Mathieu Delarue en de Vrijheid
van Jean-Paul Sartre
Poppenspelen enpoppensnijden,
samen scheppen zij een eenheid
Arbeiders hebben weinig
deel aan concerten
Muziek van Nederlandse en
Franse componisten
ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1953
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
1
De wegen der Vrijheid (II)
„Het Oponthoud" en „De Dood
in het Hart"
HOEWEL SARTRES ROMANS trillen van spanning en actie, boordevol le
ven zyn, dient men ze toch ook te beschouwen als illustraties van zyn fi
losofie en levenshouding, het existentialisme. Dat Sartre zowel met zyn
filosofie als met zijn literaire werk zo'n brede weerklank heeft gevonden
in de gehele wereld, is voor een groot gedeelte toe te schryven aan het feit,
dat hy geheel en al in deze tijd staat en de moderne mens een mogelyklieid
geeft om toch nog in de huidige ontwrichte wereld te leven, een uitweg
uit alle ellende die er bestaat, ellende die Sartre tot het merg kent en in
alle vormen uitbeeldt. Die uitweg is d e Vrijheid. Is de mens door alles en
allen in de steek gelaten? Dan is hij vrij. Zijn romanpersonnages moeten
dan ook eik ogenblik kiezen in het leven, ze zyn verantwoordelijk voor
wordt, is hij ook geen dupe: ,,'t Laat
me koud, ik blijf vrij".
„Het Oponthoud" speelt op vele
plannen volkomen gelijktijdig. Soms
springt men in één regel van Mar-
seile naar Parijs, Juan-les-Pins, Mün-
chen en Tsjecho-Slowakye, of van de
gedachten en gevoelens van de één
zonder overgang in die van een an
der, uur voor uur, seconde voor se
conde, zuiver synchronistisch. Dat
vereist een zeer nauwlettend lezen,
maar 'Sartre slaagde er in daardoor
een soms haast duizelingwekkend ge
voel van ruimte te scheppen.
DE DOOD IN HET HART
In deel III, „De dood in het hart"
beginnend met de Duitse intocht in
Parijs, Juni 1940, volgen we weer
Mathieu, nu in dienst, met de ver
slagen troepen op de aftocht. Gevoch
ten hebben ze nog niet. Op een be
paald ogenblik wordt Mathieu voor
de keus gesteld of hij mee wil schie
ten op de hen achtervolgende Duit
sers of niet: hij kan ook met al de
anderen in een schuilkelder. Hij wei
gert, niet uit lafheid overigens: het
zou een gril zijn, en een gril brengt
de vrijheid niet: wachten, 't hoofd
helder houden voor een goede gele
genheid. Maar zijn trots staat hem
niet toe, in die kelder te gaan, en hij
pakt toch een geweer en beklimt met
enkele anderen de dorpstoren. Terwijl
hij de wacht houdt, denkt hij: ik ga
voor niets sterven. „Niemand is mijn
rechter, niemand denkt aan me, nie
mand zal zich mij herinneren, nie
mand kan voor mij beslissen".
Met elk schot iets definitiefs
eindelijk op een Duitser, wreekt
hij zijn mislukt verleden: een schot
voor Lola die hij niet durfde bestelen,
een voor Marcelle, een voor de boe
ken die hy niet geschreven heeft,
voor alle mensen die hij verachtte
We zagen reeds, hoe Mathieu Dela
rue, de held uit „De jaren des Onder
scheids" in het teken van het uitstel
leefde, hij verschoof de vrije levens
beslissingen naar de toekomst,
wachtte.
In deel I zoekt Mathieu min of meer
naar de vrijheid, in deel II, „Het Op
onthoud", beleeft hij de vryheid
meer in de zin van Sartres filosofi
sche hoofdwerk, de zynsleer „L'Être
et le Néant"; hij is zijn eigen vryheid
geworden, gedoemd om vry te zijn.
