JOANNA'S DIEFSTAL Ook Schouwens inlagen vielen de watersnood ten prooi aan C 3 De wereldreis van JIMMY BROWN DE MEISJES REDEN 200 KM. OM EEN DANSJE TE DOEN WOENSDAG 13 MEI 1953 PROVINCIALE ZEEUWSE COURAN7 BROEDPLAATSEN VOOR DUIZENDEN VOGELS Vogelkolonies waren wijd en zijd vermaard Polderboeren beschermden de vogelstand, lang voordat er een vogelwet was Naast het niet te schatten, ontzettend vele andere, dat de Februari vloed vernietigde aan mensen- aan dierenlevens, aan stoffelyke waarden, gaan de gedachten van de natuurminnaar toch ook even uit naar dat voorheen zo rijke vogelleven in de inlagen, natuurmonumenten van de eerste rang, befaamd, beroemd tot ver buiten onze landpalen. Hoevelen hebben, vanaf de iulaagdyk, zich niet vermeid in de aanblik van dat weergaloze wiekenspel van die horden zwartgekopte en zwartgebapte vogels, met in hun hart de begeerte, om toch eens een kijkje te nemen op die wondere kringetjes grond, waarop zich het leven van die gebene- dijde wezens grotendeels afspeelde. We stellen ons nu voor, dat de steviger gedeelten als ondiepten en eilandjes zijn blijven liggen, waarop zich dan zeevogels neergezet zullen hebben om te neste1en en te broeden. Verder, dat de pq boeren, die de inlagen van het v. -.-hap Schou wen pachtten om he: - van de dij ken, de paling uit de <ssen. in de vogelarij een derde bron van in komsten zijn gaan zien. Ze hoogden de eilandjes op, vergrootten ze, ver stevigden de oevers, op de duur zelfs met steenglooiingen, namen allerlei maatregelen om de vogels te lokken door ze een rustige en veilige broed plaats te waarborgen, raapten welis waar duizenden eieren, maar kweek ten ook duizenden nieuwe vogels, leg den aldus de grond voor, werkten on verpoosd voort aan de vogelkolonies, voerden ze op tot elke bereikbare hoogte, zodat één hunner met zekere trots durfde beweren: „Als ik een voet grond heb, meneer, dan heb ik een vogel meer!" Zo hebben deze eenvoudige polder boeren, lang voordat er een vogelwet was, zij het ook met geldelijk gewin als doel. zonder te beseffen, wat schoons ze het nageslacht bereidden, het aanzijn gegeven aan die onover zienbare scharen zeevogels, die tel ken ja-re van Ami! tot Augustus de- De inlagen, een naam, een klank geworden, waarin heel die wondere vogelwereld zich aan ons oog mani festeert. Ook zij vielen, in weinige minuten slechts, ten prooi aan het vreselijkste natuurgebeuren, waarvan de annalen van Schouwen gewagen. Deze z.g. vogelinlagen waren, met meer andere langs Schouwens Zuid kust gelegen, de aanwijsbare herinne ringen aan de wijze, waarop in vroe gere eeuwen de landzaten hun grond gebied aan de steeds opdringende zee betwistten. In de Romeinse tijd moet heel Zeeland een vrijwel aaneenge sloten veenlandschap geweest zijn, waardoorheen twee armen van de Schelde stroomden, de thans beruch te Oosterschelde en de Struone, die Noordwaarts stroomde en uitliep in de Maas. Beide rivierarmen waren betrekkelijk smalle geulen, zodat vol gens de kronieken de mensen van Westelijk Schouwen, over de Ooster schelde heen, met die van de Zuide lijke oever konden „praten". De toe gang tot de Noordzee, de opening in de duinen dus, was naar verhouding al even smal. In de loop der eerste eeuwen na onze jaartelling evenwel, verbreedden zich de gaten in de dui nenrij gaandeweg, ook de Roompot, zodat de zee met meer succes in de Schelde kon opdringen. De slappe veengrond werd gemakkelijk losge werkt en weggespoeld, zodat Zeeland ten slotte het beeld gaf van een haff, waarin uitgespaarde vaste kernen als eilandjes, omspoeld door meer of minder brede zeearmen. Wat nu in het bijzonder Schouwen betreft, vermoedt men, dat in de tiende eeuw langs de Zuidkust, als bescherming tegen de zee, de eerste bekading werd aangebracht, die dan gelopen zal hebben van de duinen van Westenschouwen naar wat tbans het Zierikzeese havenhoofd is. Waaruit