Mathieu Delarue en de Vrijheid van Jean-Paul Sartre Poppenspelen enpoppensnijden, samen scheppen zij een eenheid Arbeiders hebben weinig deel aan concerten Muziek van Nederlandse en Franse componisten ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1953 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 1 De wegen der Vrijheid (II) „Het Oponthoud" en „De Dood in het Hart" HOEWEL SARTRES ROMANS trillen van spanning en actie, boordevol le ven zyn, dient men ze toch ook te beschouwen als illustraties van zyn fi losofie en levenshouding, het existentialisme. Dat Sartre zowel met zyn filosofie als met zijn literaire werk zo'n brede weerklank heeft gevonden in de gehele wereld, is voor een groot gedeelte toe te schryven aan het feit, dat hy geheel en al in deze tijd staat en de moderne mens een mogelyklieid geeft om toch nog in de huidige ontwrichte wereld te leven, een uitweg uit alle ellende die er bestaat, ellende die Sartre tot het merg kent en in alle vormen uitbeeldt. Die uitweg is d e Vrijheid. Is de mens door alles en allen in de steek gelaten? Dan is hij vrij. Zijn romanpersonnages moeten dan ook eik ogenblik kiezen in het leven, ze zyn verantwoordelijk voor wordt, is hij ook geen dupe: ,,'t Laat me koud, ik blijf vrij". „Het Oponthoud" speelt op vele plannen volkomen gelijktijdig. Soms springt men in één regel van Mar- seile naar Parijs, Juan-les-Pins, Mün- chen en Tsjecho-Slowakye, of van de gedachten en gevoelens van de één zonder overgang in die van een an der, uur voor uur, seconde voor se conde, zuiver synchronistisch. Dat vereist een zeer nauwlettend lezen, maar 'Sartre slaagde er in daardoor een soms haast duizelingwekkend ge voel van ruimte te scheppen. DE DOOD IN HET HART In deel III, „De dood in het hart" beginnend met de Duitse intocht in Parijs, Juni 1940, volgen we weer Mathieu, nu in dienst, met de ver slagen troepen op de aftocht. Gevoch ten hebben ze nog niet. Op een be paald ogenblik wordt Mathieu voor de keus gesteld of hij mee wil schie ten op de hen achtervolgende Duit sers of niet: hij kan ook met al de anderen in een schuilkelder. Hij wei gert, niet uit lafheid overigens: het zou een gril zijn, en een gril brengt de vrijheid niet: wachten, 't hoofd helder houden voor een goede gele genheid. Maar zijn trots staat hem niet toe, in die kelder te gaan, en hij pakt toch een geweer en beklimt met enkele anderen de dorpstoren. Terwijl hij de wacht houdt, denkt hij: ik ga voor niets sterven. „Niemand is mijn rechter, niemand denkt aan me, nie mand zal zich mij herinneren, nie mand kan voor mij beslissen". Met elk schot iets definitiefs eindelijk op een Duitser, wreekt hij zijn mislukt verleden: een schot voor Lola die hij niet durfde bestelen, een voor Marcelle, een voor de boe ken die hy niet geschreven heeft, voor alle mensen die hij verachtte We zagen reeds, hoe Mathieu Dela rue, de held uit „De jaren des Onder scheids" in het teken van het uitstel leefde, hij verschoof de vrije levens beslissingen naar de toekomst, wachtte. In deel I zoekt Mathieu min of meer naar de vrijheid, in deel II, „Het Op onthoud", beleeft hij de vryheid meer in de zin van Sartres filosofi sche hoofdwerk, de zynsleer „L'Être et le Néant"; hij is zijn eigen vryheid geworden, gedoemd om vry te zijn. Maar al daagt dat besef, toch blyft hij uitstellen. Deze roman heet in het frans „Le Sursis", en al is de verta ling van de delen II en HI door M. Letterkundige kroniek door HANS WARREN Mok zeer goed te noemen, „Het Uit stel" ware als titelvertaling stellig veel beter geweest. Uitstel in velerlei betekenis: van het leven, hangende tussen oorlog of niet-oorlog; van Mathieu's beslissing, van