MGOUDEN HET KERSTFEEST IN INDIA M a ONS KERSTVERHAAL M M DONDERDAG 24 DECEMBER 1953 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT v En nu is Heintje overleden. Het vorige jaar, vlak voor Kerst mis. Hoe eenzaam is Mans Moorlach na de dood van dit kind geworden. Zijn twee andere zonen fokken niet. De een wil naar zee en de ander weet niet wat hij wil. Hendrik was zijn opvolger geweest. Die zou er iets van gemaakt heb ben. Hendrik, de kleine jongen, wist reeds wat een fokker was. Als twee kameraden hadden ze alles samen besproken, tot de kunstmatige be vruchting toe. Het kind, ofschoon het nog maar 10 jaar was, begreep alles. Het kind begreep de worste ling van rijn vader ook. Er was een kalfje op het be drijf, het kalfje Marjólijn, met wie het kind vriendschap had gesloten. Het diertje volgde hem overal. Hij, de vader, mocht het kalfje niet, het was hem te fgn. Maar Hendrik zei: „Het zal je later heel veel ge ven; vader. Ik rie het in rijn ogen: heel véél zal hét je geven". De vader glimlachte als het kind zo enthousiast sprak. Hjj geloofde niet wat het kind zei, maar Hen drik zei het met zoveel overtuiging. Nee, een kalf moet zwaar gebouwd zijn, wil het proportie krijgen. Heintje is gestorven vlak voor Kerstmis. En er is iets met zijn dood. Vlak voor hij stierf richtte hg zich op en sprak vreemde raadselachtige woorden. Hij zei: „Vader, er staat een gou den ster boven je huis. Die brengt je geluk, Vader, beloof me, dat je het gelooft". De grote man heeft geknikt, ge knikt dat hij het geloofde, om rijn stervend kind een plezier te doen. Maar hij gelooft het niet. Het kind ijlde. Het kind heeft aan het Kerstverhaal gedacht, dat hem enige weken van te voren in school verteld was. Hij, Mannus Moorlach, doet niet aan Kerstverhalen, ook niet aan heeft de ogen op de zoldering ge richt. Plotseling gebeurt het Hij meen de zoëven al een fijne kinder stem in zichzelf te horen en nu hoort hij die stem buiten zich. „Va der, er staat een gouden ster boven je huis. Je zult zeker gelukkig wor den. Vader, alles komt goed!" Hij ziet Hein. Hein lacht tegen hem, heel vriendelijk en zijn hoge kinderstem spreekt weer. terwijl hij een gouden ster op zijn hand laat dansen. Vol verbazing kijkt hij er naar. Is dit zinsbegoocheling? Is Uit een nog niet uitgegeven roman van Rein Brouwer Mans Moorlach was een arme boer. Ondanks zijn armoede werk te hij hard om zijn veestapel hoger op te voeren. In de tijd waarin dit verhaal speelt, is de melk bijna waardeloos. Het is crisis, en als de maand November in het land is, weet hij soms niet waar hij zijn huurpenningen weg moet halen. Al het zwoegen en al zijn zor gen hebben hem stug gemaakt. Waarom neemt de regering geen maat regelen om de melkprijzen behoorlijk te regelen? Waarom moet hij, die zwoegt van de vro%ge morgen tot de late avond, bij al zijn werk nog achteruitboeren? De wereld heeft de producten van de veeboer toch nodig? Het vorige jaar had hij bijna zijn beste stamboekkoeien moeten ver kopen om aan geld te komen voor de huur. Bijna-ter elfder ure kwam er nog een oplossing; hij kreeg twee maanden uitstel van beta ling. Bijna had hij zijn fokstal moeten ruïneren. Bijna had hij zijn beste bloed moeten verkopen. Die ramp werd nog gekeerd. Doch een andere ramp was niet te keren. Op de 24ste December van het vorige jaar over leed zijn jongste kind: Hendrik. En Hendrik lag hem zeer na aan het hart. Het kind was altijd bij hem. Het liep in zijn voetstappen als hef met hem door de wei ging. Hef praatte met hem over fokken als ze samen naar de keuring gin gen. O, het kind had fokkersbloed. Hij kende de koeien, zoals een fok ker ze behoort te kennen. Hendrik keek de koeien aan en onthield haar gezichten. Als hij, de vader, een van zijn koeien een andere huid had kunnen geven, een huid die geheel anders getekend zou zijn dan de oude, had Hendrik de koe onmiddellijk herkend. Zoals hij ook zijn va der herkent als die een andere jas draagt. weken achtereen heeft ze een natte dweil voor zijn bed gelegd. Verhaaltjes, sprookjes, waaraan een volwassen mens niet meer ge loven kan. Vanaf dat moment werd Mans Moorlach nog geslotener dan hij als kind reeds was, nog geslo tener dan zijn naam reeds doet ver moeden. En nu is het weer Kerstmis. Het is Kerstnacht. Zo juist heeft de oude torenklok twaalf hel dere slagen doen horen. Mannus Moorlach ligt