LITERATOREN OVER WALCHEREN Het oude Walcheren kon zich als weeldeverschijnsel niet handhaven DE EVACUATIE VAN VEERE HET WALCHERS LANDSCHAP l/Qeemoeb en melancholie op ^BccMplantbaq 194-7 DOOR AAD VAN LEEUWEN In |e kinderjaren lijkt alles mooi en groot. Als je dan, later, nog eens terugkeert in het oude milieu, is het klein en kaal geworden en je vindt de wereld maar erg achteruitgegaan. Dat is de aftakeling van je eigen ogen, die de gave der verwondering kwijt raakten. Intussen, zo subjec tief als het is, de teleurstelling is er niet minder reëel om. Maar wanneer dan het toneel van je jeugd, in de gepasseerde jaren, zelf ook nog eens extra is geplunderd en gesloopt, verwoest en veront- ramponeerd, dan accumuleren objectieve en subjectieve ruïne en is het geen wonder, dat je, na lange afwezigheid teruggekeerd, je oude land maar tot een armetierig boeltje verworven vindt. Zo verging het ons. We wilden terug naar ons kinderland. Toen we dan terug waren, vonden we het Nieuwe Walcheren maar een jammer lijk haveloos geval. Kaal en lelijk en rommelig. Hopeloos geschonden en van het oude schoon was niet veel meer over, dan enkele, zielige restanten. Toch wilden we er niet vandaan. Het deed je pijn tot in je ziel, waar heen je je ook wendde. Zoiets, of je je Moeder, wier beeld ie bewaarde als dat van een jonge, fiere Vrouw, plotseling terugvond: vervallen en tobberig en kleintjes. Misschien was het juist hierom, dat we niet weer wegwilden? Misschien zegt iemand nu: sentimenteel? Toegeven; hard- stikke sentimenteel. Maar sommige dingen zijn nu eenmaal niet te ver anderen Intussen zit je met zoiets toch wel m de knoop. Zoiets kan niet blijven. Je moet een nieuw evenwicht vinden en je zoekt naar een oplossing, een troost, een vasthouden. Zo zqn we dan begonnen met onszelf voor te houden, dat de Walcherse sfeer niet te schenden is. Het Zeeuwse licht, de Zeeuwse wolken, de Zeeuwse tinten, die voor die van Parijs niet onder doen, de paarlmoeren atmosfeer der Zeeuwse wateren, de grote Stilte vér buiten, wel, dat was allemaal Iets ontroofbaars (over straaljagers spre ken nu maar niet, die negeren we). Het was een troostje, om te begin nen. Maar gaandeweg ging het wel wat iel aanaoen. Een mens kan bq brood alleen niet leven, maar van lucht alleen ook niet. xXx Van „arremoei" zqn we dan die restanten nog maar eens nagegaan, 't Is waar, zo hier en daar was er nog wel wat. Soms krabbelde het al weer aardig bij, de tijd doet véél. We tramden ons voorts in optimistisch kijken. Met enige oefening kun je de miserabeligheden van het heden nog op de wel eens prettig wegboeken toekomst. Later, als al die hoopvolle jonge sprieten weer eens bomen zou den zijn, als al die brandnieuwe huis jes weer eens wat geleefd zouden hebbenoch, laten we ons niets wijsmaken ook dan zal het niet te vergelijken zijn met het wonderlijk mooie, gave, oude Walcheren. xXx En dat zit hem niet in onze ogen, die niet meer Adamitisch zien kun nen. Het zit hem, reëel en concreet en objectief en doodgewoon, in het pro ces. dat hier aan de gang is en dit heus niet sinds 1940, neen, nu al anderhalve eeuw lang. De oorlogsmi sère betekende hierin niet meer dan een incident, dat de deur dicht deed. Maar het aftakelingsproces dateert al van het eind van de vóór vorige eeuw. Rond 1800 zijn we begonnen met Walcheren te slopen. Van de oude weelde, van „Zeelands Tuin", zoals de Engelsen die, in 1809 toen ze land den bij de Oranjezon, tot hun stomme verwondering aanschouwden toen ze over de blinkerts heen waren, was in het begin dezer eeuw al niet heel veel meer over. De grote meerderheid dei- rijke buitenplaatsen, der sierlijke parken, der statige huizingen, der oude bossen, ze was toen al gesloopt, gekapt, voor puin