>De Droomgestalte", opvallende
roman van Helma Wolf-Catz
Attributen van Zwarte eilanden
in Tropenmuseum
door mms wmu
Sadler's Wells, voorbeeld
voor Nederland?
Nederlandse kleurenfilms
voor de export
ZATERDAG 26 JUNI 1954
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
11
Dichterlijk en origineel
Boek met magnifieke fragmenten
HET IS MOGELIJK wat ongebruikelijk om de bespreking van een boek
te beginnen met de mededeling dat het als geheel niet volkomen geslaagd
te noemen is en er dan toch onmiddellijk bij te voegen: maar lees het niette
min in ieder geval. Het boek „De Droomgestalte" van de in 1900 te Nieuw
en Sint Joosland geboren romancière Helma WolfCatz noopt ons tot dit
begin. Want dit boek is zo'n eerlijke en moedige poging om iets nieuws te
brengen, het is zo dichterlijk en volkomen vrij van elke banaliteit, dat het
succes verdient ondanks het betreurenswaardige feit dat het onderwerp
de schrijfster tenslotte boven het hoofd gegroeid is, zodat zij de controle er
over kwijt raakte en zich in weinig verantwoorde vaagheden verloor.
Ondanks dat en ondanks zwakke plekken en het hier en daar minder
goede of wat ouderwetse Nederlands en andere kleine feiten, bevat dit
originele, nergens mee te vergelijken werk (zéker niet te vergelijken met
dat; van AlainFournier, zoals volkomen ten onrechte op de omslag ge
beurt), magnifieke fragmenten, bladzijden die op zeldzame wijze weten te
treffen, die diepe verbanden leggen en de geest van de lezer zelfstandig
werkzaam maken, zoals gedichten dat doen kunnen, maar zoals proza zel
den doet.
Het is een boek als een lange
droom: bepaalde gedeelten komen
aan de oppervlakte van het bewust
zijn, zwaar van sfeer en geur, feller,
geladener, duidelijker dan het leven
zelf. En dan zakt de droom weer
weg, wordt vaag, tot nieuwe frag
menten scherp oplichten. Ook de stijl
van de schrijfster, vol verband-leg-
gende gedachtensprongen, soms bin
nen één regel, werkt tot dit droom
effect mee. Tenslotte, als de droom
uit is. weet men eigenlijk niet wat
men er van denken moet: m voelt
dat er overal zinvolle verb: i be
staan, symbolen van liefde. n en
dood voorkomen, maar de betekenis
van het geheel ontglipt ons en men
blijft wat onthutst en onbevredigd
mymeren.
Letterkundige kroniek
Zo is deze droom in uiterste instan
tie ook aan de schrijfster ontglipt;
haar symboliek is te vaag, polyinter
pretabel geworden en daardoor au
fond voor geen enkele verantwoorde
uitleg vatbaar. Men tast volkomen in
het duister, in het niets, en iemand,
die ongevoelig blijft voor de grote
evocatieve vermogens van de schrijf
ster zal wellicht weinig in dit werkje
kunnen waarderen.
THEE NOVELLEN.
Reeds de opzet van dit merkwaar
dige boek is zeer onevenwichtig. Het
bestaat uit twee novellen, een Korte,
„Aurelia" genaamd, handelend te Ro
me in de tijd van de Christenvervol
ging, en een lange „Mary Ann"
voornamelijk spelend in het heden
daagse Schotland.
Veel verband hebben die verhalen
niet met elkaar, behalve dan dat de
romeinse stedelinge uit de antieke
tijd een zusterziel is van het moder
ne Schotse dorpsmeisje.
De „droom" betekent voor Helma
Wolf-Catz geen min of meer roman
tische ontvluchting uit de werkelijk
heid, zoals we die meestal in de li
teratuur aantreffen. De droom is in
een zekere zin bij haar; een ideeël,
ingeschapen doel waarnaar men
strijdend streven moet en dat vage
lijk samenvalt met de grote, énige
geliefde en met het hele bestaan of
niet-bestaan, het ondergaan dan wel
het slagen in het leven van de mens.
