Lucebert, vernieuwer,
Graft, handhaver der
Van der
traditie
Toscanini, ijs of vlam, maar
géén lauwheid....
Aan het filmdecor moet grote
waarde worden gehecht
Culturele Cavalcade
ZATERDAG 10 APRIL 1954
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
TWEEËRLEI DICHTERSCHAP
Over iwee bijzonder goede
bundels van jongeren
LUCEBERT, DE VOORMAN van do experimentele jonge «lichters, en
Guillaume van der Graft, die door velen beschouwd wordt als de belang
rijkste van de niet-experimentele jongeren, hebben beiden onlangs een bun
del laten verschijnen waarin zy hun bedoelingen en dichterschap tot nu
toe het beste hebben verwezenlijkt. Het zijn twee bundels van een kwaliteit
zoals men ze maar zelden in handen krijgt, in onverschillig welke taal. Die
van Lucebert (igeb. 1924) heet „Van de Afgrond en de Luchtmens", die
van Van «Ier Graft (geb. 1920) „Vogels en Vissen". De titels verraden het
al: ditz ijn twee werelden apart, die niets met elkaar uit te staan hebben.
Hoewel generatiegenoten, zijn deze dichters zo ver van elkaar gescheiden
als maar mogelijk is.
Lucebert is het type dichter „bh de
gratie Gods": hij is dichter in alles,
iemand, voor wie het leven zonder
zijn werk, zijn poëzie, geen zin meer
zou hebben. Zo is het misschien het
juiste gezegdzijn werk is zijn poëzie
en zijn poëzie is zijn reden van be
staan, zijn onderkomen en houvast.
Reeds jarenlang bouwt hij en pro
beert hij en breekt hrj weer af, hele
maal op zijn eentje, revolutionnair;
hij bouwt een huis, een wereld, schept
zich een kosmos en een mythe. Men
is daarvan getuige geweest: hij heeft
aanstoot gegeven en misslagen ge
daan. Maar nu is hij geslaagd als nog
niet te voren en nu zal zelfs zijn fel
ste tegenstander als hij ook maar een
grein poëziegevoeligheid bezit moe
ten erkennen: dit is een bundel van
Letterkundige kroniek
door HAPiS WARREN
een gehalte zoals er nog niet veel in
deze eeuw, of zeg gerust: in alle tij
den, in onze taal verschenen zijn.
Vergeljjkt men dit werk met zyn
vorige bundels, dan valt allereerst ra
het oog «lat Luceberts poëzie meer al
gemeen-verstaanbaar is geworden,
wat niet wegneemt dat zij voor me
nige lezer nog moeilijk toegankelijk
moet zijn. Verder valt het persoonlij
ke, voorname rhythme van z'n versen
op: in plaats van de jambe, die vrjj-
wel onze gehele poëzie beheerst en
zo spoedig tot een dreun wordt, ge
bruikt Lucebert bij voorkeur een an
der metrum, wat hem herhaaldelijk
tot een haast bezwerende woord-om-
schikking noopt.
Vooropgesteld dat vrijwel alle ge
dichten uit deze bundel te lang zijn
om te citeren, zodat de keuze bepaald
moet blijven tot een kort, wat niet
inhoudt dat het het beste is, volgt dan
hier een voorbeeld van Luceberts
nieuwe werk:
OOGST
nacht, de zomer gaat dood in de
nacht
krampachtige veren vallen.
krimpend rondom
worgen de wolken de bergen
in de dorpen gefluister en
klinkende lippen
nimmer nog gingen gouden ogen
zo ver
in het blinkende woud hurken de
6lapers
en zilveren netten bedolven de
herfstzee
zo'n zacht spel is de regen
dat vruchten van verlangen vallen
en handen gaan open een kruis
is gekust en een mes en de dorst
met de donkerste vlammen gelest
Dit vers is aan de ene kant geen
erg goed voorbeeld: er zijn weinig
gedichten van Lucebert die zó recht
streeks invloed van een ander ver
raden als dit (Georg Trakl), maar
aan de andere kant juist'wel: het is
ook voor wie niet met experimentele
Ïjoëzie vertrouwd is, vrij toeganke-
yk, en bovenal een zeer goed ge
dicht dat zich direct tot de hele per
soon van de lezer richt, en niet al
leen tot zijn verstand, zijn gevoel of
zijn meer of minder latente schoon
heidsbehoefte.