in de bedstede naast zijn vrouw Gepke. Zij slaapt al lang. Hij hoort haar rustige ademhaling. Heel mager en klein ligt ze naast hem. Slechts in de slaap zijn haar handen stil. Voordat ze hem wel te rusten wenste, hetgeen hij met een eigenaardig gebrom beantwoordde, omdat hij al dat wensen flauwe kul |llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll§ §e Rein Brouwer, de schrijver van |j H dit Kerstverhaal, werd geboren 3 Januari 1910 te Siddeburen, in H de gemeente Slochteren en i§ slaagde in 1928 aan de Rijks- M kweekschool te Appingedam s voor onderwijzer. Enige maan- H den daarna werd hij benoemd n H als onderwijzer aan de O. L. school te Slochteren. Na het be- M H halen van de hoofdacte, in 1930. H volgde al spoedig een benoe- H ming in Assen. Daar studeerde H hij talen, waardoor hij benoemd H kon worden aan de U.L.O. in de- II zelfde plaats, ff In 1938 begon hij aan zijn eer- ste roman: .,Dauw over dorstig land", welke roman later ge- volgd werd door: „Maar de zon M overwon" en „Groot werd het leven". Deze drie romans, een ljj trilogie vormende, zijn ook in |f het Deens vertaald. Daarna ver- scheen de roman „St. Jan", een roman over de hongerwinter if Vervolgens verscheen' bij Leopolds Uitgeversmij.: „Paar den van Schelven" Bij dezelf- de uitgeversmaatschappij ver- schenen ook zijn andere romans, ff behalve de onderwijsroman: H „De Zegen", die door Callen- M bach :te Nijkerk werd uitgege- '|f ven. Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll godsdienst. Als er een goedertieren God is, waarom moeten rij dan zo zwoegen, terwijl nietsnutters zich baden in weelde? Als er een goe dertieren God is, waarom moest hij dan zgn kind verliezen? Het kind waarvan hij zo ontzettend veel hield? Het enige wezen met wie hij, Mannus Moorlach, kon praten, ongeremd? Met zijn vrouw praat hg ook soms, maar een vrouw is een vrouw Als kind reeds keerde hij de godsdienst de rug toe. En hij weet j nog precies bij welke gelegenheid. Slechts weinig landen ter wereld kennen zoveel religie-'.ze feesten als India. De Hindoes vieren Holi, Dusschra en Divalide Mohammedanen ld, de Sikhs de geboortedag van Goeros Nanak en de Christenen tenslotte Kerstmis. In India wonen in totaal meer dan acht mïllioen Christenen, terwijl het aantal sympathiserenden op een zelfde aantal kan worden geschat. Al deze mensen zullen het feest van Christus' geboorte op de één of andere wijze gedenken. Er^zjn er, die de Bijbel of de kerkgang tot uitgangspunt zullen kiezen, anderen het gezin als symbolische belichaming van het wonder der geboorte en derden weer geschenken of de maaltijd. Het Kerstfeest in India kan eigenlijk als een versmelting van het Neder landse Sinterklaasfeest en het Engelse Kerstfeest worden gezien. De kin deren, hoe arm ook, krijgen presenten, terwijl speciale aandacht aan de dis en de versiering van de huiskamer wordt besteed. Op de foto is duidelijk te zien, dat de man, die cadeautjes aan de kinderen geeft, meer op de Nederlandse Sinterklaas dan op het Engelse Kerst mannetje lijkt. Zelfs de Zwarte Piet" ontbreekt niet, ook al draagt de laatste een witte jas en ook al is de voor Nederlandse kinderen zo myste rieuze zak vervangen door een doorzichtige rieten mand. Dat was in een Kerstnacht, in de Kerstnacht van zijn twaalf de lévensjaar. Zijn meester, in wie hg zo'n groot vertrouwen had, had hem óp school een Kerstverhaal verteld. In dat verhaal stond dat de dieren in de Kerstnacht, als de klok het middernachtelijk uur sloeg, zouden gaan staan, om de Meester te eren. Hij is toen hei melijk in de Kerstnacht opgestaan. Hij is naar de stal gegaan. En toen de torenklok, vlak bij hun oude huis, twaalf heldere slagen liet ho ren, was er een heel vreemd beven in hem. De maan scheen door de stalruiten, buiten lag sneeuw. Het was licht in de stallen. Zou het gebeuren? Van de veertien koeien, die rus tig in de stal lagen te herkauwen, stond er slechts één opom zijn behoefte te doen. Het was hem alsof er hatelijke stemmen iets naar hem fluisterden, alsof die hem bespotten. En daar waar de scha duwen waren bewoog iets Hij werd bang Bang alleen. Hard liep hij naar de kamer terug. Zijn moeder hoorde hem en zei verschrikt, ter wijl ze rechtop veerde, ondanks haar rheumatiek„Kind, kind toch, waarom ben jij uit je bed?!" „Ikikikik was 'n beetje in de war!" Twee dit bedrog Kijk, nu lacht het