De zwakke gaat aan die droom te
onder, de sterke wint. Maar ook
speelt er een bovennatuurlijke factor
noodlottig in de levens mee, een
vaag iets, dat elk vermoedt maar
niet begrijpen kan, waaraan men ge
looft en moet gelooft. aDn gaat de
droomgestalte voorbij, vliegt de ziele-
vogel voor de sterveling uit, lijkt het
of beschermengelen en doodsengelen
klapwieken, en de mens moet vol
gen. Het is wel niet toevallig dat
de schrijfster juist deze symbolisch-
«eladen plaatsen van handeling
koos: het oude Rome en Schotland,
waar mythen en sagen en bijgeloof
hoogtij vierden en vieren, waar men
leefde met die onzichtbare wereld
en machten die meestal als occult
aangeduid worden.
Het moet er onmiddellijk bijge
zegd, dat de schryfster er goed
in geslaagd is de sfeer in die
plaatsen te tekenen; vooral haar
uitbeelding van Schotland, (een
soort „innerlijke" uitbeelding,
want aan besenrijvingskunst doet
zij gelukkig niet), is af en toe
beslist groots te noemen.
SUGGESTIEF.
Zowel Aurelia als Mary-Ann zijn
zinnelijke, wufte en behaagzieke
meisjes uit het volk, die zich graag
laten wiegen door dromen van weel
de en geluk. Niettemin is Aurelia
volkomen aan haar man Marcus, een
tot het Christendom overgegane
Jood, verbonden, en blijft Mary-Ann,
lang geen onbeschreven blad, trouw
aan haar liefde voor de landjonker
Vanbury die zij als kind heeft ont
moet. Aurelia, een weinig strijdbare
figuur, gaat ten onder als Marcus
gekruisigd is. Haar instinctieve
trouw aan hem deed de kans op
genade van de keizer verloren gaan.
Zij vindt haar einde in de Tiber.
Mary-Ann echter is weerbaar, dap
per. Zy verlaat haar jeugdvriend Al-
vin, een bijzonder goed getekende
Schotse dorpsjongen, vol woeste oer
kracht, beheerst door mythen, en
loopt weg van haar grote liefde, de
weduwnaar Vanbury, waarmee zij
zich voor altijd verbonden weet, om
dienst te nemen bij het vrouwen
vrijwilligerskorps. Jarenlang werkt
zij onder levensgevaar in bezet ge
bied en pas na de oorlog keert zy,
gelouterd door alles wat zij meege
maakt heeft, tot Vanbury terug.
Ook dit oorlogs-thema heeft Helma
Wolf-Catz op zeer bijzondere wyze
behandeld. Net als overal elders in
haar boek, heeft zy zich hier niet
bekommerd om een logische struc
tuur of achtergrond en weefde zij
werkelijkheid en droom volkomen
dooreen. Niettemin heeft zjj zeer sug
gestief de sféér van bezetting, ille
galiteit en gevaar weten op te roe
pen. Stellig heeft de schrijfster hier
ook menig detail aan haar harde per
soonlijke ervaringen ontleend haar
echtgenoot. Mr. YVolf is immers, zoals
bekend, door de Duitsers om het le
ven gebracht.
Teneinde enig idee te geven van
dit interessante proza volgt hier een
fragment over de jeugd van de
Schotse jongen Alvin:
„De zwarte figuren gingen voor
bij als de Driekoningen op fluweel
en Alvin keek en rook. De lucht van
de geit en de keuken maakten hem
als een dier dat een ander dier
'aagt, en hij keek loerend door de
:leine ruiten. Het lot was hem gun
stig, hij zag twee jonge magere ko
nijnen door de sneeuw vluchten en
stilstaan, de neuzen omhoog in de
kou, trillend. Hij. Alvin sprong voor
uit met de koolbladen en legde die
bij de buitendeur. Zouden ze zo uit
gehongerd zijn dat ze kwamen, dan
konden ze konijn eten. Ze kwamen
en beefden van de kou en knabbel
den aan de kool. Alvin gleed naar
voren en greep een konijn by de oren.