VAN DER GRAFT.
Guillaume van der Graft is een heel
andere figuur. Hij behoort veeleer tot
die groep van dichters voor wie de
kunst een spel is en geen allesbe
heersende levensnoodzakelijkheid. Tot
hen, die bij de traditie aansluiten,
weinig „nieuw" zijn. Zij brengen hun
eigen persoonlijkheid mee, maar bou
wen voort op anderen. Van der Graft
bijvoorbeeld o.a. op Nijhoff en dit
„stoelen" is iets heel anders dan die
Trakl- of Hölderlin-invloed bij. Luce
bert. Men kan zich Lucebert niet an
ders dan als dichter voorstellen. Ge
steld dat men hem de mogelijkheid
tot dichten zou kunnen ontnemen,
dan bleef er hem niets over, stortte
zijn bestaan in eikaar. Van der Graft
kan men zich ook heel goed indenken
als goed zieleherder (hij is inderdaad
predikant van beroep, Lucebert is
„niets" en ook dat is al tekenend!)
of als filosoof in de traditie van Kier
kegaard. Zijn poëzie is slechts een on-
zij net een zeer wezenlijk,
derdeel, zij
van zijn bestaan; zijn gamma,
toonschaal zijn beperkt.
Terwijl Lucebert in fantastische
mate gegroeid is vanaf zijn eerste
bundel tot op heden, heeft Van der
Graft, eerlyk gezegd, zyn beste ver
zen nog steeds staan in zijn debuut
„In Exillio" dat reeds uit 1946 da
teert. Ook hy groeide, althans gees
telijk, en zijn wedt is weliswaar niet
enkel meer de zgn. „poëzie van het
kleine geluk", doch het „soort" is nu
eenmaal van beperkte afmetingen.
Symptomatisch is bv. wel het ronduit
onbeduidende „In memoriam Patris"
(pag. 38): immers, men mag aanne
men dat de dood van zijn vader, de
dichter zeer «liep heeft getroffen. Dat
hij daardoor in eerste instantie een
zwak vers schreef is begrijpelijk en
verklaarbaar. Dat hij ditzelfde vers
na bezinking publiceerde bewijst
evenwel dat hy ook later niet heeft
ingezien dat dit een ves is, zijn eigen,
Van der Grafts, peil, onwaardig.
Ook uit zijn bundel moeten we ons
beperken tot het citeren van een kort
vers. Als een der allerbeste (waaruit
overigens wel blijkt dat ook de niet-
experimentelen niet meer zo
makkelijk" schrijven) volgt h'
MIDDERNACHT.
Over de gehoorbrug
lopen de treinen
terug door de nacht
de stilte legt slapend
het hoofd opzij
„ge-
de zenuwbomen
spitsen hun takken
de wind wandelt buiten
barrevoets
hy fluit de hond van weleer
en ver op de rivier
liggen stoombootjes
te trekken aan de navelstreng
Lucebert is in onze taal een grote
vernieuwer; zijn poëzie neemt een
vlucht op internationaal plan, schiet
als een vrye reuzenboom omhoog in
't meestal zo protserige Nederlandse
dichthofje. Zijn lover ruist van nieu
we, grootse, soms verschrikkende ge
heimen.
Van der Graft hoedt zorgvuldig
onze beste tradities, en daar komen
hark en snoeimes aan te pas. Het ge
ruis van zo'n lx>om is vertrouwd, het
doet dromen, maar men valt er ook
gemakkelijk bij in slaap.
