c r~ v_ J De weg naar Groenland voert over een mistige lege zee Louisa's grote strijd bbnBOEK over. DE OUDSTE ZUID-AFRIKANER HOOPT 125 JAAR TE WORDEN EEN ZEER KUNSTIG GEMAAKTE VOGELWIEG IN DE PERENBOOM ZATERDAG 11 JULI 1953 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT NAAR GROENLANDERS EN ESKIMO'S Een ontmoeting met een merkwaardig zeeman op de Dronning Alexandrine (Door Anthonie van Kampen). We bevinden ons al weer bijna twee volle dagen op zee en het is nauwe lijks te geloven, dat het afscheid van oud Europa eerst zo kort geleden plaats vond. Dat afscheid... een steiger niet wuivende en schreeuwende mensen. Met vrouwen, die bloemen aan boord wierpen, met de donkere bas van het laatste, werkelijk allerlaatste signaal, dat aangaf dat het tijd was. De Dronning Alexandrine zwaaide af, en in minder dan vijf minuten waren die paar honderd mensen aan wal niets meer dan een kleine, wrie melende byenzwerm. Iedereen zwaaide, en niemand zag meer een vertrouw de figuur. Op het achterschip zagen we hoe de avond daalde over de Sont. Aan twee kanten naderde snel een onweer en voor we de vesting Kronborg, bij Elseneur, passeerden, joegen rosse en lichtblauwe bliksemstralen door de tterreloze hemel. Langs de reling van het oude schip, dat haar zoveelste reis naar Groen land ging maken, stonden de passagiers. Er werd niet veel meer gespro ken. Iedereen had z'n eigen gedachten; aan hen, die daar op die warme stoffige steiger achtergebleven waren. Voor een deel zou de hereniging niet zo lang duren, hoogstens een half jaar. Voor anderen langer. Het is vandaag eerste Pinkster dag. Je merkt er hier aan boord niet veel van. Het enige wat me er aan herinnert is een aantal flarden Bach- muziek. die vanuit de sclieepsradio knettert, opgevangen van een Noors station. Daar blijft het dan. wat het Pinksterfeest betreft, bij. Tegen de middag waait echter de mist weg. Eerst is het zicht een paar honderd meter, dan een goede duizend en in eens breekt de zon door. Op hetzelfde ogenblik verkleurt de zee van grijs tot helblauw. Het duurt geen tien minuten, of overal verschijnen de passagiers aan dek. Iedereen is blij dat de mist op getrokken is, behalve 'n klein Groen- lands jongetje van een jaar of vier, dat treurig naar de restanten staat te kijken van een gekleurde ballon, die z'n moeder op het laatste ogen blik in Kopenhagen voor 'm gekocht heeft. Die dag trekken een paar tegen liggers voorbij. Er wordt met de vlag gen gegroet en eenmaal passeert een schip van dezelfde rederij zó dicht, dat we elkaar kunnen beroepen. Waarvan een dankbaar gebruik ge maakt wordt. In de namiddag komt land in zicht. Niet veel land, alleen maar een paar molshopen die zich aan de kim ver heffen. Het blijkt Faior Island te zijn, tussen de Orkney's en de Shetlands eilanden, waartussen we doorvaren. Het is het allerlaatste land dat in zicht komt. Hierna volgt alleen nog water, een dag of aclit lang. T elegram De zee blijft dauw en Van der Zee is druk in de weer met de film-appa- ratuur. Hij wringt zich in allerlei bochten om de beste „shots" te maken, en ik besluit hem maar niet in de weg le lopen. Ais ik in m'n hut kom, vind ik op de vuurrode deken een klein briefje liggen: het is een tele gram, uit Holland verzonden door 'n goed vriend, die ons alsnog „goede reis" wenst. Even later blijkt dat de marconist er niet veel van begrepen had. Het was voor de eerste maal, dat hij een telegram van Schevenin- gen-radio opving. En het was óók de eerste maal dat hij een telegram moest uittikken voor twee Hollan ders. Het schijnt