JOANNA'S DIEFSTAL
Ook Schouwens inlagen vielen
de watersnood ten prooi
aan
C
3
De wereldreis van JIMMY BROWN
DE MEISJES REDEN 200 KM.
OM EEN DANSJE TE DOEN
WOENSDAG 13 MEI 1953
PROVINCIALE ZEEUWSE COURAN7
BROEDPLAATSEN VOOR DUIZENDEN VOGELS
Vogelkolonies waren wijd en zijd
vermaard
Polderboeren beschermden de vogelstand, lang voordat
er een vogelwet was
Naast het niet te schatten, ontzettend vele andere, dat de Februari
vloed vernietigde aan mensen- aan dierenlevens, aan stoffelyke waarden,
gaan de gedachten van de natuurminnaar toch ook even uit naar dat
voorheen zo rijke vogelleven in de inlagen, natuurmonumenten van de
eerste rang, befaamd, beroemd tot ver buiten onze landpalen. Hoevelen
hebben, vanaf de iulaagdyk, zich niet vermeid in de aanblik van dat
weergaloze wiekenspel van die horden zwartgekopte en zwartgebapte
vogels, met in hun hart de begeerte, om toch eens een kijkje te nemen
op die wondere kringetjes grond, waarop zich het leven van die gebene-
dijde wezens grotendeels afspeelde.
We stellen ons nu voor, dat de
steviger gedeelten als ondiepten en
eilandjes zijn blijven liggen, waarop
zich dan zeevogels neergezet zullen
hebben om te neste1en en te broeden.
Verder, dat de pq boeren, die de
inlagen van het v. -.-hap Schou
wen pachtten om he: - van de dij
ken, de paling uit de <ssen. in de
vogelarij een derde bron van in
komsten zijn gaan zien. Ze hoogden
de eilandjes op, vergrootten ze, ver
stevigden de oevers, op de duur zelfs
met steenglooiingen, namen allerlei
maatregelen om de vogels te lokken
door ze een rustige en veilige broed
plaats te waarborgen, raapten welis
waar duizenden eieren, maar kweek
ten ook duizenden nieuwe vogels, leg
den aldus de grond voor, werkten on
verpoosd voort aan de vogelkolonies,
voerden ze op tot elke bereikbare
hoogte, zodat één hunner met zekere
trots durfde beweren: „Als ik een
voet grond heb, meneer, dan heb ik
een vogel meer!"
Zo hebben deze eenvoudige polder
boeren, lang voordat er een vogelwet
was, zij het ook met geldelijk gewin
als doel. zonder te beseffen, wat
schoons ze het nageslacht bereidden,
het aanzijn gegeven aan die onover
zienbare scharen zeevogels, die tel
ken ja-re van Ami! tot Augustus de-
De inlagen, een naam, een klank
geworden, waarin heel die wondere
vogelwereld zich aan ons oog mani
festeert. Ook zij vielen, in weinige
minuten slechts, ten prooi aan het
vreselijkste natuurgebeuren, waarvan
de annalen van Schouwen gewagen.
Deze z.g. vogelinlagen waren, met
meer andere langs Schouwens Zuid
kust gelegen, de aanwijsbare herinne
ringen aan de wijze, waarop in vroe
gere eeuwen de landzaten hun grond
gebied aan de steeds opdringende zee
betwistten. In de Romeinse tijd moet
heel Zeeland een vrijwel aaneenge
sloten veenlandschap geweest zijn,
waardoorheen twee armen van de
Schelde stroomden, de thans beruch
te Oosterschelde en de Struone, die
Noordwaarts stroomde en uitliep in
de Maas. Beide rivierarmen waren
betrekkelijk smalle geulen, zodat vol
gens de kronieken de mensen van
Westelijk Schouwen, over de Ooster
schelde heen, met die van de Zuide
lijke oever konden „praten". De toe
gang tot de Noordzee, de opening in
de duinen dus, was naar verhouding
al even smal. In de loop der eerste
eeuwen na onze jaartelling evenwel,
verbreedden zich de gaten in de dui
nenrij gaandeweg, ook de Roompot,
zodat de zee met meer succes in de
Schelde kon opdringen. De slappe
veengrond werd gemakkelijk losge
werkt en weggespoeld, zodat Zeeland
ten slotte het beeld gaf van een haff,
waarin uitgespaarde vaste kernen
als eilandjes, omspoeld door meer of
minder brede zeearmen.