Lucebert: Van de Afgrond en de
Luchtmens.
A. A. M. Stols, 's-Gravenhage.
G. van der Graft: Vogels en Vissen.
U. M. Holland, te Amsterdam.
De speelse /linze
FABELTJES
POLITIEK
Een haai vlet moderne ideeën,
Naar een ziel, die verwant was
Die doorzocht alle zeventien zeeën
Die dezelfde kra/nt las,
Om vooruit mee te streven getweeën.
Maar de zee bleek zoicaar niet heel erg progressief,
Want de vis stemde allemaal conservatief.
Slechts één jonge haaiïnne, die bleef hem opzij.
Maar niet uit progressie, tenminste ze zei:
Je bent wel wat mal, maar het staat je zo lief.
Zo ziet men: de liefde overwint wel heel veel,
Maar beginsels changeren, dat lukt nooit geheel.
HAARMIDDELEN
Een schildpad van zesduizend jaren,
Die nam Krinogeen voor zijn haren.
Kreeg een pracht van een dos,
Maar was tevens de klos,
Want zijn haargroei wov niet meer bedaren.
Wel kwam daar een krabbe met scharen,
Die knipte hem knapjes de haren,
Maar de kracht van de Krien, die is niet te overwinnen.
Die krabbe moet iteeds opnieuw beginnen
En die schudpad zyn kop, kan niet meer naar binnen.
Zo ziet U, U mag zich wel driemaal bezinnen
Als U. met Uw haar soms iets moois wil beginnen.
JORINGEL.
Reactie van de AVRO
De directeur van de AVRO, de
heer D. Repko, geeft in het hoofdar
tikel van De Radiobode, commentaar
op het onlangs gepubliceerde onder
zoek naar de culturele en sociale be
tekenis van de radio voor het Neder
landse volk.
Hierin merkt hij op naar aanleiding
van het feit dat de ernstige muziek
slechts 4% der luisteraars trekt:
„Het zou onjuist zijn thans te conclu
deren, dat de hoeveelheid zendtijd
voor de ernstige muziek nu maar
verminderd moet worden. Thans
wordt circa een vijfde deel van de
zendtijd hiervoor gereserveerd en wij
geloven, dat dit deel beslist niet te
groot is. Niet alleen heeft de omroep
naast zyn ontspanningstaak ook een
culturele taak maar ook het feit, dat
een goed radioconcert een gehoor
heeft van ruim 150.000 personen,
legt ons de verplichting op grote zorg
aan deze vorm van kunst te beste
den." Over de bonte programma's
wordt het volgende opgemerkt": Al
le vier omroepverenigingen hebben
elke week zulk een programma. Ge
zien het beperkte reservoir van goe
de Nederlandse artisten in dit genre
zal het de uiterste krachtsinspan
ning vergen om viermaal per week
een verantwoord programma in dit
genre te brengen".
Een „zwijgende acieur", die ook
een woordje meespreekt
(Van onze film-medewerker)
Wie gaat er, nadat de lichten in «le bioscoopzaal zyn uitgegaan, nog eens
extra voor zitten om de lange lijst namen en functies van al diegenen, die
meewerkten aan het totstandkomen van de film, aandachtig door te ne
men Verder dan de hoofdrolspelers brengen we het doorgaans niet, want
we zyn gekomen om te kijken; niet om te lezen. Zo kan het gebeuren, «lat
de naam van de „Art-director" (de manus-van-alles, ondergeschikt aan de
regisseur) onze aandacht ontsnapte. En hij is het, die de zorg heeft niet
alleen voor het ontwerpen van de décors, maar ook nog voor de kleding en
de requisieteu.