hier, sinds de ze ventiende eeuw, niet bijzonder druk meer geweest te zijn met Hollanders. Aan boord van dit schip reist een merkwaardig man. Hij is niet alleen reserve-officier van de Deense mari ne en in Groenland belast met de taak tot het geven van namen aan kapen, baaien, fjorden en eilanden, maar wat het merkwaardigste aan hem is, dat is zijn verwantschap met In m'n hut, die klein is maar niet ongenoeglgk, pak ik de laatste zen ding uit, die me een half uur voor vertrek door de leverancier van uit rustingsstukken is nagezonden. Ik doe het in een niet al te plezierige stemming. Maar die stemming ver andert, als ik op het briefje, dat bij de goederen is gepakt door een cor recte winkeljuffrouw, lees: „deze goederen kunnen, indien er klachten zijn, binnen 8 dagen worden omge ruild"Dat zal dan midden op de Noord-Atlantic moeten zijn. Onder de Dronning Alexandrine deint heel zachtjes, heel rustig, de zee. Het is precies de deining die een vermoeid mens nodig heeft, om zich snel in het nirwana van de slaap te verliezen. Het duurt niet lang. Alle scheepsgeluiden beginnen zich te ver enigen; in de verte is het gemompel van wat stemmen en ergens rolt een ketting heen en weer. Het geeft alle maal niets; de slaap is sterker, en gewiegd door de zee vertrek ik naar rustige gewesten. De volgende morgen vaart het schip over een lege zee. Geen zon, geen vierkante decimeter blauw aan de hemel. En geen kim. Een grijze, troosteloze waterwereld. Ik neem eigenlijk voor het eerst de passagiers op, die met ons naar Groenland va ren. Een wonderlijk conglomeraat: gekleed in de allerwonderlijkste hem den, sweaters, truien, jumpers. Al de- fee mensen doen me sterk denken aan een troep goudzoekers in een oude wildwest-film. Het zijn goeddeels De nen, maar hier en daar ontdek ik ook een paar Groenlanders: kleine, cho coladebruin gekleurde kerels, met sluik gitzwart haar. Ze doen denken aan Indianen, maar tegelijk hebbcv ze iets uitgesproken Mongools. Ze hebben zichtbaar voorliefde voor hel le kleuren en hün katoenen hemden (U.S.A.-dessinscn hün sokken en hün dassen schreeuwen het hardst. Er is een Groenlandse moeder met twee meisjes; één van vijf en één van zeven jaar, schat ik. Alleraar digste kinderen, met hun ponniehaar en prachtige donkere ogen. De vader is een rasechte Indiaan. Meeuwen Boven 't brede kielzog van de Dron ning Alexandrine dansen de meeu wen. Ze dansen er urenlang en zyn er altijd op de seconde nauwkeurig bij, als er iets over boord gezet wordt. Het zal me benieuwen hoelang ze ons zullen volgen en waar ergens hun „point of no return" begint. Voorlo pig schijnt dit nog ver af te liggen. Heel die dag varen we door de mist, die eerst niet bijzonder dik is, maar later als een dikke wollen deken om het schip heengeslagen wordt. Het wordt er niet plezieriger op, aan dek en helemaal niet als om de minuut het mistsein gegeven wordt. De eer ste stuurman vertelt me dat we ons hier in drukbevaren gebied bevinden en dat er geen enkel risico gelopen mag worden. Vandaar dat ook de ra dar is bijgezet. Des avonds laat, als ik nog even over het doornatte, glibberige dek ijsbeer, zie ik op de brug de gestalte van de kleine Deense kapitein. Hg heeft er de hele dag gestaan. De ra dar blijft bij staan en het mistsein heeft al zóveel malen over ons heen- gedreund, dat ik het niet meer hoor. Het is een deel geworden van alle Efheepsgeluiden samen. De deining neemt toe en ik slaap die nacht best. Maar des morgens vroeg vertelt één der hofmeesters, dat een paar uur geleden twee grote schepen elkaar