Lucebert, vernieuwer, Graft, handhaver der Van der traditie Toscanini, ijs of vlam, maar géén lauwheid.... Aan het filmdecor moet grote waarde worden gehecht Culturele Cavalcade ZATERDAG 10 APRIL 1954 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT TWEEËRLEI DICHTERSCHAP Over iwee bijzonder goede bundels van jongeren LUCEBERT, DE VOORMAN van do experimentele jonge «lichters, en Guillaume van der Graft, die door velen beschouwd wordt als de belang rijkste van de niet-experimentele jongeren, hebben beiden onlangs een bun del laten verschijnen waarin zy hun bedoelingen en dichterschap tot nu toe het beste hebben verwezenlijkt. Het zijn twee bundels van een kwaliteit zoals men ze maar zelden in handen krijgt, in onverschillig welke taal. Die van Lucebert (igeb. 1924) heet „Van de Afgrond en de Luchtmens", die van Van «Ier Graft (geb. 1920) „Vogels en Vissen". De titels verraden het al: ditz ijn twee werelden apart, die niets met elkaar uit te staan hebben. Hoewel generatiegenoten, zijn deze dichters zo ver van elkaar gescheiden als maar mogelijk is. Lucebert is het type dichter „bh de gratie Gods": hij is dichter in alles, iemand, voor wie het leven zonder zijn werk, zijn poëzie, geen zin meer zou hebben. Zo is het misschien het juiste gezegdzijn werk is zijn poëzie en zijn poëzie is zijn reden van be staan, zijn onderkomen en houvast. Reeds jarenlang bouwt hij en pro beert hij en breekt hrj weer af, hele maal op zijn eentje, revolutionnair; hij bouwt een huis, een wereld, schept zich een kosmos en een mythe. Men is daarvan getuige geweest: hij heeft aanstoot gegeven en misslagen ge daan. Maar nu is hij geslaagd als nog niet te voren en nu zal zelfs zijn fel ste tegenstander als hij ook maar een grein poëziegevoeligheid bezit moe ten erkennen: dit is een bundel van Letterkundige kroniek door HAPiS WARREN een gehalte zoals er nog niet veel in deze eeuw, of zeg gerust: in alle tij den, in onze taal verschenen zijn. Vergeljjkt men dit werk met zyn vorige bundels, dan valt allereerst ra het oog «lat Luceberts poëzie meer al gemeen-verstaanbaar is geworden, wat niet wegneemt dat zij voor me nige lezer nog moeilijk toegankelijk moet zijn. Verder valt het persoonlij ke, voorname rhythme van z'n versen op: in plaats van de jambe, die vrjj- wel onze gehele poëzie beheerst en zo spoedig tot een dreun wordt, ge bruikt Lucebert bij voorkeur een an der metrum, wat hem herhaaldelijk tot een haast bezwerende woord-om- schikking noopt. Vooropgesteld dat vrijwel alle ge dichten uit deze bundel te lang zijn om te citeren, zodat de keuze bepaald moet blijven tot een kort, wat niet inhoudt dat het het beste is, volgt dan hier een voorbeeld van Luceberts nieuwe werk: OOGST nacht, de zomer gaat dood in de nacht krampachtige veren vallen. krimpend rondom worgen de wolken de bergen in de dorpen gefluister en klinkende lippen nimmer nog gingen gouden ogen zo ver in het blinkende woud hurken de 6lapers en zilveren netten bedolven de herfstzee zo'n zacht spel is de regen dat vruchten van verlangen vallen en handen gaan open een kruis is gekust en een mes en de dorst met de donkerste vlammen gelest Dit vers is aan de ene kant geen erg goed voorbeeld: er zijn weinig gedichten van Lucebert die zó recht streeks invloed van een ander ver raden als dit (Georg Trakl), maar aan de andere kant juist'wel: het is ook voor wie niet met experimentele Ïjoëzie vertrouwd is, vrij toeganke- yk, en bovenal een zeer goed ge dicht dat zich direct tot de hele per soon van de lezer richt, en niet al leen tot zijn verstand, zijn gevoel of zijn meer of minder latente schoon heidsbehoefte. VAN DER GRAFT. Guillaume van der Graft is een heel andere figuur. Hij behoort veeleer tot die groep van dichters voor wie de kunst een spel is en geen allesbe