c
r~
v_
J
De weg naar Groenland voert
over een mistige lege zee
Louisa's grote strijd
bbnBOEK over.
DE OUDSTE ZUID-AFRIKANER
HOOPT 125 JAAR TE WORDEN
EEN ZEER KUNSTIG GEMAAKTE
VOGELWIEG IN DE PERENBOOM
ZATERDAG 11 JULI 1953
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
NAAR GROENLANDERS EN ESKIMO'S
Een ontmoeting met een merkwaardig
zeeman op de Dronning Alexandrine
(Door Anthonie van Kampen).
We bevinden ons al weer bijna twee volle dagen op zee en het is nauwe
lijks te geloven, dat het afscheid van oud Europa eerst zo kort geleden
plaats vond. Dat afscheid... een steiger niet wuivende en schreeuwende
mensen. Met vrouwen, die bloemen aan boord wierpen, met de donkere bas
van het laatste, werkelijk allerlaatste signaal, dat aangaf dat het tijd was.
De Dronning Alexandrine zwaaide af, en in minder dan vijf minuten
waren die paar honderd mensen aan wal niets meer dan een kleine, wrie
melende byenzwerm. Iedereen zwaaide, en niemand zag meer een vertrouw
de figuur.
Op het achterschip zagen we hoe de avond daalde over de Sont. Aan
twee kanten naderde snel een onweer en voor we de vesting Kronborg, bij
Elseneur, passeerden, joegen rosse en lichtblauwe bliksemstralen door de
tterreloze hemel.
Langs de reling van het oude schip, dat haar zoveelste reis naar Groen
land ging maken, stonden de passagiers. Er werd niet veel meer gespro
ken. Iedereen had z'n eigen gedachten; aan hen, die daar op die warme
stoffige steiger achtergebleven waren. Voor een deel zou de hereniging
niet zo lang duren, hoogstens een half jaar. Voor anderen langer.
Het is vandaag eerste Pinkster
dag. Je merkt er hier aan boord niet
veel van. Het enige wat me er aan
herinnert is een aantal flarden Bach-
muziek. die vanuit de sclieepsradio
knettert, opgevangen van een Noors
station. Daar blijft het dan. wat het
Pinksterfeest betreft, bij. Tegen de
middag waait echter de mist weg.
Eerst is het zicht een paar honderd
meter, dan een goede duizend en in
eens breekt de zon door. Op hetzelfde
ogenblik verkleurt de zee van grijs
tot helblauw.
Het duurt geen tien minuten, of
overal verschijnen de passagiers aan
dek. Iedereen is blij dat de mist op
getrokken is, behalve 'n klein Groen-
lands jongetje van een jaar of vier,
dat treurig naar de restanten staat
te kijken van een gekleurde ballon,
die z'n moeder op het laatste ogen
blik in Kopenhagen voor 'm gekocht
heeft.
Die dag trekken een paar tegen
liggers voorbij. Er wordt met de vlag
gen gegroet en eenmaal passeert een
schip van dezelfde rederij zó dicht,
dat we elkaar kunnen beroepen.
Waarvan een dankbaar gebruik ge
maakt wordt.
In de namiddag komt land in zicht.
Niet veel land, alleen maar een paar
molshopen die zich aan de kim ver
heffen. Het blijkt Faior Island te zijn,
tussen de Orkney's en de Shetlands
eilanden, waartussen we doorvaren.
Het is het allerlaatste land dat in
zicht komt. Hierna volgt alleen nog
water, een dag of aclit lang.
T elegram
De zee blijft dauw en Van der Zee
is druk in de weer met de film-appa-
ratuur. Hij wringt zich in allerlei
bochten om de beste „shots" te maken,
en ik besluit hem maar niet in de
weg le lopen. Ais ik in m'n hut kom,
vind ik op de vuurrode deken een
klein briefje liggen: het is een tele
gram, uit Holland verzonden door 'n
goed vriend, die ons alsnog „goede
reis" wenst. Even later blijkt dat de
marconist er niet veel van begrepen
had. Het was voor de eerste maal,
dat hij een telegram van Schevenin-
gen-radio opving. En het was óók de
eerste maal dat hij een telegram
moest uittikken voor twee Hollan
ders. Het schijnt hier, sinds de ze
ventiende eeuw, niet bijzonder druk
meer geweest te zijn met Hollanders.