Omdat juist voor de film een
schijnvertoning in wezen het be
leven van de werkelijkheid, zoals die
suggereerd wordt, een primair be-
g is, is vooral het décor voor iede
re filmer een „acteur" van niet te on
derschatten belang. Want het is niet
zo dat het décor alleen als afsluiting,
als omlijsting bedoeld is. Een décor is
pas dan goed, wanneer het juist niet
opvalt. Het mag niet meer zijn dan
een bemiddelaar tussen speler en
sfeer. Nergens heeft het direct con
tact met de toeschouwer. Maar het
weet het aan de handeling juist die
nuance te geven, die het wezen van
de hoofdpersoon of de basisgedachte
van een bepaald conflict beter ken
baar maakt dan de hoofdpersoon
speler dit zou hebben kunnen doen.
Natuurlijk zijn de belichting, spe
ciale plaatsing en de beeldhoeken als
"^'ers, waarop het décor steunt, niet
mderschatten. Doch zoals het dé
cor leeft bij hun gratie, krijgen zij pas
hun kans bij de gratie van het juist
uitgebalanceerde décor.
VAN GROOT BELANG.
Voor de art-director is het dus een
zaak van niet gering belang, deze
„passieve" acteur met zijn geheim
zinnige vlakken- en lijnentaal zo goed
mogelijk in de hand te houden. Daar
toe neemt hij, zodra een film op sta
pel wordt gezet, eerst nauwkeurig
BESLUIT KWAM NIET ONVERWACHT
Zeven en iachiig jarige dirigent
legt de dirigeerstaf neer
TOSCANINI DIRIGEERT niet meer in het openbaar! Deze mededeling
deed vorige week de directeur van de Amerikaanse National Broadcasting
Corporation aan tienduizenden luisteraars na een concert van het N.B.C.-
orkest onder leiding van de „maestro". De mededeling kwam niet onver
wacht, want de geruchten, dat Toscanini zich zou terugtrekken, waren de
laatste tijd niet van de lucht. En deze geruchten namen nog toe na de 25e
Maart, de jaardag van de grote Italiaanse dirigent, toen hij in tegenstel
ling tot zijn gewoonte in voorgaande jaren thuis bleef en zich liet ver
vangen door Charles Munch van het Boston Symphony Orchestra. Munch
is namelijk in de ogen van velen de opvolger van Toscanini by de N.B.C.,
waarby tlan het ensemble uit Boston de plaats van het N.B.C.-orltest zou
innemen. En inderdaad: korte tijd later kwam het reeds langverwachte en
tevens zo onprettige bericht, dat de „maestro" zijn grote besluit had ge-
Een merkwaardige gang van za
ken bracht Toscanini in zijn jeugd
jaren reeds achter de dirigentenles
senaar. Achttien jaar oud was hij en
cellist in een opera-orkest, dat met
een aantal vocalisten naar Brazilië
trok om daar de Italiaanse opera
een kans te geven. De impressario
van het, gezelschap had een Brazi
liaan als dirigent geëngageerd, doch
bij de aankomst in Zuid-Amerika
bleek met deze man niet samen te
werken. Hij trok zich na allerlei con
flicten terug in de veronderstelling,
dat daarmede het gezelschap ern
stig was gedupeerd. Dit was ook het
geval, want toen by 'n Aïda-opvoer-
ing de tweede dirigent,Italiaan, in
Rio de Janeiro voor het orkest ver
scheen, protesteerde het publiek he
vig en maakte aanstalten om weg
ie lopen.
De jonge Toscanini was een van de
weinigen, die in de precaire situatie
het hoofd koel hiela. Hy legde rus
tig zyn instrument weg, sprong ach
ter de lessenaar, gaf een vervaarlijke
klap met zijn strijkstok...— en het
was doodstil. Toen sloot hy de par
tituur en dirigeerde het werk voor
treffelijk uit bet hoofd: de jonge
dirigent was zijn carrière begonnen...