blijkt, dat Schouwen toen aan de Zuidzijde veel meer grondgebied had dan thans. Maar dan gaat, vooral in de 13e eeuw, de Schelde zich roeren, toont hjj een nimmer aflatende nei ging, om zijn diepste genl, waardoor de sterkste getijstroom gaat, naar het Noorden, naar Schouwens Zuid kust te verschuiven, aldoor de onder wateroever afvretende en ondermij. nende met als gevolg dijkbreuken, oeverafschuivingen en dakvallen. Machteloos De technici van die dagen staan machteloos tegen dit gebeuren, weten niets beters te doen, dan op bedreig de plaatsen, die ze, dank zij overge leverde ervaringen van voorgeslach ten, reeds jaren tevoren constateer den, achter de zeedijk een slaper te leggen, een z.g. inlaagdük. De tus senliggende grond heet dan een in laag of inlage. Reeds in de tijd van graaf Floiis V (1291) wordt van „in- seten", zoals de inlagen toen ge noemd werden, gesproken. In zijn wezen is de inlaag dus niets anders dan een kleine polder, in dit geval onmiddellijk aan zee gelegen. Zijn doel is, de overstroming, volgende op een breuk in de vóórliggende zee dijk, tot zijn eigen omvang te beper ken. Zijn uiteindelijk lot is, prijsgege ven te worden aan de zee. Bil inlopen nl. kan aan dichten van de dijkbreuk eenvoudig niet eens gedacht worden. En de mens, die weet, dat het trieste spel zich herhalen zal, legt achter de thans zeedijk geworden inlaagdük maar weer een nieuwe slaper. Zo gaat de ene inlaag na de andere vei loren. Gestadig trekt de Schouwenafu zich 'dus al strijdende terug. Oorspronkelijk waren dus de inla- Sen land. Door inklinking van de bo em, mogelijk mede, ornaat er grond uitgenomen zal zijn ten behoeve van op te wei-pen dijken, konden ze ook waterplassen worden. Zo waren de Flauwere- en Heertjesinlagen met hun vogelhillen waterplassen. Een kaart van 1860 echter geeft ze nog als land weer. Een 80-jarige, daar aan de dyk wo nende boer, vertelde me, dat zjjn va der ze nog als moerassig land ge- kend had. In 1876 bjj de stichting van het stoomgemaal kregen ze, als boe zems voor het opgemalen polderwa ter, door de grote capaciteit van de nieuwe machines een dermate hoge waterstand met, krachtige afvoer bij ebbe door de sluizen onder de zeedijk door, dat de slappe moerasgrond ge makkelijk vervloeien kon en ten dele meegespoeld werd naar zee. Kokmeeuw in de plas Paartje Stormmeeuwtjes bij pas uitgekomen jongen ze in herfst en winter zo mistroos tige zelfkant van het eiland in hun blanke wiekenspel en luidruchtige le. vensuitingen kleur en fleur en luister bijzetten. Zij, deze eenvoudige Schou- wenaren, hebben Schouwen zijn na tuurmonumenten gegeven, zijn faam in het land en ver daarbuiten. Hieruit moet ook verklaard wor den, moet het vanzelf spreken, dat de later gekomen vogelwet, die o.m. het rapen van eieren van beschermde vo gels verbiedt en strafbaar stelt, deze mensen niet in de uitoefening van him bedrijf bemoeilijkte. Immers, het was hün schepping, die onder hün be heer veilig en gewaarborgd was. Zon der hen toch, zonder hün maatrege len ter bescherming, hun nimmer af latende zorgen, warén de broedplaat sen ik spreek van vóór Februari 1953 al lang vervloeid in de plas sen. Wel houdt de regering, zij 't on nodig, een oogje in 't zeil, o.a. door de bepaling, dat de eiergaarder elk jaar opnieuw ontheffing van de wet moet vragen aan de Commissaris van de Koningin in de provincie en dat deze ontheffing slechts strekt van April tot 15 Juni. Ach, ik spreek in bovenstaande, alsof het nóg zo was; helaas is dat alles verleden tijd geworden. De inla gen diep onder water, een der plas sen voorbeschikt tot aanvoerhaven voor materiaal ten behoeve van het dichten van het beruchte gat aan de Schelphoek, een tweede, vol grond te spuiten, ter verkrijging van een werkkamp. Wat zal er van de eerste woi'den? Maar we willen ons er van verzekerd houden, dat de Ned. Ver. tot bescherming van