Jan de Hartog schreef opvallend boek over de ramp ïr«sËI Robert en Clara Schumann waren vier weken in Nederland Litteraire prijzen van „Jan Campert-stichting" Portret van Else Mauhs in Schouwburg Amsterdam ZATERDAG 28 NOVEMBER 1953 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT COMPOSITIE VAN EEN KNAP SCHRIJVER „De kleine Ark", geen meesterwerk maar niettemin boeiend geheel IN ONZE HEDENDAAGSE LETTEREN neemt Jan de Hartog wel een zeer eigenaardige plaats in. Hy is stellig een der meest gelezen schrijvers in ons land, en voor zover onze literatuur over de grenzen gaat (een uiterst klein percentage) is het alweer vaak Jan de Hartog die men. al dan niet in vertaling, aantreft tot in de bibliotheken van provincie plaatsen, naast figuren als Johan Fabricius, Jo van AmmersKuiler e. d., schrijvers die door de seroeuze kritiek in Nederland nauwelyks voor vol worden aangezien en wier omvangryk oeuvre men in de officiële li teratuurgeschiedenissen met een paar woorden afdoet. Een lot, dat Jan de Hartog (in het buitenland nog beter bekend door zijn toneelstukken dan door „Hollands Glorie") met hen deelt. De situatie is wellicht het eenvoudigst zó getekend: vrijwel iedereen léést Jan de Hartog, en komt dan onder de ban van zijn meeslepende, ge makkelijke verteltrant die de critische gevoelens van de lezer in slaap dreigt te wiegen. Wie in lectuur niets dan ontspanning, verstrooiing zoekt, is dan volkomen bevredigd, en betreurt het slechts als hij de laat ste bladzjjde ten einde heeft gelezen. Maar wie iets diepers zoekt, wie méér eist van zyn schrijver dan dat hy hem een poosje aangenaam be zig houdt door boeiend te vertellen en te gepaster tijd een lach te ont lokken en een brok in de keel te brengen, die lezer, (noem hem des noods wat schimpend een „highbrow") is niét helemaal bevredigd. Een schrijver als Jan de Hartog geeft hem ontspanningslectuur, aangename tijdspassering, maar niet die diepe, vaak blijvende ontroering die hij eist van een werkelijk kunstwerk. Men heeft de Hartog wel verwe ten dat hij ruige en onbehouwen taal gebruikt in zijn boeken. Dat is geen wonder. De zeelui waar hy gemeenlijk over schrijft, spreken nu eenmaal geen Zondagsschooltaal. Veel erger, ja onvergeeflijk, zijn grofheid van gevoel, jacht op goedkope effecten. Om dit te illustreren nemen we een voor beeld uit „De kleine ark." Op pag. 51 waait de rok van een oude ver pleegster, die in de storm op een dak een groepje weeskinderen schermt, omhoog. „Zij had een roze onderbroek aan" vermeldt de Har tog. Erg fijn is dat niet, en onder de gegeven omstandigheden evenmin komisch. Maar als we dan op pag. 55 weer al geconfronteerd worden met deze beschrijving van een, nota bene elf-jarig meisje: „De wind woei haar rok op, zy had een licht blauwe onderbroek aan" kyk, dan bederft dat voor ons gevoel tiental len werkelijk aardige of treffende vondsten in het boek. Dit is rond uit van een platte, zeer slechte smaak en de lezer vraagt zich af wat de Hartog met de herhaling van die opmerking voorheeft. De visie van een. kina te geven? Goed, maar ook dan is er in de literatuur een zekere zelfbeheersing nodig, een compositiegevoel, dat dergelijke platituden, binnen enkele pagina's herhaald, verbiedt. Nu is het resul taat slechts dat dergelijke opmer kingen de stfll van het boek ontsie ren en dat men de Hartog toewenst dat hij nog vele rokken mag zien opwaaien in zijn leven om zich in een volledig gamma van kleuren te verlustigen. KNAP GESCHREVEN. We zouden „De Kleine Ark" onrecht