Vóór de oorlog schreef Wouter
Paap een aardig boekje over deze
grote Italiaan, waarin hy onder meer
melding maakt van een artikel, dat
Arthur Pinroth, lid van het Phil
harmonic Orchestra in New York,
publiceerde in de Saturday Evening
Post over het repeteren onder Tosca
nini. Uit dit artikel blykt zonneklaar,
hoe hard en ingespannen er onder
deze dirigent tijdens de repetities
werd gewerkt: „Hij gaat voor het
orkest staan met 'n vooraf gemaakt
plan van uitvoering, volledig tot in
alle details. Voetje voor voetje
brengt hij het spel van het orkest ra
overeenstemming met dit ideaal.
Soms wordt het niet helemaal be
reikt en vlagen van woede zyn dan
het gevolg".
„Toscanini is iemand, die men niet
licht vergeten zal. Een broos, mager,
klein mannetje, schichtig als een
veulen in dingen, die niets met mu
ziek te maken hebben, maar dat
zodra het een stokje in de hand
neemt een geheel ander wezen
wordt: door de wol geverfde oude
trombonisten en tuba-spelers zitten
dan te transpireren en te beven on
der zijn blik".
„TOSCANONO".
Men zat inderdaad soms voor hem
te sidderen, vooral als het tot een
woede-uitbarsting kwam. En dat ge
beurde nog al eens, want Toscanini
eiste het uiterste van zijn mensen.
De ene dirigeerstok na de andere
brak hy dan in zijn drift en hy be
daarde pas als de orkestklank be
antwoordde aan zyn eigen verwach
ting. Werd een passage niet goed ge
speeld, dan riep hij geagiteerd: „No,
no", waardoor hij in de orkesten de
bijnaam „Toscanono" kreeg. Tijdens
zijn optreden met het Palestijns or
kest vergiste zich eens een trompet
tist en zette te vroeg in. De „maes
tro" kwam uit de extase in eens in
de harde, wrede werld terecht.
Het gevolg? Hij gaf de man in het
publiek een enorme uitbrander, doch
later, toen de bui gezakt was, ver
ontschuldigde hij zich. „Hangen und
Bangen in schwebender Pein". noem
de Lotte Lehmann een repetitie on
der Toscanini
In de jaren voor de tweede wereld
oorlog heeft hij enige malen van
zich doen spreken door zijn hard
nekkige weigeringen om op te tre
den in nationaal-socialistische en fas
cistische landen. Zijn conflict met
Mussolini dateerde van 1931, toen hij
weigerde vóór een concert het lied
van de fascistische partij te dirige
ren. „Politiek en kunst dienen ge-
het scenario door, om de sfeer van 't
stuk zo direct mogelijk op zich te la
ten inwerken. Van de décors, die hij
nodig acht, maakt hij enige vluchtige
schetsen, die niet alleen de goedkeu
ring van de productieleider en regis
seur moeten hebben, maar ook van
de cameraman, die er zyn licht op zal
moeten laten schynen.
Goedgekeurde schetsen en, tot in
details, verzorgde tekeningen moeten
bovendien zodanig zijn te verwerke
lijken, dat zij onder de geraamde uit
voeringskosten blijven! Om dit te be
reiken bedient men zich niet zelden
van onderdelen, die steeds voorradig
zij» en met een kleine correctie voor
verschillende films bruikbaar. Naast
deze z.g. stocks worden voor opna
men op grote afstand kleine model-
Pompeuze praal uit de spectaculaire
school.
len gebruikt. De camera zorgt cr wel
voor, dat deze „onwaarheid,rde wer
kelijkheid van het filmgegeven geen
afbreuk kan doen.
Maar die décors, die nog vervaar
digd moeten worden naar de blauw
drukken. plattegrond-schetsen en mo
dellen komen tenslotte uit de handen
van de vaklieden als de timmerlui,
de schilders, de behangers dege
nen, die de zorg voor de requisieten
hebben.