aangevaren hebben in vólle zee, tengevolge van de dikke mist, en dat ze allebei gezonken zijn. Als ik op het dek kom, staat op de brug nog steeds de kleine gezagvoer der van de Dronning Alexandrine. Hij Is nog niet van de brug af geweest. IERLAND. Een roman over het oude Ierland, de uitgestrekte venen, de jacht en vooral ook de politiek, dat is „De vloek van de Heks", geschreven door Lord Dun- sany. Schrijver getuigt in de roman van zijn grote liefde voor het Ierse land en volk, waar het oude bijgeloof en de vrijheidsdrang zo'n grote rol spe len. Wij mogen dit -oek dan ook be schouwen als een spiegel van het le ven der Ierse landedelen. De hoofdfi guur, Charles Peridore, is 13 jaar als zijn vader om politieke redenen het land moeten verlaten. Voor Charles breekt dan een leven aan waarin de jacht een overheersende rol speelt. De grote figuur is de heks, vrouw Marlin, die alles doet om het afgraven van het veen, waar zij woont, te voor komen. Zij roept hierbij allerlei duiste re krachten op, teneinde het sybdicaat. dat de venen bedreigt, te vernietigen. Deze boeiende roman is uitgegeven als 12e dee' van de Unicum Reeks, ver schenen bij de uitgevers N.V. Servire ttelnemann Nederland N.V. te 's- Orftwcihage. de grote man van Groenland, met Knud Rasmussen. Rasmussen, de man die zijn leven gaf aan de Eskimo's en er voor vocht, dat ook z ij iets kregen dat men „leven" mocht noemen. Wel, deze bejaarde Deense officier is een neef in rechte lijn van Rasmussen, en hij weet enorm veel van het land der Eskimo's. Ik vraag hem, of we spoe dig ijs kunnen venvachten, en het enige antwoord is 'n aarzelend schou derophalen. Hij weet het niet en liever niet. Als er ijs komt, betekent dit dat we koers veranderen zullen en later op Godthab aankomen. Maar het is best mogelijk, want het afdrij vende ijs uit Straat Davis komt vaak bijna 200 mijl Zuidelijk van Kaap Far- vel. Hollandse namen Het is deze zelfde officier, die ons weet te vertellen, dat er op oude Groenlandse kaarten nog talrijke Hol landse plaatsnamen voorkomen. „Worden die namen nog gebruikt door de Groenlanders?" vraag ik. „Nee, al lang niet meer. Dat is té lang geleden". „Gebruiken de Denen ze ook niet meer?" ga ik door. Hij lacht. „Nee. wij gebruiken ze ook niet". Het blijft even stil tussen ons. Dan zegt hij, lachend en met alle kraaien- pootjes bij z'n grijze ogen in bewe- ging „Wat deden jullie daar eigenlijk, in die tijd?" Ik heb het hem proberen uit te leggen, die avond, en ik geloof dat hij het begrepen heeft. Hij zal op m'n kaart aantekenen waar ongeveer de Hollanders in de zeventiende eeuw achter de walvis aanzaten en waar ze handelden met de Eskimo's. En óók waar ze er door de Denen en Noren werden uitge smeten Koopfeest in Middelburgdat bete kent behalve een grotere drukte in de winkelstraten ook een intensie vere aandacht van de dames voor lokkende etalages (Foto P.Z.C.) 3000 doden in Pakistan De hittegolf, die het Noordwesten van Pakistan geteisterd heeft en die gevolgd werd door zware regenval, heeft naar schatting aan drieduizend mensen het leven gekost. Vijfduizend mensen hebben een ernstige zonnesteek opgelopen. Uit twee districten, Pesjawar en Attock, worden officieel 1121 doden gemeld. Van zeven andere districten zijn nog geen cijfers ontvangen. In de eerste dagen van Juli schom melde de temperatuur tussen 42 en 45 graden Celsius. In de nacht daal de de temperatuur niet. De 7e Juli begon het te regenen. Rivieren en be ken traden buiten de oevers. Bij de overstromingen gingen, dank zij de snelle hulpverlening, geen