Zeeland oud... Oosterse verhalen, als juwelen gezet in passende vatting ZEELAND NIEUW! Toon Hermans speurt naar cabaret-talent! Komt na Harry Lime thema een IJzeren-Gordijnlied? ZATERDAG 2 MEI 1953 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 7 .Sprookjes van een Spook" "pzachtiqe bunüel van ie iichtez ^omabeoa Door alle eeuwen heen zijn de Oosterse volken, en wel in het bijzonder de Indiërs, boeiende vertellers en gretige luisteraars geweest. De Wes terlingen zyn over het algemeen iets minder gevoelig geworden voor de charme van het wonderverhaal, het sprookje, want zij zijn afgestompt door de ontaarding ervan. Het zou interessant zijn, eens te onderzoeken hoe het komt dat in grote lijnen bij ons het sprookje meestal afgezakt Is naar de kinderkamer, terwijl het toch in feite een wonderwerk van wijzen is, ter overdenking gegeven aan volwassenen. Het sprookje is bij ons vaak verwaterd. Doordat het in een slappe bewerking in de kinderkamer terecht kwam, werd het begrip vrijwel identiek met ..flauw verhaaltje". En dat moet een van de hoofdredenen zijn, dat het sprookje bij ons niet meer populair is en dat de meeste mensen, nadat ze in hun jeugd kennis gemaakt hebben met een of andere verminkte navertelling van Roodkapje of Doornroosje, nadat ze volwas sen geworden zijn, nooit meer sprookjes lezen, ja, er eerder een afkeer van hebben. Hoe jammer dat is sprookjes behoren tot het allerschoonste wat de literaturen van alle volken heb ben voortgebracht, en ze zyn alles behalve „flauw", veeleer vaak zeer pikant, wreed of realistisch be hoeft nauwelijks betoog, en het valt weer eens te sterker op na lezing van de prachtige bundel „Lijken spookverhalen" waarmee Brill zijn Bibliotheek van. Oosterse Letteren heeft geopend Deze sprookjes stammen uit In dia, het vaderland van zovele dier fabels, wonderverhalen, moraliseren de vertellingen, novellen en romans. Reeds in de oudheid hadden Ooster se fabels invloed op de literatuur der Grieken, en via allerlei richtingen kwam menig verhaal van Oosterse oorsprong terecht in beroemde Euro- Letterkundige kroniek door HANS WARREN pese bundels, als b-v. die van Boc caccio of De la Fontaine; Want de Indiërs zyn vrijwel onovertrefbaar in vindingrijkheid, plastische beeld spraak, list en charme in hun verha len. Deze „Sprookjes van een Lijken- spook" waren, als alle sprookjes uit overoude tyden, algemeen volksbezit, en de oorspronkelijke scheppers er van zijn onbekend. Ze gingen van mond tot mond, van geslacht op ge slacht over en pas in veel later tij den werden ze, soms in vrij verschil lende versies, opgeschreven. Men vindt ook deze sprookjes in enkele verzamelingen, maar hun schoonste vorm kregen ze door de herschepping van de dichter Somadeva, die in de 11e eeuw in Kasjmir leefde. Soma- deva heeft een omvangrijke bundel nagelaten die ongeveer 350 verschil lende sprookjes, novellen e-d. bevat. Dat wérk is op kunstige wijze ge rangschikt tot een gaaf geheel, want Oosterse sprookjes worden ons nooit zomaar plompverloren gepresen teerd: ze zyn als juwelen in een pas sende vatting gezet. Sheherazade, de beroemde vertellende prinses uit de „Duizend en een Nacht", heeft een doel met haar verhalen: de funeste voornemens van de jaloerse sultan moeten nacht op nacht worden be zworen. Ook de „Sprookjes van een Spook" zijn in een zogenaamde „raamvertel ling" gevat, en met dit raamverhaal laten zij zich als een gaaf, afgerond geheel lezen. Deze raamvertelling: „Hoe een koning op zoek gaat naar een lijk en een spook vindt" is een sprookje op zichzelf: de koning is een befaamd held en elke dag biedt een watsinistere