Zeeland oud...
Oosterse verhalen, als juwelen
gezet in passende vatting
ZEELAND NIEUW!
Toon Hermans speurt naar cabaret-talent!
Komt na Harry Lime thema
een IJzeren-Gordijnlied?
ZATERDAG 2 MEI 1953
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
.Sprookjes van een Spook"
"pzachtiqe bunüel van ie iichtez ^omabeoa
Door alle eeuwen heen zijn de Oosterse volken, en wel in het bijzonder
de Indiërs, boeiende vertellers en gretige luisteraars geweest. De Wes
terlingen zyn over het algemeen iets minder gevoelig geworden voor
de charme van het wonderverhaal, het sprookje, want zij zijn afgestompt
door de ontaarding ervan. Het zou interessant zijn, eens te onderzoeken
hoe het komt dat in grote lijnen bij ons het sprookje meestal afgezakt
Is naar de kinderkamer, terwijl het toch in feite een wonderwerk van
wijzen is, ter overdenking gegeven aan volwassenen.
Het sprookje is bij ons vaak verwaterd. Doordat het in een slappe
bewerking in de kinderkamer terecht kwam, werd het begrip vrijwel
identiek met ..flauw verhaaltje". En dat moet een van de hoofdredenen
zijn, dat het sprookje bij ons niet meer populair is en dat de meeste
mensen, nadat ze in hun jeugd kennis gemaakt hebben met een of andere
verminkte navertelling van Roodkapje of Doornroosje, nadat ze volwas
sen geworden zijn, nooit meer sprookjes lezen, ja, er eerder een afkeer
van hebben.
Hoe jammer dat is sprookjes
behoren tot het allerschoonste wat
de literaturen van alle volken heb
ben voortgebracht, en ze zyn alles
behalve „flauw", veeleer vaak zeer
pikant, wreed of realistisch be
hoeft nauwelijks betoog, en het valt
weer eens te sterker op na lezing
van de prachtige bundel „Lijken
spookverhalen" waarmee Brill zijn
Bibliotheek van. Oosterse Letteren
heeft geopend
Deze sprookjes stammen uit In
dia, het vaderland van zovele dier
fabels, wonderverhalen, moraliseren
de vertellingen, novellen en romans.
Reeds in de oudheid hadden Ooster
se fabels invloed op de literatuur der
Grieken, en via allerlei richtingen
kwam menig verhaal van Oosterse
oorsprong terecht in beroemde Euro-
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
pese bundels, als b-v. die van Boc
caccio of De la Fontaine; Want de
Indiërs zyn vrijwel onovertrefbaar in
vindingrijkheid, plastische beeld
spraak, list en charme in hun verha
len.
Deze „Sprookjes van een Lijken-
spook" waren, als alle sprookjes uit
overoude tyden, algemeen volksbezit,
en de oorspronkelijke scheppers er
van zijn onbekend. Ze gingen van
mond tot mond, van geslacht op ge
slacht over en pas in veel later tij
den werden ze, soms in vrij verschil
lende versies, opgeschreven. Men
vindt ook deze sprookjes in enkele
verzamelingen, maar hun schoonste
vorm kregen ze door de herschepping
van de dichter Somadeva, die in de
11e eeuw in Kasjmir leefde. Soma-
deva heeft een omvangrijke bundel
nagelaten die ongeveer 350 verschil
lende sprookjes, novellen e-d. bevat.
Dat wérk is op kunstige wijze ge
rangschikt tot een gaaf geheel, want
Oosterse sprookjes worden ons nooit
zomaar plompverloren gepresen
teerd: ze zyn als juwelen in een pas
sende vatting gezet. Sheherazade, de
beroemde vertellende prinses uit de
„Duizend en een Nacht", heeft een
doel met haar verhalen: de funeste
voornemens van de jaloerse sultan
moeten nacht op nacht worden be
zworen.
Ook de „Sprookjes van een Spook"
zijn in een zogenaamde „raamvertel
ling" gevat, en met dit raamverhaal
laten zij zich als een gaaf, afgerond
geheel lezen. Deze raamvertelling:
„Hoe een koning op zoek gaat naar
een lijk en een spook vindt" is een
sprookje op zichzelf: de koning is
een befaamd held en elke dag biedt
een watsinistere bedelmonnik hem
een vrucht ten geschenke, die de ko
ning aanvaardt en vervolgens aan
zijn schatbewaarder geeft. Tien jaren
verlopen op die manier, tot op een
dag de koning de vrucht toe werpt
uliurele
Cavalcade
TE MECHELEN wordt het grootste
kunsttapijt ter wereld vervaardigd.
