonteyn, Michael Soames, Nadia Ne- rina en Deirde Dixon voorop; de ta lentvolle, doch nog onbekende licht voetige gratiën er achter. In Amster dam en Den Haag hebben ze al een aantal van hun klassiek geworden voorstellingen gegeven: De Schaduw, Eerbewijs aan de Koningin, De Drie kante Steek. En ook Tsjaikovsky's Zwanenmeer alleen nog in Rusland en door Sadler's Wells in onverkorte vorm uitgevoerd hebben reeds vele Festivalgangers gezien bij elkaar genomen dus het neusje van de zalm. Nu dc kwestie van een nationaal ballet in Nederland actueel lijkt, is het misschien wel goed even dieper op de organisatie-vorm van Sadler's Wells in te gaan. Want wie denkt, dat het Engelse nationale ballet een op zichzelf staande groep is, welker kwaliteit met het seizoen kan wisse len, slaat, de plank ver mis. De Sad ler's behoren namelijk tot een gezel schap, dat vier belangrijke afdelingen telt en dat, juist vanwege zyn goede organisatie, grote subsidies uit de Engelse schatkist geniet. Daar is ten eerste de Sadler's Wells Ballet School, die elk jaar een vijftig tal streng geselecteerde kleuters met dansaanleg opneemt, teneinde in de balletkunst bekwaam te worden. In het Sadler's Wells Theatre Ballet vin den gevorderde leerlingen een plaats en uit de hoogste klas van deze school de zgn. Sadler's Wells Opera Class, worden bekwame leerlingen aan het operahuis Covent Garden uitgeleend, terwijl ze uiteraard ook voor het eigen theater worden gebruikt. Het voordeel van deze indeling is, dat ta lentvolle leerlingen reeds vroeg to neelervaring krijgen, aan de andere kant wordt dit noodzakelijke, doch tamelijk on-interessante werk bekwa mere krachten bespaard. Het Sadler's Wells Ballet kan dus Nederland, dat thans even ver is als Engeland in de dertiger jaren, heeft ongetwijfeld een veel kleiner gebied met adspirant-balletdanseres- sen tot zijn beschikking. ZVIaar de or ganisatie-vorm van 't Sadler's Wells Ballet is niettegenstaande dit de moeite waard, al zou het- alleen maar zyn, omdat hy er borg voor is, dat men, bij een goede keuze van lerares sen en leerlingen, het leven van een eventueel Nederlands nationaal ballet kan bestendigen. Dat men niet liever één grote film maakte, ligt niet zozeer aan de ver scheidenheid van de onderwerpen, dan wel aan een niet geheel onbaat zuchtige hoffelijkheid tegenover de televisie: die kan immers van korte films „meeprofiteren". En waarom het nu meteen techni color moest zijn De officiële verkla ring luidt, dat het filmmateriaal, waarover onze voorliehtingsposten in het buitenland beschikken, te oud is om nog voldoende aan te spreken; iets nieuws moet derhalve werkelijk goed nieuw zijn. Dus in kleuren. Natuurlijk zou een dergelijke vry kostbare productie niet mogelijk ge weest zijn, als niet dit jaar van re geringswege het budget voor onze nationale zelfverheffing iets ruimer dan gewoonlijk was geweest. Dan zou men ook nooit naast de Nederlandse regisseur, Walter Smith (van „Rech ter Thomas") en cameraman Jan Schefer, de Engelse technicolor spe cialist Cyril Knowles hebben kunnen aantrekken. Zijn schilderyen films zo als „The open window", zijn films over het werk van Rembrand en Ver- Josef Krips neemt ontslag De eerste dirigent van het Londen- se Symphonie-orkest, de Oostenrijker Josef Krips, heeft ontslag genomen. Josef Krips was in November 1950 tot eerste dirigent van het orkest be noemd. Een kunstig bewerkt beeldje uit het gebied van de Geelvinkbaai op Nieuw.Guinea. Waar de tijd stilstond Belangrijke collectie ,.Melanesische kunst" (Van een bijzondere medewerker) Er zyn nog steeds