Wat nu in het bijzonder Schouwen
betreft, vermoedt men, dat in de
tiende eeuw langs de Zuidkust, als
bescherming tegen de zee, de eerste
bekading werd aangebracht, die dan
gelopen zal hebben van de duinen van
Westenschouwen naar wat tbans het
Zierikzeese havenhoofd is. Waaruit
blijkt, dat Schouwen toen aan de
Zuidzijde veel meer grondgebied had
dan thans. Maar dan gaat, vooral in
de 13e eeuw, de Schelde zich roeren,
toont hjj een nimmer aflatende nei
ging, om zijn diepste genl, waardoor
de sterkste getijstroom gaat, naar
het Noorden, naar Schouwens Zuid
kust te verschuiven, aldoor de onder
wateroever afvretende en ondermij.
nende met als gevolg dijkbreuken,
oeverafschuivingen en dakvallen.
Machteloos
De technici van die dagen staan
machteloos tegen dit gebeuren, weten
niets beters te doen, dan op bedreig
de plaatsen, die ze, dank zij overge
leverde ervaringen van voorgeslach
ten, reeds jaren tevoren constateer
den, achter de zeedijk een slaper te
leggen, een z.g. inlaagdük. De tus
senliggende grond heet dan een in
laag of inlage. Reeds in de tijd van
graaf Floiis V (1291) wordt van „in-
seten", zoals de inlagen toen ge
noemd werden, gesproken. In zijn
wezen is de inlaag dus niets anders
dan een kleine polder, in dit geval
onmiddellijk aan zee gelegen. Zijn
doel is, de overstroming, volgende
op een breuk in de vóórliggende zee
dijk, tot zijn eigen omvang te beper
ken. Zijn uiteindelijk lot is, prijsgege
ven te worden aan de zee. Bil inlopen
nl. kan aan dichten van de dijkbreuk
eenvoudig niet eens gedacht worden.
En de mens, die weet, dat het trieste
spel zich herhalen zal, legt achter de
thans zeedijk geworden inlaagdük
maar weer een nieuwe slaper. Zo
gaat de ene inlaag na de andere vei
loren. Gestadig trekt de Schouwenafu
zich 'dus al strijdende terug.
Oorspronkelijk waren dus de inla-
Sen land. Door inklinking van de bo
em, mogelijk mede, ornaat er grond
uitgenomen zal zijn ten behoeve van
op te wei-pen dijken, konden ze ook
waterplassen worden. Zo waren de
Flauwere- en Heertjesinlagen met
hun vogelhillen waterplassen. Een
kaart van 1860 echter geeft ze nog
als land weer.
Een 80-jarige, daar aan de dyk wo
nende boer, vertelde me, dat zjjn va
der ze nog als moerassig land ge-
kend had. In 1876 bjj de stichting van
het stoomgemaal kregen ze, als boe
zems voor het opgemalen polderwa
ter, door de grote capaciteit van de
nieuwe machines een dermate hoge
waterstand met, krachtige afvoer bij
ebbe door de sluizen onder de zeedijk
door, dat de slappe moerasgrond ge
makkelijk vervloeien kon en ten dele
meegespoeld werd naar zee.
Kokmeeuw in de plas
Paartje Stormmeeuwtjes bij pas
uitgekomen jongen
ze in herfst en winter zo mistroos
tige zelfkant van het eiland in hun
blanke wiekenspel en luidruchtige le.
vensuitingen kleur en fleur en luister
bijzetten. Zij, deze eenvoudige Schou-
wenaren, hebben Schouwen zijn na
tuurmonumenten gegeven, zijn faam
in het land en ver daarbuiten.