Het is bestemd voor de grote hal van
het gebouw van de Verenigde Naties
te New York, het zal 13,5 meter lang
en 8 meter breed worden en 350 kg.
wegen. Het is een geschenk van Bel
gië aan de organisatie van de Ver.
Volkeren en wordt geweven naar een
ontwerp van Peter Colfs uit Antwer
pen.
DE NEDERLANDSE violist Joachim
Röntgen is uitgenodigd om deel uit te
maken van het uit mtisici van ver
schillende nationaliteiten samengesteld
Kamerorkest voor het festival van
Prades, dat van 14 Juni tot. 7 Juli on
der leiding van Pablo Casals wordt
gehouden.
VICTOR E. VAN VRIESLAND is be
noemd tot lid van de Amsterdamse
Kunstraad
TIJDENS HET FILMFESTIVAL te
Cannes is de prijs in de categorie rea
listische films toegekend aan de Ne
derlandse korte film Houen-zo
JOOP GEES1NK heeft de grote prijs
gekregen van het derde internationale
concours voor reclamefilms in Milaan.
In zijn studio's wordt thans de laatste
hand gelegd aan een drie-dimensionaal
filmpjes in opdracht van Philips ver
vaardigd.
TE MAASTRICHT ZAL in het pro
vinciaal museum voor kunst en oud
heden „Het Bonnefanten-museum" een
tentoonstelling worden gehouden over
het Romeinse portret. Deze expositie
bestaat hoofdzakelijk uit beeldhouw
werk, speciaal klassieke Romeinse
portretbeelden. Zij begon in Turijn en
bevindt zich thans in Brussel.
aan een tam aapje. Als het beest er
in bijt rolt er een kostbaar juweel
uit. Het blijkt, dat op de plaats waar
de schatbewaarder jaar in jaar uit
de vruchten heeft neergeworpen, een
hoop edelstenen ligt. De bedelmonnik,
daarover ondervraagd, bekent egoïs
tisch dat hy bezig is een bepaalde
tovermacht te verkrijgen, waarvoor
de hulp van een held vereist is. Licht
vaardig en edelhartig belooft dt
vorst het individu te helpen. Daar
voor moet hij op een nieuwe maans-
nacht op een groot lijkenveld komen
waar de monnik hem zal wachten
onder een vijgeboom, temidden van
een tovercirkel vol gruwelijke attri
buten. De vorst moet een bepaald
lijk van een bepaalde boom halen, en
dat lijk blykt bespookt door een Ve
tala, een demonisch wezen dat in lij
ken vaart. Niettemin neemt de vorst
het lijk op zijn schouder om zich
naar de monnik te begeven. Onder
weg vertelt de vetala die in het lijk
huist het eerste sprookje. Als het
uit is, verdwijnt de vet&la met het
manslichaam waarin hij schuilgaat
weer naar de boom, en de vorst moet
hem opnieuw gaan halen. Deze ge
beurtenis herhaalt zich 24 keer en
op die 24 tochten van de onvermoei
bare held vertelt de vetala de schat
van verhalen die dit unieke boek
werk vullen.
Het zijn verhalen, grotendeels zo
mooi en interessant, dat men ze stuk
voor stuk zou willen navertellen. Het
hele oude Indische leven in al zyn
weelderige schakeringen, in al zijn
gloed, kleur en wysheid, komt er in
tot uitdrukking. Bovendien is aan
elk sprookje een opgave voor de
vorst verbonden, waarop hij het
juiste antwoord moet weten of hy
zal verloren zyn. Dat houdt de aan
dacht ongekend levendig, want die
problemen en de gestelde vragen zyn
bijna zonder uitzondering ongemeen
interessant en de oplossing is steeds
de menselijk of psychologisch enig-
juiste.
Bovendien is door de samensteller
Somadeva op de .neest geraffineerde
wijze een climax aangebracht: de
verhalen worden steeds boeiender, de
stijl steeds rijker, de gedachten
steeds rijper naarmate men verder
leest. Kortom: deze verzameling is
meesterlijk, een juweel van vertel
kunst.
<~CJeatez ecHgzes oan
7>e Unesco
Het twee-jaarlijkse congres van het
International Theatre Institute 't
onderdeel van de Unesco, dat zich
met de theaterkunst bezig houdt
voor welk congres ongeveer 125 per
sonen uit plus-minus 25 landen wor
den verwacht, zal van 9 tot en met
13 Juni in Nederland worden gehou
den. Hierbij zal de Nederlandse sec
tie, het „Nationaal Theater Centrum",
als gastheer optreden.