Aan boord van dit schip reist een
merkwaardig man. Hij is niet alleen
reserve-officier van de Deense mari
ne en in Groenland belast met de
taak tot het geven van namen aan
kapen, baaien, fjorden en eilanden,
maar wat het merkwaardigste aan
hem is, dat is zijn verwantschap met
In m'n hut, die klein is maar niet
ongenoeglgk, pak ik de laatste zen
ding uit, die me een half uur voor
vertrek door de leverancier van uit
rustingsstukken is nagezonden. Ik
doe het in een niet al te plezierige
stemming. Maar die stemming ver
andert, als ik op het briefje, dat bij
de goederen is gepakt door een cor
recte winkeljuffrouw, lees: „deze
goederen kunnen, indien er klachten
zijn, binnen 8 dagen worden omge
ruild"Dat zal dan midden op de
Noord-Atlantic moeten zijn.
Onder de Dronning Alexandrine
deint heel zachtjes, heel rustig, de
zee. Het is precies de deining die een
vermoeid mens nodig heeft, om zich
snel in het nirwana van de slaap te
verliezen. Het duurt niet lang. Alle
scheepsgeluiden beginnen zich te ver
enigen; in de verte is het gemompel
van wat stemmen en ergens rolt een
ketting heen en weer. Het geeft alle
maal niets; de slaap is sterker, en
gewiegd door de zee vertrek ik naar
rustige gewesten.
De volgende morgen vaart het
schip over een lege zee. Geen zon,
geen vierkante decimeter blauw aan
de hemel. En geen kim. Een grijze,
troosteloze waterwereld. Ik neem
eigenlijk voor het eerst de passagiers
op, die met ons naar Groenland va
ren. Een wonderlijk conglomeraat:
gekleed in de allerwonderlijkste hem
den, sweaters, truien, jumpers. Al de-
fee mensen doen me sterk denken aan
een troep goudzoekers in een oude
wildwest-film. Het zijn goeddeels De
nen, maar hier en daar ontdek ik ook
een paar Groenlanders: kleine, cho
coladebruin gekleurde kerels, met
sluik gitzwart haar. Ze doen denken
aan Indianen, maar tegelijk hebbcv
ze iets uitgesproken Mongools. Ze
hebben zichtbaar voorliefde voor hel
le kleuren en hün katoenen hemden
(U.S.A.-dessinscn hün sokken en
hün dassen schreeuwen het hardst.
Er is een Groenlandse moeder met
twee meisjes; één van vijf en één van
zeven jaar, schat ik. Alleraar
digste kinderen, met hun ponniehaar
en prachtige donkere ogen.
De vader is een rasechte Indiaan.
Meeuwen
Boven 't brede kielzog van de Dron
ning Alexandrine dansen de meeu
wen. Ze dansen er urenlang en zyn
er altijd op de seconde nauwkeurig
bij, als er iets over boord gezet wordt.
Het zal me benieuwen hoelang ze ons
zullen volgen en waar ergens hun
„point of no return" begint. Voorlo
pig schijnt dit nog ver af te liggen.
Heel die dag varen we door de mist,
die eerst niet bijzonder dik is, maar
later als een dikke wollen deken om
het schip heengeslagen wordt. Het
wordt er niet plezieriger op, aan dek
en helemaal niet als om de minuut
het mistsein gegeven wordt. De eer
ste stuurman vertelt me dat we ons
hier in drukbevaren gebied bevinden
en dat er geen enkel risico gelopen
mag worden. Vandaar dat ook de ra
dar is bijgezet.
Des avonds laat, als ik nog even
over het doornatte, glibberige dek
ijsbeer, zie ik op de brug de gestalte
van de kleine Deense kapitein. Hg
heeft er de hele dag gestaan. De ra
dar blijft bij staan en het mistsein
heeft al zóveel malen over ons heen-
gedreund, dat ik het niet meer hoor.
Het is een deel geworden van alle
Efheepsgeluiden samen.
De deining neemt toe en ik slaap
die nacht best. Maar des morgens
vroeg vertelt één der hofmeesters,
dat een paar uur geleden twee grote
schepen elkaar aangevaren hebben in
vólle zee, tengevolge van de dikke
mist, en dat ze allebei gezonken zijn.