Hieruit moet ook verklaard wor
den, moet het vanzelf spreken, dat de
later gekomen vogelwet, die o.m. het
rapen van eieren van beschermde vo
gels verbiedt en strafbaar stelt, deze
mensen niet in de uitoefening van
him bedrijf bemoeilijkte. Immers, het
was hün schepping, die onder hün be
heer veilig en gewaarborgd was. Zon
der hen toch, zonder hün maatrege
len ter bescherming, hun nimmer af
latende zorgen, warén de broedplaat
sen ik spreek van vóór Februari
1953 al lang vervloeid in de plas
sen. Wel houdt de regering, zij 't on
nodig, een oogje in 't zeil, o.a. door
de bepaling, dat de eiergaarder elk
jaar opnieuw ontheffing van de wet
moet vragen aan de Commissaris van
de Koningin in de provincie en dat
deze ontheffing slechts strekt van
April tot 15 Juni.
Ach, ik spreek in bovenstaande,
alsof het nóg zo was; helaas is dat
alles verleden tijd geworden. De inla
gen diep onder water, een der plas
sen voorbeschikt tot aanvoerhaven
voor materiaal ten behoeve van het
dichten van het beruchte gat aan de
Schelphoek, een tweede, vol grond
te spuiten, ter verkrijging van een
werkkamp. Wat zal er van de eerste
woi'den? Maar we willen ons er van
verzekerd houden, dat de Ned. Ver.
tot bescherming van vogels op de
bres zal staan, als er enige redelijke
kans zal bestaan op herstel of ge
deeltelik herstel van wat verloren
ging.
Welke waren nu <le vogels, die aan
de Schouwse inlagen hun vermaard.
Visdiefje bij het nest
heid gaven? Men vat ze samen onder
de naam van sneeuwvogels, weer na
der onderscheiden in meeuwen en
sterns, 3lle, oppervlakkig beschouwd,
witte vogels. Het aantal soorten
blijft beperkt tot vier of vijf, het aan
tal individuen loopt, als gezegd, in de
duizenden.
De kokmeeuwen hebben een zwar
te, liever een zwart-bruine kop, de
sterns een zwarte kap. De laatste
hebben, zou men kunnen zeggen, een
zwart petje op. Men noemt de stems
ook zeezwaluwen, daar ze in bouw
en vliegkunst veel overeenkomst ver
tonen met onze, veel kleinere en tot
een heel andere orde van vogels be
horende huis- en boerenzwaluw. Ook
hebben ze de gevorkte zwaluwstaart.
Meeuwen en sterns zjjn zig. grond
broeders, ze nestelen gewoon op de
grond. Het legsel telt tot drie eieren.
Worden deze geraapt, dan leggen ze
weer andere. Ze zijn groenig of leem-
of zandkleurig met donkere vlekken,
z.g. „bonte" eieren. Na drie of vier
weken broeden komen de jongen uit,
die al gauw het nest verlaten. Ze zjjn
z.g. nestvlieders. Het voedsel van al
deze vogels is van dierlijke aardvis
en wat het water verder oplevert. Al
deze vogels zijn trekvogels. In de
loop van Augustus reeds is de hoofd
macht van de hillen verdwenen.
De grote stern is niet zo veel gro
ter dan de andere soorten. Het wit
van het verenkleed is meer opval
lend, terwijl poten en snavel zwart
zijn, de Ipatste met geel-groene punt.
Deze sterns leggen, gezien hun lich
aamsomvang, grote, mooi getekende
eieren, slechts één of twee in een leg
sel. Ze zijn om hun byzondere smaak
I bij de fijnproevers het meest gewild.
Merkwaardig is bij deze soort, dat
op het eind van het broedseizoen de
zwarte kap vanaf de snavelwortel
wit of gecyperd gaat worden. Meer
dan bij andere sterns zit het gevoel
van saamhorigheid er in. Ze hokken,
waar ze nestelen, in grote troepen
zó dicht opeen, dat men de broed
plaatsen vanaf de dijk als afgeba-
AUSTRALISCHE AFSTANDEN.
Palingvissen in Sydney
(Van onze correspondent).