Maar al daagt dat besef, toch blyft
hij uitstellen. Deze roman heet in het
frans „Le Sursis", en al is de verta
ling van de delen II en HI door M.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Mok zeer goed te noemen, „Het Uit
stel" ware als titelvertaling stellig
veel beter geweest. Uitstel in velerlei
betekenis: van het leven, hangende
tussen oorlog of niet-oorlog; van
Mathieu's beslissing, van de oorlog
zelf, etc. Hij speelt nl. tussen 23 en 30
September 1938, in de week vooraf
gaand aan het verdrag van München,
toen Frankrijk mobiliseerde. (Deel I
speelt in Juni 1938, niet in 1939, zo
als we abusievelijk schreven). Ook
Mathieu moet opkomen. In eerste re
actie staat hy onverschillig tegenover
de gebeurtenissen: dat of wat anders,
wat doet het er toe. Hij heeft al lang
Senoeg getreuzeld met kiezen. Het
eeft hem altyd toegeschenen of hy
alle tyd had. Nu ligt de toekomst
dood aan zyn voeten, en zijn mislukt-
verleden is even dood. De gebeurte
nissen hebben hem verleden en toe
komst ontstolen, er blyft alleen het
ogenblik van nu, waarin hy bestaat,
anoniem, een niets. Men mobiliseert
hem, een ander beslist voor hem, en
hij gaat, omdat hij niet anders kan.
De dreigende oorlog zelf, is voor hem
van secondair belang, hij is altijd te
zeer in zichzelf verdiept geweest om
zich een duidelijke opinie over politie
ke kwesties te vormen.
Het bericht van de mobilisatie be
reikt hem als hij met vacantie is.
Wanneer hij terug komt op zyn ap
partement in Parys om wat spullen
op te halen, voelt hij zich dermate
veranderd, dat hij een brief van Da
niel niet openmaakt: die is immers
gericht aan de man die hy vóór de
vacantie was, en die man is dood, be
staat niet meer.
Ook Parys is veranderd: „Ik her
ken niets, ik heb nergens spijt van,
ik laat niets achter". Hij is niets en
hij heeft niets, hy staat er buiten
(is in de steek gelaten) en alleen
zyn wijsheid rest hem: „Buiten de
wereld, buiten het verleden, buiten
mezelf: de vrijheid betekent balling
schap, en ik ben gedoemd, vry te
syn".
Wat gaat hy met die vryheid, zyn
eigen vryheid, doen? Men heeft de
toekomst voor hem uitgestippeld:
mobilisatie. Hy is dus vrij voor niets
(Je suis libre pour rien)). En als het
dan tenslotte voorlopig géén oorlog
y^ulturele
Cavalcade
IN HET „PRINSENHOF" te Delft is
de vijfde oude kunst- en antiekbeurs
geopend. De opening geschiedde door
mr. M. O Bloemers namens de minis
ter van onderwijs, kunsten en weten
schappen.
DE NEDERLANDSE inzending op
het Internationale filmfestival te
Edinburgh, zal bestaan uit de films
Vincent van Gogh" (Profilti), „Hou-
en Zo" (Herman van der Horst) en
,Jlaven zonder kramen" (Spectrum
film). Ook Marten Toonder1 s „The
conquered planet" is in het program
ma opgenomen.
DE INDONESISCHE romanschrijver
Pramoedya Anatatoer, die een jaar in
Nederland vertoeft, als gast van de
Stichting voor Culturele samenwer
king, heeft voor een novellenbundel
een pr\js gekregen. Telegrafisch werd
hem uit Djakarta medegedeeld dat de
bekroning duizend roepia's bedroeg.
LEDEN VAN DE HAAGSE Jazz-club
hebben een tentoonstelling ingericht
van beeldende kunst, die betrekking
heeft op Jazz-muziek.
TE AMSTERDAM is op 66-jarige
leeftijd overleden prof. dr. J. B. Tiel-
rooy, hoogleraar in de Franse taal en
letterkunde aan de Universiteit van
Amsterdam. Hy schreef vele werken
over de Franse literatuur.
AAN PROFESSOR ir. M. J. Granpré
Molière, hoogleraar in de architec
tuur te Delft, is wegens het bereiken
van de pensioengerechtigde leeftijd
eervol ontslag verleend. Hij heeft op
véle jonge architecten een grote
vloed gehad.
maar niettemin trachtte te begrijpen.
Een schot voor de Deugd, de Wereld;
Vryheid is Terreur. „Hy schoot: hij
was zuiver, hy was almachtig, hy
was vrtj".
Dat denkt Mathieu, dat schrijft
Sartre. Maar de kapitale vraag:
zien wy als lezer deze personna-
ges als waarlijk vrye mensen liet
antwoord moet luiden: neen. We
zien ze nog steeds als zoekers, als
gebondenen, ook al beseffen ze
dan nu dat ze de dragers van hun
eigen vrijheid zyn.