Als zetel van het congres is 's-Gra-
venhage gekozen. De vergaderingen
zullen worden gehouden in het voor
malig Koninklijk Paleis aan het
Noordeinde, dat ter beschikking is
gesteld van de Stichting voor inter
nationale samenwerking der Neder
landse universiteiten en hogescholen.
Bij de opzet van het programma is
gepoogd de congresdeelnemers een
zoveel zijdig en representatief moge
lijk beeld te geven van wat door Ne
derland op het gebied der theater
kunst wordt gepresteerd. Met het
Ov/g op het hoofdthema van het con
gres, de verhouding tussen theater en
jeugd,zijn twee jeugdvoorstellingen
in het programma opgenomen. Ten
slotte is er ook enige vrije tijd voor
de congressisten in het programma
uitgespaard teneinde de gelegenheid
te geven voor winkelen en beziens
waardigheden te bezoeken.
Behalve als litterair meesterwerk is
deze bundel van groot belang voor
hen die zich bezig houden met ver
gelijkend literatuur-onderzoek, met
volkenkunde of godsdienstgeschiede
nis, daar menig detail in de rijke ver-
haler daarop een nieuw licht werpt.
Het eind van de raamvertelling is
dit: de vetala geeft zo'n moeilijk
raadsel op dat de koning er geen
antwoord op weet. Doch de vetala
heeft eerbied gekregen voor de moed
en de volharding van de held en hij
ëeeft toe, hij zal het lijk verlaten.
ioch door een list zal hij de tover
macht die de bedelmonnik zou ver
krijgen, overbrengen op de vorst.
Wie zich of zijn vrienden eens op
iets werkelijks bijzonders wil vergas
ten, kope dit keurig uitgevoerde
boekje. Het is J. A. B. van Buitenen
die het ons mogelijk maakte deze,
oorspronkelijk in het Sanskrit ge
schreven verhalen, in onze moeder
taal te lezen. Die vertaling lijkt ons
uitermate levendig, modem en toch
exact
„Sprookjes van een Spook",
Leiden, E. J. Brill.
Het monument „Voor hen die vielen"
vervaardigd door de beeldhouwer Pe
ter Roovers uit Heyen (1), welk mo
nument geplaatst is te Den Bosch, is
onlangs plechtig onthuld. Het ge
denkteken draagt als opschrift:
„Gedenk, die tot der dood getrouw
in 't zicht van tirannieke machten
het vege lijf ten offer brachten
opdat de geest verwinnen zou".
s*
DE KERN
VAN GOES
Regen flatteert. Niet alleen de
meisjes, die de fluisteringen van
(He regen plegen te beantwoorden
met lieflijke bloziyigen en glan
zende ogen. Neen, de regen flat
teert ook het landschap en vooral
het stadsbeeld Als het geregend
heeft, is er een diepe, donkere
toon gekomen in alle dingen, die
denken doet aan een prachtige
alt. Het zwart is nu dieper dan
ooit en dit moment wordt het
voor ieder zichtbaar, hoe rijk
zwart wel kan zijn en hoe onmis
baar het is in het spel van kleu
ren.
De bestorven kleuren van 't alle
daagse bestaan, de tedere grijzen
en tintingen van onze oud-
Hollandse stadjes, vage drome
rijen in het normale, vale licht,
ze worden wakker als het gere
gend heeft en ze schijnen zich
te bezinnen op een of andere die
pe betekenis, die ze vergeten wa
ren, maar die er toch heus is. Dat
doet de regen. Hij geeft een
ernst, een diepte, een accent, dat
de zon niet geven kan.
Waarschijnlijk is dit de reden,
waarom in afwijking van wat
we in deze serie gewend zijn
de foto het hier wint van het ou
de gravuretje. We zullen van het
18e-eeuwse prentje geen kwaad
zeggen; het is een vriendelijk
gevalletje, maar wel een beetje
erg kleintjes en kneuterig. Niets
van dit alles op onze foto-van
verleden-week, waar de plassen
nog op straat staan. Hoe prachtig
bars en zwart van ouderdom
ziet ons het Noorajront van de
Grote Kerk hier aan! Zó duister,
zó moe, zó wijs en alle gewrie
mel des tijds voorbij word je
eerst, als je duizend jaren oud
bent. Dit doet denken aan oude
Kerkportalen in Franse stadjes,
zó oud en afgesleten, dat nie
mand meer weet, wanneer ze ge
bouwd zijn. Waaruit U zien kan,
dat regen flatteert. Want zo'n
vaart loopt het nu weer niet met
deze Maria Magdalena-Kerk. Ze
werd in 1505 voltooid.