bedelmonnik hem een vrucht ten geschenke, die de ko ning aanvaardt en vervolgens aan zijn schatbewaarder geeft. Tien jaren verlopen op die manier, tot op een dag de koning de vrucht toe werpt uliurele Cavalcade TE MECHELEN wordt het grootste kunsttapijt ter wereld vervaardigd. Het is bestemd voor de grote hal van het gebouw van de Verenigde Naties te New York, het zal 13,5 meter lang en 8 meter breed worden en 350 kg. wegen. Het is een geschenk van Bel gië aan de organisatie van de Ver. Volkeren en wordt geweven naar een ontwerp van Peter Colfs uit Antwer pen. DE NEDERLANDSE violist Joachim Röntgen is uitgenodigd om deel uit te maken van het uit mtisici van ver schillende nationaliteiten samengesteld Kamerorkest voor het festival van Prades, dat van 14 Juni tot. 7 Juli on der leiding van Pablo Casals wordt gehouden. VICTOR E. VAN VRIESLAND is be noemd tot lid van de Amsterdamse Kunstraad TIJDENS HET FILMFESTIVAL te Cannes is de prijs in de categorie rea listische films toegekend aan de Ne derlandse korte film Houen-zo JOOP GEES1NK heeft de grote prijs gekregen van het derde internationale concours voor reclamefilms in Milaan. In zijn studio's wordt thans de laatste hand gelegd aan een drie-dimensionaal filmpjes in opdracht van Philips ver vaardigd. TE MAASTRICHT ZAL in het pro vinciaal museum voor kunst en oud heden „Het Bonnefanten-museum" een tentoonstelling worden gehouden over het Romeinse portret. Deze expositie bestaat hoofdzakelijk uit beeldhouw werk, speciaal klassieke Romeinse portretbeelden. Zij begon in Turijn en bevindt zich thans in Brussel. aan een tam aapje. Als het beest er in bijt rolt er een kostbaar juweel uit. Het blijkt, dat op de plaats waar de schatbewaarder jaar in jaar uit de vruchten heeft neergeworpen, een hoop edelstenen ligt. De bedelmonnik, daarover ondervraagd, bekent egoïs tisch dat hy bezig is een bepaalde tovermacht te verkrijgen, waarvoor de hulp van een held vereist is. Licht vaardig en edelhartig belooft dt vorst het individu te helpen. Daar voor moet hij op een nieuwe maans- nacht op een groot lijkenveld komen waar de monnik hem zal wachten onder een vijgeboom, temidden van een tovercirkel vol gruwelijke attri buten. De vorst moet een bepaald lijk van een bepaalde boom halen, en dat lijk blykt bespookt door een Ve tala, een demonisch wezen dat in lij ken vaart. Niettemin neemt de vorst het lijk op zijn schouder om zich naar de monnik te begeven. Onder weg vertelt de vetala die in het lijk huist het eerste sprookje. Als het uit is, verdwijnt de vet&la met het manslichaam waarin hij schuilgaat weer naar de boom, en de vorst moet hem opnieuw gaan halen. Deze ge beurtenis herhaalt zich 24 keer en op die 24 tochten van de onvermoei bare held vertelt de vetala de schat van verhalen die dit unieke boek werk vullen. Het zijn verhalen, grotendeels zo mooi en interessant, dat men ze stuk voor stuk zou willen navertellen. Het hele oude Indische leven in al zyn weelderige schakeringen, in al zijn gloed, kleur en wysheid, komt er in tot uitdrukking. Bovendien is aan elk sprookje een opgave voor de vorst verbonden, waarop hij het juiste antwoord moet weten of hy zal verloren zyn. Dat houdt de aan dacht ongekend levendig, want die problemen en de gestelde vragen zyn bijna zonder uitzondering ongemeen interessant en de oplossing is steeds de menselijk of psychologisch enig- juiste. Bovendien is door de samensteller Somadeva op de .neest geraffineerde wijze een climax aangebracht: de verhalen worden steeds boeiender, de stijl steeds rijker, de gedachten steeds rijper naarmate men verder leest. Kortom: deze