de oorlog zelf, etc. Hij speelt nl. tussen 23 en 30 September 1938, in de week vooraf gaand aan het verdrag van München, toen Frankrijk mobiliseerde. (Deel I speelt in Juni 1938, niet in 1939, zo als we abusievelijk schreven). Ook Mathieu moet opkomen. In eerste re actie staat hy onverschillig tegenover de gebeurtenissen: dat of wat anders, wat doet het er toe. Hij heeft al lang Senoeg getreuzeld met kiezen. Het eeft hem altyd toegeschenen of hy alle tyd had. Nu ligt de toekomst dood aan zyn voeten, en zijn mislukt- verleden is even dood. De gebeurte nissen hebben hem verleden en toe komst ontstolen, er blyft alleen het ogenblik van nu, waarin hy bestaat, anoniem, een niets. Men mobiliseert hem, een ander beslist voor hem, en hij gaat, omdat hij niet anders kan. De dreigende oorlog zelf, is voor hem van secondair belang, hij is altijd te zeer in zichzelf verdiept geweest om zich een duidelijke opinie over politie ke kwesties te vormen. Het bericht van de mobilisatie be reikt hem als hij met vacantie is. Wanneer hij terug komt op zyn ap partement in Parys om wat spullen op te halen, voelt hij zich dermate veranderd, dat hij een brief van Da niel niet openmaakt: die is immers gericht aan de man die hy vóór de vacantie was, en die man is dood, be staat niet meer. Ook Parys is veranderd: „Ik her ken niets, ik heb nergens spijt van, ik laat niets achter". Hij is niets en hij heeft niets, hy staat er buiten (is in de steek gelaten) en alleen zyn wijsheid rest hem: „Buiten de wereld, buiten het verleden, buiten mezelf: de vrijheid betekent balling schap, en ik ben gedoemd, vry te syn". Wat gaat hy met die vryheid, zyn eigen vryheid, doen? Men heeft de toekomst voor hem uitgestippeld: mobilisatie. Hy is dus vrij voor niets (Je suis libre pour rien)). En als het dan tenslotte voorlopig géén oorlog y^ulturele Cavalcade IN HET „PRINSENHOF" te Delft is de vijfde oude kunst- en antiekbeurs geopend. De opening geschiedde door mr. M. O Bloemers namens de minis ter van onderwijs, kunsten en weten schappen. DE NEDERLANDSE inzending op het Internationale filmfestival te Edinburgh, zal bestaan uit de films Vincent van Gogh" (Profilti), „Hou- en Zo" (Herman van der Horst) en ,Jlaven zonder kramen" (Spectrum film). Ook Marten Toonder1 s „The conquered planet" is in het program ma opgenomen. DE INDONESISCHE romanschrijver Pramoedya Anatatoer, die een jaar in Nederland vertoeft, als gast van de Stichting voor Culturele samenwer king, heeft voor een novellenbundel een pr\js gekregen. Telegrafisch werd hem uit Djakarta medegedeeld dat de bekroning duizend roepia's bedroeg. LEDEN VAN DE HAAGSE Jazz-club hebben een tentoonstelling ingericht van beeldende kunst, die betrekking heeft op Jazz-muziek. TE AMSTERDAM is op 66-jarige leeftijd overleden prof. dr. J. B. Tiel- rooy, hoogleraar in de Franse taal en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hy schreef vele werken over de Franse literatuur. AAN PROFESSOR ir. M. J. Granpré Molière, hoogleraar in de architec tuur te Delft, is wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd eervol ontslag verleend. Hij heeft op véle jonge architecten een grote vloed gehad. maar niettemin trachtte te begrijpen. Een schot voor de Deugd, de Wereld; Vryheid is Terreur. „Hy schoot: hij was zuiver, hy was almachtig, hy was vrtj". Dat denkt Mathieu, dat schrijft Sartre. Maar de kapitale vraag: zien wy als lezer deze personna- ges als waarlijk vrye mensen liet antwoord moet luiden: neen. We zien ze nog steeds als zoekers, als gebondenen, ook al beseffen ze dan nu dat ze de dragers van hun eigen vrijheid zyn. Wat helder is in Sartres filosofie (die hartstochtelijk beleefde