De regen flatteerde ook dit
Stadhuis. Hoeveel voornamer,
hoeveel ernstiger, hoeveel meer
een echt Raadhuis, waar de Ste
delijke Hoogheid resideert, is dit
Stadhuis met zijn Regenten-stijl
van 1771, dan het wat kleinlijk
kasteeltjes-achtig bouwsel van
vóórdien, zoals het zich op het
oude prentje in het zonnetje
koestert! Als schooljongens heb
ben we eens een reprimande ge
had van onzen onvergetelijken
leraar Swaving die ons, jonge
barbaren, althans enig cultuur-
besef trachtte bij te brengen
omdat we het achterstuk van 't
Middelburgse Stadhuis indertijd
evenzeer durfden te bewonderen
als het beroemde Gothische ge
deelte. Sindsdien bekruipt ons
altijd een „mag-niet-gevoel", als
we Regentenstijl waarderen. Zo
ook nu. Maar we laten ons niet
intimideren: dit deftige gebouw
doet ons deugd; dat hoffelijke,
statige, hautaine néérzien op de
vormloze regenjassen van onzen
„The Berlin-Slory"
(ZazcL JZeeb jaagt 7?>ezUjnezs hevige
schzik aan
Het heeft lang geduurd voor het hardnekkige Lime-liedje, dat Kara* in ons
gecitherd had, uit hel straatrumoer en onze radio's was weggeëbd. Doch het
thema van die Derde Man in zijn verdeelde stad Wenen heeft regisseur Carol
Reed sedert het vervaardigen van zijn „The Third Man" kennelijk nog lang be
zig gehouden. Na een bezoek aan Berlijn enige jaren geleden is hij vorige
maand begonnen met de opnamen van „The Berlin Story", zoals de film voor
lopig heet. Weer vormt een door verschillende mogendheden bezette stad de
achtergrond van het verhaal en is zij zelfs door de spanning en tweedracht, die
zij in zich bergt, één van de voornaamste meespelenden.
Carol Reed, de regisseur die het zo vaak in de contrastwerking zoekt, heeft
in Berlijn zijn hart kunnen ophalen. Naast gigantische bouwwerken: puin en
ruïnes. Naast protserige welvaart: angstaanjagende armoede. Naast zelfverze
kerdheid: redeloze angst. In deze veelomstreden stad komt Claire Bloom (weet
u nog wel, het danseresje uit Chaplïns Limelight?) als een Engels meisje haar
broer bezoeken een legerarts, werkzaam in een vluchtelingenkamp. Zijn
vrouw is een Duits meisje Hildegarde Neff In dat Berlijn loopt een niet al
te enthousiaste Geheime Agent uit de Oostzóne rond met de opdracht een ont
voering in de Westelijke sector op touw le zetten. Claire Bloom, die in allerlei
verwikkelingen raakt, ontmoet deze spion (James Mason), wat er voor haar het
leven niet gemakkelijker op maakt'. Een spannende jocht door de Oostsector
naar het Westen van Berlijn, waarbij het gaat om een mensenleven, is wel het
hoogtepunt van de film.
Toen Reed eenmaal een geschikt
manuscript had, bracht hij diverse be
zoeken aan Berlijn om stadsgedeelten
en plekjes te zoeken, die het best bij
de intrique van het verhaal zouden
passen. Daarvoor moest hij niet zel
den in de Oost-zóne zijn. Had hij ge
vonden wat hij zocht, dan moest die
bepaalde straat of dat bepaalde huis
in de Westelyke sector van Berlijn
worden nagebootst, want daar wer
den de opnamen gemaakt.
Stelt U zich de schrik voor van het
oude heertje, dat maar eens in de
week zijn huis uit gaat om proviand
in te slaan, en voor de rest van de
tijd tussen zijn boeken en poesen
hokt, toen hij op een dag recht tegen
over zyn vertrouwde en veilige voor
deur een enorm portret van Stalin
zag opgehangen. Rode vlaggen aan de
lantaarns. Zijn schrik sloeg over in
verontwaardiging, omdat niemand de
moeite genomen had hem te waar
schuwen, dat „ze er al waren"! Zyn
vertrouwen in de buren lieerde pas
weer, toen men hem duidelijk maakte,
dat het Carol Reed maar was, die
voor een van zyn nieuwe filmthril-
lers half Berlijn op de kop zette.