Als ik op het dek kom, staat op de
brug nog steeds de kleine gezagvoer
der van de Dronning Alexandrine. Hij
Is nog niet van de brug af geweest.
IERLAND.
Een roman over het oude Ierland, de
uitgestrekte venen, de jacht en vooral
ook de politiek, dat is „De vloek van
de Heks", geschreven door Lord Dun-
sany. Schrijver getuigt in de roman
van zijn grote liefde voor het Ierse
land en volk, waar het oude bijgeloof
en de vrijheidsdrang zo'n grote rol spe
len. Wij mogen dit -oek dan ook be
schouwen als een spiegel van het le
ven der Ierse landedelen. De hoofdfi
guur, Charles Peridore, is 13 jaar als
zijn vader om politieke redenen het
land moeten verlaten. Voor Charles
breekt dan een leven aan waarin de
jacht een overheersende rol speelt.
De grote figuur is de heks, vrouw
Marlin, die alles doet om het afgraven
van het veen, waar zij woont, te voor
komen. Zij roept hierbij allerlei duiste
re krachten op, teneinde het sybdicaat.
dat de venen bedreigt, te vernietigen.
Deze boeiende roman is uitgegeven
als 12e dee' van de Unicum Reeks, ver
schenen bij de uitgevers N.V. Servire
ttelnemann Nederland N.V. te 's-
Orftwcihage.
de grote man van Groenland, met
Knud Rasmussen. Rasmussen, de man
die zijn leven gaf aan de Eskimo's en
er voor vocht, dat ook z ij iets kregen
dat men „leven" mocht noemen. Wel,
deze bejaarde Deense officier is een
neef in rechte lijn van Rasmussen, en
hij weet enorm veel van het land der
Eskimo's. Ik vraag hem, of we spoe
dig ijs kunnen venvachten, en het
enige antwoord is 'n aarzelend schou
derophalen. Hij weet het niet en
liever niet. Als er ijs komt, betekent
dit dat we koers veranderen zullen
en later op Godthab aankomen. Maar
het is best mogelijk, want het afdrij
vende ijs uit Straat Davis komt vaak
bijna 200 mijl Zuidelijk van Kaap Far-
vel.
Hollandse namen
Het is deze zelfde officier, die ons
weet te vertellen, dat er op oude
Groenlandse kaarten nog talrijke Hol
landse plaatsnamen voorkomen.
„Worden die namen nog gebruikt
door de Groenlanders?" vraag ik.
„Nee, al lang niet meer. Dat is té
lang geleden".
„Gebruiken de Denen ze ook niet
meer?" ga ik door.
Hij lacht. „Nee. wij gebruiken ze
ook niet".
Het blijft even stil tussen ons. Dan
zegt hij, lachend en met alle kraaien-
pootjes bij z'n grijze ogen in bewe-
ging „Wat deden jullie daar eigenlijk,
in die tijd?"
Ik heb het hem proberen uit te
leggen, die avond, en ik geloof dat hij
het begrepen heeft.
Hij zal op m'n kaart aantekenen
waar ongeveer de Hollanders in de
zeventiende eeuw achter de walvis
aanzaten en waar ze handelden met
de Eskimo's. En óók waar ze er door
de Denen en Noren werden uitge
smeten
Koopfeest in Middelburgdat bete
kent behalve een grotere drukte in
de winkelstraten ook een intensie
vere aandacht van de dames voor
lokkende etalages
(Foto P.Z.C.)
3000 doden in
Pakistan
De hittegolf, die het Noordwesten
van Pakistan geteisterd heeft en die
gevolgd werd door zware regenval,
heeft naar schatting aan drieduizend
mensen het leven gekost.
Vijfduizend mensen hebben een
ernstige zonnesteek opgelopen. Uit
twee districten, Pesjawar en Attock,
worden officieel 1121 doden gemeld.
Van zeven andere districten zijn nog
geen cijfers ontvangen.
In de eerste dagen van Juli schom
melde de temperatuur tussen 42 en
45 graden Celsius. In de nacht daal
de de temperatuur niet. De 7e Juli
begon het te regenen. Rivieren en be
ken traden buiten de oevers. Bij de
overstromingen gingen, dank zij de
snelle hulpverlening, geen mensen
levens verloren.
GEBOREN IN 1828!
Hij werkte tot zijn 90ste jaar!