Even voelde hij de weke hals en sid
derde. Hij had willen gillen maar
hy drukte door en draaide het beest
de nek om. Het andere snelde weg.
De ogen van het konyn kon hij in
de avond nauwelijks zien. Ze draai
den rond en het wit kwam naar de
bovenkant. Uit de neus liep een
straaltje bloed en paardenzweet Hij
sleepte het konijn met zich mee
naar de keuken en riep. Zijn moeder
kwam uit de lage deuropening.
„Gevangen" zei hij, „dood."
„Wie heeft dat gedaan?"
„Ik" zei Alvin.
Zyn moeder kon zyn kleine gestal
te nog juist onderscheiden. Zijn
zwarte haar kwam aan alle kanten
onder zijn pet uit en zijn donkere
ogen met de langzame oogopslag za
gen haar half geloken aan.
„Zo", zei ze, „zo, zo. Geef dat
beest eens óp."
Zijn moeder keek naar het beest
en naar hem. Alvin deed een stap
nader en rook aan het konijn. Hij
rook er gretig aan. Ze trok hem
weg.
„Niet doen", zei ze bars, „dat wil
ik niet. Ga naar je bed."
Zij bedankte hem niet en Alvin
klom de ladder op naar de koude
zolder.
De volgende morgen gaf zijn moe
der hem bij het boodschappen doen
een penny. „Voor het konijn" zei ze.
Alvin kreeg zoiets alleen op feest
dagen" (pag. 40/41).
Geen gaaf meesterwerk, deze
„droomgestalte", maar wel een op
merkelijk, origineel boek dat dan ook
ieders eerlijke aandacht verdient.
Helma Wolf-Catz; De Droomge
stalte.
A. A. M. Stols, 's-Gravenhage.
Balletgroep met internationale
vermaardheid
(Van een speciale verslaggever)
Het Sadler's Wells Ballet is voor de chauvinistische Engelsman een zaak
an nationale betekenis. Met deze groep wordt in het land der zelfgenoeg
zaamheid telkenmale de reclame-trom geroerd. En dan niet alleen door
balletomanen, die met lange haren en verrukte ogen de bewegingen der
dansers en danseressen volgen, maar ook door mensen, die nog nooit ballet
schoentjes hebben gezien.
De lof, die de Engelsen hun eigen gezelschappen toezwaaien, behoeft dan
ook helemaal niet bepalend te zijn voor de kwaliteit van de optredende
groep. Kwaliteit of geen kwaliteit, Engeland, het uit Engeland ontstane
en het van Engelse oodem komende, gaat boven alles. „Engelse waar is
goede waar", ook al is ze slechter dan die, welke uit andere landen komt.
Zoals ivij reeds meldden heeft een
Frans geneesheer een tot dusver on
bekend werk van Vincent van Gogh
aan het Stedelijk Museum te Amster
dam geschonken. Het stelt voor het
park van het Maison de Santé
te Sant Rémy
Valentijn Schoonderbeek
overleden
Onverwacht is te Naarden in de
leeftijd van 46 Jaar overleden de or
ganist Valentijn Schoonderbeek.
De overledene was een der organis
ten van de Nederlandse Bach-verenl-
glng. Als zodanig bespeelde hij gere
geld een der orgels bij de uitvoerin
gen van de Mattheüs-Passlon. Hij was
organist van de Grote Kerk in Naar
den.
Ter herdenking van het feit, dat tal
van leden van de familie Schoonder
beek gedurende honderd jaar onafge
broken organist van de Grote Kerk
zijn geweest, zou hem binnenkort een
concert worden aangeboden.