aandoen, door te lang te hameren op dergelijke gebreken die de roman aankleven. Want het is, als geheel, zoals trouwens vrijwel è.1 de Har- togs boeken een uitermate knap geschreven, boeiend, ja, meeslepend verhaal, dat nien in één ruk uit leest na de nodige malen beurtelings geamuseerd of ontroerd te zijn door 3e beschreven gebeurtenissen. Jan de Hartog heeft als punt van uitgang het gefingeerde Schouwse dorpje Nieuwerland genomen, dat vrywel wordt weggevaagd in de nacht van 31 Januari 1953. Twee wezen, pleegkinderen van dominé Grijpma: Jan Brink, oud tien jaar en het halfbloedmeisje Adinda, oud elf jaar, overleven, doordat ze op de kerktoren geklommen zijn, de ramp, mèt him speelkameraadjes: een nond, een kat en een konijn. Op het laatste moment heeft hun pleeg moeder aan die menagerie nog haar fladderend lievelingsdier, een grote, door iedereen gehate valse haan, toegevoegd, maar zelf is mevr. Grypma op de trap verdronken. In een van de kerkramen is een poppe rig woonarkje blijven steken, dat de kinderen via het dak weten te be reiken. Daarin installeren zij zich, al spelend, met hun beesten. Terwijl ze slapen dry'ft een nieuwe vloed hun arkje weg, en dan begint hun dob berende tocht over het geïnundeerde land. We kunnen wel zeggen dat vanaf dat ogenblik Jan de Hartog op zijn best is: „Na het paard naderden andere voorwerpen langzaam uit zee. Een telegraafpaal, overhellend met han gende draden als los haar. Een zwaaiende boom, die er uit zag of hij voer. Toen een kleine boomgaard met, gevangen in de takken, een grote zwarte rubberboot. Een eindje verder stond de hoek van een bouw val die eens een boerderij geweest was: twee gekartelde stukken muur waar over het sombere roerloze hoofd van een man staarde. De man maakte hen bang. De hoek van zijn huis kliefde de golven als de boeg van zijn schip. Hij staarde naar hen met donkere dreigende ogen, zijn haar bewoog in de wind; plotseling klom hy over de muur en sprong in het water. Hy zwom naar hen toe met wilde hondachtige slagen en zij staar den naar hem m ontzetting, niet in staat hun ogen van hem af te wen den. Gelukkig verdween hij in het water voor hij hun schip had kunnen grijpen: toen zij achterom keken za gen zij met opluchting dat er niets meer te zien viel behalve de bouwval, de boomgaard, de verre rubberboot en de golven" (pag. 86). De kinderen worden opgepikt door ürker vissers. Meesterlijk is de sfeer aan boord van die sche pen weergegeven; tot in details blijkt dat de Hartog allerlei scheepsvolk kent als weinigen. Maar tussen de bedrijven door ma ken we al de ellende mee, die de ramp heeft gebracht, een ellende die bijna niet te beschrijven is. Eri het valt op, dat de Hartog hier een kiesheid heeft betracht, die wel zeer gunstig afsteekt bij die gelaakte onderbroeken-historie. Hier was hij werkelijk ontroerd door wat hij heeft gezien en mee gemaakt en hier vertelt hij met een soberheid en soms met een In nigheid, die past by het tragische onderwerp: hij laat meer raden dan dat hij met woorden zegt, een wijze van schrijven die naar onze mening altijd tot de beste behoort. OPGEWEKT SLOT. De pleegvader van de kinderen, do- miné Grijpma, blijkt nog in leven, en na allerlei wederwaardigheden ein digt de roman met de terugkeer van het drietal (plus hun flink uitgebrei de levende have) op een warme Ju- ni-morgen in het verwoeste dorp Nieuwerland, waar om het kwaad ge straft te krijgen de vervelende haan bliksemsnel kaal gepluimd wordt door de tamme aap van een zeeman- „Een seconde later