(Van onze correspondent
in Kaapstad),
Volgende maand wordt Arrio Baad-
jies, de oudste man van de Unie van
Zuid-Afrika, honderdvijfentwintig
jaar. Hjj verheugt zich in een goede
gezondheid en hij wandelt nog op één
dag van zijn huis in Matjesvlei naar
door A. KAPTEIN.
Calitzdorp en terug: een afstand van
28 kilometer. Tot omstreeks zyn ne-
genstigste jaar heeft Arrle hard ge
werkt, maar sindsdien leeft hij, met
zijn tweede vrouw, van een pensioen.
Vermoedelijk is hü, behalve de oud
ste inwoner van de Unie óók de man,
die het langste van zijn pensioen ge
noten heeft.
Baadjies heeft een merkwaardig
goed geheugen. Hij weet nog goed,
dat Nicolaas Waterboer koning over j uja meer neoDe
zijn volk ('t mengras der Griekwa's) i woord. En dat
was, maar hij herinnert zich ook nog
de beroeringen onder de opperhoof
den Mosjes en Dingaan. Uren lang
kan hij vertellen over de komst van
de Voortrekkers in de Oranje-Vrij
staat in 1840. Hij weet zich nog na
men van die eerste boeren te herin
neren, hij weet zelfs nog, voor hoe
veel geld zij koeien en schapen koch
ten. Zij hadden geldstukken „bijna zo
groot als 'n wiel".
Arrie weet, als hy op zijn praat
stoel zit, talloze herinneringen op te
halen van oorlogen tegen kaffers,
van twisten om land, van strijd tegen
de Engelsen in hun „rooi baadjies"
en hun petten, die „geblink het in die
son soos 'n bottel". Arrie zegt dat
het in die dagen geen kunst was, om
'n Engelsman „raak te skiet" want
zrj waren in het veld als blinkende,
kleurige schietschijven.
Hij kan niet zeggen, dat de wereld
er op vooruit gegaan is. Er is nu
vrede en de mensen hebben veel meer
„goeters" dan vroeger en er komt
geen hongersnood meer en de ene
stam slacht niet langer de andere af
en de kinderen leren op school „tot
hulle bars van die geleerdheid", maar
alles gaat te snel. Auto's en vlieg
tuigen zyn dingen van de duivel. Al
les gaat zo snel, dat de mensen geen
tijd meer hebben voor een goed
is jammer. Want:
„een goed woord uit het hart van
een vriend is immers véél meer
waard dan duizend auto's?"
Baadjies voelt zich niet oud. Zijn
eten smaakt hem nog best en zolang
er pijptabak in de wereld is wil hg
er óók wel blijven.
Wederom is een nieuwe Engelse post
zegelserie uitgekomen met de afbeel
ding van Koningin Elisabeth II. Dit
maal is het portret overgenomen van
een foto van Dorothy Wilding. De
5de zegel is sepia en ontworpen door
Mr. G. Knipe van Harrison en Zn.
N.V. te Londen en High Wycombe; de
8ste zegel is corise en ontworpen door
Mejuffrouw Mary Adshead, echt
genote van Stephen Bone, de artist-
schryver; de 10de zegel is amber
kleurig en een ontwerp van ivijlen
Mr. Edmund Dulac.
Prins Bernhard zal beeld op
Ned. Antillen onthullen
Vragen over ramptoelage
Z.K.H. Prins Bernhard die, zoals ge
meld, begin Augustus een bezoek aan
de Nederlandse Antillen zal brengen,
wordt, komende uit de Verenigde
Staten, op 6 Augustus op Aruba ver
wacht. Het programma van het be
zoek vermeldt o.a. de onthulling te
Willemstad van het door de beeld
houwer Albert Termote vervaardigde
beeld, dat een geschenk is van het
Nederlandse volk aan de bevolking
van de Ned. Antillen. Te Willemstad
zal de Prins voorts het bestuur van
het onlangs opgerichte „Prins Bern-
hardfonds voor de Ncd. Antillen" in
stalleren. In de avond van 7 Augus
tus is er een grote ontvangst voor de
ingezetenen in het „Fort Amsterdam".
In de avond van 8 Augustus keert
Prins Bernhard weer naar Neder
land terug.