Wat helder is in Sartres filosofie
(die hartstochtelijk beleefde vrijheid,
die de uitweg en het heil zou zijn), is
in de romanhelden nog duidelijk en
problematisch. Allereerst geeft dat
zeker echt leven aan de figuren uit
deze boeken. Laten we ook niet ver
geten dat deze cyclus nog niet vol
tooid is!
Misschien hebben we de indruk gé-
wekt dat deze romans louter een
soort klinischs producten zyn, demon
straties van een filosifisch stelsel.
Dat zou een scheve voorstelling zijn.
Doch elke goede schrijver gaat ten
slotte uit van een bepaalde levensbe
schouwing, en van een groot denker
die tevens een groot romancier is,
kan men verwachten dat het werk
schema zeer deugdelijk „theoretisch"
overdacht is.
Deze boeken zijn echter zo rijk, zo
menselijk en boordevol problemen
van de mens van nü, dat elk korte
bespreking wel oppervlakkig uitval
len móet. Sartre toont ons mensen
van allerlei slag, intellectuelen en
schaapherders, vrouwenjagers en ho-
mosexuelen, soldaten, opstandige kin
deren, artisten, Joden. Hy volgt even
scherp en meedogenloos vrouwen als
mannen in hun verborgenste gedach-
tengangen en hy schijnt alle afgron
den van leven (maar ook hoogten)
te kennen. Kortom: Sartre heeft een
eigen wereld geschapen, een eigen
klimaat. Hij is bovenal zuiver, wat
maakt dat zyn werk geen nare herin
nering nalaat, ook al beeldt hy de
ontstellendste en weerzinwekkendste
taferelen uit met een realisme waar
de Nederlandse lezer vaak niet aan
gewend is.
Lof, tenslotte, voor de uitgeverij
Contact, die deze boeken brengt voor
een prys die beneden de franse ligt
en in een uitvoering die ontegenzeg
lijk op langduriger gebruik is bere
kend.
Jean-Paul Sartre: Het Oponthoud en
De Dood in het hart.
Uitgevery Contact, Amsterdam.
Rapport „Prins Bernhardfonds"
Hei devies: CultuurspreidingI" vindi in
wijder kring gehoor
„De zo grote bevolkingsgroep der arbeiders heeft weinig of geen deel
aan concerten. Pogingen om hierin verandering te brengen zyn van re
cente datum en nog zeer fragmentarisch. Van de categorieën personeels-,
bedrjjfs- en vakbondconcerten trekken de laatste de meeste arbeiders.
Waar deze concerten voor rekening van het orkest worden gegeven, le
veren zy verlies op. Waar ze voor rekening van de vakbonden worden
gegeven, moeten deze hiertoe een aanvullende subsidie verstrekken", al
dus luidt een der conclusies uit het vierde rapport van de commissie voor
oultureel-sociologisch onderzoek van het „Prins Bernhardfonds" over „het
orkestwezen in Nederland".
volking nodig. Waar een goede orga
nisatie ontbreekt, zal het publiek
niet in groten getale opkomen. De
plaatselijke of provinciale overheid
dient het belang van deze pogingen
in materiële zin te waarderen, daar
zy zonder subsidie niet denkbaar
zyn.
Het Instituut voor sociaal onder-
derzoek van het Nederlandse volk
stelde een onderzoek in naar het or
kestwezen in ons land. Als algemeen
probleem werd opgeworpen in hoe
verre door de concerterende orkes
ten het publiek in al zyn geledingen
kan worden bereikt. Voorts werd ge
tracht een inzicht te verwerven in
de financiële structuur van het or
kestwezen, waarby men onderzocht
de taakverdeling der onderscheidene
orkesten in Nederland en in het bij-
zonder hun regionale functie en ter
rein-afbakening ten opzichte van elk
aar. Dra H. M. in 't Veld-Langeveld
verrichtte het onderzoek en schreef
het rapport.