verzameling is meesterlijk, een juweel van vertel kunst. <~CJeatez ecHgzes oan 7>e Unesco Het twee-jaarlijkse congres van het International Theatre Institute 't onderdeel van de Unesco, dat zich met de theaterkunst bezig houdt voor welk congres ongeveer 125 per sonen uit plus-minus 25 landen wor den verwacht, zal van 9 tot en met 13 Juni in Nederland worden gehou den. Hierbij zal de Nederlandse sec tie, het „Nationaal Theater Centrum", als gastheer optreden. Als zetel van het congres is 's-Gra- venhage gekozen. De vergaderingen zullen worden gehouden in het voor malig Koninklijk Paleis aan het Noordeinde, dat ter beschikking is gesteld van de Stichting voor inter nationale samenwerking der Neder landse universiteiten en hogescholen. Bij de opzet van het programma is gepoogd de congresdeelnemers een zoveel zijdig en representatief moge lijk beeld te geven van wat door Ne derland op het gebied der theater kunst wordt gepresteerd. Met het Ov/g op het hoofdthema van het con gres, de verhouding tussen theater en jeugd,zijn twee jeugdvoorstellingen in het programma opgenomen. Ten slotte is er ook enige vrije tijd voor de congressisten in het programma uitgespaard teneinde de gelegenheid te geven voor winkelen en beziens waardigheden te bezoeken. Behalve als litterair meesterwerk is deze bundel van groot belang voor hen die zich bezig houden met ver gelijkend literatuur-onderzoek, met volkenkunde of godsdienstgeschiede nis, daar menig detail in de rijke ver- haler daarop een nieuw licht werpt. Het eind van de raamvertelling is dit: de vetala geeft zo'n moeilijk raadsel op dat de koning er geen antwoord op weet. Doch de vetala heeft eerbied gekregen voor de moed en de volharding van de held en hij ëeeft toe, hij zal het lijk verlaten. ioch door een list zal hij de tover macht die de bedelmonnik zou ver krijgen, overbrengen op de vorst. Wie zich of zijn vrienden eens op iets werkelijks bijzonders wil vergas ten, kope dit keurig uitgevoerde boekje. Het is J. A. B. van Buitenen die het ons mogelijk maakte deze, oorspronkelijk in het Sanskrit ge schreven verhalen, in onze moeder taal te lezen. Die vertaling lijkt ons uitermate levendig, modem en toch exact „Sprookjes van een Spook", Leiden, E. J. Brill. Het monument „Voor hen die vielen" vervaardigd door de beeldhouwer Pe ter Roovers uit Heyen (1), welk mo nument geplaatst is te Den Bosch, is onlangs plechtig onthuld. Het ge denkteken draagt als opschrift: „Gedenk, die tot der dood getrouw in 't zicht van tirannieke machten het vege lijf ten offer brachten opdat de geest verwinnen zou". s* DE KERN VAN GOES Regen flatteert. Niet alleen de meisjes, die de fluisteringen van (He regen plegen te beantwoorden met lieflijke bloziyigen en glan zende ogen. Neen, de regen flat teert ook het landschap en vooral het stadsbeeld Als het geregend heeft, is er een diepe, donkere toon gekomen in alle dingen, die denken doet aan een prachtige alt. Het zwart is nu dieper dan ooit en dit moment wordt het voor ieder zichtbaar, hoe rijk zwart wel kan zijn en hoe onmis baar het is in het spel van kleu ren. De bestorven kleuren van 't alle daagse bestaan, de tedere grijzen en tintingen van onze oud- Hollandse stadjes, vage drome rijen in het normale, vale licht, ze worden wakker als het gere gend heeft en ze schijnen zich te bezinnen op een of andere die pe betekenis, die ze vergeten wa ren, maar die er toch heus is. Dat doet de regen. Hij geeft een ernst, een diepte, een accent, dat de zon niet geven kan. Waarschijnlijk is dit de reden, waarom in afwijking van wat we in deze serie gewend zijn de foto het hier wint van het