verkocht. Als Wal cheren kaal is. dan hebben allereerst onze Grootvaders daar hard aan meegewerkt. De oorlog gaf slechts de finishing touch. UIT ARMOEDE Ze hebben het uit armoede gedaan, die Grootvaders. Het oude Walche ren was een weelde-verschijnsel, dat niet standhouden kon, zoals bv. ook de glorieuze Vechtstreek een weelde- verschijnsel was, dat niet blijven kon. Mr. J. C. van Behagen. En de fundamenten van die weelde waren bovendien nu niet allemaal zo mooi geweest. Zeker, handel en scheepvaart waren rechtschapen be zigheden. Maar de kaapvaart en het slavenhalen waren niet minder winst gevend geweest en onze koloniale ini- iatfeven waren al evenmin van de zachtzinnigste. De morele fagade van de destqdse ideologie zal de mensen van toen wel bevredigd hebben; ons spreekt ze niet meer zo aan. De va derlandse glorie bedekt vele dingen. En laten we ook maar niet te gron dig informeren naar de situatie van de mensen, die hier het gelag betaal den, hier in ons eigen huis._Men moet dit niet willen idealiseren, het was verre van ideaal. We mogen dan trots zijn op de schoonheid van ons oude land. op menselijk geluk was ze niet bepaald gebouwd. En dat die glorie niet blijven kon. omdat ze bovendien een gevolg was van een wel zeer uitzonderlijke „boom"-periode, wel, wie mag zich daar eigenlijk over be klagen We mogen de Egyptische py- Foto les Lamijn). SCHAMPSCHOTEN LANGS HET NIEUWE WALCH EREN „Onze samenleving doet denken aan een huis in aanbouw" WAARIN onderscheidt zich het Walcherse landschap van het algemeen-zeeuwse f Door zijn innigheid. Walcheren, dat is de groene tuin, met zijn smalle, kronkelende paden, dat is de ingetogen weelde der oude patriciërshuizen in Middelburg, dat zijn de kleine dorpen met hun liefelijke brinken, dat is het geheimzinnig Veere, waarin de tyd tot stilstand komt. Wy gingen er heen om tot rust en inkeer te komen, om het verleden te beleven als een actuele werkelijkheid. Er was geen land in de wereld dat zulk een gelegenheid gaf tot recre atie, dat is tot herschepping van het zieleven van de moder ne, gefólterde mens. Omdat het, geheel anders dan andere nutuur-reservaten, zijn bezoe kers niet alleen wilde afleiden, maar hen geheel wilde verande ren, hen naar binnen wilde ke ren, hen icüde vervormen tot rustiger, bedachtzamer en ge lukkiger mensen. Het was niet slechts de lief lijkheid zijner natuur die aan Walcheren zijn toverkracht gaf, het was ook de rust, het geduld, het godsvertrouwen van zijn bevolking. WIJ HEBBEN eerst het land leren liefkrijgen met een liefde die nooit verdwijnt en daarna, toen het onheil ging woeden over het beminnelijkste land ter aarde, toen zijn wij nader gekomen tot het begrip van de Walcherse mens, dat reeds in ons begon te schemeren, als -wij hem in de zachte vredestijd za gen wandelen onder Gods open hemel en zagen toegebogen naar zijn vruchtbare aarde. Er bleek een bovenmenselijke kracht te schuilen in dit ver stilde, nederige vólk. Walcheren zag in het begin van de oorlog zyn hoofdstad in vlammen opgaan, maar het hield moed. En tegen het einde van de oorlog, toen werd van zijn bevolking geëist, dat het zich over zou geven aan zijn erfvijand, het water. Zij was be reid het offer te brengen en heeft er de vrijheid van Neder land en de vrijheid van Europa door verworven. Het offer van Walcheren vormt een bladzijde in de wereldgeschiedenis. Door dr. P. H. Ritter. Wederom werd het kleine eiland door de vloeden gegre pen toen de zee zich verhief en door de dijken brak. De moed en de draagkracht van de be volking bleek onuitputtelijk. Men verweerde zich en ging voort met het herstel. En nu vieren ioy plechtig Walcherens herleving. Heel Nederland be hoorde de vlag te hijsen ter ere van deze gebeurtenis. VINDEN