De tekorten, waarmee de beroeps
orkesten moeten werken aldus net
rapport bemoeilijken verhoging
van het aantal concerten in plaat
sen, waar dat gezien actuele of po
tentiële belangstelling mogelijk zou
moeten zijn. In die plaatsen zyn im
mers veelal kleine zalen en lage toe
gangsprijzen. Het wordt dan een
kwestie van subsidie of anders ver
mindering van het aantal concer
ten. Dit probleem geldt o.a. voor
Hilversum, Den Helder, Aalsmeer,
Middelburg, Vlissingen, Amersfoort,
Zwolle, Enschede, Leeuwarden, Hee
renveen, Venlo, Weert, Valkenburg,
Eindhoven, plaatsen waarin naar ru
we schatting behoefte bestaat aan
twintig extra concerten per jaar.
Men kan nu het standpunt huldigen,
zo gaat het rapport verder, dat de
orkesten zich uitsluitend zouden moe
ten bepalen tot een betere en inten
sievere exploitatie van deze plaatsen
en daarmee trachten hun tekorten
zoveel mogelijk weg te werken. De
culturele decentralisatie zouden zy
dan moeten overlaten aan dilettan
tenorkesten. Deze opvatting wordt in
departementale kringen wel verno
men.
Verschillende orkesten hebben het
devies cultuurspreiding in hun vaan
del geschreven in het bijzonder de
drie jongste willen daaraan hun be
staansrecht ontlenen en deze leus
vindt in wijder kring gehoor.
Het is echter wel zaak, dat deze
opvatting ook leeft in het gebied,
waar men deze spreiding wil bren
gen. Zowel financieel als organisato
risch heeft men namelijk de volledi
ge medewerking van overheid en be-
Eduard van Beinum, dirigent van het
Amsterdamse Concertgebouw-orkest,
is uit Brazilië en Argentinië terug
gekeerd. Gedurende twee maanden
heeft hij aldaar orkesten geleid en
daarmede vele successen geoogst.
Van Beinum dirigeerde o.a. de Staats
orkesten van Rio de Janeiro en Bue
nos Aires, verder radio-orkesten en
een kamerorkest. Tijdens één van de
concerten verzorgde een Argentijnse
televisiemaatschappij een uitzending.
Alle concerten begonnen 's avonds
om kwart over tien
Vólgend jaar zal van Beinum het
Philadélphia-orkest in de Verenigde
Staten dirigeren.
Conferentie te Londen.
Vertegenwoordigers van Belgische,
Franse, Westduitse, Nederlandse en
Britse omroeporganisaties hebben op
een conferentie van drie dagen te
Londen gesproken over de techni
sche kanten van een uitwisseling van
televisieprogramma's in West Euro-
Concert te Veere
Frans Karei Adriaanse en Hans Hanrath
spelen in de Schotse Huizen
Twee Franse vioolsonaten, die in de vorige eeuw werden gecomponeerd,
zyn wereldberoemd geworden: de sonate van César Franck en die van
Gabriel Fauré. En het merkwaarige is, dat deze beide werken in dezelfde
toonaard zijn geschreven, namelijk A grote terts.
Doch veel verwanschap is er verder niet, want de twee
composities vertolken elk een eigen gevoelswereld, waarin men de per
soonlijkheid van de componisten duidelyk herkent. Volgende week wordt
de sonate van Fauré uitgevoerd in de Schotse Huizen te Veere door het
studentenduo Frans Karei Adriaanse, viool en Hans Hanrath, plano. On
getwijfeld zal daarby menige luisteraar worden geïmponeerd door de sub
tiele muziek van Gabriël Fauré, die in Franse muziekliteratuur zo'n geheel
eigen plaats inneemt.
Zijn thema's zyn van een nobel en
aristocratisch karakter. Hij ordent
zijn harmonieën op een voorname wij
ze, waarby hy echter zijn groot dich
terschap nimmer verloochent. Dik
wijls vermijdt Fauré leidtonen, alsof
hij geen tonaliteit wil bekennen, zo
als bijvoorbeeld in het Scherzo van
deze sonate. Daardoor krijgt het een
bekoorlijke, moeilijk te definiëren
gratie, die wellicht nog het beste
gekenschetst is door de woorden
„teer, ragfijn". Deze sonate behoort
tot hét beste, dat de Franse roman
tiek voor viool en piano heeft voort
gebracht.
Het studentenduo speelt ook een
Op het terrein van het in de oor
log verwoeste „Kunstgewerbemuse-
um" te Keulen is een levensgrote ste
nen Christus-figuur uit de XVIIde
eeuw, welke men verloren achtte,
weergevonden. Het beeld stond als
„Christus aan de geselpaal" bekend
en behoorde tot de kostbaarste wer
ken van het museum.