vrijheid, die de uitweg en het heil zou zijn), is in de romanhelden nog duidelijk en problematisch. Allereerst geeft dat zeker echt leven aan de figuren uit deze boeken. Laten we ook niet ver geten dat deze cyclus nog niet vol tooid is! Misschien hebben we de indruk gé- wekt dat deze romans louter een soort klinischs producten zyn, demon straties van een filosifisch stelsel. Dat zou een scheve voorstelling zijn. Doch elke goede schrijver gaat ten slotte uit van een bepaalde levensbe schouwing, en van een groot denker die tevens een groot romancier is, kan men verwachten dat het werk schema zeer deugdelijk „theoretisch" overdacht is. Deze boeken zijn echter zo rijk, zo menselijk en boordevol problemen van de mens van nü, dat elk korte bespreking wel oppervlakkig uitval len móet. Sartre toont ons mensen van allerlei slag, intellectuelen en schaapherders, vrouwenjagers en ho- mosexuelen, soldaten, opstandige kin deren, artisten, Joden. Hy volgt even scherp en meedogenloos vrouwen als mannen in hun verborgenste gedach- tengangen en hy schijnt alle afgron den van leven (maar ook hoogten) te kennen. Kortom: Sartre heeft een eigen wereld geschapen, een eigen klimaat. Hij is bovenal zuiver, wat maakt dat zyn werk geen nare herin nering nalaat, ook al beeldt hy de ontstellendste en weerzinwekkendste taferelen uit met een realisme waar de Nederlandse lezer vaak niet aan gewend is. Lof, tenslotte, voor de uitgeverij Contact, die deze boeken brengt voor een prys die beneden de franse ligt en in een uitvoering die ontegenzeg lijk op langduriger gebruik is bere kend. Jean-Paul Sartre: Het Oponthoud en De Dood in het hart. Uitgevery Contact, Amsterdam. Rapport „Prins Bernhardfonds" Hei devies: CultuurspreidingI" vindi in wijder kring gehoor „De zo grote bevolkingsgroep der arbeiders heeft weinig of geen deel aan concerten. Pogingen om hierin verandering te brengen zyn van re cente datum en nog zeer fragmentarisch. Van de categorieën personeels-, bedrjjfs- en vakbondconcerten trekken de laatste de meeste arbeiders. Waar deze concerten voor rekening van het orkest worden gegeven, le veren zy verlies op. Waar ze voor rekening van de vakbonden worden gegeven, moeten deze hiertoe een aanvullende subsidie verstrekken", al dus luidt een der conclusies uit het vierde rapport van de commissie voor oultureel-sociologisch onderzoek van het „Prins Bernhardfonds" over „het orkestwezen in Nederland". volking nodig. Waar een goede orga nisatie ontbreekt, zal het publiek niet in groten getale opkomen. De plaatselijke of provinciale overheid dient het belang van deze pogingen in materiële zin te waarderen, daar zy zonder subsidie niet denkbaar zyn. Het Instituut voor sociaal onder- derzoek van het Nederlandse volk stelde een onderzoek in naar het or kestwezen in ons land. Als algemeen probleem werd opgeworpen in hoe verre door de concerterende orkes ten het publiek in al zyn geledingen kan worden bereikt. Voorts werd ge tracht een inzicht te verwerven in de financiële structuur van het or kestwezen, waarby men onderzocht de taakverdeling der onderscheidene orkesten in Nederland en in het bij- zonder hun regionale functie en ter rein-afbakening ten opzichte van elk aar. Dra H. M. in 't Veld-Langeveld verrichtte het onderzoek en schreef het rapport. De tekorten, waarmee de beroeps orkesten moeten werken aldus net rapport bemoeilijken verhoging van het aantal concerten in plaat sen, waar dat gezien actuele of po tentiële belangstelling mogelijk zou moeten zijn. In die plaatsen zyn im mers veelal kleine zalen en lage toe gangsprijzen. Het wordt dan een kwestie van subsidie of anders ver mindering van het aantal concer ten. Dit