SYDNEY, Mei. Wanneer In Nederland iemand uit Den Helder naar
Amsterdam gaat om te dansen, wordt hy door de goegemeente al raar
aangekeken. Doch hier in Australië reisde het afgelopen weekeinde een
autobus vol met meisjes ruim twee honderd kilometer en natuurlijk
weer ruim twee honderd kilometer te rug om een avondje te dansen
met volkomen onbekende jonge mannen.
Natuurlijk gebeurt ook hier zoiets niet alle dag, want zelfs de dag
bladen in Sydney wijdden een stukje aan die meisjes uit de federale
hoofdstad Canberra, die een d'ergelyke reis gingen ondernemen om een
avondje te dansen met haar onbekende vrijgezellen uit Cooma, het cen
trum van de grote hydro-electrische werken, welke in de Sneeuwbergen
van Nieuw Zuid Wales in uitvoering zijn.
Maar dit vermeldenswaardig voor
val toont toch wel opnieuw heel dui
delijk, dat men hier in dit enorme
werelddeel heel andere begrippen van
afstanden heeft dan waarmede de ge
middelde immigrant uit Europa hier
aankomt.
Wanneer een emigrant naar Syd
ney gaat, heeft hij zo het idee, dat
hy net als in Amsterdam, Rotterdam
of Den Haag in de stad zal komen
te wonen en dus hoogstens een tram
metje zal moeten pakken om die oude
kennissen eens te gaan opzoeken.
Buiten wonen
Niets is echter minder waar. Wil
deze emigrant ten koste van alles in
een grote stad gaan werken dan
moet hy er rekening mee houden, dat
hij wil hij geen kapitalen aan huur
door ALFRED SCHUURMAN.
uitgeven zeker een uur van zijn
werk komt te zitten.
Vorige Zondag bezocht ik een Ne
derlandse immigrant, die ook in Syd
ney werkt en die Noordelijk van de
city woont. Het kostte mij ruim an
derhalf uur om er te komen met tram
en bus plus nog een stuk lopen.
Volgende Zondag ga ik naar een an
dere immigrant, die nog geen 5 minu
ten lopen van die eerste vriend af
werkt in de city, doch die Zuidelijk
van de stad Sydney woont. Die reis
zal mij meer dan twee uur kosten.
Wanneer die twee elkaar dus ooit
willen ontmoeten en dat willen zij
wel eens, want het zijn oude kennis
sen dan betekent dat, dat zij na
afloop van het werk even samen in
de stad een biertje moeten gaan ko
pen. En dat zij dan niet voor acht of
negen uur 's avonds thuis kunnen
zyn.
En dat zijn dus mensen, die allebei
in Sydney werken en allebei zoge
naamd in Sydney wonen. En die van
ooms en tantes briefjes uit Nederland
krijgen met „zeg, ga die en die eens
opzoekendie woont ook in Syd
ney"
Wel opmerkelijk is, dat ook immi
granten uit Nederland, die hier al
kende witte plekken gemakkelijk on
derscheidt. De grote stem voedt
ziuh meer dan de andere soorten uit
sluitend met vis en houdt zich niet
of hoogst zelden landwaarts in op.
Het meer bekende visdiefje heeft
meer lichtgrijs in het verenkleed, ter
wijl poten en snavel helderrood zijn
de laatste met zwarte punt. Ont
breekt die zwarte punt, dan heeft
men te doen met de Noorse zeezwa
luw. Voor 't overige is deze soort
voor de leek gelijk aan de visdief.
Het visdiefje aast en nestelt ook
veel in plassen, verder van zee af
gelegen. Behalve met vis. voedt het
zich ook met kleine krabbetjes, gar
nalen e.d.
De vierde soort is de algemeen be
kende kokmeeuw, met zijn in de
broedtijd vaal-zwarte kop. Deze kop
wordt in de winter helemaal wit, uit
gezonderd een boogje achter het oor,
dat zwart blijft. Snavel en poten zijn
donkerrood. Als enkeling kwam in de
inlagen nog voor de kleine zeemeeuw
of stormmeeuw met altijd witte kop
en groen-gele snavel en poten. Schrij
ver dezes kreeg hem, als eerste In
Nederland als broedvogel gefotogra
feerd, in Mei 1912 op de gevoelige
plaat, Bur^pt kiekte hem op Texel
in Juni d.a.v. Sindsdien heeft deze
meeuw zich als broedvogel langs de
hele Nederlandse Noordzeekust sterk
uitgebreid.