Poppen van René Dumoulin
Het werk van René Dumoulin
Iedere lijn is verantwoord en heeft
eigen waardevolle betekenis
(Van een medewerkster)
Sedert vele, vele eeuwen geleden het poppenspel van zjjn land van her
komst India via Perzië en de Arabische landen ook Europa bereikte,
zyn er altijd weer mensen geweest, die zo zeer hun hart aan de poppen
verforen, dat ze hun verdere leven als het ware bezeten bleven door deze
liefde. Er zijn kunstenaars geweest, die louter uit interesse hun
kunst in dienst stelden van het poppenspel: Goethe, George Sand, Haydn,
Garcia Lorca, Debussy en de Falla o.a. Maar er zyn er ook wier kunst uit
sluitend tot doel heeft: de marionet of handpop. Zy maken ze zelf, in hun
geest rypt de pop tot leven en hun handen verklaren dit leven voor de toe
schouwers.
Geen kunstenaar, die zo veelzijdig creatief werkt als juist de poppenspe
ler. Maar vroeg of laat gebeurt het, dat hy geen gelijke tred meer met
zichzelf kan houden; het leven, dat hy voor zyn poppen in zich geboren laat
worden kan zo irreëel geworden zyn of zo een volmaakte orde nabij, dat
de gestalte van de pop er niet in mee kan komen.
Of omgekeerd: de marionet zal een zo wonderlyke sfeer van illusie op
roepen door zyn vormgeving, dat het de poppespeler onmogelijk lijkt die
sfeer tot leven te brengen of te vangen in concrete woorden.
Hy zal zich tenslotte gaan afvra
gen of hij niet in zyn bezetenheid
voor de pop te veel wil, en té hoog
grypt. En wanneer in hem de droom
naar het volmaakte zich niet weet te
verzoenen met de onherroepelijk men
selijke onmacht, dan kan hij alleen
nog maar hopen op een ander mens.
Met diezelfde bezetenheid voor de
pop, en dezelfde opvattingen over
haar wezen, doch met volstrekte ze
kerheid op dat gebied, waar de pop
penspeler zelf zich tekort voelt schie
ten in zyn groei.
Wy vinden het al wonderlijk als
twee mensen samen een boek schry
ven, maar hoveel moeilijker moet het
zyn voor de poppenspeler om een deel
van zijn werk aan een ander over te
laten in het vaste vertrouwen, dat
het wel bezorgd is.
Toch is een dergelijk samengaan
niet slechts mogelyk, maar het be
staat. In ons land.
Meer dan tien jaar geleden was er
een jonge marionettenspeler, die zo
hier en daar optrad. Hij vroeg zijn
broer hem te helpen. Die broer maak
te de marionetten, sneed ze uit hout.
Hij bespeelde ze ook. Maar naarmate
er meer poppen uit zijn handen kwa
men, en z© steeds dichter naderden
tot „de droompop" de pop van de
illusie die hem niet meer losliet,
bleek hem ook zyn onmacht deze we
zens een passend leven aan te meten.
Hy gaf het spelen er aan. Tenslotte
kwamen de poppen in een winkeléta
lage. Een andere poppenspeler zag ze
liggen. Voor de spelen die hij geschre
ven had, waren het dé poppen, waar
naar hy al jaren zocht. Dit toevallige
contact, gevolg van eenzelfde liefde,
is voor het Nederlands poppenspel
van veel waarde geweest.
Want wie de poppen gezien heeft,
die de Amsterdammer René Dumou
lin sneed voor de Haagse poppenspe
ler Guido van Deth, o.a. voor „Vrij
spraak Levenslang" en „Kermis der
Moraal", zal getroffen zijn door hun
expressiviteit, die het ireëele, poëti
sche en wezens-doorleefde in zien ver
enigt.
Dumoulin, die oorspronkelijk ma-
tweetal Nederlandse werken, name
lijk de tweede sonate van Willem Pij
per en de tweede sonate van Henk
Eadings. Pijpers werk dateert uit
1922, dat wil zeggen uit het begin
van zijn beste periode. Het getuigt
van de brillante persoonlijkheid, die
Pijper was, die hem stempelde tot een
figuur van internationale allure. De
wijze, waarop Pijper zyn gedachten
in de muziek vorm gaf, is bekend als
de zg. kiemceltechniek. Aan 'n kiem
cel ontleent Pijper zijn materiaal, of
liever gezegd, uit deze kiemcel laat
hij het materiaal groeien, waaruit
zijn compositie is samengesteld. Er
is hier sprake van een harmonisch
ontwikkelings-proces, dat zijn wer
ken bijzonder belangwekkend maakt,
maar dat tevens de luisteraar dwingt
tot een intensief luisteren.