probleem geldt o.a. voor Hilversum, Den Helder, Aalsmeer, Middelburg, Vlissingen, Amersfoort, Zwolle, Enschede, Leeuwarden, Hee renveen, Venlo, Weert, Valkenburg, Eindhoven, plaatsen waarin naar ru we schatting behoefte bestaat aan twintig extra concerten per jaar. Men kan nu het standpunt huldigen, zo gaat het rapport verder, dat de orkesten zich uitsluitend zouden moe ten bepalen tot een betere en inten sievere exploitatie van deze plaatsen en daarmee trachten hun tekorten zoveel mogelijk weg te werken. De culturele decentralisatie zouden zy dan moeten overlaten aan dilettan tenorkesten. Deze opvatting wordt in departementale kringen wel verno men. Verschillende orkesten hebben het devies cultuurspreiding in hun vaan del geschreven in het bijzonder de drie jongste willen daaraan hun be staansrecht ontlenen en deze leus vindt in wijder kring gehoor. Het is echter wel zaak, dat deze opvatting ook leeft in het gebied, waar men deze spreiding wil bren gen. Zowel financieel als organisato risch heeft men namelijk de volledi ge medewerking van overheid en be- Eduard van Beinum, dirigent van het Amsterdamse Concertgebouw-orkest, is uit Brazilië en Argentinië terug gekeerd. Gedurende twee maanden heeft hij aldaar orkesten geleid en daarmede vele successen geoogst. Van Beinum dirigeerde o.a. de Staats orkesten van Rio de Janeiro en Bue nos Aires, verder radio-orkesten en een kamerorkest. Tijdens één van de concerten verzorgde een Argentijnse televisiemaatschappij een uitzending. Alle concerten begonnen 's avonds om kwart over tien Vólgend jaar zal van Beinum het Philadélphia-orkest in de Verenigde Staten dirigeren. Conferentie te Londen. Vertegenwoordigers van Belgische, Franse, Westduitse, Nederlandse en Britse omroeporganisaties hebben op een conferentie van drie dagen te Londen gesproken over de techni sche kanten van een uitwisseling van televisieprogramma's in West Euro- Concert te Veere Frans Karei Adriaanse en Hans Hanrath spelen in de Schotse Huizen Twee Franse vioolsonaten, die in de vorige eeuw werden gecomponeerd, zyn wereldberoemd geworden: de sonate van César Franck en die van Gabriel Fauré. En het merkwaarige is, dat deze beide werken in dezelfde toonaard zijn geschreven, namelijk A grote terts. Doch veel verwanschap is er verder niet, want de twee composities vertolken elk een eigen gevoelswereld, waarin men de per soonlijkheid van de componisten duidelyk herkent. Volgende week wordt de sonate van Fauré uitgevoerd in de Schotse Huizen te Veere door het studentenduo Frans Karei Adriaanse, viool en Hans Hanrath, plano. On getwijfeld zal daarby menige luisteraar worden geïmponeerd door de sub tiele muziek van Gabriël Fauré, die in Franse muziekliteratuur zo'n geheel eigen plaats inneemt. Zijn thema's zyn van een nobel en aristocratisch karakter. Hij ordent zijn harmonieën op een voorname wij ze, waarby hy echter zijn groot dich terschap nimmer verloochent. Dik wijls vermijdt Fauré leidtonen, alsof hij geen tonaliteit wil bekennen, zo als bijvoorbeeld in het Scherzo van deze sonate. Daardoor krijgt het een bekoorlijke, moeilijk te definiëren gratie, die wellicht nog het beste gekenschetst is door de woorden „teer, ragfijn". Deze sonate behoort tot hét beste, dat de Franse roman tiek voor viool en piano heeft voort gebracht. Het studentenduo speelt ook een Op het terrein van het in de oor log verwoeste „Kunstgewerbemuse- um" te Keulen is een levensgrote ste nen Christus-figuur uit de XVIIde eeuw, welke men verloren achtte, weergevonden. Het beeld stond als „Christus aan de geselpaal" bekend en behoorde tot de kostbaarste wer ken van het museum. Poppen van René Dumoulin Het werk van