Landelijk congres over Deltaplan Burgemeester Willemsen leverde slag tegen Delta-plan Afsluiting van de zeegaten zou globaal 1.4 a 2 milliard kosten Zal regering beslissing nemen na derde interim-rapport Deltacommissie? Afdamming te verkiezen boven dijkverhoging Deltaplan: meer veiligheid DELTAPLAN MOET AANGEPAKT WORDEN MET ENTHOUSIASME" VRIJDAG 18 JUNI 1954 PROVINCIALE ZEEUWSE COULANT (Van onze speciale verslaggever) Het congres van de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel, dat thans in Maastricht wordt gehouden, heeft zich Donderdag uitvoerig bezig ge houden met de afdamming van de zeegaten. De di recteur-generaal van de rijkswaterstaat, ir. A. G. Ma- ris, behandelde het waterstaatkundig aspect ,prof. dr. J. Tinbergen, sprak over de economische zijde van de plannen en prof. G. H. L. Zeegers verdiepte zich in de planologische en sociologisch problemen, die met het Deltaplan verband houden. Ir. Maris behandelde twee plannen tot beveiliging van de kusten, namelijk ver hoging van de bestaande dijken en de afsluiting. Op grond van verscheidene overwegingen kwam ir. Maris tot de conclusie, dat kustverkorting door middel van afdammingen te verkiezen was boven ophoging van dijken. De kosten, zowel van ophoging als van afslui ting, zijn beide voorlopig geschat op 1,5 a 2 milliard. De Delta-commissie zal na het derde interim-rapport nog enige rapporten uitbrengen, maar de commissie hoopt, dat het de regering mogelijk zal zijn een beslis sing te nemen op basis van het derde interim-rapport. Ir. Maris noemde enkele globale kostenberekenin gen voor de onderdelen van het Deltaplan: afdam ming Oosterschelde zou f 400 millioen kosten, Brou- wershavense Gat f 180 millioen, Haringvliet f 135 millioen, Grevelingen f 65 millioen, Volkerak f 35 millioen. De dijkverhoging langs de Westerschelde is begroot op f 350 millioen en langs de Waterweg op f 150 millioen. Ir. Maris vergeleek de twee mogelijkheden dijkverhoging en afsluiting ten aanzien van de veiligheid en van de secundaire gevolgen (landbouw, visserij, industrie, verkeer, recreatie). Dijkverhoging heeft betrekking op ruim zevenhonderd kilometer bestaande dijken, exclusief Westerschelde, Waterweg en Hollandse IJssel. Het is een kostbaar en langdurig werk, een werk dat weinig bevrediging zal geven, omdat de locale ingreep in de be staande toestand groot zal zjjn. Het betekent, dat dijkbebouwing, wonin gen en bedryven moeten verdwijnen, dat talryke kunstwerken (sluizen, ge malen, duikers) moeten worden herbouwd, dat veel cultuurgrond in beslag moet worden genomen ca. (2500 ha) en dat men ruim 700 km dyk te on derhouden heeft. Bestaande dyken hebben bovendien verborgen gebreken, kortom deze 700 km is een zorgelijk bezit. Het Deltaplan kent slechts 20 30 km in hoofdzaak nieuwe dijk. Zou een der afsluitdammen wat niet verwacht wordt doorbreken, dan zou er geruime tyd nodig zyn om het bekken der afgesloten zeearmen te vullen tot een voor de bestaande dyken gevaarlijke hoogte, een tyd, die langer zal duren dan de duur van een storm. Met nadruk wees lr. Maris op het 1 gevaar van oevervalen, dat nu be- staat en dat ook niet verdwijnt bij de verhoging van de dyken. In Zeeland zyn er sinds 1882 alleen al 375 ge weest, waarvan 250 in het gebied van de Oosterschelde. Door uitschuren verliest de Oosterschelde regelmatig grote hoeveelheden zand, die naar zee worden afgevoerd. In de afgelopen 80 jaar is de Ooserschelde 350 millioen m3 zand „armer" geworden. Tussen Wemeldinge en de mond bedraagt de verdieping gemiddeld 1.35 meter. In de afgelopen 20 jaar is deze ver dieping eerder toe. dan afgenomen. Deze uitschuring treedt vrijwel uit