kind tegen hem! Nunu begint de gouden ster plotseling te lichten, te vlammen! Hij, de grote, stugge man., houdt zijn adem in. Het kind lacht zo vriendelijk en de gouden ster leeft! Plotseling is er een gerucht bui ten. Opeens bromt er vlak onder het raam een koe. Nu wordt Man nus Moorlach bang. Weg is het beeld maar de koe is daar. Als dat Marjólijn nu eens is. De hokkeling, die eens de speelgenoot was van zijn zoontje, die haar glans verloor na zijn doöd. Als dat Mar jólijn nu eens is, dandan is er een wonder gebeuividan heeft een redeloos dier gevoeldwat hij zoéven ervaren heeft. Maar dat kan toch niet? Hij durft niet te gaan kijken. Want als dat het dier is dat rijn zoon tot makker diende, danstort zijn levenskasteel in eendanis alles heel an ders dan hij dachtDan is al les zoals hg het als kind ervoer. Weer bromt de koe. Nu staat hg op. Hg wil niet denken, hg wil al leen maar zien. D^h als hij het looplampje heeft opgedraaid, dsft op de tafel staat, en daarmee naar het raam gaat, voelt hij zich als een pasgeboren kalf dat overal te genaan slingert als het wil gaan staan, dat nog helemaal van voren af moet beginnen. Hij buigt zich naar het raam. Daar is Marjólijn! Ze bromt tegen hem. Ineens wordt hij rustig. Met plechtige gebaren kleedt hij zich en daarna verlaat hg de kamer. Als hij de buitendeur nog maar pas geopend heeft, snuift het jonge dier reeds aan hem. H$ kijkt Marjólijn aan, zij is geen mens rij is een dier, maar zij is zo schoon Millioenen sterren pinkelen, en de maan schijnt nog. H\j loopt met Marjólijn mee naar het hokkelingenhok. De .deur is gesloten. Aan de bovenkant riet hij bij het maan licht enige witte haren rond een opstekende spijkerkop met een paar zwarte droppels: bloed. Hij strijkt langs de lichte buik van Marjólijn: bloed Hij laat haar binnen bij de andere hokkelingen, die nu over eind komen en rich rekken. Nog nooit is er eerder een hok keling over dit deurtje gesprongen. Lang blijft hij onder de machti ge sterrenhemel. Als hij eindelijk naar binnen wil gaan opent rijn vrouw, in onder kleren, de deur. „Mannus", zegt rij, dodelijk ver schrikt. „Stil maar vrouw, 't is Kerst feest. alles leeft". Ze kijkt hem aan en voelt dat er iets vreemds met hem gebeurd is. „Dwaal jij nog verder weg, Man nus?" „Nee. ikik ben er weer, ik zal je morgen alles vertellen". „Kom dan maar". In deze nacht heeft Mannus Moorlach de hand van zgn vrouw vastgehouden, en om zijn stroeve mond was een verbaasde glimlach, die bleef tot hij ontwaakte. 19 December 1953. Kgk nu toch eens, hoe licht het buiten is. En er ligt niet eens sneeuw. En wat is alles helder in hem. Hij heeft het gevoel dat hij nooit weer slapen kan. Hg kijkt naar zijn vrouw en schrikt. Nog nooit is^hem opgevallen hoe mager ze wel is. Zij heeft meer geleden dan hij. En nooit heeft ze geklaagd Als hij geen man was, als hg Man nus Moorlach niet was, zou hij kunnen grienen in deze nacht. Maar hij is Mannus Moorlach, en zijn grote ruwe hand raakt de ma gere arm van zijn slapende vrouw zelfs niet aan. Hij ligt op de rug en Leden van verenigingen en clubs in verscheidene dorpen en plaatsen in Engeland, vormen tegen de Kerstda gen zangkoren. Uitgedost in de bij deze verouderde traditie behorende kledij en toegerust met de onontbeer lijke attributen trekker, zij rond en zingen de Kerstliederen uit lang ver vlogen dagen. Een koor uil Wolver hampton brengt een bezoek aan een continubedrijf en schept in de kille omgeving van het gemechaniseerde fabrieksleven door zijn optreden de intieme sfeer van het Kerstfeest. vindt, heeft ze hem een pepermunt in de stugge mond gedrukt. Dat doet ze elke avond. Elke avond neemt ze er zelf ook een uit een grote zak, die op de beddeplank staat naast een flesje met lik doorntinctuur en een fles Sloan, dat gebruikt wordt tegen rheuma tiek. Hij is klaar wakker. Wakker ge worden, door iets vreemds. Het is de laatste paar dagen al zo vreemd om hem en in hem. Het is nu een jaar geleden dat Hendrik gestor ven is. Gisteren had hij warempel het gevoel alsof het kind achter hem liep, in zijn voetstappen Hg keek niet om, met opzet niet. Omkijken betekende immers toege ven aan een gril, aan iets geks. En nu is hij wakker geworden in de Kerstnacht. Hij heeft de torenklok twaalf horen slaanVol mid dernachtlateral......

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1953 | | pagina 5