vogels op de bres zal staan, als er enige redelijke kans zal bestaan op herstel of ge deeltelik herstel van wat verloren ging. Welke waren nu <le vogels, die aan de Schouwse inlagen hun vermaard. Visdiefje bij het nest heid gaven? Men vat ze samen onder de naam van sneeuwvogels, weer na der onderscheiden in meeuwen en sterns, 3lle, oppervlakkig beschouwd, witte vogels. Het aantal soorten blijft beperkt tot vier of vijf, het aan tal individuen loopt, als gezegd, in de duizenden. De kokmeeuwen hebben een zwar te, liever een zwart-bruine kop, de sterns een zwarte kap. De laatste hebben, zou men kunnen zeggen, een zwart petje op. Men noemt de stems ook zeezwaluwen, daar ze in bouw en vliegkunst veel overeenkomst ver tonen met onze, veel kleinere en tot een heel andere orde van vogels be horende huis- en boerenzwaluw. Ook hebben ze de gevorkte zwaluwstaart. Meeuwen en sterns zjjn zig. grond broeders, ze nestelen gewoon op de grond. Het legsel telt tot drie eieren. Worden deze geraapt, dan leggen ze weer andere. Ze zijn groenig of leem- of zandkleurig met donkere vlekken, z.g. „bonte" eieren. Na drie of vier weken broeden komen de jongen uit, die al gauw het nest verlaten. Ze zjjn z.g. nestvlieders. Het voedsel van al deze vogels is van dierlijke aardvis en wat het water verder oplevert. Al deze vogels zijn trekvogels. In de loop van Augustus reeds is de hoofd macht van de hillen verdwenen. De grote stern is niet zo veel gro ter dan de andere soorten. Het wit van het verenkleed is meer opval lend, terwijl poten en snavel zwart zijn, de Ipatste met geel-groene punt. Deze sterns leggen, gezien hun lich aamsomvang, grote, mooi getekende eieren, slechts één of twee in een leg sel. Ze zijn om hun byzondere smaak I bij de fijnproevers het meest gewild. Merkwaardig is bij deze soort, dat op het eind van het broedseizoen de zwarte kap vanaf de snavelwortel wit of gecyperd gaat worden. Meer dan bij andere sterns zit het gevoel van saamhorigheid er in. Ze hokken, waar ze nestelen, in grote troepen zó dicht opeen, dat men de broed plaatsen vanaf de dijk als afgeba- AUSTRALISCHE AFSTANDEN. Palingvissen in Sydney (Van onze correspondent). SYDNEY, Mei. Wanneer In Nederland iemand uit Den Helder naar Amsterdam gaat om te dansen, wordt hy door de goegemeente al raar aangekeken. Doch hier in Australië reisde het afgelopen weekeinde een autobus vol met meisjes ruim twee honderd kilometer en natuurlijk weer ruim twee honderd kilometer te rug om een avondje te dansen met volkomen onbekende jonge mannen. Natuurlijk gebeurt ook hier zoiets niet alle dag, want zelfs de dag bladen in Sydney wijdden een stukje aan die meisjes uit de federale hoofdstad Canberra, die een d'ergelyke reis gingen ondernemen om een avondje te dansen met haar onbekende vrijgezellen uit Cooma, het cen trum van de grote hydro-electrische werken, welke in de Sneeuwbergen van Nieuw Zuid Wales in uitvoering zijn. Maar dit vermeldenswaardig voor val toont toch wel opnieuw heel dui delijk, dat men hier in dit enorme werelddeel heel andere begrippen van afstanden heeft dan waarmede de ge middelde immigrant uit Europa hier aankomt. Wanneer een emigrant naar Syd ney gaat, heeft hij zo het idee, dat hy net als in Amsterdam, Rotterdam of Den Haag in de stad zal komen te wonen en dus hoogstens een tram metje zal moeten pakken om die oude kennissen eens te gaan opzoeken. Buiten wonen Niets is echter minder waar. Wil deze emigrant ten koste van alles in een grote stad gaan werken dan moet hy er rekening mee houden, dat hij wil hij geen kapitalen aan huur door ALFRED SCHUURMAN. uitgeven zeker een uur van zijn werk komt te zitten. Vorige Zondag bezocht ik een Ne derlandse immigrant, die ook in Syd ney werkt en die Noordelijk van de city woont. Het kostte mij ruim an derhalf uur om er te komen met tram en bus plus nog een stuk lopen. Volgende Zondag ga ik