WIJ Walcheren te rug, zoals het eenmaal was f Helaas! er zyn geschonden plekken, die hen die het gekend hebben in zijn oude staat met droefheid vervullen. Middel burg is niet meer het wonder van schoonheid, waar de voor oorlogse mens in opging. Wy missen nog de luister van de abdy, de uitbreidingen en aan bouwen van de Zeeuwse hoofd stad zijn wansmakelijk. Zelfs in Veere, het ongerepte, zyn kleine wijzigingen geko men, die de betovering vermin deren. Toen wij onlangs f» Mid delburg kwamen, zochten wij vergeefs naar de luister zijner plantsoenen. Maar er zijn niet alleen de verminkingen van de oorlog en de vergissingen, waartoe een schielijke bouw aanleiding gaf, een land als Walcheren bevindt zich tevens voor een der drin gendste problemen van deze tijd. De romantici onder ons en er zyn er meer dan men ver moedt voeren de strijd voor de bestendiging van oude schoonheid. Maar het is bitter het te moeten zeggen: oude schoon heid berust diktoyls op conser vatieve inzichten. Het sociale leven stelt zyn eisen en heeft zijn gevolgen ook ten opzichte van het aanzien van het land. Het moet de schoonheidsmin naar worden ontzegd een ly risch genoegen te beleven ten koste van noodzakelijke socia le vernieuwingen WALCHEREN zal iets an ders worden dan het geweest is. Maar het moet worden op gebouwd met grote behoed zaamheid. Iedere foxit, bij de restauratie van oxide gebouwen, in de xiitbreidingsplannen vaxi steden en dorpen, bij de drin gende voorziening in de xvo- vingnood, kan een misdaad be tekenen. Want Waloheren heeft een fundamentele schoon heid, die bestand is tegen be leidvolle vernieuwingen en die door de geest van zijn bevol king gedragen xvordt. ramiden bewonderen, maar we bekla gen ons niet, dat wij ze niet meer bouwen. DE MENSEN Als we ons reëel van het oude op het nieuwe willen overschakelen, dan zullen we de nieuwe waarden niet allereerst in de dingen moeten zoe ken, maar in de mensen. We zijn nog altijd gehecht aan onze oude vormen, aan de klederdracht, aan de min of meei feodale cultuur, waarin onze fa milies hier geworteld stonden en het leek wel, of dat voor altijd was maar we mogen niet afwqzen de emancipatie, die de nieuwe tijd onze mensen bracht. Sociaal, physiek, leeft het Walchei-se mensdom o.i. gezon der. gelukkiger, ruimer dan vroeger. Doodgewoon physiek al. Ziet U maar eens om U heen, als U op de Donder dagse markt in Middelburg op uw caféterrasje rondkijkt, ziet U dan maar eens, hoe extra-zwaarbescha- digd het physiek is van de oudere dorpeling. Krom en klein en krepel en tandeloos en vroegdood, dat was het beeld van de gemiddelde vijftig jarige op de oude Walchere dorpen in die schone tijd. dat het landschap aesthetisch zo gaaf was en de mensen folkloristisch zo interessant. Wat kiezen we: de aesthetiek of de mens? De curiositeit of de mens En met alle eerbied voor onze oude volkscul tuur en zonder iets te willen afdin gen op de bezwaren tegen de huidi ge massificatie en nivellering, welke onze emancipatie begeleiden men maakt ons niet wijs, dat met deze sociale en lichamelijke regeneratie ook niet een spirituele samengaat. Samengaan kan althans. Onze samenleving en die op Walcheren nog eens extra misschien doet denken aan een huis >n aan bouw. Het is er rommelig en kaal en op allerlei manieren onbevredigend, maar het is de onvermijdelijke cha os, die voorafgaan moet aan de orde van het nieuwe huis. Die wel eens be ter zou kunnen blijken, dan die van het oude. Hier en nergens anders ligt o.i. de oplossing, de „troost", waarvan we hierboven spraken. De taak ook. Want we bouwen dan een nieuw huis. Maar laten we goed we ten, dat het nog niet half af is. Dat een spirituele, en wérkelijke regene ratie dus, samengaan kan met onze sociale