heersende levensnoodzakelijkheid. Tot hen, die bij de traditie aansluiten, weinig „nieuw" zijn. Zij brengen hun eigen persoonlijkheid mee, maar bou wen voort op anderen. Van der Graft bijvoorbeeld o.a. op Nijhoff en dit „stoelen" is iets heel anders dan die Trakl- of Hölderlin-invloed bij. Luce bert. Men kan zich Lucebert niet an ders dan als dichter voorstellen. Ge steld dat men hem de mogelijkheid tot dichten zou kunnen ontnemen, dan bleef er hem niets over, stortte zijn bestaan in eikaar. Van der Graft kan men zich ook heel goed indenken als goed zieleherder (hij is inderdaad predikant van beroep, Lucebert is „niets" en ook dat is al tekenend!) of als filosoof in de traditie van Kier kegaard. Zijn poëzie is slechts een on- zij net een zeer wezenlijk, derdeel, zij van zijn bestaan; zijn gamma, toonschaal zijn beperkt. Terwijl Lucebert in fantastische mate gegroeid is vanaf zijn eerste bundel tot op heden, heeft Van der Graft, eerlyk gezegd, zyn beste ver zen nog steeds staan in zijn debuut „In Exillio" dat reeds uit 1946 da teert. Ook hy groeide, althans gees telijk, en zijn wedt is weliswaar niet enkel meer de zgn. „poëzie van het kleine geluk", doch het „soort" is nu eenmaal van beperkte afmetingen. Symptomatisch is bv. wel het ronduit onbeduidende „In memoriam Patris" (pag. 38): immers, men mag aanne men dat de dood van zijn vader, de dichter zeer «liep heeft getroffen. Dat hij daardoor in eerste instantie een zwak vers schreef is begrijpelijk en verklaarbaar. Dat hij ditzelfde vers na bezinking publiceerde bewijst evenwel dat hy ook later niet heeft ingezien dat dit een ves is, zijn eigen, Van der Grafts, peil, onwaardig. Ook uit zijn bundel moeten we ons beperken tot het citeren van een kort vers. Als een der allerbeste (waaruit overigens wel blijkt dat ook de niet- experimentelen niet meer zo makkelijk" schrijven) volgt h' MIDDERNACHT. Over de gehoorbrug lopen de treinen terug door de nacht de stilte legt slapend het hoofd opzij „ge- de zenuwbomen spitsen hun takken de wind wandelt buiten barrevoets hy fluit de hond van weleer en ver op de rivier liggen stoombootjes te trekken aan de navelstreng Lucebert is in onze taal een grote vernieuwer; zijn poëzie neemt een vlucht op internationaal plan, schiet als een vrye reuzenboom omhoog in 't meestal zo protserige Nederlandse dichthofje. Zijn lover ruist van nieu we, grootse, soms verschrikkende ge heimen. Van der Graft hoedt zorgvuldig onze beste tradities, en daar komen hark en snoeimes aan te pas. Het ge ruis van zo'n lx>om is vertrouwd, het doet dromen, maar men valt er ook gemakkelijk bij in slaap. Lucebert: Van de Afgrond en de Luchtmens. A. A. M. Stols, 's-Gravenhage. G. van der Graft: Vogels en Vissen. U. M. Holland, te Amsterdam. De speelse /linze FABELTJES POLITIEK Een haai vlet moderne ideeën, Naar een ziel, die verwant was Die doorzocht alle zeventien zeeën Die dezelfde kra/nt las, Om vooruit mee te streven getweeën. Maar de zee bleek zoicaar niet heel erg progressief, Want de vis stemde allemaal conservatief. Slechts één jonge haaiïnne, die bleef hem opzij. Maar niet uit progressie, tenminste ze zei: Je bent wel wat mal, maar het staat je zo lief. Zo ziet men: de liefde overwint wel heel veel, Maar beginsels changeren, dat lukt nooit geheel. HAARMIDDELEN Een schildpad van zesduizend jaren, Die nam Krinogeen voor zijn haren. Kreeg een pracht van een dos, Maar was tevens de klos, Want zijn haargroei wov niet meer bedaren. Wel kwam daar een krabbe met scharen, Die knipte hem knapjes de haren, Maar de kracht van de Krien, die is niet te overwinnen. Die krabbe moet iteeds opnieuw beginnen En die schudpad zyn kop, kan niet meer naar binnen. Zo ziet U, U mag zich wel driemaal bezinnen Als U. met Uw haar soms iets moois wil