naar een an dere immigrant, die nog geen 5 minu ten lopen van die eerste vriend af werkt in de city, doch die Zuidelijk van de stad Sydney woont. Die reis zal mij meer dan twee uur kosten. Wanneer die twee elkaar dus ooit willen ontmoeten en dat willen zij wel eens, want het zijn oude kennis sen dan betekent dat, dat zij na afloop van het werk even samen in de stad een biertje moeten gaan ko pen. En dat zij dan niet voor acht of negen uur 's avonds thuis kunnen zyn. En dat zijn dus mensen, die allebei in Sydney werken en allebei zoge naamd in Sydney wonen. En die van ooms en tantes briefjes uit Nederland krijgen met „zeg, ga die en die eens opzoekendie woont ook in Syd ney" Wel opmerkelijk is, dat ook immi granten uit Nederland, die hier al kende witte plekken gemakkelijk on derscheidt. De grote stem voedt ziuh meer dan de andere soorten uit sluitend met vis en houdt zich niet of hoogst zelden landwaarts in op. Het meer bekende visdiefje heeft meer lichtgrijs in het verenkleed, ter wijl poten en snavel helderrood zijn de laatste met zwarte punt. Ont breekt die zwarte punt, dan heeft men te doen met de Noorse zeezwa luw. Voor 't overige is deze soort voor de leek gelijk aan de visdief. Het visdiefje aast en nestelt ook veel in plassen, verder van zee af gelegen. Behalve met vis. voedt het zich ook met kleine krabbetjes, gar nalen e.d. De vierde soort is de algemeen be kende kokmeeuw, met zijn in de broedtijd vaal-zwarte kop. Deze kop wordt in de winter helemaal wit, uit gezonderd een boogje achter het oor, dat zwart blijft. Snavel en poten zijn donkerrood. Als enkeling kwam in de inlagen nog voor de kleine zeemeeuw of stormmeeuw met altijd witte kop en groen-gele snavel en poten. Schrij ver dezes kreeg hem, als eerste In Nederland als broedvogel gefotogra feerd, in Mei 1912 op de gevoelige plaat, Bur^pt kiekte hem op Texel in Juni d.a.v. Sindsdien heeft deze meeuw zich als broedvogel langs de hele Nederlandse Noordzeekust sterk uitgebreid. N. J. V. jaren zitten, vaak nog niet het min ste begrip van de afstanden hebben. Natuurlijk zouden zij dat op de kaart kunnen zien en uitrekenen, doch dat zegt de meeste mensen weinig of niets. Zo schreef onlangs een immigran tenvrouw ergens uit een klein plaats je in West-Australië naar aanleiding van een artikel in de Dutch-Austra lian Weekly over paling vissen en paling roken. Zij en haarman vingen in de Warmondse plassen altijd zelf paling om te roken en of ze nu niet naar Sydney konden komen om daar'ook eens 'n dagje op paling te vissen. Nu is de afstand van het plaatsje, waar zij woont, tot Sydney iets ver der dan de afstand Amsterdam- Moskou, doch dat scheen helemaal niet tot haar te zijn doorgedrongen Zou iemand in Amsterdam zeggen, dat hij even naar Moskou ging omdat daar paling zat, dan zou iedereen vragen of hij soms rijp voor Medem- blik was. FEUILLETON door Mary Burchell 75. „Ja, Lady Felling", antwoordde Jo anna, terwijl ze dicht bij haar gast vrouw plaats nam. „Sir Henry is naar bed gegaan". „O, juist. Nu, dat is verstandig. Hij was moe en aan tafel Wat uit zijn gewone doen". Op deze tactvolle manier veront schuldigde en verklaarde de oude da me het ongewone gedrag van haar echtgenoot tegen Neil en Joanna vond het nu heel gemakkelijk naar laatstgenoemde te informeren. „Waar is Neil. Lady Felling?" vroeg ze dan ook zonder omwegen. „Hij is zowat tien minuten geleden wat gaan wandelen". „O hernam Joanna, die een blik in de nu donkere tuin wierp, „ik ge- 118. De Roekiraki's bleven zeker wel een half uur aan één stuk smeken of Woewoesoeki niet voor goed hun stamhoofd wilde blijven en in dat half uur zat Piet Pot lood lelijk in angst, want, zo dacht hij, straks doet hij het nog en dan ben ik mijn beste vriend kwijt. Jimmy bleef echter onverbiddelijk. Hij maakte het hun dui delijk dat het totaal onmogelijk was en tenslotte begre pen de Roekiraki's