sluitend en dus in veel sterker ma te op in de reeds diepe geulen, die bij Schouwen-Duiveland en bij Noord- Beveland steeds dichter onder de kust komen. Onderwaterbelopen, die te steil komen te staan, geven aanlei ding tot de bovengenoemde oeverval- len. Schouwen heeft in de geschiede nis door oevervallen grote delen aan de zee afgestaan. Tijdens het dijkher stel bij Schelphoek zijn drie oeverval len opgetreden. Afsluiten van zeearmen maakt een einde aan de oevervallen, om- dat het een eind aan de stromin gen maakt. Er is nog een factor van betekenis voor de veiligheid, zij het in de verre toekomst: als de bodemdaling door gaat en/of de waterhoeveelheid op de aarae toeneemt door smelten van het poolijs, dan kan het nageslacht met weinig kosten en moeite de waterke ring aan de nieuwe eisen aanpassen, omdat het ophogen en verzwaren van deze dammen een eenvoudige zaak is. Secundaire gevolgen. Uitvoerig ging ir. Maris vervolgens in op de secundaire gevolgen van de Deltaplannen. Afsluiting betekent een revolutionnaire ingreep in de bestaan de toestand. Het heeft invloed op de landbouw (verzilting), op de vissery, op het verkeer, op de recreatie en al deze invloeden hebben weer andere gevolgen. In het Volkerak is een dam met sluis en spui-sluis gedacht, zodat de mogelykheid bestaat het Zeeuwse meer bezuiden het Volkerak met een oppervlakte van rond 40.000 1 als De jeugd en de toekomst Het congres, dat de Nederland se Maatschappij van Nijverheid en Handel gisteren in Maas tricht hield over het Delta-plan, werd bijgewoond door vele pro minente figuren uit geheel Ne derland. Voorts waren aanwezig vijf-en- twintig studenten van alle uni versiteiten en hogescholen, als mede leerlingen van enkele middelbaar technische onder wijsinrichtingen. Het bestuur had deze jongelui uitgenodigd omdat het van groot belang is de interesse te krijgen van de thans studerende jeugd. Toen voorzitter prof. G. A. Ph. Weij- er deze jongeren speciaal wel kom heette en zich in zijn slot woord nog eens in het bijzon der tot hen richtte, werden zijn woorden met hartelijk applaus onderstreept. ten op een eigen peil, dat hoger of gelyk zal zyn aan dat van de Zuidhol- fandse wateren. Een sluis in het Ha- rvliet zal de kraan zijn, die het zoete water in het Deltagebied be heerst. In perioden van ijs zal de sluis in het Haringvliet waarschijnlijk geheel open staan, het Haringvliet wordt dan zout en eb en vloed treden normaal op. Hiervoor is het echter nodig het Spui en het Volkerak af sluiten. Het Volkerak moet afgesloten zijn. opdat het Zeeuwse meer niet verzilt. Zou dit meer verzilten, dan zou het geruime tijd kosten voor het zout weer uitge dreven zou zijn. Ir. A. G. MARIS. Het is niet de bedoeling de dam men in het Brouwershavense Gat en in de Oosterschelde van grote spuisluizen te voorzien. Spreker concludeerde, dat de be- -ingen van de landbouw, met name in verband met tegengaan van de ver zilting, in belangrijke mate worden gediend. De visserij. Ten aanzien va de visserij zeide spreker, dat maatregelen in de zin als bij het afsluiten van de Zuiderzee zyn genomen, ook hier noodzakelijk zullen zijn. Deze maatregelen zouden kunnen bestaan uit steun bij het ver plaatsen van de bedrijvigheid of wel uit steun bij lerscholing. Of hef, mogeiyk zal zjjn de oester- teelt te verplaatsen maakt een on derwerp van studie uit. Voorshands ziet men dit echter somber in. De conclusie van spreker was dan ook. dat door afsluiting de belangen van de visserij en van de schelpdierenteelt ernstig geschaad worden en in het bijzonder de oesterteelt ernstig ge vaar loopt. Volgorde. In welke volgorde moeten de wer ken worden