Want by dat ene heertje was het niet
gebleven: tientallen Berlijners hadden
in die dagen met panische schrik ge
merkt, dat de rode infiltratie zich
al met een geruisloze onbescheiden
heid voltrokken had.
En niet alleen burgers, ook de
West-Berlijnse politie vloog er in.
Met al het rijdend materieel, voorzien
van radio, zat ze op 'n dag achter een
gesignaleerde mysterieuze wagen vol
Oost-Duitse politiemannen aan. Maar
ze vond niets! Toen ging ze haar
licht voor alle zekerheid maar eens
opsteken by Sir Carel. Het was niet
by de regisseur opgekomen, dat een
auto met als Oost-Duitse politieman
nen vermomde spelers, op weg naar
hun hotel om zich te verkleden, de
hele politiemacht in rep en roer zou
den kunnen brengen.
Beter nog dan welke scène uit de
niemve film ook bepalen deze voor-
valen de sfeer in de stad Beiijn. Voor
vallen, die ons onwezenlijk en als
„van de film" lijken, maar die de har
ten van de West-Berlyners nog steeds
een slag vlugger doen slaan.
Niettegenstaande de schrikken,
schrikjes en zorgen, die Reed de Ber
lijners bezorgde, bleken zy allen even
bereid hoe dan ook mee te werken
aan het tot stand komen van de film
over hun stad. Misschien herinnert
U zich uit andere Reed-films als
„Odd Man Out", „The Fallen Idol" en
„The Third Man", de waarlijk super
be verbeelding van het leven
's nachts in de straten van een grote
stad. Voor deze nachtopnamen is
Desmond Dickinson de speciale ca
meraman. Volgens hem maken ndt-
te straten en muren in nachtopnamen
een veel levendiger effect door de
spiegeling van de lichten en de scha
duwwerking. Droge straten en mu
ren blijken van.een loze eentonigheid
in het donker. Dusvoor iedere
opname, waarbij dat nodig was,
schreeuwde de assistent-regisseur
„Feuerwehr" en kwam er een paar
doelzelige spuitgasten met slangen
aanzeulen, rolde die uit en gaf een
nummertje spuiten weg over straten
en muren of de ramen nu open
waren of dicht.
Tot nu toe hebben de geruchten
nog geen melding gemaakt van een
Oost-West, Thuis Best-thema door
een grote Berlijnse muzikale onbe
kendheid gecomponeerd voor een
IJzeren Gordijn. We maken dus een
goede kans er met Reed alleen af te
komen. Wat we geeD „pover" over
schot kunnen noemen, zijn vroeger
werk in aanmerking gendmen.
vormlozen tijd, zie, dat kan al
leen zo'n oud Regentengebouw
en de regen maakte het nóg wat
hooghartiger, nóg wat barser,
nóg wat gedistingeerder. Lieve
regen.
Vergeten we de Koornbeurs
niet! De derde edele gevel op
dieze foto. Voor een figuur van
deze allure doen we tien knusse
trapgevelljes van Smallegange's
prentje cadeau. Het kan zijn, dat
de 1001 Oud-Hollandse kermis
sen met hun stompzinnige ge
veltjes van latwerk en beschil
derd jute op de 1001 feestelijke
gelegenheden ter wille van de
vreemdelingen en de dagjesmen
sen, ons hier lelijk beïnvloeden.
Het V.V.V.-cliché hangt ons in
derdaad de keel uit. Toch wor
telt onze voorkeur dieper. De
brede houding, de weidsheid van
zo'n Louis XV-gebouw, ze doen
ruimer ademen en suggereren
een onzegbaar joyeuzer ruimte
van bewegen, dan de benepen
puntgeveltjes van het oude
prentje, die nog met hun voeten
in de middeleeuwen staan. Alle
respect, maar het moeten toch
maar benauwde kamertjes ge
weest zijn, daar achter die bur
gerlijke trapgeveltjes. Het is
misschien een of ander atavisme
in ons bloed, maar we hebben
een zwak voor aristocratie.
Vooral, wanneer ze natgeregend
is.
Voornaam, dat Goes van 1953.
Als het geregend heeft.