HET NEST VAN DE „GELE WIELEWAAL"
Wielewaal een nuttige vogel
„Tsjrèèschreeuwde de vogel vanuit een hoge percbooni. De tak
schudde nog van het geweld, waarmee hjj er zich op had neergelaten eu
de bewegende glanzende blaadjes ketsten de avondstralen flikkerend
terug. Op die hoge tak had de felgele vogel zich een uitstekend uitzicht
over de boomgaard verzekerd; met voorbedachten rade, want In een van
de peren, een gezonde, maar lage St. Remy (struikvorm) hing zijn nest.
Zwerfmans stond ook hoog. Op een driepoot-ladder, oneindig wankel,
maar van een derde steun voorzien in de vorm van de bedrijfsleider van de
boomgaard, de trotse oorzaak van ai deze drukte.
Trots was hij. Jarenlang hadden de
wielewalen ergens in de boomgaard
genesteld, maar immer hadden zij het
klaargespeeld het geheel aan het oog
te onttrekken. Thans was het nest
toevallig gevonden, dubbel prettig
omdat nu maatregelen konden wor
den getroffen het tegen bespuitings-
schade te vrijwaren.
Een verzoek om inlichtingen over
de gewoonten van deze interessante
door BAREND ZWERFMANS.
vogel lokte tot een bezoek uit, een
nest in een vruchtboom is met behulp
van het steeds aanwezige ladderma
teriaal altijd te bereiken. Hier was
een unieke gelegenheid om nieuwe
kennis op te doen.
Zo werd er dan vanaf de driepoot
ladder een nieuwsgierige blik gesla
gen óp en in het nest, dat vooral de
aandacht trekt om zijn kunstzinnige
bouw.
Schapenwol
Wielewalen kiezen nl. een gevork
te tak (meestal in een hoge boom)
en hangen daartussen hun nest op,
terwijl de meeste vogels het hunne
daarbovenop zouden plaatsen. Het
wordt dan ook werkelijk iets aparts.
Volgens de boeken wordt eerst een
soort tasje vervaardigd. Wol, draden,
touwtjes, lapjes dienen er voor. In
dit geval was schapenwol gebruikt,
gemakkelijk te verkrijgen aan
schuurpalen en prikkeldraad in ons
Zeeuwse polderland. De wol wordt rij
kelijk met speeksel gedrenkt over de
delen van de vork geplakt en de ein
den ineengeweven. Dan is de hang
mat klaar. De vogelwieg, ook weer
van allerhande materiaal (hier hooi
of andere plantenstengels) wordt
daarna binnen de hangmat in elkaar
gezet, vervolgens van 4 a 5 eieren
voorzien.
Dit nest, dat was het bijzondere er
van, was nu eens niet zo precies in
zo'n takvork gebouwd. Zoals het
schetsje laat zien overigens een snel
neergeworpen indruk van het geheel
Het hing meer naast een tak. De
beide andere steunpunten (een tak
vork heeft er drie) werden gevonden
in twee dunne éénjarige twijgen,
die zijwaarts van de tak uitstaken.
Op de vorm van het nestje had het
weinig invloed, het schijnt op het
schetsje langwerpig, maar naar ach
teren was het rond uitgebouwd.
Er zat veel muziek in de vier jon
gen, wierinstinct wel speciaal
scheen afgesteld op trillingsver
schijnselen, meer nog dan op geluid
of beweging boven het nest. Ze rea
geerden ten minste nauwelijks op de
nabijheid van een tastende hand,
maar tikte men maar even tegen de
tak, dan schrok men bepaald even
van hun wilde hongerdemonstratie.
Als bij toverslag schoten de lange
nekken omhoog, bekroond door de
wijd-geopende rode bekken en met
FEUILLETON
DOOR
JAN TEMPEST
44
Ook nu nog? Nu wist ze niet waar
ze in dit opzicht aan toe was. Ze
voelde zich gekwetst en in de war
gebracht, beledigd door zgn verden
king, dat ze om hèm naar St Run-
yon's Bay was gegaan; ze begreep
niet waarom hij gepoogd had, Man-
dy de schuld voor zgn overhaast ver
trek te geven! Mandy? Wat kon zij
in vredesnaam er mee te maken heb
ben? Zij had toch zeker die dwaze
ruzie niet nog aangewakkerd en Kirk
wijsgemaakt, dat haar zuster feite
lijk niets om hem gaf? Neen, Mandy
kon onmogelijk hebben geprobeerd,
hen van elkaar te scheiden; ze was
de eerlijkheid zelf, niet kleingeestig
of jaloers, maar integendeel goedhar
tig en edelmoedig. Nog gisteren had
ze immers beproefd, George Medland
belang in haar zuster te doen stel
len!