mensen levens verloren. GEBOREN IN 1828! Hij werkte tot zijn 90ste jaar! (Van onze correspondent in Kaapstad), Volgende maand wordt Arrio Baad- jies, de oudste man van de Unie van Zuid-Afrika, honderdvijfentwintig jaar. Hjj verheugt zich in een goede gezondheid en hij wandelt nog op één dag van zijn huis in Matjesvlei naar door A. KAPTEIN. Calitzdorp en terug: een afstand van 28 kilometer. Tot omstreeks zyn ne- genstigste jaar heeft Arrle hard ge werkt, maar sindsdien leeft hij, met zijn tweede vrouw, van een pensioen. Vermoedelijk is hü, behalve de oud ste inwoner van de Unie óók de man, die het langste van zijn pensioen ge noten heeft. Baadjies heeft een merkwaardig goed geheugen. Hij weet nog goed, dat Nicolaas Waterboer koning over j uja meer neoDe zijn volk ('t mengras der Griekwa's) i woord. En dat was, maar hij herinnert zich ook nog de beroeringen onder de opperhoof den Mosjes en Dingaan. Uren lang kan hij vertellen over de komst van de Voortrekkers in de Oranje-Vrij staat in 1840. Hij weet zich nog na men van die eerste boeren te herin neren, hij weet zelfs nog, voor hoe veel geld zij koeien en schapen koch ten. Zij hadden geldstukken „bijna zo groot als 'n wiel". Arrie weet, als hy op zijn praat stoel zit, talloze herinneringen op te halen van oorlogen tegen kaffers, van twisten om land, van strijd tegen de Engelsen in hun „rooi baadjies" en hun petten, die „geblink het in die son soos 'n bottel". Arrie zegt dat het in die dagen geen kunst was, om 'n Engelsman „raak te skiet" want zrj waren in het veld als blinkende, kleurige schietschijven. Hij kan niet zeggen, dat de wereld er op vooruit gegaan is. Er is nu vrede en de mensen hebben veel meer „goeters" dan vroeger en er komt geen hongersnood meer en de ene stam slacht niet langer de andere af en de kinderen leren op school „tot hulle bars van die geleerdheid", maar alles gaat te snel. Auto's en vlieg tuigen zyn dingen van de duivel. Al les gaat zo snel, dat de mensen geen tijd meer hebben voor een goed is jammer. Want: „een goed woord uit het hart van een vriend is immers véél meer waard dan duizend auto's?" Baadjies voelt zich niet oud. Zijn eten smaakt hem nog best en zolang er pijptabak in de wereld is wil hg er óók wel blijven. Wederom is een nieuwe Engelse post zegelserie uitgekomen met de afbeel ding van Koningin Elisabeth II. Dit maal is het portret overgenomen van een foto van Dorothy Wilding. De 5de zegel is sepia en ontworpen door Mr. G. Knipe van Harrison en Zn. N.V. te Londen en High Wycombe; de 8ste zegel is corise en ontworpen door Mejuffrouw Mary Adshead, echt genote van Stephen Bone, de artist- schryver; de 10de zegel is amber kleurig en een ontwerp van ivijlen Mr. Edmund Dulac. Prins Bernhard zal beeld op Ned. Antillen onthullen Vragen over ramptoelage Z.K.H. Prins Bernhard die, zoals ge meld, begin Augustus een bezoek aan de Nederlandse Antillen zal brengen, wordt, komende uit de Verenigde Staten, op 6 Augustus op Aruba ver wacht. Het programma van het be zoek vermeldt o.a. de onthulling te Willemstad van het door de beeld houwer Albert Termote vervaardigde beeld, dat een geschenk is van het Nederlandse volk aan de bevolking van de Ned. Antillen. Te Willemstad zal de Prins voorts het bestuur van het onlangs opgerichte „Prins Bern- hardfonds voor de Ncd. Antillen" in stalleren. In de avond van 7 Augus tus is er een grote ontvangst voor de ingezetenen in het „Fort Amsterdam". In de avond van 8 Augustus keert Prins Bernhard weer naar Neder land terug. HET NEST VAN DE „GELE WIELEWAAL" Wielewaal