En «lan is het wachten op de scène,
waarin de zwygende acteur „op"
moet. Duren de opnamen wat langer,
dan staat hij vaak dagenlang tussen
collega's van allerlei slag, ook dé
cors als hij. En de (echte) acteur,
die met zijn auto het onechte park
voor een onechte grote villa is bin
nengereden, zal, als hy niet tüdig
remt, onherroepelijk tussen de zerken
van een kerkhof verderop terecht
komen. Het heeft voor hem g«*en zin
zyn stuur om te gooien, want dan
heeft hij de keuze tussen een knus
keukentje of het pompeuze praalpa-
Ieis, waarin Delaila enige uren tevo
ren een argeloze Samson heeft staan
verstrikken.
Hij is gevangen in een wereld van
schijn: spectaculaire (zoals die zich
monumentaal uit in b.v. „Quo Vadis",
„Caesar en Cleopatra" en onze tliep-
tefilms); imaginaire (bekend uit o.a.
Cocteau-films en „De Rode Schoen
tjes") en realistische (de door Trau-
ner geheel in de studio opgebouwde
boulevard in „Les Enfants du Para
dis"), welke laatste in Amerika als
semi-documentair en in Italië als
neorealisme te boek staat.
Het is een „werkelijkheid" van lat
ten en linnen, die echter niet kan
worden gemist.
DE MINISTER VAN ONDERWIJS,
Kunsten en Wetenschappen heeft de
,J?rof. Van der Leeuw prijs" voor 1953
toegekend aan Hans Henkemans voor
diens vioolconcert. Hans Henkemans
is de tweede componist aan ivie deze
prys ten deel is gevallen. De prijs is
'toeackend overeenkomstig het een
stemmig advies der jury, welke be
stor. uit de heren: Prof. dr. A. A.
Smijers (voorzitter)Eduard van Bei-
num en Sem Dresden.
DE PIANIST WILLEM HIELKE-
MA is zojuist teruggekeerd van een
tournee door Italiënaar hij met
veel succes optrad te Milaan, Turijn
en Triest o.a. in samenwerking met
de Franse cellist Paul Tortelier en
met de eerste concertmeester van het
Residentie Orkest, Herman Krebbers.
Aansluitend op zijn Italiaanse concer
ten vertrekt Hielkema naar Duitsland
waar hij zal concerteren te Lübeck,
Keulen en Frankfort.
scheiden te zyn". verklaarde hy. In
Bologne werd hy na een dergelijke
weigering door een fascist in het ge
zicht geslagen. Hij nam onmiddellijk
de trein naar zijn woonplaats Milaan
en enkele maanden later vertrok hij
uit Italië en keerde er pas na de
oorlog terug.
Beroemd in dit verband is ook het
Bayreuth-incident: in 1933 verzocht
Toscanini met een aantal andere pro
minente kunstenaars telegrafisch
uit Amerika aan Hitier zyn houding
tegenover niet-arische kunstenaars
te herzien. Er kwam hierop geen ant
woord, waarop Toscanini Bayreuth
en Duitsland de rug toekeerde:
„Ik ben ijs of vlam, maar lauwheid
ken ik niet" aldus de trotse woor
den, die hij aan de familie Wagner
schreef.
IN NEDERLAND.
In Nederland tad hij slechts één
maal op, namelijk in 1937 met het
Residentie-orkest. Het Concertge
bouworkest dirigeerde hij nooit, om
dat er een meningsverschil bestond
met prof. dr. Willem Mengelberg.
„Er lag een ongekende glans over
het Residentie-orkest", alaus Wouter
Paap over deze Nederlandse concer
ten onder Toscanini, „de melodieën
bloeiden als bloemen en er was geen
enkel detail, dat niet met grote in
nigheid werd verzorgd".