N. J. V.
jaren zitten, vaak nog niet het min
ste begrip van de afstanden hebben.
Natuurlijk zouden zij dat op de kaart
kunnen zien en uitrekenen, doch dat
zegt de meeste mensen weinig of
niets.
Zo schreef onlangs een immigran
tenvrouw ergens uit een klein plaats
je in West-Australië naar aanleiding
van een artikel in de Dutch-Austra
lian Weekly over paling vissen en
paling roken. Zij en haarman vingen
in de Warmondse plassen altijd zelf
paling om te roken en of ze nu niet
naar Sydney konden komen om
daar'ook eens 'n dagje op paling te
vissen.
Nu is de afstand van het plaatsje,
waar zij woont, tot Sydney iets ver
der dan de afstand Amsterdam-
Moskou, doch dat scheen helemaal
niet tot haar te zijn doorgedrongen
Zou iemand in Amsterdam zeggen,
dat hij even naar Moskou ging omdat
daar paling zat, dan zou iedereen
vragen of hij soms rijp voor Medem-
blik was.
FEUILLETON
door Mary Burchell
75.
„Ja, Lady Felling", antwoordde Jo
anna, terwijl ze dicht bij haar gast
vrouw plaats nam. „Sir Henry is
naar bed gegaan".
„O, juist. Nu, dat is verstandig. Hij
was moe en aan tafel Wat uit zijn
gewone doen".
Op deze tactvolle manier veront
schuldigde en verklaarde de oude da
me het ongewone gedrag van haar
echtgenoot tegen Neil en Joanna
vond het nu heel gemakkelijk naar
laatstgenoemde te informeren.
„Waar is Neil. Lady Felling?"
vroeg ze dan ook zonder omwegen.
„Hij is zowat tien minuten geleden
wat gaan wandelen".
„O hernam Joanna, die een blik
in de nu donkere tuin wierp, „ik ge-
118. De Roekiraki's bleven zeker wel een half uur aan
één stuk smeken of Woewoesoeki niet voor goed hun
stamhoofd wilde blijven en in dat half uur zat Piet Pot
lood lelijk in angst, want, zo dacht hij, straks doet hij
het nog en dan ben ik mijn beste vriend kwijt. Jimmy
bleef echter onverbiddelijk. Hij maakte het hun dui
delijk dat het totaal onmogelijk was en tenslotte begre
pen de Roekiraki's wel, dat verder aandringen nutte
loos was. Alleen vroegen zij Jimmy zelf zijn opvolger
aan te wijzen, opdat er als hij voor goed vertrokken zou
zijn, geen onderlinge ruzies zouden kunnen ontstaan.
Dat had Jimmv ook al bedacht en zonder zich te be
denken benoemde hij de dappere Grawoes, die tot twee
maal toe in zijn eentje naar Oekoeroewanda was ge
gaan om commissaris Rednose Smith Jimmy's brieven
in handen te spelen, tot zijn opvolger. Dit heugelijke
feit werd met een klein onderling feestje gevierd en
toen vonden Jimmy en Piet Potlood het welletjes. Zij
tracteerden zcih zelf op een lange nachtrust en de vol
gende morgen bij het krieken van de dag verlieten .zij
de ruiïnestad. uitgeleide gedaan door ongeveer alle Roe
kiraki's. Deze hadden voor Woewoesoeki en Piet Pot
lood snel een paar draagstoelen in elkaar getimmerd
en beiden werden zij verzocht, daarin plaats te nemen.
De tocht naar de plaats waar hun auto stond, duurde
daardoor wel wat langer, maar vooral Piet Potlood
slaakte een zucht van verlichting dat hij niet door Jim
my van de ene boomtop naar de andere werd gesleept.