uitgevoerd? Hierover kan nog geen definitief oordeel wor den uitgesproken, aldus spreker, maar er begint zich toch al het een en an der af te tekenen. De eerste primaire afdamming, welke ter hand ware te nemen, is het Haringvliet en de eerste secundai re dammen: het Volkerak en het Spui hoewel recente onderzoekingen bij de ze laatste dan een vraagteken hebben geplaatst. Als deze gelijktijdig klaar zijn, is er een belangrijke stap gezet op het febied van de veiligheid voor het ge- eelte benoorden de Volkerakdam, maar daarenboven kan men ook de waterafvoer beheersen. Het gebied ten Zuiden van de Vol kerakdam ligt in de tweede phase. In het gebied ten Zuiden van de dam in het Volkerak speelt de dam m de Grevelingen een bijzondere rol. Deze dam komt namelijk op het punt waar twee stromen elkaar ontmoeten. Een zelfde plaats krijgt de dam bij Katse Veer Is die dam bij Grevelingen gereed, dan kan men vrijelijk beslissen, welke in de bouw vóór zal gaan, de dam in 't Brouwershavense Gat of de dam in de Oosterschelde, waarbjj dan aan de laatste wellicht voorrrang zal worden gegeven. Het verdient voorts aanbeveling op korte termyn met het drie-eilanden plan te beginnen, teneinde ervaring op te doen met de onv van dammen. Spreker behandelde voorts de con structie van de dammen, waarbij nij ir. J. P. Josephus Jitta citeerde, die in „De In[ nieur" TTer tunnelcais sons schreef. Hierover werd ook reeds in de P.Z.C. geschreven- Andere me thoden worden onderzocht. Een moei lijkheid voorzag spreker nog met sommige materialen, o.a. gebrek aan rijshout en steen. Met vervangings middelen worden thans proeven ge nomen, o.a. met mijnsteen. Ten aanzien van de tijdsduur zeide ir. Maris, dat de eerste phase van de afsluiting 10 a 15 jaar zal vorde ren. De tijd ">m het plan geheel te voltooien zou 20 25 jaar zijn. De zelfde tijd zou nodig zyn wanneer een plan van dijkverhogingen zou worden uitgevoerd. Het congres van de Maatschappij van Nijverheid en Handel werd om. bijgewoond door jhr mr A. F. C. de Casembroot. Commissaris der Konin gin in Zeeland Jhr De Casembroot (links) en ir A. G. Mans in gesprek met bestuursleden der Maatschappij. SCHEMA AFSLUITINGEN ZEEARMEN volgens oer de interim-aovies van or oei tacomm/ss/e ECONOMISCH BEZIEN: Prof. J. Tinbergen stelde een economische balans op. Prof. J. Tinbergen behandelde tijdens het congres de economische facet ten van het Deltaplan, waarby hij er op wees, dat het nog niet mogelijk is enigszins nauwkeurige getallen op te stellen. Een oordeel kan daarom slechts voorlopig zijn. Op grond van dit voorlopig oordeel evenwel kwam prof. Tinbergen tot de conclusie: „Het Deltaplan moet met enthousiasme worden aangepakt!" Om de economische waarde van het plan te kunnen beoordelen, dient men een becijfering van de voor- en nadelen te hebben en deze te stellen naast dergelijke becijferingen ten aanzien van andere projecten. De moei lijkheid, die men hierbij ontmoet, is vooral dat een deel der voor- en nadelen moeilijk „onder cijfers" is te brengen. De grootste onzekerheid ligt in de schatting van de veiligheid der men sen, aldus prof. Tinbergen. Slaat men deze hoog aan b.v. op ca. 500 millioen, ruim 1% van het natio naal vei-mogen, waardoor de totale waarde der veiligheid wellicht ca. 750 millioen beloopt dan kan er geen twijfel bestaan over twee din gen: ten eerste, dat het Deltaplan beslag zal leggen op slechts een be scheiden deel van de Nederlandse productieve krachten en ten tweede, dat daarom de uitvoering van het Deltaplan wenselijk is. Zij is zeker wenselijk voor het volk, dat reeds eerder een beslissing heeft genomen de Zuiderzee droog te leggen, aldus spr. Prof. Tinbergen