emancipatie, maar dat dit met noodzakelijk zo hoéft te zijn. Niets komt zomaar cadeau uit de lucht vallen. De massificatie en ni vellering, waarvan men zoveel spreekt, het zijn reëele draken, die men op allerlei terrein tegelijk en 'met allerlei middelen tegelijk moet bevechten. En maar niet zo slapjes maar met handen en voeten. NIET VERGETEN Laten we hierbij drie dingen niet vergeten. Allereerst, dat een efficiëncy, die de menselijke levensvreugde niet als richtsnoer vasthoudt, haar doel voor bij schiet. Een Walcheren, dat afzakt tot agrarische-cultuursteppe juncto ir.dustrieterrein-met-sportvelden, is niet efficiënt. Het land, het geld, de arbeid, gestoken in recreatie, ln culturele nutteloosheid, in natuur schoon, is investering. Investering, even noodzakelijk, onmisbaar en ren dabel als die in fabrieken en herver kavelingen. Daarnaast: dat ontspanning geen ontspanning is, levensvreugde geen levensvreugde, zonder spirituele grond. Zonder deze verzakt het alles tot de zieligheid van het Lunapark, tot de slavernij van „het lolletje" Zonder permanente geestelijke ver nieuwing geen rust, geen bevrijding, geen kracht. Dat wil zeggen, dat we, m wat We zo samen ondernemen onze medemensen niet onderschatten moe- Winterdracht. op Wa'^hnr-n tegen het einde van de 19e eexiw. (Foto Dert). In de radio-reportages, die ik bij tyd en wijle, voor zover mjjn gewone buiten de sport omgaande journalistieke arbeid er de gelegenheid voor Iaat, voor de A.V.R.O. verzorg, is gewoonlijk geen aanleiding voor een melancholieke toon. Weemoed past gemeenlijk niet bij de sport, zij vraagt andere sentimenten en wekt andere emoties. En welke ook de reacties waren, waaraan luisteraars in brieven na een radio-uitzending uiting gaven, nooit kreeg ik te horen, dat een toon van weemoed, van melancholie die uitzending had gemarkeerd. Behalve na één en die had met de sport niets van doen. Dat was na de reeks reportages, die de A.V.R.O. wijdde aan de hoogtepunten van Boomplantdag 1947. En zelden hebben de reacties van de luisteraars mtj zo verheugd als die paar brie ven, waarin de toon van die reportages als „weemoedig" werd gekenschetst. Want ik haat het valse sentiment, de valse toon in radio-reporta ges de spanning, de op winding, de vreugde en de ontgoocheling, de geestdrift moeten écht zijn en waar lijk gevoeld, wil de radio werkelijk band zijn tussen de huiskamer en de wereld daarbuiten. En die brieven bewezen me, dat wat er ook op die uitzendingen aan te merken viel, althans de toon en de sfeer overeen kwamen met wat ikzelf op die zonnige en winderige herfstdag voelde: weemoed en melancholie. Weemoed, en melancholie, van het mo ment af, dat wij in die prachtige kerk in Vlissingen wachtten op de hoge gas ten: (toen nog) Prinses Juliana, Prins Bernhard, de Britse „prime-minister" Clement Attlee weemoed en melancholie, die niet we ken, ook niet bij al die zon nige en fleurige momentent, die er toch ook waren, de met vlaggetjes zwaaiende kinderen, de weelde van ou de kledq, het ontroerende koor in Westkapelle, de schoonheid, die Middelburg gebleven was. Uit het verleden Weemoed en melancholie, waarom Ze werden, wat mij betreft, niet gewekt door de gebeurtenissen van die dag. ze stamden uit die grauwe herfstdag in die grauwe bezettingstijd, toen we. met het oor gedrukt te gen de luidspreker van de op clandestien afgetapte stroom werkende radio naar de B.B.C. luisterden en hoorden van het lot, dat Walcheren getroffen had Dat bericht trof me of ik een persoonlijk verlies gele den had het gevoel, dat een mens krijgt, als hq plot seling beseft, dat een on vervuld verlangen, dat hij duizendmaal had kunnen vervullen en nooit vervulde, eeuwig onvervuld zou blij ven. Want nooit had ik de schoonheid