rende een spier naakte vogel krijsend naar het arkje, en uit de toren klonk het hoog ge juich van kinderen over het herbo ren land." Met deze opgewekte, komische noot eindigt dit boek waarvan de op brengst van de eerste oplage (die gelijktijdig in Amsterdam. Brussel, Parijs, Londen en New-York ver schijnt) geheel zal worden afgedra gen aan net Rampenfonds, ornaat al len: schrijver, vertalers, drukkers, Nieuw orkest te Bergen op Zoom opgericht. Te Bergen op Zoom is opgericht de stichting ..Bergen op Zoom's orkest Jacob Obrecht" Deze stichting be oogt het bevorderen van het beoefe nen der muziek in orkestverband en het daartoe oprichten en instellen van een orkest tot het geven van openbare muziekuitvoeringen, hetzij zelfstandig, hetzij in samenwerking met anderen. Hel zhtt Amerikanen een archeo logische groep van de Chicago Univer sity, die daar sinds 1931 werkt die de historie van het antieke Persepolis, eens de residentie van de koningen, waar zij na de overmnningstoclitcn terugkeerden en waar zij dc jaarlijkse geschenken van de schatplichtige be volking in ontvangst namen, bloot leggen. De Amerikanen deden daar belangrij ke archeologische ontdekkingen, b.v. de reliëfs aan de voorzijde van het pa leisterras, en op de daarheen voerende trappen, die strekken over een lengte van 100 meter. De stad werd in 330 voor Christus verwoest door Alexan der de Grote. Deze maand heeft de Chicago University voor de eerste maal een uitgebreid verslag van deze ontdekkingen uitgebracht. Het rap port beslaat de gehele 22 jaren van onderzoelcingen in de ond-Perzische stad, en is genaamd: .JPersepolis I, Structures, Reliefs and Inscriptions". binders, uitgevers en vooral niet te vergeten de zeer knappe illustrator J. F. Doeve! volkomen belange loos gewerkt hebben. Een prachtige geste, doch die een gevaar inhoudt: men komt nu in de verleiding het boek te kopen, enkel al voor het goe de doel, zelfs indien het werk op zichzelf slecht zou zijn, uit een soort misplaatste piëteit. Dit is echter niet het geval, het boek is goed. Men kan onmogelijk beweren dat „De Kleine Ark" een meesterwerk is, een voluit waardig literair monument voor de Ramp dat de tijd zal trotse ren. Maar het is niettemin een goed geschreven, hier en daar zelfs gevoe- 0g boek (in feite is de Hartog hier vaak op zijn allerbest, beter dan In zyn andere productie), een boek dat ieders aandacht verdient. We bevelen het dan ook gaarne aan, en dat niet alleen wegens die Rampenfonds-ge dachte. Jan de Hartog: De kleine Ark. Illustraties J. F. Doeve. Elsevier, Amsterdam/Brussel. HONDERD JAAR GELEDEN: Gelukkige periode voor een neerslachtig mens DEZE WEKEN ELAN er in Nederland een ietwat merkwaardig jubile um worden gevierd: van 25 November tot 21 December is het namelijk honderd jaar geleden, dat Robert Schumann met zijn vrouw Clara Wieck, een concertreis door ons land maakten. En nu vraagt ge U wellicht af, of dit feit inderdaad zó bijzonder is, dat het herdacht dient te worden. Och, misschien niet, wanneer men uitsluitend aan de componist Schu mann denkt, want zijn beste werken waren in die jaren al tot stand ge komen en impulsen voor nieuwe geniale scheppingen heeft hjj in Neder land niet gekregen. Maarwanneer men denkt aan de m e n s Schu mann, welnu, dan behoeft er niet aan getwyfeld te worden of deze we ken waren groots en een korte herinnering zeker waard! De waarde van deze „Nederland se periode" kan pas begrepen wor den tegen de achtergrond van Schu mann's leven. In September 1850 was hy met gejuich