had een economi sche baleins opgesteld, die de lasten en de baten aangaf, beide uitgedrukt als gekapitaliseerde waarden, zowel voor het plan-dijkverhogingen als het Deltaplan. Op deze balans is een be drag opgenomen ad 60 millioen voor de nadelen voor de visserij en de schelpdier-cultures. Dit bedrag was gebaseerd op gegevens van het de partment van landbouw, visserij en voedselvoorziening. Dit cijfer zal ech ter nog nader worden bestudeerd. Behalve de vergroting van de vei ligheid voor de inwoners, somde prof. Tinbergen als verdere voordelen op: die van de veiligheid van de bezit tingen in de bedreigde gebieden; ver hoogde landbouwproductie door een betere waterhuishouding; nieuwe mo gelijkheden voor verkeer, vreemdelin- genbezoek en andere bedrijfstakken. Als nadelen moeten behalve de kosten van uitvoering (die op 1.5 mld. worden begroot) en de bijkomende kosten (die van de orde van 1.2 mld. gesteld wor den) o.m. genoemd worden het verdwynen van de oesterteelt o.a. in Yerseke c.a. Een eerste voorlopig opstelling toont aan, dat als men de veiligheid in het geheel niet zou tellen een te kort van ca. 0.5 mld. op het totaal bedrag van ca. 2.7 mld. zou ont staan. De materiële veiligheid werd door de prae-adviseur echter reeds op enkele honderden millioenen ge raamd, terwijl de persoonlijke veilig- Levendig debat over voor- en nadelen van afsluiting (Van onze speciale verslaggever). VOOR HET FORUM van de Nederlandse „captains of industry" hi eft burgemeester A. C. Willemsen van Yerseke gistermiddag in Maastrieiit slag geleverd tegen het Deltaplan. Onvervaard betrad deze geharnaste te genstander van afsluiting der Oosterschelde het grote toneel van de Schouwburg om de strjjd aan te binden met topfiguren van de Nederlandse waterstaat, een strijd, die hjj overigens byzonder fair en met open vizier voerde. Juist daardoor verwierf hij zich met slag de sympathie van zyn toehoorders, zodat hy aan het slot van zijn betoog een langdurig en meele vend applaus kreeg te incasseren, een applaus, dat bleef voortduren totdat de burgemeester zijn plaats in de zaal weer had Ingenomen. En ir. Marls de grote opponent van de heer Wil lemsen bracht daarop zyn tegen stander hulde voor „de loyale, zorgvuldige en eerlijke wijze", waarop deze de belangen van zyn gemeente en van de oester- en mosselcultuur naar vo ren had gebracht. WVWuWWVWWWvWVVWV De sfeer van deze vergadering, die zich met zulk een belangrijk natio naal onderwerp bezig hield, was uit muntend: de prae-adviezen waren wetenschappelijk verantwoord en za kelijk en de discussies hadden niveau. Maar toch ontbrak het emotionele element niet. vooral niet omdat bur gemeester Willemsen zulk 'n harts tochtelijk betoog hield voor het open houden van de Oosterschelde. Zyn ar gumenten waren voor de vele aanwe zige Zeeuwen niet nieuw, maar dat waren zij wel voor het overgrote deel van de congressisten, die dan ook met grote aandacht het betoog van de burgemeester volgden. „Waarom", zo vroeg de heer Willem sen dringend, „waarom geen afslui ting van de Westerschelde en van de Rotterdamse Waterweg, doch dijk verhoging. En waarom géén dijkver hoging langs de Oosterschelde, maar afsluiting „Onderzoek naar afsluiting van de Westerschelde en van de Waterweg behoorde niet tot onze opdracht luidde het antwoord van ir. Maris. „Bovendien: door beide zeearmen gaat een druk verkeer van zeeschepen naar en van grote handelssteden De heer Maris gaf toe, dat het mo gelijk zou zjjn om schutsluizen in de Westerschelde van voldoende capaci teit te bouwen, doch een stormafslui- ting zou moeilijker worden. Men moet dan immers een opening van 300 me ter hebben, hetgeen