Valentijn Schoonderbeek gaf vele
orgelconcerten in binnen- en buiten
land. Ook concerteerde hij vele ma
len voor de radio. Hij was o.a. ver
bonden aan de V.P.R-O.
Bernard Verhoeven verlaat
Jan van Eyk-academie
Bernard Verhoeven zal met ingang
van 1 October, het einde van het lo
pende studiejaar, ontslag nemen als
directeur van de Jan van Eyk-acade-
mie te Maastricht. De heer Verhoeven
heeft gedurende bijna 5 jaar de leiding
van de Jan van Eyk-academie gehad,
sinds de oprichting van deze instel
ling. Hij blijft echter als leider van
de toneelacademie te Maastricht werk
zaam.
Geen hall werk
Zij moeten de naam van ons land
in het buitenland hooghouden
(Van onze filmmedewerkster)
Nu onze regering poogt ons van de blaam van een klompen, en molentjes
volk te zijn, te zuiveren, hebben we met eigen ogen kunnen constateren,
dat zy in ieder geval niet met half werk tevreden is. De drie korte ldeuren-
filmpjes, die op verzoek van het departement van Buitenlandse Zaken door
Profilti in Den Haag gemaakt worden, zullen tezamen e$n beeld van ons
volk geven, dat aan de duidelijke bedoelingen van de opdrachtgevers geen
twijfel laat.
Rico Bulthuis schreef een scenario over het dagelijks leven van de ge
middelde Nederlander, Huizinga over een Nederland in zijn tegenstelling
oud-nieuw en Nol Gregoor behandelde het culturele leven.
Het is daarom verheugend te kun
nen constateren, dat het Sadler's
Wells Ballet niet alleen voor Engel
sen een goede klank heeft, maar ook
voor niet-Engelsen. De tournee door
Europa hebben dit duidelijk bewezen
en zelfs in het nationalistische Ame
rika is men er van overtuigt. Toen
het Sadler's Wells Ballet daar in tot
de nok gevulde zalen optrad, trokken
de critici vleiende vergelijkingen met
het beroemde New York City Ballet,
dat het Holland Festival van 1952 in
de ware betekenis van het woord
heeft opgeluisterd. En dat: deze Ame
rikaanse vergelijkingen met eigen
scheppingen, zegt inderdaad veel van
de intrinsieke waarde van de Sadler's
ONUITPUTTELIJKE
RESERVOIR.
Voor Nederland is deze Engelse
nationale balletgroep geen onbekende.
Veertien jaar geleden, toen de oorlog
zich over geheel West-Europa ver
spreidde, was het toen nog niet be
roemde gezelschap in ons land en zag
op het laatste nippertje kans met
achterlating van costuums en décors
te vluchten.
Onmiddellijk na de oorlog viel ons
land als eerste de eer te beurt de
sterk in kwaliteit verbeterde Sadler's
te mogen ontvangen, waarbij de
groep haar rechtmatige eigendom
men in keurig verzorgde staat terug
ontving.
En thans zijn de Sadler's dan voor
de derde keer in ons land gearri
veerd. De paradepaardjes: Margot
Fonteyn, Michael Soames, Nadia Ne-
rina en Deirde Dixon voorop; de ta
lentvolle, doch nog onbekende licht
voetige gratiën er achter. In Amster
dam en Den Haag hebben ze al een
aantal van hun klassiek geworden
voorstellingen gegeven: De Schaduw,
Eerbewijs aan de Koningin, De Drie
kante Steek. En ook Tsjaikovsky's
Zwanenmeer alleen nog in Rusland
en door Sadler's Wells in onverkorte
vorm uitgevoerd hebben reeds vele
Festivalgangers gezien bij elkaar
genomen dus het neusje van de zalm.
Nu dc kwestie van een nationaal
ballet in Nederland actueel lijkt, is
het misschien wel goed even dieper
op de organisatie-vorm van Sadler's
Wells in te gaan. Want wie denkt,
dat het Engelse nationale ballet een
op zichzelf staande groep is, welker
kwaliteit met het seizoen kan wisse
len, slaat, de plank ver mis. De Sad
ler's behoren namelijk tot een gezel
schap, dat vier belangrijke afdelingen
telt en dat, juist vanwege zyn goede
organisatie, grote subsidies uit de
Engelse schatkist geniet.