René Dumoulin Iedere lijn is verantwoord en heeft eigen waardevolle betekenis (Van een medewerkster) Sedert vele, vele eeuwen geleden het poppenspel van zjjn land van her komst India via Perzië en de Arabische landen ook Europa bereikte, zyn er altijd weer mensen geweest, die zo zeer hun hart aan de poppen verforen, dat ze hun verdere leven als het ware bezeten bleven door deze liefde. Er zijn kunstenaars geweest, die louter uit interesse hun kunst in dienst stelden van het poppenspel: Goethe, George Sand, Haydn, Garcia Lorca, Debussy en de Falla o.a. Maar er zyn er ook wier kunst uit sluitend tot doel heeft: de marionet of handpop. Zy maken ze zelf, in hun geest rypt de pop tot leven en hun handen verklaren dit leven voor de toe schouwers. Geen kunstenaar, die zo veelzijdig creatief werkt als juist de poppenspe ler. Maar vroeg of laat gebeurt het, dat hy geen gelijke tred meer met zichzelf kan houden; het leven, dat hy voor zyn poppen in zich geboren laat worden kan zo irreëel geworden zyn of zo een volmaakte orde nabij, dat de gestalte van de pop er niet in mee kan komen. Of omgekeerd: de marionet zal een zo wonderlyke sfeer van illusie op roepen door zyn vormgeving, dat het de poppespeler onmogelijk lijkt die sfeer tot leven te brengen of te vangen in concrete woorden. Hy zal zich tenslotte gaan afvra gen of hij niet in zyn bezetenheid voor de pop te veel wil, en té hoog grypt. En wanneer in hem de droom naar het volmaakte zich niet weet te verzoenen met de onherroepelijk men selijke onmacht, dan kan hij alleen nog maar hopen op een ander mens. Met diezelfde bezetenheid voor de pop, en dezelfde opvattingen over haar wezen, doch met volstrekte ze kerheid op dat gebied, waar de pop penspeler zelf zich tekort voelt schie ten in zyn groei. Wy vinden het al wonderlijk als twee mensen samen een boek schry ven, maar hoveel moeilijker moet het zyn voor de poppenspeler om een deel van zijn werk aan een ander over te laten in het vaste vertrouwen, dat het wel bezorgd is. Toch is een dergelijk samengaan niet slechts mogelyk, maar het be staat. In ons land. Meer dan tien jaar geleden was er een jonge marionettenspeler, die zo hier en daar optrad. Hij vroeg zijn broer hem te helpen. Die broer maak te de marionetten, sneed ze uit hout. Hij bespeelde ze ook. Maar naarmate er meer poppen uit zijn handen kwa men, en z© steeds dichter naderden tot „de droompop" de pop van de illusie die hem niet meer losliet, bleek hem ook zyn onmacht deze we zens een passend leven aan te meten. Hy gaf het spelen er aan. Tenslotte kwamen de poppen in een winkeléta lage. Een andere poppenspeler zag ze liggen. Voor de spelen die hij geschre ven had, waren het dé poppen, waar naar hy al jaren zocht. Dit toevallige contact, gevolg van eenzelfde liefde, is voor het Nederlands poppenspel van veel waarde geweest. Want wie de poppen gezien heeft, die de Amsterdammer René Dumou lin sneed voor de Haagse poppenspe ler Guido van Deth, o.a. voor „Vrij spraak Levenslang" en „Kermis der Moraal", zal getroffen zijn door hun expressiviteit, die het ireëele, poëti sche en wezens-doorleefde in zien ver enigt. Dumoulin, die oorspronkelijk ma- tweetal Nederlandse werken, name lijk de tweede sonate van Willem Pij per en de tweede sonate van Henk Eadings. Pijpers werk dateert uit 1922, dat wil zeggen uit het begin van zijn beste periode. Het getuigt van de brillante persoonlijkheid, die Pijper was, die hem stempelde tot een figuur van internationale allure. De wijze, waarop Pijper zyn gedachten in de muziek vorm gaf, is bekend als de zg. kiemceltechniek. Aan 'n kiem cel ontleent Pijper zijn materiaal, of liever gezegd, uit deze kiemcel laat hij