wel, dat verder aandringen nutte loos was. Alleen vroegen zij Jimmy zelf zijn opvolger aan te wijzen, opdat er als hij voor goed vertrokken zou zijn, geen onderlinge ruzies zouden kunnen ontstaan. Dat had Jimmv ook al bedacht en zonder zich te be denken benoemde hij de dappere Grawoes, die tot twee maal toe in zijn eentje naar Oekoeroewanda was ge gaan om commissaris Rednose Smith Jimmy's brieven in handen te spelen, tot zijn opvolger. Dit heugelijke feit werd met een klein onderling feestje gevierd en toen vonden Jimmy en Piet Potlood het welletjes. Zij tracteerden zcih zelf op een lange nachtrust en de vol gende morgen bij het krieken van de dag verlieten .zij de ruiïnestad. uitgeleide gedaan door ongeveer alle Roe kiraki's. Deze hadden voor Woewoesoeki en Piet Pot lood snel een paar draagstoelen in elkaar getimmerd en beiden werden zij verzocht, daarin plaats te nemen. De tocht naar de plaats waar hun auto stond, duurde daardoor wel wat langer, maar vooral Piet Potlood slaakte een zucht van verlichting dat hij niet door Jim my van de ene boomtop naar de andere werd gesleept. Zo ging het toch heel wat geriefelijker. Zij troffen hun auto aan op de plek, waar zij hem hadden achtergela ten. loof dat hij erg boos op me is". „Je moet van die uitval niet te veel notitie nemen" merkte Lady Felling glimlachend op. „Hij vond, meen ik, dat je in je bezorgdheid voor Roger wat al te ver ging..." „Maar het had niets met Roger te maken, Lady Felling". De gastvrouw haalde behoedzaam een draad door haar borduurwerk voor ze kalmpjes antwoordde: „Ik wil me helemaal niet in je vertrou wen dringen. Joanna, maar... vergis sen we ons als we menen, dat jij en Roger veel van elkaar houden?" „Volkomen! Tenminste als u be doelt, dat we op elkaar verliefd zijn" verzekerde Joanna ernstig^ „Ik geloof anders, dat Roger heel veel van jou houdt". „Dat... dat weet ik. Ik ben zelfs bang, dat hij een beetje verliefd op me is. Maar ik heb hem niet werke- lqk aangemoedigd, vooral niet in de laatste tijd en ik hoop, dat hij er gauw overheen zal zijn". „Och", hernam Lady Felling, zorgvuldig een andere draad uitkie zend, „als jongen was hij degene, die zich het gemakkelijkst over iets kon heen zetten". „Bedoelt n gemakkelijker dan Neil?" vroeg Joanna, wie de gedach te aan Vivian Larender bij dit ge sprek niet losliet. „Ja, veel gemakkelijker dan Neil. Roger had altijd de neiging het leven te nemen zoals het uitviel. Hij heeft een merkwaardig gemakkelijk karak ter. Veel sneller te doorgronden dan dat van Neil". „O, ja", stemde Joanna gretig in. Zó gretig, dat Lady Felling even glimlachte. Toen trad een korte stilte in, maar een vertrouwelijke stilte, die warmte en begrip rondom zich scheen te ver spreidén. Eindelijk vroeg Joanna, bijna sme kend: „Handelde ik volgens u erg verkeerd, toen ik Neil dat telegram stuurde?" „Wat bedoel je met verkeerd; tac tisch of moreel?" inform eerde Lady Feiling, gesteld op nauwkeurig on derscheid. „Ik geloof allebei", antwoordde Jo anna. zwakjes en glimlachend. „Och, ik ben ouderwets genoeg, om onwaarheid altgd af te keuren". Grote stern op nest LEZERS SCHRIJVEN Steiger - misère Wie, zoals ik, dikwijls van boven genoemd veer gebruik maakt vraagt zich ongetwijfeld met verbazing af, wat liet courantenbericht van enkele maanden terug eigenlijk heeft bete kend, toen daarin o.a. stond vermeld dat een belangrijke verbetering was ingetreden, nu de nieuw aangebrachte steigers in gebruik waren genomen. Persoonlijk ben ik er van over tuigd (en velen zeer zeker met mtf) dat nieuwe steigers ongetwijfeld een verbetering behóórden te betekenen, maar vele gebruikers van het veer zullen ongetwijfeld smachtend uitge roepen hebben en nog roepen: geef ons de oude steigers maar. Wat is nl. het geval. De nieuwe steigers weigeren nl. om naar bene den te zakken, zoals dat van de stei gers verwacht wordt. Ik heb