beginnen. JORINGEL. Reactie van de AVRO De directeur van de AVRO, de heer D. Repko, geeft in het hoofdar tikel van De Radiobode, commentaar op het onlangs gepubliceerde onder zoek naar de culturele en sociale be tekenis van de radio voor het Neder landse volk. Hierin merkt hij op naar aanleiding van het feit dat de ernstige muziek slechts 4% der luisteraars trekt: „Het zou onjuist zijn thans te conclu deren, dat de hoeveelheid zendtijd voor de ernstige muziek nu maar verminderd moet worden. Thans wordt circa een vijfde deel van de zendtijd hiervoor gereserveerd en wij geloven, dat dit deel beslist niet te groot is. Niet alleen heeft de omroep naast zyn ontspanningstaak ook een culturele taak maar ook het feit, dat een goed radioconcert een gehoor heeft van ruim 150.000 personen, legt ons de verplichting op grote zorg aan deze vorm van kunst te beste den." Over de bonte programma's wordt het volgende opgemerkt": Al le vier omroepverenigingen hebben elke week zulk een programma. Ge zien het beperkte reservoir van goe de Nederlandse artisten in dit genre zal het de uiterste krachtsinspan ning vergen om viermaal per week een verantwoord programma in dit genre te brengen". Een „zwijgende acieur", die ook een woordje meespreekt (Van onze film-medewerker) Wie gaat er, nadat de lichten in «le bioscoopzaal zyn uitgegaan, nog eens extra voor zitten om de lange lijst namen en functies van al diegenen, die meewerkten aan het totstandkomen van de film, aandachtig door te ne men Verder dan de hoofdrolspelers brengen we het doorgaans niet, want we zyn gekomen om te kijken; niet om te lezen. Zo kan het gebeuren, «lat de naam van de „Art-director" (de manus-van-alles, ondergeschikt aan de regisseur) onze aandacht ontsnapte. En hij is het, die de zorg heeft niet alleen voor het ontwerpen van de décors, maar ook nog voor de kleding en de requisieteu. Omdat juist voor de film een schijnvertoning in wezen het be leven van de werkelijkheid, zoals die suggereerd wordt, een primair be- g is, is vooral het décor voor iede re filmer een „acteur" van niet te on derschatten belang. Want het is niet zo dat het décor alleen als afsluiting, als omlijsting bedoeld is. Een décor is pas dan goed, wanneer het juist niet opvalt. Het mag niet meer zijn dan een bemiddelaar tussen speler en sfeer. Nergens heeft het direct con tact met de toeschouwer. Maar het weet het aan de handeling juist die nuance te geven, die het wezen van de hoofdpersoon of de basisgedachte van een bepaald conflict beter ken baar maakt dan de hoofdpersoon speler dit zou hebben kunnen doen. Natuurlijk zijn de belichting, spe ciale plaatsing en de beeldhoeken als "^'ers, waarop het décor steunt, niet mderschatten. Doch zoals het dé cor leeft bij hun gratie, krijgen zij pas hun kans bij de gratie van het juist uitgebalanceerde décor. VAN GROOT BELANG. Voor de art-director is het dus een zaak van niet gering belang, deze „passieve" acteur met zijn geheim zinnige vlakken- en lijnentaal zo goed mogelijk in de hand te houden. Daar toe neemt hij, zodra een film op sta pel wordt gezet, eerst nauwkeurig BESLUIT KWAM NIET ONVERWACHT Zeven en iachiig jarige dirigent legt de dirigeerstaf neer TOSCANINI DIRIGEERT niet meer in het openbaar! Deze mededeling deed vorige week de directeur van de Amerikaanse National Broadcasting Corporation aan tienduizenden luisteraars na een concert van het N.B.C.- orkest onder leiding van de „maestro". De mededeling kwam niet onver wacht, want de geruchten, dat Toscanini zich zou terugtrekken, waren de laatste tijd niet van de lucht. En deze geruchten namen nog toe na de 25e Maart, de jaardag van de grote Italiaanse dirigent, toen hij in tegenstel ling tot zijn gewoonte in voorgaande jaren thuis bleef en zich liet ver vangen door Charles Munch van het Boston Symphony Orchestra. Munch is namelijk in de ogen van velen de opvolger van Toscanini by de N.B.C., waarby tlan het ensemble uit Boston de plaats van het N.B.C.