als stedelijk muziek directeur in Düsseldorf ingehaald, waar men danig met zyn benoeming was ingenomen: hy was immers de grote Schumann, de brillante compo nist en een even brillant muziekjour- nalist, doctor honoris causa van de Universiteit van Jena, getrouwd met de beroemde pianiste Clara Wieck, die ondanks net heftig verzet van Zij is de draagster van de Theo-Mann- Bouwmeester- ring In de herfst van dit jaar is het vijftig jaar geleden, dat onze bekende toneelspeelster, Else Mauhs, de draagster van de Theo-Mann-Bouwmees- ter-ring voor het eerst op de planken stond. Een aantal belangstellenden in de Nederlandse toneelspeelkunst heeft gemeend, dat enige herdenking van dit feit niet achterwege mocht blijven. Er heeft zich een comité gevormd, dat het portret van Else Maulis in de rol van koningin Elisabeth (in „De vrouw zonder man"), door Jan Poortenaar geschilderd, ter plaatsing in de Stadsschouwburg te Amsterdam wil aanbieden. Else Mauhs werd op 25 Januari 1885 te Keulen geboren. Zij debuteer de in 1903 in „La Souris" bij het Rot- terdamsch Toneelgezelschap van P. D. van Eysden. Zij werd verbonden aan het Hofstad-toneel van Cor van der Lugt Melsert en speelde onder meer nog bij Verkade en Royaards. In 1933 richtte zij met Ko Arnoldi en Jan Museh de toneelgroep „Het Masker" op. Enkele van haar mooiste creaties waren die van de Hertog van Reich- stadt in „Het adelaarsjong" en van de nrinses in ..Vorstelijke emigran ten". Na een voorstelling van dit laatste stuk in de Stadsschouwburg te Am sterdam, in 1934, ontving zy uit han den van Theo Mann-Bouwmeester de naar deze laatste genoemde ring, die door de draagster ervan by het af scheid van het toneel aan de naar haar mening grootste Nederlandse speel ster werd overgedragen. In 1940 kluisterde een ziekte Else Mauhs aan haar bed en verscheen zij niet meer op de planken. Jan Poor tenaar gaf in Zijn portret het moment weer - het begin der derde acte waarop de eenzame vorstin een inner lijke strijd voert met haar gevoelens en verantwoordelijkheden. haar vader met Schumann was mee gegaan. Maar het enthousiasme in Düsseldorf verkoelde al spoedig, vooral toen bleek, dat Schumann als orkest- en koorleider niet vol deed. En zoals het dan in de mu ziekwereld pleegt te gaan. ging het ook hier: er werd tegen hem geïn trigeerd en gefluisterd, er kwamen anti's en pro's, en tenslotte was het niet meer vol te houden, zodat Schu mann zijn betrekking in Düsseldorf moest opgeven. Hij was door zijn vroegere ziekten en door deze moei lijkheden een hoogst nerveus man ge worden, die de omstandigheden met meer aankon, die vlagen van grote neerslachtigheid kende en wiens gro te tijd definitief voorbij was. In die dagen ging hetechtpaar Schumann verbitterd en terneer geslagen naar Nederland, waar men toegewijde vrienden heeft, oa. Johan Verhulst en Wouter Hutschen- ruyter. Wellicht dat men in de lage Robert en Clara Schumann in 1847. landen nog enige erkenning en enig succes oogstzo hoopte hij. En het succes was groots! In Utrecht, in Den Haag, in Rotterdam, overal werden Clara en Robert geestdriftig begroet en luid bejubeld. In Rotter dam organiseerde men zelfs voor hen een grootse serenade en een fakkel optocht, waarover Clara later niet uitgepraat raakte. Rober dirigeerde enkele koren en orkesten, samenge steld uit vakmensen met vergevor derde dilettanten. Onder zijn leiding werd o.a. zijn derde Symphonie en „Der Rose Pilgerfahrt" uitgevoerd, en ook Clara trad hier op. Zelfs het hof organiseerde een concert voor