Henk Badings was een van de be
gaafdste leerlingen van Pijper, doch
hij ging een andere weg dan zyn
meester. Zijn thema's zijn dikwijls
breed opgezet, waarbij zijn doorwer
kingen getuigen van een logische en
consequente gedachtengang.
Het concert op Woensdag 26 Au
gustus wordt begonnen met een so
nate van Tartini, en een werk
van Mozart (K.V. 296).
De violist is een leerling van Jo Ju-
da en studeert rechten aan de Leidse
Universiteit. Zijn begeleider is juri
disch student aan de Amsterdamse
Universiteit, maar doorliep ook het
Amsterdams Conservatorium, waar
hij een leerling was van de pianist
Jan Odé.
de K.
Het reisplan van het
Concertgebouworkest
6500 mijl per autobus.
De onderhandelingen tussen het
Concertgebouworkest en de Ameri
kaanse impressario de Columbia
Artists Managements Incorporated
hebben het eindstadium bereikt.
Tussen 13 October en 3 December
1954 zullen in verscheidene steden in
totaal 42 concerten worden gegeven
onder leiding van Eduard van Bei
num en naar verwacht mag wor
den Rafael Kubelik.
Er zal o.m. geconcerteerd worden
in New York, Boston, New Orleans,
Chicago, Detroit, Cleveland. In enkele
belangryke centra zal het orkest ge
durende een korte periode verblij
ven om van daaruit in de omliggen
de steden te kunnen optreden. Naar
schatting zal het orkest in de Ver
enigde Staten per autobus in totaal
6500 mijl hebben af te leggen. Men
Is thans doende het reisplan zorgvul
dig uit to stippelen, hierby rekening
houdend met alle factoren, die voor
het welslagen van deze grote tour
nee noodzakelijk worden geacht.
De Oceaanovertocht zal worden
Eemaakt met de Holland-Amerika-
ijn. De heenreis zal worden gemaakt
met de „Rijndam", terug wordt ge
reisd met de „Noordam". In verband
met deze Amerikaanse tournee zal
het abonnementsseizoen 1954/1955
omstreeks half September beginnen.
Onderhandelingen met vooraanstaan.
de orkesten, die tijdens de afwezig
heid van het Concertgebouworkest in
de abonnementseries zullen optreden,
zijn thans gaande.
rionetten maakte en nog maakt
is in zijn hart de marionet eigenlijk
meer toegedaan dan de handpop. De
eerste biedt hem meer mogelijkheden
tot het opbouwen van één sluitend
geheel. Doch merkwaardigerwijs
spreekt uit de koppen en handen van
zijn handpoppen een veel groter be
gaafdheid en rypheid ook.
Doordat hij (met de handpop) ge
dwongen wordt in veel kleiner bestek
het karakter weer te geven kan hy
zich niet in details verliezen (zoals
bij de marionet het gevaar bestaat).
Deze beperking blijkt onbewust een
niet geringe stimulans te zijn. Want
uit alle koppen stuk voor stuk
spreekt de moeite, die het de kunste
naar gekost heeft het wezen van de
pop eerst op zichzelf en daarna op
het hout te veroveren. Iedere "jn is
verantwoord en heeft zijn waardevol
le betekenis.
De groeiende genegenheid van de
volwassenen voor het poppenspel is
op haar beurt weer de aanmoediging
voor de poppenspeler en poppertsnij-
der: beider kunstenaarschap heeft
deze wisselwerking nodig om steeds
meer tot ontplooiing te komen.
De begaafde en conscentieus wer
kende kunstenaar René Dumoulin
heeft weinig contact met de wereld
buiten die van zijn popen. Zyn publiek
is de poppenspeler en via hem wordt
hy de wisselwerking gewaar tussen
hun beider kunst en bet publiek. Dat
in het geheel van pop en spel zich
gevangen ziet in een illusie, die het
zichzelf niet vermag te scheppen.