-orltest zou innemen. En inderdaad: korte tijd later kwam het reeds langverwachte en tevens zo onprettige bericht, dat de „maestro" zijn grote besluit had ge- Een merkwaardige gang van za ken bracht Toscanini in zijn jeugd jaren reeds achter de dirigentenles senaar. Achttien jaar oud was hij en cellist in een opera-orkest, dat met een aantal vocalisten naar Brazilië trok om daar de Italiaanse opera een kans te geven. De impressario van het, gezelschap had een Brazi liaan als dirigent geëngageerd, doch bij de aankomst in Zuid-Amerika bleek met deze man niet samen te werken. Hij trok zich na allerlei con flicten terug in de veronderstelling, dat daarmede het gezelschap ern stig was gedupeerd. Dit was ook het geval, want toen by 'n Aïda-opvoer- ing de tweede dirigent,Italiaan, in Rio de Janeiro voor het orkest ver scheen, protesteerde het publiek he vig en maakte aanstalten om weg ie lopen. De jonge Toscanini was een van de weinigen, die in de precaire situatie het hoofd koel hiela. Hy legde rus tig zyn instrument weg, sprong ach ter de lessenaar, gaf een vervaarlijke klap met zijn strijkstok...— en het was doodstil. Toen sloot hy de par tituur en dirigeerde het werk voor treffelijk uit bet hoofd: de jonge dirigent was zijn carrière begonnen... Vóór de oorlog schreef Wouter Paap een aardig boekje over deze grote Italiaan, waarin hy onder meer melding maakt van een artikel, dat Arthur Pinroth, lid van het Phil harmonic Orchestra in New York, publiceerde in de Saturday Evening Post over het repeteren onder Tosca nini. Uit dit artikel blykt zonneklaar, hoe hard en ingespannen er onder deze dirigent tijdens de repetities werd gewerkt: „Hij gaat voor het orkest staan met 'n vooraf gemaakt plan van uitvoering, volledig tot in alle details. Voetje voor voetje brengt hij het spel van het orkest ra overeenstemming met dit ideaal. Soms wordt het niet helemaal be reikt en vlagen van woede zyn dan het gevolg". „Toscanini is iemand, die men niet licht vergeten zal. Een broos, mager, klein mannetje, schichtig als een veulen in dingen, die niets met mu ziek te maken hebben, maar dat zodra het een stokje in de hand neemt een geheel ander wezen wordt: door de wol geverfde oude trombonisten en tuba-spelers zitten dan te transpireren en te beven on der zijn blik". „TOSCANONO". Men zat inderdaad soms voor hem te sidderen, vooral als het tot een woede-uitbarsting kwam. En dat ge beurde nog al eens, want Toscanini eiste het uiterste van zijn mensen. De ene dirigeerstok na de andere brak hy dan in zijn drift en hy be daarde pas als de orkestklank be antwoordde aan zyn eigen verwach ting. Werd een passage niet goed ge speeld, dan riep hij geagiteerd: „No, no", waardoor hij in de orkesten de bijnaam „Toscanono" kreeg. Tijdens zijn optreden met het Palestijns or kest vergiste zich eens een trompet tist en zette te vroeg in. De „maes tro" kwam uit de extase in eens in de harde, wrede werld terecht. Het gevolg? Hij gaf de man in het publiek een enorme uitbrander, doch later, toen de bui gezakt was, ver ontschuldigde hij zich. „Hangen und Bangen in schwebender Pein". noem de Lotte Lehmann een repetitie on der Toscanini In de jaren voor de tweede wereld oorlog heeft hij enige malen van zich doen spreken door zijn hard nekkige weigeringen om op te tre den in nationaal-socialistische en fas cistische landen. Zijn conflict met Mussolini dateerde van 1931, toen hij weigerde vóór een concert het lied van de fascistische partij te dirige ren. „Politiek en kunst dienen ge- het scenario door, om de sfeer van 't stuk zo direct mogelijk op zich te la ten inwerken. Van de