De grote kracht van Toscanini was
zijn stylbesef: hij zocht datgene, wat
de componist wilde. In het begin van
zyn optreden als opera-dirigent
moest Hij vechten tegen allerlei mis
bruiken, die in de loop der jaren wa
ren binnengeslopen in de opera-prac-
tyk, tegen herhalingen, tegen teveel
opendoekjes, tegen prima-donna's en
helden-tenoren, die alleen eigen roem
zochten, maar zyn onverzettelijke
geest wist van geen wyken, zelfs
al wilde bet publiek hem soms te
lijf. „Ik ben ys of vlam, maar lauw
heid ken ik niet", deze woorden ka
rakteriseren inderdaad Toscanini, de
maestro. Zeven en tachtig jaar is hij
thans. Zyn dirigentenloopbaan is af
gesloten. Slechts de gramofoonplaat
zal in de toekomst er van getuigen,
hoe wonderschoon de muziek onder
zyn gebaar kon opbloeien.
IN HET KASTEEL WYLRE te
Gulden is een veiling begonnen van
kostbare schilderyen. Er werd een
Rembrandt, .JCloosterli..., gesig
neerd door de sc liider, verkocht voor
Jf.500. Prof. Vogelsang had voor dit
werk een certificaat van echtheid af
gegeven. Prof. Friedlander was van
mening, dat dit schilderij werd ver
vaardigd door Ferd. Bol, maar door
Rembrandt afgewerkt en toen gesig
neerd.
Een Han van Meegeren (Christus-
kop) werd verkocht voor 600.
HET GEMEENTEMUSEUM te
'e Gravenhage toont van Iff April tot
8Juni een overzicht van het werk van
de Italiaanse schilder Gioraio Moran-
di. De tentoonstelling zal plm. 60
schilderijen en welhaast het complete
grafische oeuvre van de kunstenaar
omvatten. In Italië wordt Morandi op
het ogenblik vrytcel algemeen als de
grootste levende schilder van zijn land
beschouwd en de laatste jaren begint
zyn naam ook steeds meer een inter,
nationale klank te krijgen. Morandi
werd in 1890 te Bologna geboren.
T ÈTAM STERDAM wordt thans tot en
met 9 Mei een tentoonstelling gehou
den van hedendaagse Zuid-Limburgse
kunst. Zy wordt georganiseerd met
een subsidie van het ministerie van
onderwijs, kunsten en wetenschappen
en door de gewestelyke afdeling Lim
burg van de beroepsvereniging van
beeldende kunstenaars.
„Een naald vol dromen".
„Een naald vol dromen" is de lyri
sche titel van een klein, fraai uitge
voerd werkje, waarin de zeer bijzon
dere kunstvorm van het naaldwerk
wordt besproken. Nederland bezit een
naaldkunstenares van formaat in de
persoon van Ernee 't Hooft, en het is
over haar werk dat dit boekje han
delt. Een vierentwintigtal foto's van
de mooiste wandtapijten, door Ernee
't Hooft vervaardigd (zij werkte o.m.
in opdracht van H. M. Koningin Juli
ana), geven een uitstekende indruk
van de prachtige naaldwerken, die de
ze in 1911 geboren kunstenares heeft
vervaardigd. Jan Engelman schreef
een korte inleidende tekst erbij. Het
is een boekje, dat elke liefhebster of
bewonderaarster van de eeuwenoude
naaldwerkkunst een ereplaatsje in
haar boekenkast zal geven! Uitgave: J.
M. Meulenhoff, Amsterdam.
Vervelende meesterwerken.
De „New York Herald Tribune"
heeft een opinie-onderzoek ingesteld
naar wat de lezers „de vervelend
ste meesterwerken" vonden. Het
volgende lijstje kwam uit de bus
1. Rimsy-Korsakow's „Sheherazade",
2. César Franck's Symphonie, 3. Ra
vel's Bolero, 4 Wagner's Parsifal,
5. Beethoven's Missa Solemnis, 6.
Brahm's Requiem, 7. Dvorak's Sym
phonie „De nieuwe wereld", 8. Beet
hoven's Negende, 9. Wagner's „Tris
tan en Isolde" en 10. Tsjaikowsky'a
Vyfde Symphonie.