mensen voor wie de ttfd tientallen eenwen stilgestaan schijnt te hebben; mensen die in vrijwel ontoegankelijke gebergten en diepe wouden leven, gebukt onder he t respect voor de geesten hunner voor ouders, wier ongebreidelde macht hen kan maken en breken. Rhythmisch slaan zij daarom aun trommen; zy luisteren met groot ontzag naar de klan ken van heilige flniten en voeren 'cun sacrale dansen uit, getooid met angst aanjagende maskers. Groot 's de verscheidenheid hunner „tovermiddelen", welke thans te zien zyn op de tentoonstelling „Melanesische kunst", die tot en met 18 September a-s. in het Tropenmuseum te Amsterdam gehouden wordt. Majestueus staan daar metershoge totempalen, kunstig versierd met symbolische figuren van een mystiek, die ook de mens in Europa eens heeft gekend, teen de oerbron van zyn „westerse beschaving" omstreeks de IJstyd aarzelend begon te vloeien. is dan ook veel minder groot dan me nigeen gedacht zal hebben. Zelfs valt een duidelijke vierwantschap tussen beiden aan te tonen en dit leidt tot de conclusie, dat bijvoorbeeld een meester als Picasso, die zeker geen „kopiist" genoemd mag worden, uit dezelfde inspiratie schept als de Me- lanesische kunstenaars, ook al be oefenen zij hun kunst niet ,,1'art pour Part", maar in zuiver toegepaste vorm. Met andere woorden: zij maken geen dingen móói, maar zij maken mooie dingen, wat een groot verschil is. Men behoeft er de tentoongestelde beel den en ander houtsnijwerk, de dans- schorten van geklopte en daarna be schilderde boombast, en de kunstige vlechtwerken maar op aan te zien om Nog toont het carnaval de mombak- kessen. waar onze verre voorouders achter schuilgingen met dezelfde eer bied als thans (nog) de Melanesiërs in het rijk der „zwarte eilanden" en zelfs wij, nuchtere twintigste eeuwers, kunnen ons niet geheel onttrekken aan de werking dezer indrukwekken de maskers. Met felle expressie grijn zen ze ons op de tentoonstelling tegen, woordloos vertellend van culturen waar onze geleerden moeizaam de zin van ontraadselen, omdat de kennis hiervan de wetenschap verrijkt en vooral ook de sleutel vormt tot een vruchtbare samenwerking tussen „Oosten" en „Westen". Het verschil tussen moderne Wes terse kunst en de kunst van Melanesië' ervan overtuigd te zijn, dat hierbij sprake is van ontegenzeggelijke schoonheid. Een schoonheid die, als bij vrijwel alle natuurvolken, stoelt op mystiek en religie. Dit is nu een factor welke de kunst der Melanesiërs weinig duurzaam doet zyn. Veel van hun scheppingen, met grote zorg en een hoog ontwikkeld aesthetisch gevoel vervaardigd» wordt na het gebruik bij de ceremoniën waarvoor een en ander werd gemaakt, weggeworpen of vernietigd. En hoe meer de methoden en denkwijzen van „het Westen" ingang zullen vinden, hoe schaarser dus de Melanesische kunst zal worden- Wat vandaag nog een zuiver levende kunst is, zal daar om wellicht morgen een verzameling museumstukken zyn. Hierom is het van groot belang, dat de collectie van het Tropenmu seum ten aanzien van Melanesië sterk is uitgebreid, o.m. met voorwerpen, die tot voor enkele maanden geleden buiten de vindplaatsen zelfs nog vol slagen onbekend waren. Dit is met name het geval met materiaal uit het Asmatgebied van Nederlands Nieuw- Guinea, het grootste eiland van Me lanesië. Ook uit het Noorden van dit „rijksdeel overzee", uit de streek van het Sentanimeer, zijn echter stukken van bijzondere schoonheid en grote wetenschappelijke betekenis aan de verzameling van het Tropenmuseum toegevoegd. Dit is te danken aan de heer C. M- A. Groeneveldt. een mede werker van