een nuttige vogel „Tsjrèèschreeuwde de vogel vanuit een hoge percbooni. De tak schudde nog van het geweld, waarmee hjj er zich op had neergelaten eu de bewegende glanzende blaadjes ketsten de avondstralen flikkerend terug. Op die hoge tak had de felgele vogel zich een uitstekend uitzicht over de boomgaard verzekerd; met voorbedachten rade, want In een van de peren, een gezonde, maar lage St. Remy (struikvorm) hing zijn nest. Zwerfmans stond ook hoog. Op een driepoot-ladder, oneindig wankel, maar van een derde steun voorzien in de vorm van de bedrijfsleider van de boomgaard, de trotse oorzaak van ai deze drukte. Trots was hij. Jarenlang hadden de wielewalen ergens in de boomgaard genesteld, maar immer hadden zij het klaargespeeld het geheel aan het oog te onttrekken. Thans was het nest toevallig gevonden, dubbel prettig omdat nu maatregelen konden wor den getroffen het tegen bespuitings- schade te vrijwaren. Een verzoek om inlichtingen over de gewoonten van deze interessante door BAREND ZWERFMANS. vogel lokte tot een bezoek uit, een nest in een vruchtboom is met behulp van het steeds aanwezige ladderma teriaal altijd te bereiken. Hier was een unieke gelegenheid om nieuwe kennis op te doen. Zo werd er dan vanaf de driepoot ladder een nieuwsgierige blik gesla gen óp en in het nest, dat vooral de aandacht trekt om zijn kunstzinnige bouw. Schapenwol Wielewalen kiezen nl. een gevork te tak (meestal in een hoge boom) en hangen daartussen hun nest op, terwijl de meeste vogels het hunne daarbovenop zouden plaatsen. Het wordt dan ook werkelijk iets aparts. Volgens de boeken wordt eerst een soort tasje vervaardigd. Wol, draden, touwtjes, lapjes dienen er voor. In dit geval was schapenwol gebruikt, gemakkelijk te verkrijgen aan schuurpalen en prikkeldraad in ons Zeeuwse polderland. De wol wordt rij kelijk met speeksel gedrenkt over de delen van de vork geplakt en de ein den ineengeweven. Dan is de hang mat klaar. De vogelwieg, ook weer van allerhande materiaal (hier hooi of andere plantenstengels) wordt daarna binnen de hangmat in elkaar gezet, vervolgens van 4 a 5 eieren voorzien. Dit nest, dat was het bijzondere er van, was nu eens niet zo precies in zo'n takvork gebouwd. Zoals het schetsje laat zien overigens een snel neergeworpen indruk van het geheel Het hing meer naast een tak. De beide andere steunpunten (een tak vork heeft er drie) werden gevonden in twee dunne éénjarige twijgen, die zijwaarts van de tak uitstaken. Op de vorm van het nestje had het weinig invloed, het schijnt op het schetsje langwerpig, maar naar ach teren was het rond uitgebouwd. Er zat veel muziek in de vier jon gen, wierinstinct wel speciaal scheen afgesteld op trillingsver schijnselen, meer nog dan op geluid of beweging boven het nest. Ze rea geerden ten minste nauwelijks op de nabijheid van een tastende hand, maar tikte men maar even tegen de tak, dan schrok men bepaald even van hun wilde hongerdemonstratie. Als bij toverslag schoten de lange nekken omhoog, bekroond door de wijd-geopende rode bekken en met FEUILLETON DOOR JAN TEMPEST 44 Ook nu nog? Nu wist ze niet waar ze in dit opzicht aan toe was. Ze voelde zich gekwetst en in de war gebracht, beledigd door zgn verden king, dat ze om hèm naar St Run- yon's Bay was gegaan; ze begreep niet waarom hij gepoogd had, Man- dy de schuld voor zgn overhaast ver trek te geven! Mandy? Wat kon zij in vredesnaam er mee te maken heb ben? Zij had toch zeker die dwaze ruzie niet nog aangewakkerd en Kirk wijsgemaakt, dat haar zuster feite lijk niets om hem