Daar is ten eerste de Sadler's Wells
Ballet School, die elk jaar een vijftig
tal streng geselecteerde kleuters met
dansaanleg opneemt, teneinde in de
balletkunst bekwaam te worden. In
het Sadler's Wells Theatre Ballet vin
den gevorderde leerlingen een plaats
en uit de hoogste klas van deze school
de zgn. Sadler's Wells Opera Class,
worden bekwame leerlingen aan het
operahuis Covent Garden uitgeleend,
terwijl ze uiteraard ook voor het
eigen theater worden gebruikt. Het
voordeel van deze indeling is, dat ta
lentvolle leerlingen reeds vroeg to
neelervaring krijgen, aan de andere
kant wordt dit noodzakelijke, doch
tamelijk on-interessante werk bekwa
mere krachten bespaard.
Het Sadler's Wells Ballet kan dus
Nederland, dat thans even ver is
als Engeland in de dertiger jaren,
heeft ongetwijfeld een veel kleiner
gebied met adspirant-balletdanseres-
sen tot zijn beschikking. ZVIaar de or
ganisatie-vorm van 't Sadler's Wells
Ballet is niettegenstaande dit de
moeite waard, al zou het- alleen maar
zyn, omdat hy er borg voor is, dat
men, bij een goede keuze van lerares
sen en leerlingen, het leven van een
eventueel Nederlands nationaal ballet
kan bestendigen.
Dat men niet liever één grote film
maakte, ligt niet zozeer aan de ver
scheidenheid van de onderwerpen,
dan wel aan een niet geheel onbaat
zuchtige hoffelijkheid tegenover de
televisie: die kan immers van korte
films „meeprofiteren".
En waarom het nu meteen techni
color moest zijn De officiële verkla
ring luidt, dat het filmmateriaal,
waarover onze voorliehtingsposten in
het buitenland beschikken, te oud is
om nog voldoende aan te spreken;
iets nieuws moet derhalve werkelijk
goed nieuw zijn. Dus in kleuren.
Natuurlijk zou een dergelijke vry
kostbare productie niet mogelijk ge
weest zijn, als niet dit jaar van re
geringswege het budget voor onze
nationale zelfverheffing iets ruimer
dan gewoonlijk was geweest. Dan zou
men ook nooit naast de Nederlandse
regisseur, Walter Smith (van „Rech
ter Thomas") en cameraman Jan
Schefer, de Engelse technicolor spe
cialist Cyril Knowles hebben kunnen
aantrekken. Zijn schilderyen films zo
als „The open window", zijn films
over het werk van Rembrand en Ver-
Josef Krips neemt ontslag
De eerste dirigent van het Londen-
se Symphonie-orkest, de Oostenrijker
Josef Krips, heeft ontslag genomen.
Josef Krips was in November 1950
tot eerste dirigent van het orkest be
noemd.
Een kunstig bewerkt beeldje uit het
gebied van de Geelvinkbaai op
Nieuw.Guinea.
Waar de tijd stilstond
Belangrijke collectie
,.Melanesische kunst"
(Van een bijzondere medewerker)
Er zyn nog steeds mensen voor wie de ttfd tientallen eenwen stilgestaan
schijnt te hebben; mensen die in vrijwel ontoegankelijke gebergten en
diepe wouden leven, gebukt onder he t respect voor de geesten hunner voor
ouders, wier ongebreidelde macht hen kan maken en breken. Rhythmisch
slaan zij daarom aun trommen; zy luisteren met groot ontzag naar de klan
ken van heilige flniten en voeren 'cun sacrale dansen uit, getooid met angst
aanjagende maskers. Groot 's de verscheidenheid hunner „tovermiddelen",
welke thans te zien zyn op de tentoonstelling „Melanesische kunst", die
tot en met 18 September a-s. in het Tropenmuseum te Amsterdam gehouden
wordt. Majestueus staan daar metershoge totempalen, kunstig versierd
met symbolische figuren van een mystiek, die ook de mens in Europa eens
heeft gekend, teen de oerbron van zyn „westerse beschaving" omstreeks de
IJstyd aarzelend begon te vloeien.