het Tropeninstituut, die te Hollandia op Nieuw-Guinea woont meer, zijn opnamen van werken van Toulouse Lautrec voor de film „Mou lin Rouge" hebben hem overal een grote naam bezorgd. Deze freelance light-engineer, die zich zelfg voor een fabelachtig hono rarium niet vast aan enige Engelse studio wil binden, was onlangs druk bezig in de Profilti-studio aan de Boslaan in Den Haag, waar alles klaar stond voor de opnamen van twee minuten ballet. Hiervoor had men één van de dans- epigrammen, door Sonja Gaskell ge zet op Sam Dresdens „Dansflitsen", gekozen en deze Tarantella was 's ochtends al een uur lang gerepeteerd door Marianne Hylaridës, Louki van Oven. Willy de la Bye, Janine van Thor. Jaap Flier, Conrad van de We tering en Rudi van Dantzik. Maar 's middags, toen het dan zo ver was en alle licht scheen zoals het schijnen moest en er eerst een paar maal proef gedanst was onder het dans-critisch oog van Sonja Gaskell, bleek de veerkracht er bij de dan sers wat uit te zyn. Na drie herhalingen van de Ta rantella klonken voor de eigenlijke opnamen nog raadgevingen als „niet te veel lachen, dan glimmen uw tan den te veel", of „kijkt u niet zo ern stig". En ging nog vlug een specia le technicolorpoederdons over de flimmende gezichten, een kam door e haren en een nieuwe bezem over een oneffenheid in de vloer. Toen er „stilte" was geroepen en boven de muziek uit het lopen van de camera klonk, zette iedereen het meest eritische gezicht. Sonja Gas kell wilde de opnamen een keer over hebben. Het ging over. Nu nogmaals diverse raadgevingen. Maar de 2e opname, die wel haar goedkeuring kon wegdragen, was vol gens de regisseur én dé cameraman filmisch heel wat minder geslaagd. Dat zal dus wel op montage van de beste stukken uit beide opnamen uit lopen. Ook de aparte shots, die ge maakt werden, zullen in dit korte ballet gemonteerd worden. En dan heeft men twee minuten van de veertien minuten cultuurfilm vol. In de overige twaalf andere zal Nederlandse kunst te zien zijn. in de Sint Jan in Den Bosch, in de Neder landse musea, in Delft, in de Ridder zaal, in het Concertgebouw, op het toneel en in het openluchttheater te Diever. en zich zeer beijvert specimina van de Melanesische kunst te verzamelen. Voorts heeft de thans in Zwitserland wonende volkenkundige dr Paul Wirz veel belangrijks geschonken aan het Tropenmuseum. Deze onderzoeker is een der wei nigen in Europa, die Melanesië wer kelijk bent. Hij bracht er een aan zienlijk deel van zijn leven door en publiceerde veel opmerkelijks over de zeden en gewoonten in dit gebied, waar men op welhaast elk der vele honderden eilanden een eigen cultuur en een eigen taai heeft, al loopt er door het gehele gebied dan ook wel een „klassieke" lijn- Terwijl echter in dit eilandenrijk in sommige streken de oeroude inheemse cultuur reeds volkomen verloren is geraakt en de tot het Christendom overgegane inwoners hun kleding en gebruiksvoorwerpen uit Europese ma terialen vervaardigen, zijn er ander zijds uitgestrekte gedeelten, waarin vrijwel nooit een blanke doordrong. Nog kort geleden heeft men er tot dusver onbekende bevolkingsgroepen ontdekt en wie weet zullen er meer van dergelijke vondsten worden ge daan. Gezien deze feiten is het zeker de moeite waard kennis te nemen van wat de huidige Zomertentoonstelling van het Tropenmuseum biedt; de ver zameling is bijzonder boeiend en de opstelling geeft er het hoogst moge lijke effect aan. wat, zeker bij een collectie „toverattributen" 3ls hier bedoeld, van zeer grote betekenis is.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 7