gaf? Neen, Mandy kon onmogelijk hebben geprobeerd, hen van elkaar te scheiden; ze was de eerlijkheid zelf, niet kleingeestig of jaloers, maar integendeel goedhar tig en edelmoedig. Nog gisteren had ze immers beproefd, George Medland belang in haar zuster te doen stel len! Ongetwijfeld waren zusters soms veeleer tegenstanders dan vriendin nen, maar tussen haar en Mandy had er nooit enige rivaliteit bestaan, bedacht Louisa. Zij had Mandy be moederd, gekoesterd en beschermd en Mandy had haar genegenheid van ganser harte en op gelijke voet be antwoord. Mandy zou haar zuster nooit de liefde van een man misgun nen. Dat lag niet in haar aard. Maar wat zou Kirk dan toch bedoeld hebben? HOOFDSTUK VHI „O'Geary!" Juist toen Louisa zich opmaakte, om achter mevrouw Spale het huis binnen te gaan, legde Torre Steger zacht zgn vingers op haar arm. „En vroeg ze, terwijl ze zich om wendde en hem behoedzaam aankeek: „Wat wenst u „Ik heb begrepen, dat meneer Cha- mory met u bevriend is". Dankbaar, dat hij door de nu in gevallen duisternis haar gloeiende wangen niet kon zien, zei ze min of meer heftig: „Dus... dus u hebt ge hoord wat we met elkaar afspra ken?". „Ik heb er gedeelten van opgevan gen, inderdaad", „Welnu Ik geloof niet, dat u er iets mee te maken hebt". „Neen, dat is zo", hernam hij droogjes. „Wanneer een meisje één maal besloten heeft, zichzelf weg te gooien, heeft het geen zin, als men haar daarvan tracht terug te houden. Ik wilde alleen maar zeggen, dat ik onder geen omstandigheden uw vriend in mijn huis wens toe te la ten". Zijn woorden verrasten Louisa zo, dat ze hem onthutst aanstaarde. „Ik ben er mij volkomen van be wust, dat werkgevers geen zeggen schap hebben over het particuliere leven van hun personeel", ging hij kalm voort. „Als het anders was, zou ik u zeker verbieden, die jonge man ooit weer te ontmoeten". „Och, kom! En mag ik u vragen om welke reden?" „Omdat ik hem geen aanbevelens waardig vriend of kennis voor een jong meisje vind. Misschien zgn mijn opvattingen wat ouderwets, maar ik voel niets voor mensen met onguns tige reptatie". „Beschuldigt u Kirk Chamory, dat hy een ongunstige reputatie heeft?" „Ik beschuldig niet, ik constateer slechts een volkomen vaststaand feit. Om het zacht uit te drukken: Zijn moraliteit laat een massa te wensen over en ik zou ieder meisje dat prijs stelt op haar goede naam, willen aanraden, hem uit de weg te gaan". „Inderdaad? Dank u voor de waar schuwing. Deze zou misschien meer effect hebben als u in staat was, om... uw verklaring nader toe te lichten", zei Louisa. Tot haar verbazing lachte Torre Steger. „Is die uitdrukking nog steeds niet vergeten?" vroeg hij. „Ik begrijp niet, waarom u er zich aan hebt geërgerd". Louisa schaamde zich eensklaps over haar uitval. O, zeker, hij had héél hatelijk, bedillerig en pedant ge sproken, maar wellicht was zijn waarschuwing vriendelijk bedoeld. Ze mocht haar instinctieve afkeer van Torre niet zover drijven, dat het on eerlijk jegens hem werd. 't Was im mers zijn schuld niet, dat hij haar nu eenmaal steeds moest prikkelen en irriteren. „In alle ernst gesproken", vervolg de hij, nu weer zeer formeel, „ik zou mijn mededelingen gemakkelijk kun nen toelichten en waar maken, maar ik zie de noodzakelijkheid niet in om tot onaangename bijzonderheden af te dalen. Het is... nu ja, niet bepaald een onderwerp, waarover ik bij voor keur met een jong meisje spreek". Ondanks de verwarring, door zijn optreden teweeggebracht, moest Louisa nu toch even glimlachen. Haastig en enigszins spottend ant woordde ze: „Vindt