is dan ook veel minder groot dan me
nigeen gedacht zal hebben. Zelfs valt
een duidelijke vierwantschap tussen
beiden aan te tonen en dit leidt tot
de conclusie, dat bijvoorbeeld een
meester als Picasso, die zeker geen
„kopiist" genoemd mag worden, uit
dezelfde inspiratie schept als de Me-
lanesische kunstenaars, ook al be
oefenen zij hun kunst niet ,,1'art pour
Part", maar in zuiver toegepaste vorm.
Met andere woorden: zij maken geen
dingen móói, maar zij maken mooie
dingen, wat een groot verschil is. Men
behoeft er de tentoongestelde beel
den en ander houtsnijwerk, de dans-
schorten van geklopte en daarna be
schilderde boombast, en de kunstige
vlechtwerken maar op aan te zien om
Nog toont het carnaval de mombak-
kessen. waar onze verre voorouders
achter schuilgingen met dezelfde eer
bied als thans (nog) de Melanesiërs
in het rijk der „zwarte eilanden" en
zelfs wij, nuchtere twintigste eeuwers,
kunnen ons niet geheel onttrekken
aan de werking dezer indrukwekken
de maskers. Met felle expressie grijn
zen ze ons op de tentoonstelling tegen,
woordloos vertellend van culturen
waar onze geleerden moeizaam de zin
van ontraadselen, omdat de kennis
hiervan de wetenschap verrijkt en
vooral ook de sleutel vormt tot een
vruchtbare samenwerking tussen
„Oosten" en „Westen".
Het verschil tussen moderne Wes
terse kunst en de kunst van Melanesië'
ervan overtuigd te zijn, dat hierbij
sprake is van ontegenzeggelijke
schoonheid. Een schoonheid die, als
bij vrijwel alle natuurvolken, stoelt
op mystiek en religie.
Dit is nu een factor welke de kunst
der Melanesiërs weinig duurzaam doet
zyn. Veel van hun scheppingen, met
grote zorg en een hoog ontwikkeld
aesthetisch gevoel vervaardigd» wordt
na het gebruik bij de ceremoniën
waarvoor een en ander werd gemaakt,
weggeworpen of vernietigd. En hoe
meer de methoden en denkwijzen van
„het Westen" ingang zullen vinden,
hoe schaarser dus de Melanesische
kunst zal worden- Wat vandaag nog
een zuiver levende kunst is, zal daar
om wellicht morgen een verzameling
museumstukken zyn.
Hierom is het van groot belang,
dat de collectie van het Tropenmu
seum ten aanzien van Melanesië sterk
is uitgebreid, o.m. met voorwerpen,
die tot voor enkele maanden geleden
buiten de vindplaatsen zelfs nog vol
slagen onbekend waren. Dit is met
name het geval met materiaal uit het
Asmatgebied van Nederlands Nieuw-
Guinea, het grootste eiland van Me
lanesië. Ook uit het Noorden van dit
„rijksdeel overzee", uit de streek van
het Sentanimeer, zijn echter stukken
van bijzondere schoonheid en grote
wetenschappelijke betekenis aan de
verzameling van het Tropenmuseum
toegevoegd. Dit is te danken aan de
heer C. M- A. Groeneveldt. een mede
werker van het Tropeninstituut, die
te Hollandia op Nieuw-Guinea woont
meer, zijn opnamen van werken van
Toulouse Lautrec voor de film „Mou
lin Rouge" hebben hem overal een
grote naam bezorgd.