J. C. v. S.
J
(Van onze speciale verslaggever)
ZANDVOORT, April „Ik zou natuurlyk zo door kunnen gaan als ik tot
nog toe gedaan heb", zei Toon Hermans dezer dagen op een bioscoopto
neel in zijn woonplaats Zandvoort. Hy bedoelde daarmee niet, dat hy maar
wilde doorgaan met niksen, zoals hij nu een jaar genikst heeft. Nee, hij
bedoelde, dat hy zo door zou kunnen gaan met zijn cabaretwerk, zoals
half Nederland dat langzamerhand van hem gewend is. Toon zei, dat h^j
nu eens echt naar iets anders zocht. Wat dat andere nu belooft te wor
den, Toon heeft het niet met zo veel woorden gezegd, maar inmiddels
toch wel laten doorschemeren, dat het iets zal zijn in de geest van een
show. Geen modeshow waarschijnlijk, of een show van nylon-corsetten,
maar een show van óók let U s.v.p. op dat woordje sluimerend
talent.
Vandaar ter inleiding dan op die
zonnige achtermiddag daar in Zand-
voort zo ongeveer iets als wij ons
voorstellen van een gekkenhuis. Stelt
U voor, een keurige bioscoopzaal.
Verspreid daarin een wat gemêleerd
publiek. Jongelui met duidelijke ar-
tistenhoofden en lieden, die kantoor
bediende, kruidenier of banketbak
ker zouden kimnen zijn. Om twaalf
uur reeds di'uppelen de eersten bin
nen, maar naarmate het middaguur
vordert groeit hun aantal. Uit alle
windstreken zyn ze gekomen. Uit
Amsterdam, ja vooral uit Amster
dam, en uit Rotterdam, Den Haag,
Haarlem en ook uit het Gelderse
Epe, het Noordhollandse Egmond en
de Zaanstreek.
Eerst gespannen, maar allengs ver
veeld staren ze naar het grote gor
dijn, dat het toneel voor de zaal ver
borgen houdt. Op dat toneel is grote
bedrijvigheid. Daar is het een vreem
de beweging. Maar de zaal krijgt er
niets van te zien. Het gordijn blijft
gesloten.
Op het toneel zien we staan, zitten,
hurken, praten, luisteren, en wat al
niet meer: Toon Hermans. Hij is on
vermoeibaar. „Veertig zelfovertuigde
of wankelende talenten willen demon
streren", wordt hem tegen enen deze
middag gemeld. „Vier-en-zestig can-
didaten voor een cabaret-functie
staan in de rij", heet het om twee
uur. Maar wanneer we om half zes
door de zaal de buitenlucht weer zoe
ken, zitten er zeker nog vyftig talen
ten hun beurt af te wachten, terwijl
drie mensen al geruime tijd niets an
ders meer doen dan maar namen en
adressen noteren, en de kwaliteiten,
die deze naamgevers menen te bezit
ten. Zeker twee honderd lieden, man
nen. vrouwen, meisjes, jongens en
zelfs kinderen hebben deze middag
vol verwachting en in nerveuze span
ning uitgekeken naar het ogenblik
dat zij onder Toons toezicht hun
kunnen mochten demonstreren.
Wim Kan en Corrie Vonk waren
er ook en zij hadden, zogoed als
Frans Muriloff van Avro's Bonte
Dinsdagavondtrein, even grote be
langstelling voor wat zich hier als
talent openbaarde, als Toon Her
mans.
Wim Kan zei byzonder belangstel
lend te zijn voor Toon's initiatief,
dat direct al tot een opleidingsstudie
zal leiden, waar de theaterproducten
als décors en costuums volledig kun
nen worden opgebouwd.
„Liefde en enthousiasme voor het
métier, dat is hoofdzaak", zei Toon.
Eu toen Wim weer: „De grootste vij
and van het cabaret is de angst, die
de artisten voor elkaar hebben. Toon
en i c hebben geen angst voor elkaar.
Wij zijn concurrenten en als we bei
de iets goeds presteren, zullen we
het enthousiasme voor het cabaret
aanwakkeren. Daar heeft 't hele Ne
derlandse cabaretleven profijt van.
Het idee een centrum te vormen
van veelbelovende jonge krachten
met enthousiasme voor ons werk, kan
ons misschien helpen uit ons Isole
ment te geraken".
Zangers, guitaristen. manipulators,
dansers, toneelspelers, kortom ailes
wat men zich maar denken kan, pa
radeerde deze middag langs Toon.
En Toon zei: „Al zou er maar 1
bruikbaar van zijn, dan nog zou het
geen verloren middag zyn".