décors, die hij nodig acht, maakt hij enige vluchtige schetsen, die niet alleen de goedkeu ring van de productieleider en regis seur moeten hebben, maar ook van de cameraman, die er zyn licht op zal moeten laten schynen. Goedgekeurde schetsen en, tot in details, verzorgde tekeningen moeten bovendien zodanig zijn te verwerke lijken, dat zij onder de geraamde uit voeringskosten blijven! Om dit te be reiken bedient men zich niet zelden van onderdelen, die steeds voorradig zij» en met een kleine correctie voor verschillende films bruikbaar. Naast deze z.g. stocks worden voor opna men op grote afstand kleine model- Pompeuze praal uit de spectaculaire school. len gebruikt. De camera zorgt cr wel voor, dat deze „onwaarheid,rde wer kelijkheid van het filmgegeven geen afbreuk kan doen. Maar die décors, die nog vervaar digd moeten worden naar de blauw drukken. plattegrond-schetsen en mo dellen komen tenslotte uit de handen van de vaklieden als de timmerlui, de schilders, de behangers dege nen, die de zorg voor de requisieten hebben. En «lan is het wachten op de scène, waarin de zwygende acteur „op" moet. Duren de opnamen wat langer, dan staat hij vaak dagenlang tussen collega's van allerlei slag, ook dé cors als hij. En de (echte) acteur, die met zijn auto het onechte park voor een onechte grote villa is bin nengereden, zal, als hy niet tüdig remt, onherroepelijk tussen de zerken van een kerkhof verderop terecht komen. Het heeft voor hem g«*en zin zyn stuur om te gooien, want dan heeft hij de keuze tussen een knus keukentje of het pompeuze praalpa- Ieis, waarin Delaila enige uren tevo ren een argeloze Samson heeft staan verstrikken. Hij is gevangen in een wereld van schijn: spectaculaire (zoals die zich monumentaal uit in b.v. „Quo Vadis", „Caesar en Cleopatra" en onze tliep- tefilms); imaginaire (bekend uit o.a. Cocteau-films en „De Rode Schoen tjes") en realistische (de door Trau- ner geheel in de studio opgebouwde boulevard in „Les Enfants du Para dis"), welke laatste in Amerika als semi-documentair en in Italië als neorealisme te boek staat. Het is een „werkelijkheid" van lat ten en linnen, die echter niet kan worden gemist. DE MINISTER VAN ONDERWIJS, Kunsten en Wetenschappen heeft de ,J?rof. Van der Leeuw prijs" voor 1953 toegekend aan Hans Henkemans voor diens vioolconcert. Hans Henkemans is de tweede componist aan ivie deze prys ten deel is gevallen. De prijs is 'toeackend overeenkomstig het een stemmig advies der jury, welke be stor. uit de heren: Prof. dr. A. A. Smijers (voorzitter)Eduard van Bei- num en Sem Dresden. DE PIANIST WILLEM HIELKE- MA is zojuist teruggekeerd van een tournee door Italiënaar hij met veel succes optrad te Milaan, Turijn en Triest o.a. in samenwerking met de Franse cellist Paul Tortelier en met de eerste concertmeester van het Residentie Orkest, Herman Krebbers. Aansluitend op zijn Italiaanse concer ten vertrekt Hielkema naar Duitsland waar hij zal concerteren te Lübeck, Keulen en Frankfort. scheiden te zyn". verklaarde hy. In Bologne werd hy na een dergelijke weigering door een fascist in het ge zicht geslagen. Hij nam onmiddellijk de trein naar zijn woonplaats Milaan en enkele maanden later vertrok hij uit Italië en keerde er pas na de oorlog terug. Beroemd in dit verband is ook het Bayreuth-incident: in 1933 verzocht Toscanini met een aantal andere pro minente kunstenaars telegrafisch uit Amerika aan Hitier zyn houding tegenover niet-arische kunstenaars te herzien. Er kwam hierop geen ant woord, waarop Toscanini Bayreuth en Duitsland de rug toekeerde: „Ik ben ijs of vlam, maar lauwheid ken ik niet" aldus de trotse woor den, die hij aan de familie Wagner schreef. IN NEDERLAND. In Nederland tad hij slechts één maal op, namelijk in 1937 met het Residentie-orkest. Het Concertge