nog slechts een hoogst enkele maal ge zien dat de apparatuur direct werkte, maar in 90 van de 100 gevallen wei gert het mechaniek beslist waardoor soms een kwartier of meer vertra ging in de overtocht ontstaat. Wee degenen die een trein in Goes moe ten halen, want reken er gerust op, dat men die niet halen zal. Dat hier ongelukken gaan gebeu ren is bovendien zeer waarschijnlijk. Reeds heeft iemand van het walper- soneel een zodanige klap van een der weigerende bruggen gehad, dat 14 dagen „Rijksverzekeringsbank" het resultaat zijn geweest. Dit is goed afgelopen, maar als dit zo door gaat vallen hier doden, zowel onder het personeel als onder de goedwillende passagiers, die een handje uitsteken om te helpen. Ik ben slechts een leek, maar er rijst in me toch de vraag of hier geen ernstige fouten gemaakt zijn bij de bruggenbouw en zo ja. waarom deze dan niet worden hersteld. En waar blijft op deze wjjze de zO zeer gewenste verbetering? EEN PASSAGIER Betere sportvelden Van vrijwel alle takken van sport is de beoefening in Vlissingen zowel kwanti- als kwalitatief, in vergelij king met voor de oorlog, sterk terug gelopen. Dit geldt zeker voor de voetbal sport. De oorzaken kunnen op veler lei gebied worden gevonden, b.v de ongunstige omstandigheden om in de jaren 19401945 sport te mogen be oefenen, o.a. door de oorlogsgevaren, de evacuaties, inbeslagname van sportterreinen, inundatie van die ter reinen, enz. Niettemin was er tn 1945 weer di rect een opleving, vooral in de voet balsport, te constateren, zodat de toekomst met vertrouwen kon wor den tegemoet gezien, mede doordat financiële steun werd ontvangen om het sportleven hier ter stede weer te herstellen. Desondanks is dat sportleven nog niet tot bloei gekomen, doordat vele remmende factoren aanwezig bleken te zijn. De grootste rem bleek wel de sportveldenaccommodatie. Hoewel reeds spoedig na de bevrij ding enige goede velden aan de v.m. Bosweg werden aangelegd, werden cn worden deze velden nu nog ge spaard voor de wedstrijden, welke er min of meer geregeld 's Zondags ge speeld wórden- Echter bij sport hoort oefening. En nu kan er wel geoefend worden, edh- ter alleen op bar slechte terreinen zo als b.v de Keersluis-terreinen (half bedekt met onkruid, half kale vlakte met talloze kuiltjes). Ook heeft men tegenwoordig de beschikking over 'n stukje wei zonder meer, gelegen vóór de terreinen aan de v.m. Bos weg. Daar kan dan geoefend worden, kan de jeugd zich gezond uitleven. Wie van mening is. dat men dan toch minstens de beschikking over een kleedkamer om zich te verkleden heeft, verrekent zich. Verkleden kan schijnbaar wel aan de openbare weg. Dat op die manier weinig animo wordt opgebracht en de opgroeiende jeugd andere bezigheden, dan gezond* sportbeoefenen zoekt (we denken hierbtj aan straatslijpen, enz.) is niet verbazingwekkend maar wel een doorn in het oog van velen. De betrekken instanties kunnen hier dankbaar werk verrichten. L. HULBREGTSE. Vlissingen. zei haar gastvrouw. „En in beginsel eveneens het zich bemoeien met an dermans zaken. Maar... wat Neil be treft, moet ik toegeven, dat het me buitengewoon verheugt, hem om welke reden dan ook weer hier te zien! Wat alleen maar bewijst", voeg de ze er met een allerliefste glimlach bij, ,,dat we allemaal een tikje huiche larij hebben meegekregen". ..En in tactisch opzicht?" drong Jo anna bjjna angstig, aan. Lady Felling schoof haar werk op zij m keek het vol spanning wach tende meisje uiterst welwillend aan. „Ik veronderstel, lieve kind. dat je met die vraag en dan op zo'n toon geuit, wilt zeggen verliefd op Neil te zijn. En nu moet ik je vertellen of je mi. je kansen bedorven hebt door een daad, die hem boos heeft ge maakt en hem 't gevoel gegeven, dat je in zijn particuliere leven wilde in grijpen. Is het niet zo?" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1953 | | pagina 11