Zo ging het toch heel wat geriefelijker. Zij troffen hun
auto aan op de plek, waar zij hem hadden achtergela
ten.
loof dat hij erg boos op me is".
„Je moet van die uitval niet te veel
notitie nemen" merkte Lady Felling
glimlachend op. „Hij vond, meen ik,
dat je in je bezorgdheid voor Roger
wat al te ver ging..."
„Maar het had niets met Roger te
maken, Lady Felling".
De gastvrouw haalde behoedzaam
een draad door haar borduurwerk
voor ze kalmpjes antwoordde: „Ik
wil me helemaal niet in je vertrou
wen dringen. Joanna, maar... vergis
sen we ons als we menen, dat jij en
Roger veel van elkaar houden?"
„Volkomen! Tenminste als u be
doelt, dat we op elkaar verliefd zijn"
verzekerde Joanna ernstig^
„Ik geloof anders, dat Roger heel
veel van jou houdt".
„Dat... dat weet ik. Ik ben zelfs
bang, dat hij een beetje verliefd op
me is. Maar ik heb hem niet werke-
lqk aangemoedigd, vooral niet in de
laatste tijd en ik hoop, dat hij er
gauw overheen zal zijn".
„Och", hernam Lady Felling,
zorgvuldig een andere draad uitkie
zend, „als jongen was hij degene, die
zich het gemakkelijkst over iets kon
heen zetten".
„Bedoelt n gemakkelijker dan
Neil?" vroeg Joanna, wie de gedach
te aan Vivian Larender bij dit ge
sprek niet losliet.
„Ja, veel gemakkelijker dan Neil.
Roger had altijd de neiging het leven
te nemen zoals het uitviel. Hij heeft
een merkwaardig gemakkelijk karak
ter. Veel sneller te doorgronden dan
dat van Neil".
„O, ja", stemde Joanna gretig in.
Zó gretig, dat Lady Felling even
glimlachte.
Toen trad een korte stilte in, maar
een vertrouwelijke stilte, die warmte
en begrip rondom zich scheen te ver
spreidén.
Eindelijk vroeg Joanna, bijna sme
kend: „Handelde ik volgens u erg
verkeerd, toen ik Neil dat telegram
stuurde?"
„Wat bedoel je met verkeerd; tac
tisch of moreel?" inform eerde Lady
Feiling, gesteld op nauwkeurig on
derscheid.
„Ik geloof allebei", antwoordde Jo
anna. zwakjes en glimlachend.
„Och, ik ben ouderwets genoeg,
om onwaarheid altgd af te keuren".
Grote stern op nest
LEZERS SCHRIJVEN
Steiger - misère
Wie, zoals ik, dikwijls van boven
genoemd veer gebruik maakt vraagt
zich ongetwijfeld met verbazing af,
wat liet courantenbericht van enkele
maanden terug eigenlijk heeft bete
kend, toen daarin o.a. stond vermeld
dat een belangrijke verbetering was
ingetreden, nu de nieuw aangebrachte
steigers in gebruik waren genomen.
Persoonlijk ben ik er van over
tuigd (en velen zeer zeker met mtf)
dat nieuwe steigers ongetwijfeld een
verbetering behóórden te betekenen,
maar vele gebruikers van het veer
zullen ongetwijfeld smachtend uitge
roepen hebben en nog roepen: geef
ons de oude steigers maar.
Wat is nl. het geval. De nieuwe
steigers weigeren nl. om naar bene
den te zakken, zoals dat van de stei
gers verwacht wordt. Ik heb nog
slechts een hoogst enkele maal ge
zien dat de apparatuur direct werkte,
maar in 90 van de 100 gevallen wei
gert het mechaniek beslist waardoor
soms een kwartier of meer vertra
ging in de overtocht ontstaat. Wee
degenen die een trein in Goes moe
ten halen, want reken er gerust op,
dat men die niet halen zal.
Dat hier ongelukken gaan gebeu
ren is bovendien zeer waarschijnlijk.