bouworkest dirigeerde hij nooit, om dat er een meningsverschil bestond met prof. dr. Willem Mengelberg. „Er lag een ongekende glans over het Residentie-orkest", alaus Wouter Paap over deze Nederlandse concer ten onder Toscanini, „de melodieën bloeiden als bloemen en er was geen enkel detail, dat niet met grote in nigheid werd verzorgd". De grote kracht van Toscanini was zijn stylbesef: hij zocht datgene, wat de componist wilde. In het begin van zyn optreden als opera-dirigent moest Hij vechten tegen allerlei mis bruiken, die in de loop der jaren wa ren binnengeslopen in de opera-prac- tyk, tegen herhalingen, tegen teveel opendoekjes, tegen prima-donna's en helden-tenoren, die alleen eigen roem zochten, maar zyn onverzettelijke geest wist van geen wyken, zelfs al wilde bet publiek hem soms te lijf. „Ik ben ys of vlam, maar lauw heid ken ik niet", deze woorden ka rakteriseren inderdaad Toscanini, de maestro. Zeven en tachtig jaar is hij thans. Zyn dirigentenloopbaan is af gesloten. Slechts de gramofoonplaat zal in de toekomst er van getuigen, hoe wonderschoon de muziek onder zyn gebaar kon opbloeien. IN HET KASTEEL WYLRE te Gulden is een veiling begonnen van kostbare schilderyen. Er werd een Rembrandt, .JCloosterli..., gesig neerd door de sc liider, verkocht voor Jf.500. Prof. Vogelsang had voor dit werk een certificaat van echtheid af gegeven. Prof. Friedlander was van mening, dat dit schilderij werd ver vaardigd door Ferd. Bol, maar door Rembrandt afgewerkt en toen gesig neerd. Een Han van Meegeren (Christus- kop) werd verkocht voor 600. HET GEMEENTEMUSEUM te 'e Gravenhage toont van Iff April tot 8Juni een overzicht van het werk van de Italiaanse schilder Gioraio Moran- di. De tentoonstelling zal plm. 60 schilderijen en welhaast het complete grafische oeuvre van de kunstenaar omvatten. In Italië wordt Morandi op het ogenblik vrytcel algemeen als de grootste levende schilder van zijn land beschouwd en de laatste jaren begint zyn naam ook steeds meer een inter, nationale klank te krijgen. Morandi werd in 1890 te Bologna geboren. T ÈTAM STERDAM wordt thans tot en met 9 Mei een tentoonstelling gehou den van hedendaagse Zuid-Limburgse kunst. Zy wordt georganiseerd met een subsidie van het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen en door de gewestelyke afdeling Lim burg van de beroepsvereniging van beeldende kunstenaars. „Een naald vol dromen". „Een naald vol dromen" is de lyri sche titel van een klein, fraai uitge voerd werkje, waarin de zeer bijzon dere kunstvorm van het naaldwerk wordt besproken. Nederland bezit een naaldkunstenares van formaat in de persoon van Ernee 't Hooft, en het is over haar werk dat dit boekje han delt. Een vierentwintigtal foto's van de mooiste wandtapijten, door Ernee 't Hooft vervaardigd (zij werkte o.m. in opdracht van H. M. Koningin Juli ana), geven een uitstekende indruk van de prachtige naaldwerken, die de ze in 1911 geboren kunstenares heeft vervaardigd. Jan Engelman schreef een korte inleidende tekst erbij. Het is een boekje, dat elke liefhebster of bewonderaarster van de eeuwenoude naaldwerkkunst een ereplaatsje in haar boekenkast zal geven! Uitgave: J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Vervelende meesterwerken. De „New York Herald Tribune" heeft een opinie-onderzoek ingesteld naar wat de lezers „de vervelend ste meesterwerken" vonden. Het volgende lijstje kwam uit de bus 1. Rimsy-Korsakow's „Sheherazade", 2. César Franck's Symphonie, 3. Ra vel's Bolero, 4 Wagner's Parsifal, 5. Beethoven's Missa Solemnis, 6. Brahm's Requiem, 7. Dvorak's Sym phonie „De nieuwe wereld", 8. Beet hoven's Negende, 9. Wagner's „Tris tan en Isolde" en 10. Tsjaikowsky'a Vyfde Symphonie.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1954 | | pagina 7