u het nodig tot me te spreken alsof u zeventig en ik zeven was? Is u er zich ook maar flauw van bewust, hoe belachelijk aanstellerig uw woorden klinken?" „Aanstellerig?" herhaalde hij scherp, alsof die „aantyging" hem had gekwetst. „Heus, juffrouw O' Geary, u..." (Wordt vervolgd jodelend piepgeluid schudden ze hun koppen wild trillend heen en weer. Kaarsrecht in de hoogte. Bij één ge legenheid schoot één der jongen zo wild door, dat zelfs zijn lichaam bo ven het nest uitstak en men vreesde, dat hij er uit zou vallen. Met de stralen van de avond-zon dwars door hun flabberige wangen leken de nog bgna kaalhalzige dieren een troepje wilde rode tulpjes, schud dend in een miniatuurstorm. Het lijkt wel aardig deze bijzonderheden door te geven, men zoekt er tevergeefs naar in de gewone boeken. Intussen klinkt het onrustig en krakend „Tsjrèènu hier dan daar in de boomgaard. Steeds dichter bij. Het zou wel aardig zijn een der vogels eens bij de jongen te zien. Dat lukt nog, boven verwachting, wan neer het oude kunstje wordt toege past. De helper moet op opvallende wgze verdwijnen en de achterblijver houdt zich bewegingloos. De vogel wipt even op de tak bij het nest. de „tulpjes" gaan de lucht in en krij gen vlug iets toegediend. In een om mezien is het gebeurd, de meer on- zuiver-gclc kleur van de vogel wyst er op, dat dit het wgf je was. Ook de man tracht te voeren, maar brengt het niet verder dan plaats te nemen in de boom, dan schiet hij over het nest heen weer weg. Bekende verschijning De Wielewaal neemt evenals de koekoek in de belangstelling van de dorpsgemeenschap een voorname plaats in. Ieder kent de gele wie wouw. die nog wel tien andere na men heeft, alle in verband staande met de melodieuze zang of het kat achtig gemiauw, dat ze soms laten horen. Voor het overige heeft, wat de klanknabootsing betreft, iedere ketter zijn eigen letter. Luister maar: dudelio, piridiwiet, wielewaal, wiewouw, oriolus (de L<Pt. naam), alles moet zo ongeveer de zang kort karakteriseren, zoek het maar uit. Volgens Brehm noemen de bierdrinkers in Duitsland de vogel .Bieresel" en horen ze hele verha len in deze vogelgroep. Het is prettig te kunnen melden, dat de wiewouw een nuttige vogel is, die voornamelijk van insecten leeft en daarbij, als de koekoek, niét vie» blijkt van een harige rups. De jongen in dit nest waren van ongeveer gelijke ontwikkeling als die van de Grote lijster, herstelend in een buurboom. Het lukte echter niet door een beweging van de ték de lijsters tot oprijzen of tot bek-openen te brengen. Maar hier had een lichte aanraking met de hand onmiddellijk de gaapstand van de bekken tot ge volg. Ieder vogeltje „hapt" als het gebekt is en de hap-manieren van de wielewaal behoren tot de interessant ste, die er zijqn. Vooral omdat ze er ook de ogen bij schijnen dicht te doen, wat ze als bedelende kaalhal- zen wanstaltig maakt wegens de ve le wangplooien, die dan pas extra goed zichbaar worden. We gaan de wachttijd van de klei en bekorten, de schorre schreeuw van de vogelmoeder dringt en en het val len van de avond dwingt er toe. We wensen dit veelkleurig kroost, dat door de tinten in de schacht stompjes van de veren zijn verwant schap met de spreeuwen-familie tot uiting schijnt te willen brengen, een voorspoedige opgroei tot de schone geel-met-zwarte vogels, die het Zeeuwse landschap sieren en straks ook zelf daarover hun welluidende zang zullen rondstrooien, naar de verte gedragen op de wieken van de polderwind.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1953 | | pagina 11