Ongetwijfeld waren zusters soms
veeleer tegenstanders dan vriendin
nen, maar tussen haar en Mandy
had er nooit enige rivaliteit bestaan,
bedacht Louisa. Zij had Mandy be
moederd, gekoesterd en beschermd
en Mandy had haar genegenheid van
ganser harte en op gelijke voet be
antwoord. Mandy zou haar zuster
nooit de liefde van een man misgun
nen. Dat lag niet in haar aard. Maar
wat zou Kirk dan toch bedoeld
hebben?
HOOFDSTUK VHI
„O'Geary!"
Juist toen Louisa zich opmaakte,
om achter mevrouw Spale het huis
binnen te gaan, legde Torre Steger
zacht zgn vingers op haar arm.
„En vroeg ze, terwijl ze zich om
wendde en hem behoedzaam aankeek:
„Wat wenst u
„Ik heb begrepen, dat meneer Cha-
mory met u bevriend is".
Dankbaar, dat hij door de nu in
gevallen duisternis haar gloeiende
wangen niet kon zien, zei ze min of
meer heftig: „Dus... dus u hebt ge
hoord wat we met elkaar afspra
ken?".
„Ik heb er gedeelten van opgevan
gen, inderdaad",
„Welnu Ik geloof niet, dat u er
iets mee te maken hebt".
„Neen, dat is zo", hernam hij
droogjes. „Wanneer een meisje één
maal besloten heeft, zichzelf weg te
gooien, heeft het geen zin, als men
haar daarvan tracht terug te houden.
Ik wilde alleen maar zeggen, dat ik
onder geen omstandigheden uw
vriend in mijn huis wens toe te la
ten".
Zijn woorden verrasten Louisa zo,
dat ze hem onthutst aanstaarde.
„Ik ben er mij volkomen van be
wust, dat werkgevers geen zeggen
schap hebben over het particuliere
leven van hun personeel", ging hij
kalm voort. „Als het anders was,
zou ik u zeker verbieden, die jonge
man ooit weer te ontmoeten".
„Och, kom! En mag ik u vragen
om welke reden?"
„Omdat ik hem geen aanbevelens
waardig vriend of kennis voor een
jong meisje vind. Misschien zgn mijn
opvattingen wat ouderwets, maar ik
voel niets voor mensen met onguns
tige reptatie".
„Beschuldigt u Kirk Chamory, dat
hy een ongunstige reputatie heeft?"
„Ik beschuldig niet, ik constateer
slechts een volkomen vaststaand
feit. Om het zacht uit te drukken:
Zijn moraliteit laat een massa te
wensen over en ik zou ieder meisje
dat prijs stelt op haar goede naam,
willen aanraden, hem uit de weg te
gaan".
„Inderdaad? Dank u voor de waar
schuwing. Deze zou misschien meer
effect hebben als u in staat was,
om... uw verklaring nader toe te
lichten", zei Louisa.
Tot haar verbazing lachte Torre
Steger. „Is die uitdrukking nog
steeds niet vergeten?" vroeg hij. „Ik
begrijp niet, waarom u er zich aan
hebt geërgerd".
Louisa schaamde zich eensklaps
over haar uitval. O, zeker, hij had
héél hatelijk, bedillerig en pedant ge
sproken, maar wellicht was zijn
waarschuwing vriendelijk bedoeld. Ze
mocht haar instinctieve afkeer van
Torre niet zover drijven, dat het on
eerlijk jegens hem werd. 't Was im
mers zijn schuld niet, dat hij haar nu
eenmaal steeds moest prikkelen en
irriteren.
„In alle ernst gesproken", vervolg
de hij, nu weer zeer formeel, „ik zou
mijn mededelingen gemakkelijk kun
nen toelichten en waar maken, maar
ik zie de noodzakelijkheid niet in om
tot onaangename bijzonderheden af te
dalen. Het is... nu ja, niet bepaald
een onderwerp, waarover ik bij voor
keur met een jong meisje spreek".