het materiaal groeien, waaruit zijn compositie is samengesteld. Er is hier sprake van een harmonisch ontwikkelings-proces, dat zijn wer ken bijzonder belangwekkend maakt, maar dat tevens de luisteraar dwingt tot een intensief luisteren. Henk Badings was een van de be gaafdste leerlingen van Pijper, doch hij ging een andere weg dan zyn meester. Zijn thema's zijn dikwijls breed opgezet, waarbij zijn doorwer kingen getuigen van een logische en consequente gedachtengang. Het concert op Woensdag 26 Au gustus wordt begonnen met een so nate van Tartini, en een werk van Mozart (K.V. 296). De violist is een leerling van Jo Ju- da en studeert rechten aan de Leidse Universiteit. Zijn begeleider is juri disch student aan de Amsterdamse Universiteit, maar doorliep ook het Amsterdams Conservatorium, waar hij een leerling was van de pianist Jan Odé. de K. Het reisplan van het Concertgebouworkest 6500 mijl per autobus. De onderhandelingen tussen het Concertgebouworkest en de Ameri kaanse impressario de Columbia Artists Managements Incorporated hebben het eindstadium bereikt. Tussen 13 October en 3 December 1954 zullen in verscheidene steden in totaal 42 concerten worden gegeven onder leiding van Eduard van Bei num en naar verwacht mag wor den Rafael Kubelik. Er zal o.m. geconcerteerd worden in New York, Boston, New Orleans, Chicago, Detroit, Cleveland. In enkele belangryke centra zal het orkest ge durende een korte periode verblij ven om van daaruit in de omliggen de steden te kunnen optreden. Naar schatting zal het orkest in de Ver enigde Staten per autobus in totaal 6500 mijl hebben af te leggen. Men Is thans doende het reisplan zorgvul dig uit to stippelen, hierby rekening houdend met alle factoren, die voor het welslagen van deze grote tour nee noodzakelijk worden geacht. De Oceaanovertocht zal worden Eemaakt met de Holland-Amerika- ijn. De heenreis zal worden gemaakt met de „Rijndam", terug wordt ge reisd met de „Noordam". In verband met deze Amerikaanse tournee zal het abonnementsseizoen 1954/1955 omstreeks half September beginnen. Onderhandelingen met vooraanstaan. de orkesten, die tijdens de afwezig heid van het Concertgebouworkest in de abonnementseries zullen optreden, zijn thans gaande. rionetten maakte en nog maakt is in zijn hart de marionet eigenlijk meer toegedaan dan de handpop. De eerste biedt hem meer mogelijkheden tot het opbouwen van één sluitend geheel. Doch merkwaardigerwijs spreekt uit de koppen en handen van zijn handpoppen een veel groter be gaafdheid en rypheid ook. Doordat hij (met de handpop) ge dwongen wordt in veel kleiner bestek het karakter weer te geven kan hy zich niet in details verliezen (zoals bij de marionet het gevaar bestaat). Deze beperking blijkt onbewust een niet geringe stimulans te zijn. Want uit alle koppen stuk voor stuk spreekt de moeite, die het de kunste naar gekost heeft het wezen van de pop eerst op zichzelf en daarna op het hout te veroveren. Iedere "jn is verantwoord en heeft zijn waardevol le betekenis. De groeiende genegenheid van de volwassenen voor het poppenspel is op haar beurt weer de aanmoediging voor de poppenspeler en poppertsnij- der: beider kunstenaarschap heeft deze wisselwerking nodig om steeds meer tot ontplooiing te komen. De begaafde en conscentieus wer kende kunstenaar René Dumoulin heeft weinig contact met de wereld buiten die van zijn popen. Zyn publiek is de poppenspeler en via hem wordt hy de wisselwerking gewaar tussen hun beider kunst en bet publiek. Dat in het geheel van pop en spel zich gevangen ziet in een illusie, die het zichzelf niet vermag te scheppen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1953 | | pagina 7