technisch onmo gelijk is, omdat de scheepvaart geen pijlers die dan noodzakelijk zyn zal toestaan. Maar nogmaals, zo zei de de directeur-generaal van de Rijks Waterstaat: dit onderzoek be hoorde niet tot de taak va® de Delta commissie. Burgemeester Willemsen achtte de daling van het bodempeil geen argument voor het Deltaplan. Deze daling is immers een zeer onzekere factor, waarop men moeilijk een con clusie kan baseren. Dijkvallen nemen de laatste jaren sterk af, zo zeide de burgemeester verder zijn betoog met cijfers illustrerend. En wat de hoge kosten van dijkverhoging betreft: van de zevenhonderd kilometer is reeds tweehonderd verzwaard. „Dat is onjuist", verklaarde ir. Maris. „Weliswaar is er aan 200 km verbeterd, maar deze dijken zijn nog lang niet wat ze zijn moeten, zodat daarvoor nog vele en grote werken nodig zouden zyn". Burgemeester Willemsen bestreed voorts het argument van de verzil ting, want de opbrengst per hectare is in Zeeland het hoogst van het ge hele land, zoals hij zeide. „Jawel..." zeide ir. Maris, ..zeker, maar het gaat niet om de verzilting alleen, maar om de totaliteit om alles samen, om een complex van veiligheid, landbouw (verzilting) economie en verkeer". „Al deze argumenten komen samen op de weegschaal. En wij hebben nauwkeurig gewogen met als resul taat onze conclusie: het Deltaplan verdiend de voorkeur". Tenslotte betoogde de heer Willem sen, dat men geen grote verwachtin gen moet hebben van een verplaat sing der oester- en mosselcultuur en evenmin van een compensatie in de zoetwatervisserij. „Wanneer de Oosterschelde wordt afgesloten, dan betekent dat de alge- bracht. Waardeert men deze op fC mld. dan is er reeds een klein over schot. Al deze berekeningen zijn aan de voorzichtige kant gehouden en zijn exclusief de zgn. secundaire ge volgen, die in een tijd van onvoldoen de werkgelegenheid zouden optreden. Een zeer globale vergelijking met andere projecten doet zien, dat het dijkverhogingsplan, dat als alternatief op het Deltaplan kan gelden, minder aantrekkelijk is, terwijl er met de Zuiderzeewer ken niet veel verschil is. De uiteindelijke beoordeling kan niet alleen op cijfers worden geba seerd, doch dient ook de „impondera bilia" er in te betrekken. Voor de prae-adviseur waser weinig twijfel over de aantrekkelijkheid van het Deltaplan. Spreker kwam tenslotte tot de con clusie, dat het financieringsvraag stuk vrijwel los van het Deltaplan kan worden bezien. Prof. dr. J. TINBERGEN ANDERE SPREKERS. Het was echter niet alleen burge meester Willemsen die 't woord over deze voor Zeeland zo belangrijke za ken voerde. Bjjna twintig sprekers lieten hun licht schijnen over de Del taplannen mét alles wat er bij hoort, of stelden vragen. De eerste, die sprak na de prae- adviseurs. was de directeur van de provinciale planologische dienst, ir. M. de Vink. Zijn betoog kwam in het kort hierop neer: na de uitvoering van de Deltaplannen behoeft men niet bang te zyn voor aantasting van de agrarische sfeer van het Zeeuwse platteland, want industrialisatie dient voornamelijk in die gebieden te ge schieden. waar reeds een industriële aanzet is: Vlissingen, Middelburg, Goes, Terneuzen en misschien in be scheiden mate Zierikzee. Met nadruk wees ir. De Vink er op, dat het nuttig zou zjjn, wanneer Zeeland ook plaatsen kreeg, die gro ter zjjn dan de huidige, want dit zou grote voordelen met zich meebren gen voor onderwjjs, cultuur, organi satie en vooral de middenstand. GEZOND GELUID. Een gezond geluid werd ook ge hoord van dr. D. Burger Hzn., hoofd- planoloog van het Nationale Plan. (Vervolg op pag. 10)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 5