Ondanks de verwarring, door zijn
optreden teweeggebracht, moest
Louisa nu toch even glimlachen.
Haastig en enigszins spottend ant
woordde ze: „Vindt u het nodig tot
me te spreken alsof u zeventig en ik
zeven was? Is u er zich ook maar
flauw van bewust, hoe belachelijk
aanstellerig uw woorden klinken?"
„Aanstellerig?" herhaalde hij
scherp, alsof die „aantyging" hem
had gekwetst. „Heus, juffrouw O'
Geary, u..."
(Wordt vervolgd
jodelend piepgeluid schudden ze hun
koppen wild trillend heen en weer.
Kaarsrecht in de hoogte. Bij één ge
legenheid schoot één der jongen zo
wild door, dat zelfs zijn lichaam bo
ven het nest uitstak en men vreesde,
dat hij er uit zou vallen.
Met de stralen van de avond-zon
dwars door hun flabberige wangen
leken de nog bgna kaalhalzige dieren
een troepje wilde rode tulpjes, schud
dend in een miniatuurstorm. Het lijkt
wel aardig deze bijzonderheden door
te geven, men zoekt er tevergeefs
naar in de gewone boeken.
Intussen klinkt het onrustig en
krakend „Tsjrèènu hier dan
daar in de boomgaard. Steeds dichter
bij. Het zou wel aardig zijn een der
vogels eens bij de jongen te zien. Dat
lukt nog, boven verwachting, wan
neer het oude kunstje wordt toege
past. De helper moet op opvallende
wgze verdwijnen en de achterblijver
houdt zich bewegingloos. De vogel
wipt even op de tak bij het nest. de
„tulpjes" gaan de lucht in en krij
gen vlug iets toegediend. In een om
mezien is het gebeurd, de meer on-
zuiver-gclc kleur van de vogel wyst
er op, dat dit het wgf je was. Ook de
man tracht te voeren, maar brengt
het niet verder dan plaats te nemen
in de boom, dan schiet hij over het
nest heen weer weg.
Bekende verschijning
De Wielewaal neemt evenals de
koekoek in de belangstelling van de
dorpsgemeenschap een voorname
plaats in. Ieder kent de gele wie
wouw. die nog wel tien andere na
men heeft, alle in verband staande
met de melodieuze zang of het kat
achtig gemiauw, dat ze soms laten
horen. Voor het overige heeft, wat
de klanknabootsing betreft, iedere
ketter zijn eigen letter.
Luister maar: dudelio, piridiwiet,
wielewaal, wiewouw, oriolus (de L<Pt.
naam), alles moet zo ongeveer de
zang kort karakteriseren, zoek het
maar uit. Volgens Brehm noemen de
bierdrinkers in Duitsland de vogel
.Bieresel" en horen ze hele verha
len in deze vogelgroep.
Het is prettig te kunnen melden,
dat de wiewouw een nuttige vogel is,
die voornamelijk van insecten leeft
en daarbij, als de koekoek, niét vie»
blijkt van een harige rups.
De jongen in dit nest waren van
ongeveer gelijke ontwikkeling als die
van de Grote lijster, herstelend in een
buurboom. Het lukte echter niet door
een beweging van de ték de lijsters
tot oprijzen of tot bek-openen te
brengen. Maar hier had een lichte
aanraking met de hand onmiddellijk
de gaapstand van de bekken tot ge
volg. Ieder vogeltje „hapt" als het
gebekt is en de hap-manieren van de
wielewaal behoren tot de interessant
ste, die er zijqn. Vooral omdat ze er
ook de ogen bij schijnen dicht te
doen, wat ze als bedelende kaalhal-
zen wanstaltig maakt wegens de ve
le wangplooien, die dan pas extra
goed zichbaar worden.
We gaan de wachttijd van de klei
en bekorten, de schorre schreeuw van
de vogelmoeder dringt en en het val
len van de avond dwingt er toe.
We wensen dit veelkleurig kroost,
dat door de tinten in de schacht
stompjes van de veren zijn verwant
schap met de spreeuwen-familie tot
uiting schijnt te willen brengen, een
voorspoedige opgroei tot de schone
geel-met-zwarte vogels, die het
Zeeuwse landschap sieren en straks
ook zelf daarover hun welluidende
zang zullen rondstrooien, naar de
verte gedragen op de wieken van de
polderwind.