haar, waar zij o.a. werken van haar man speelde. Tijdens dit concert deed zich het bekende tragi-komische in cident voor met prins Frederïk, de broer van de koning, die goedig en beleefd aan Schumann vroeg: „Bent U ook muzikaal GELUKKIGE OGENBLIKKEN. Deze Nederlandse concertreis was voor Schumann het laatste grote eerbetoon, dat de componist bewust heeft meegemaakt. In de volgende jaren ging zijn geestestoestand snel achteruit, zodat hij in 1854 in een krankzinnigengesticht moest worden opgenomen. Twee jaar later, op 29 Juli 1856 stierf hij Inderdaad, het optreden van Schumann en zyn vrouw is gezien tegen de achtergrond van zyn le ven zeker gedenkwaardig: Neder land eerde de componist en schonk daarmede de mens, wiens somber-duistere levensavond zich begon aan te kondigen, in een uiterst moelljjke periode enige ge lukkige ogenblikken. Honderd jaar geleden hoorde Ne derland de pianomuziek van Schu- Een jaarlijkse prijs ingesteld voor de beste litteraire vertaling Een verrassing bij de uitreiking van de litteraire prjjzon der Haagse ,Jan Campertstiehting" door burgemeester mr. F. M. A. Schokking was de mededeling, dat het Prins Bernhardfonds, indachtig de grote urdlensten van de overleden voorzitter der stichting, de dichter Marti- nus Nijhoff, een jaarlijkse prys voor de beste litteraire vertaling zal in- tellen. De kunst van het vertalen, het herscheppen in een andere taal van een kunstwerk waarin Nijhoff ook een meester was, zal hiermede worden aangemoedigd. Het ene jaar zal de prijs worden gegeven voor een kunstenaar, die een buitenlands kunstwerk voor Nederland toegankelijk zal maken. In het volgende jaar zal de prijs worden gegeven voor de beste vertaling van een Nederlands werk In een vreemde taak Een tweede verrassing was de me dedeling van de zoon van Nijhoff, dat de aan het ganse oeuvre van de dich ter posthuum toegekende Constantijn Huygensprijs beschikbaar wordt ge steld aan een jonge kunstenaar voor het schrijven van een werk over de le vensarbeid van Nijhoff. Het bestuur van de „Jan Campertstiehting" heeft daartoe de schrijver Guillaume van der Graft aangezocht. De volgende prijzen werden vervol gens uitgereikt De „Vyverbergprijs" werd aan Albert Helman (Lou Licht veld) toegekend voor diens roman „De laaiende stilte" Helman greep in dit boek terug naar zijn „Stille plantage" van twintig jaar ber. doch vatte dit verbaal tbajis samen in een dagboek, waarmee hij, aldus de Jury. geheel slaagde in de verwezenlijking van zijn bedoelingen van voorheen, waar mede hij het duidelijke bewijs van zijn gerijpte talent geeft. EXTRA-PRIJS. Aan Simon Carmiggelt werd een ex tra „Vijverbergprijs" uitgereikt voor zijn bundel schetsen „Poespas", waar mede de jury een tweeledige bedoeling heeft Men wil blijk geven van de niet te onderschatten waarde van deze lit teraire humor, die een volwaardig be grip in de letteren behoort te zijn. Te vens wil men gaarne dit zij het ge specialiseerde talent eren. De Jan Campertprijs werd uitgereikt aan de journalist Albert Besnard voor diens bundel „Doem en dorst". Deze verzen werden goeddeels in een Ja pans gevangenschap geschreven, doch dragen daarvan vrijwel geen sporen. Naar oordeel van de jury slaagde deze dichter er in „het wezen van zijn existentie poëtisch gestalte te geven". „Volg het spoor terug" van J. B. Charles verwierf een incidentele prijs, omdat dit boek een uitzonderlijke po sitie inneemt en. wortelend in het ver zet, vragen, die in deze tyd rijzen, be handelt Aan Simon Vestdijk werd voor diens bundel .Essays in duodecimo" de Es sayprijs toegekend. Te weinig, aldus de jury, kent men buiten de roman schrijver, de dichter en IJssayist Vest dijk. Hij verdient in deze opzichten veel meer belangstelling. Uit de bekroonde werken werden fragmenten voorgedragen. ALBERT HELMAN. mann klinken, zoals het die waar schijnlijk nooit meer heeft gehoord. Niemand immers speelde deze com posities zo in zijn geest als Clara Wieck. Zij was een heroïsche figuur, die zich voor haar man en zijn mu ziek volledig heeft gegeven. Negen kinderen bracht zij ter wereld, maar ondanks de zorgen van het moeder schap studeerde zij onvermoeid en bleef een pianiste van hoog niveau Tot op hoge leeftijd zij werd 82 jaar oud bewaarde zij het pand. dat haar man haar had toever trouwd: zijn prachtige kunst, die wars is van alle onnodige opsmuk en die de luisteraar zich soms doet afvragen, waar de grens ligt tussen muziek en poëzie. Soms waren er in haar huls te Frankfort, waar zij tot haar dood woonde, ernstige discussies tussen haar en haar kinderen over de juis te interpretatie van Schumann's composities. Zij was geen voorstand ster van snelle tempi en betoogde, wanneer haars inziens te vlug werd gespeeld: „Zo zou papa het niet ge wild hebben Voor Bach had zij grote eerbied. Zij vertolkte hem met weinig pedaal- gebruik en eiste ook van haar leer lingen, dat deze uitsluitend door hun vingertechniek en niet met het pedaal het gewenste legato-effect zouden bereiken. Toen zy ouder werd, begon zij het nieuwe jaar steeds met het spelen van een Bach-compositie. „Dat spel op die eerste Januari was een soort heilige handeling, waarbij kinderen en leerlingen ernstig toehoorden", vertelde eens een van haar leerlin gen. Van nieuwe muziek begreep Clara niet altijd allesToen dezelfde leerlinge eens voor haar Rachmani noff's prelude in cis klein speelde, ep de oude dame de muziek van vleugel en veranderde met haar potlood de gealtereerde accoorden aan het slot in meer „normale" har monieën Wonderlyk sterke en gave handen had zy, zo vertelt de overlevering. Welnu, honderd Jaar geleden luis terden tientallen Nederlanders In stille bewondering naar de klanken die deze handen aan de vleugel ont lokten. Een herinnering aan dit feil was in deze. kolommen zeker op haar plaats Luiks universiteitskoor zong in Amsterdam. Het Ldiks Universiteitskoor onder leiding van Frederic Anspach en een orkest van Amsterdamse studenten onder leiding van Karei Mengelberg, hebben in de Grote Zaal van het Con certgebouw te Amsterdam afwisselend een concert verzorgd ten bate van het Nederlands studentensanatorium. Zij brachten muziek ten gehore uit de zestiende, zeventiende, achttiende en twintigste eeuw- Het ..Chorale de ITJniversité de Liè- ge" opgericht in 1948. had al het vori ge jaar bij monde van de rector der Luikse universiteit prof. Dubuisson aangeboden aan dit concert mede te werken. Van hun kant hebben toen Amsterdamse studenten op initiatief van het „SodaJicium Studiosorum Mu- sicum J. Pzn Sweelinck" (waarvan Karei Mengelberg eveneens de diri gent is) een kamerorkest van vijftig man gevormd en daarmee een Concer to Grosso van Guiseppe Sanmartini, een speelmuziek voor strijkers en bla zers van Paul Hinderaith en een sym phonie van Mozart uitgevoerd. Het koor zong o.a. twee Psalmen van Clau de Goudimel (16e eeuw), een vierstem mig motet van Roland de Lassus. een Gloria van Purcell en na de pauze een groot motet van Bach, ..Jesu meine Freude".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1953 | | pagina 5