van Walcheren, de weelde van zijn akkers, de pracht van zqn paarden, de kracht van zijn ras, de juwelen van zijn oude gevels gezien. Het vak en het lot hadden mij altijd buiten Zeeland gehouden op één kwart etmaal na, toen ik voor journalistiek speur werk met de laatste trein in Vlissingen aankwam en met de eerste weer vertrok, in de winter, en van het Wal cherse land niets zag, dan duisternis en hier en daar pinkende lichtjes. Later trouwde ik een vrouw, die wat reizen aangaat, twee illusies had: met mij te gaan naar twee contreien, die haar ontroerd en getrof fen hadden Normandië en Walcheren. We hebben er duizendmaal over gespro ken, duizendmaal werd het verlangen gewekt te gaan en duizendmaal gingen we niet. Toen kwam de oorlog, en de schoonheid van Walche ren en Normandië leek voor altijd verwoest. Wat voelt een mens, die zich de schoonheid ongezien weet ontglipt? Weemoed en me lancholie. Ze bekropen me op die grauwe herfstdag in grauwe bezettingstijd, en ze verlieten me niet meer. De boomplantdag En toen kwam die Boom plantdag we reden die ochtend in de vroegte het Walcherse land binnen. Kaal boomloos, geteisterd. Ik keek naar het gezicht van mqn vrouw en ik wist toen, wat de oorlog dit land had aangedaan. We trokken van stad naar dorp en van dorp naar stad. We zagen jonge boompjes de grond in gaan, er waren plechtige en ontroerende en vreugdevolle ogenblikken maar nooit verliet ons de weemoed om de oude schoonheid, die verloren was gegaan, hoezeer ieder woord, dat wij hoorden ge tuigde van geloof in eigen kracht, van het onverwoest. baar vertrouwen, dat Wal cheren weer zou worden zo als 't was geweest en zoals ik het nooit had gezien. Die Boomn'antdag in 1947 was voor de radio-reporter een dag van ontelbare in drukken, van spanning en Aad van Leexiwen. taak maar als ge me vraagt wat van die veelheid van impressies mij in de bij kans zeven jaar, die sinds dien verlopen zqn, het sterkst is bijgebleven, dan weet ge nu het antwoord: de weemoed, waarmee ik die dag heb aanschouwd en beleefd. Het zal U ook dui delijk maken, welk gevoel mty bezielt, nu gïi op Wal cheren de voltooiing viert van de opbouw, waartoe de Boomplantdag het sein gaf: oprechte vreugde. De klokken van de Lange Jan te Middelburg waren omlaag gestort. Foto P. Vreke). ten. Niet de imbeciel, niet de luilak, niet de sukkel geve de maat en de toon aan van wat men het publiek wil brengen, maar de intelligentie, de spirit, de energie, die we van het pu bliek hopen mogen. We hebben nu lang genoeg met onze emancipaties in de breedte gewerkt: laten we nu weer eens een beetje in de diepte graven. Ten slotte: laten we niet vergeten, dat eenheidsworst persé van minde re qualiteit is. Dat de samenleving niet een domme totalisatie is van al lemaal net-eendere, dode atomen, maar een levend organisme, dat is een samengang van onderling ver schillende groeperingen, ieder met zijn eigen taak en karakter en eigen aardigheden. Dat wil zeggen, dat met fabricaties van bovenaf, Uit één cen traal punt. nimmer veel bereikt wordt maar dat het werkelijke leven groeit van onderop, gedecentraliseerd regionaal Dat wil zeggen, dat Zee land Nederland niet is, Walcheren Zeeland niet en Middelburg Walche ren niet en dat ieder zo sterk moge- lqk zijn eigen leven zal hebben te le ven wil ook het geheel een levend geheel zqn. Als we zó nog eens een beetje door roeien konden, wellicht dat ééns dan het Nieuwe Walcheren het Oude voorbij zal streven en een blijvende, degelijker gefundeerde glorie zal kennen, dan de toevallige, die tluins voorbij is. J. C. v. S. Daar is geen land als dit, mijn land, Besloten tus€~n zee en strand O, pallem van Gods hand Jan Campert

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 10