Reeds heeft iemand van het walper-
soneel een zodanige klap van een der
weigerende bruggen gehad, dat 14
dagen „Rijksverzekeringsbank" het
resultaat zijn geweest. Dit is goed
afgelopen, maar als dit zo door gaat
vallen hier doden, zowel onder het
personeel als onder de goedwillende
passagiers, die een handje uitsteken
om te helpen.
Ik ben slechts een leek, maar er
rijst in me toch de vraag of hier geen
ernstige fouten gemaakt zijn bij de
bruggenbouw en zo ja. waarom deze
dan niet worden hersteld.
En waar blijft op deze wjjze de zO
zeer gewenste verbetering?
EEN PASSAGIER
Betere sportvelden
Van vrijwel alle takken van sport
is de beoefening in Vlissingen zowel
kwanti- als kwalitatief, in vergelij
king met voor de oorlog, sterk terug
gelopen.
Dit geldt zeker voor de voetbal
sport. De oorzaken kunnen op veler
lei gebied worden gevonden, b.v de
ongunstige omstandigheden om in de
jaren 19401945 sport te mogen be
oefenen, o.a. door de oorlogsgevaren,
de evacuaties, inbeslagname van
sportterreinen, inundatie van die ter
reinen, enz.
Niettemin was er tn 1945 weer di
rect een opleving, vooral in de voet
balsport, te constateren, zodat de
toekomst met vertrouwen kon wor
den tegemoet gezien, mede doordat
financiële steun werd ontvangen om
het sportleven hier ter stede weer te
herstellen.
Desondanks is dat sportleven nog
niet tot bloei gekomen, doordat vele
remmende factoren aanwezig bleken
te zijn. De grootste rem bleek wel de
sportveldenaccommodatie.
Hoewel reeds spoedig na de bevrij
ding enige goede velden aan de v.m.
Bosweg werden aangelegd, werden
cn worden deze velden nu nog ge
spaard voor de wedstrijden, welke er
min of meer geregeld 's Zondags ge
speeld wórden-
Echter bij sport hoort oefening. En
nu kan er wel geoefend worden, edh-
ter alleen op bar slechte terreinen zo
als b.v de Keersluis-terreinen (half
bedekt met onkruid, half kale vlakte
met talloze kuiltjes). Ook heeft men
tegenwoordig de beschikking over 'n
stukje wei zonder meer, gelegen
vóór de terreinen aan de v.m. Bos
weg. Daar kan dan geoefend worden,
kan de jeugd zich gezond uitleven.
Wie van mening is. dat men dan
toch minstens de beschikking over
een kleedkamer om zich te verkleden
heeft, verrekent zich. Verkleden kan
schijnbaar wel aan de openbare weg.
Dat op die manier weinig animo
wordt opgebracht en de opgroeiende
jeugd andere bezigheden, dan gezond*
sportbeoefenen zoekt (we denken
hierbtj aan straatslijpen, enz.) is niet
verbazingwekkend maar wel een
doorn in het oog van velen.
De betrekken instanties kunnen
hier dankbaar werk verrichten.
L. HULBREGTSE. Vlissingen.
zei haar gastvrouw. „En in beginsel
eveneens het zich bemoeien met an
dermans zaken. Maar... wat Neil be
treft, moet ik toegeven, dat het me
buitengewoon verheugt, hem om
welke reden dan ook weer hier te
zien! Wat alleen maar bewijst", voeg
de ze er met een allerliefste glimlach
bij, ,,dat we allemaal een tikje huiche
larij hebben meegekregen".
..En in tactisch opzicht?" drong Jo
anna bjjna angstig, aan.
Lady Felling schoof haar werk op
zij m keek het vol spanning wach
tende meisje uiterst welwillend aan.
„Ik veronderstel, lieve kind. dat je
met die vraag en dan op zo'n toon
geuit, wilt zeggen verliefd op Neil te
zijn. En nu moet ik je vertellen of je
mi. je kansen bedorven hebt door
een daad, die hem boos heeft ge
maakt en hem 't gevoel gegeven, dat
je in zijn particuliere leven wilde in
grijpen. Is het niet zo?"
(Wordt vervolgd).