Deze freelance light-engineer, die
zich zelfg voor een fabelachtig hono
rarium niet vast aan enige Engelse
studio wil binden, was onlangs druk
bezig in de Profilti-studio aan de
Boslaan in Den Haag, waar alles
klaar stond voor de opnamen van
twee minuten ballet.
Hiervoor had men één van de dans-
epigrammen, door Sonja Gaskell ge
zet op Sam Dresdens „Dansflitsen",
gekozen en deze Tarantella was 's
ochtends al een uur lang gerepeteerd
door Marianne Hylaridës, Louki van
Oven. Willy de la Bye, Janine van
Thor. Jaap Flier, Conrad van de We
tering en Rudi van Dantzik.
Maar 's middags, toen het dan zo
ver was en alle licht scheen zoals het
schijnen moest en er eerst een paar
maal proef gedanst was onder het
dans-critisch oog van Sonja Gaskell,
bleek de veerkracht er bij de dan
sers wat uit te zyn.
Na drie herhalingen van de Ta
rantella klonken voor de eigenlijke
opnamen nog raadgevingen als „niet
te veel lachen, dan glimmen uw tan
den te veel", of „kijkt u niet zo ern
stig". En ging nog vlug een specia
le technicolorpoederdons over de
flimmende gezichten, een kam door
e haren en een nieuwe bezem over
een oneffenheid in de vloer.
Toen er „stilte" was geroepen en
boven de muziek uit het lopen van
de camera klonk, zette iedereen het
meest eritische gezicht. Sonja Gas
kell wilde de opnamen een keer over
hebben. Het ging over.
Nu nogmaals diverse raadgevingen.
Maar de 2e opname, die wel haar
goedkeuring kon wegdragen, was vol
gens de regisseur én dé cameraman
filmisch heel wat minder geslaagd.
Dat zal dus wel op montage van de
beste stukken uit beide opnamen uit
lopen. Ook de aparte shots, die ge
maakt werden, zullen in dit korte
ballet gemonteerd worden.
En dan heeft men twee minuten
van de veertien minuten cultuurfilm
vol. In de overige twaalf andere zal
Nederlandse kunst te zien zijn. in de
Sint Jan in Den Bosch, in de Neder
landse musea, in Delft, in de Ridder
zaal, in het Concertgebouw, op het
toneel en in het openluchttheater te
Diever.
en zich zeer beijvert specimina van
de Melanesische kunst te verzamelen.
Voorts heeft de thans in Zwitserland
wonende volkenkundige dr Paul Wirz
veel belangrijks geschonken aan het
Tropenmuseum.
Deze onderzoeker is een der wei
nigen in Europa, die Melanesië wer
kelijk bent. Hij bracht er een aan
zienlijk deel van zijn leven door en
publiceerde veel opmerkelijks over de
zeden en gewoonten in dit gebied,
waar men op welhaast elk der vele
honderden eilanden een eigen cultuur
en een eigen taai heeft, al loopt er
door het gehele gebied dan ook wel
een „klassieke" lijn-
Terwijl echter in dit eilandenrijk in
sommige streken de oeroude inheemse
cultuur reeds volkomen verloren is
geraakt en de tot het Christendom
overgegane inwoners hun kleding en
gebruiksvoorwerpen uit Europese ma
terialen vervaardigen, zijn er ander
zijds uitgestrekte gedeelten, waarin
vrijwel nooit een blanke doordrong.
Nog kort geleden heeft men er tot
dusver onbekende bevolkingsgroepen
ontdekt en wie weet zullen er meer
van dergelijke vondsten worden ge
daan.
Gezien deze feiten is het zeker de
moeite waard kennis te nemen van
wat de huidige Zomertentoonstelling
van het Tropenmuseum biedt; de ver
zameling is bijzonder boeiend en de
opstelling geeft er het hoogst moge
lijke effect aan. wat, zeker bij een
collectie „toverattributen" 3ls hier
bedoeld, van zeer grote betekenis is.