ou de gravuretje. We zullen van het 18e-eeuwse prentje geen kwaad zeggen; het is een vriendelijk gevalletje, maar wel een beetje erg kleintjes en kneuterig. Niets van dit alles op onze foto-van verleden-week, waar de plassen nog op straat staan. Hoe prachtig bars en zwart van ouderdom ziet ons het Noorajront van de Grote Kerk hier aan! Zó duister, zó moe, zó wijs en alle gewrie mel des tijds voorbij word je eerst, als je duizend jaren oud bent. Dit doet denken aan oude Kerkportalen in Franse stadjes, zó oud en afgesleten, dat nie mand meer weet, wanneer ze ge bouwd zijn. Waaruit U zien kan, dat regen flatteert. Want zo'n vaart loopt het nu weer niet met deze Maria Magdalena-Kerk. Ze werd in 1505 voltooid. De regen flatteerde ook dit Stadhuis. Hoeveel voornamer, hoeveel ernstiger, hoeveel meer een echt Raadhuis, waar de Ste delijke Hoogheid resideert, is dit Stadhuis met zijn Regenten-stijl van 1771, dan het wat kleinlijk kasteeltjes-achtig bouwsel van vóórdien, zoals het zich op het oude prentje in het zonnetje koestert! Als schooljongens heb ben we eens een reprimande ge had van onzen onvergetelijken leraar Swaving die ons, jonge barbaren, althans enig cultuur- besef trachtte bij te brengen omdat we het achterstuk van 't Middelburgse Stadhuis indertijd evenzeer durfden te bewonderen als het beroemde Gothische ge deelte. Sindsdien bekruipt ons altijd een „mag-niet-gevoel", als we Regentenstijl waarderen. Zo ook nu. Maar we laten ons niet intimideren: dit deftige gebouw doet ons deugd; dat hoffelijke, statige, hautaine néérzien op de vormloze regenjassen van onzen „The Berlin-Slory" (ZazcL JZeeb jaagt 7?>ezUjnezs hevige schzik aan Het heeft lang geduurd voor het hardnekkige Lime-liedje, dat Kara* in ons gecitherd had, uit hel straatrumoer en onze radio's was weggeëbd. Doch het thema van die Derde Man in zijn verdeelde stad Wenen heeft regisseur Carol Reed sedert het vervaardigen van zijn „The Third Man" kennelijk nog lang be zig gehouden. Na een bezoek aan Berlijn enige jaren geleden is hij vorige maand begonnen met de opnamen van „The Berlin Story", zoals de film voor lopig heet. Weer vormt een door verschillende mogendheden bezette stad de achtergrond van het verhaal en is zij zelfs door de spanning en tweedracht, die zij in zich bergt, één van de voornaamste meespelenden. Carol Reed, de regisseur die het zo vaak in de contrastwerking zoekt, heeft in Berlijn zijn hart kunnen ophalen. Naast gigantische bouwwerken: puin en ruïnes. Naast protserige welvaart: angstaanjagende armoede. Naast zelfverze kerdheid: redeloze angst. In deze veelomstreden stad komt Claire Bloom (weet u nog wel, het danseresje uit Chaplïns Limelight?) als een Engels meisje haar broer bezoeken een legerarts, werkzaam in een vluchtelingenkamp. Zijn vrouw is een Duits meisje Hildegarde Neff In dat Berlijn loopt een niet al te enthousiaste Geheime Agent uit de Oostzóne rond met de opdracht een ont voering in de Westelijke sector op touw le zetten. Claire Bloom, die in allerlei verwikkelingen raakt, ontmoet deze spion (James Mason), wat er voor haar het leven niet gemakkelijker op maakt'. Een spannende jocht door de Oostsector naar het Westen van Berlijn, waarbij het gaat om een mensenleven, is wel het hoogtepunt van de film. Toen Reed eenmaal een geschikt manuscript had, bracht hij diverse be zoeken aan Berlijn om stadsgedeelten en plekjes te zoeken, die het best bij de intrique van het verhaal zouden passen. Daarvoor moest hij niet zel den in de Oost-zóne zijn. Had hij ge vonden wat hij zocht, dan moest die bepaalde straat of dat bepaalde huis in de Westelyke sector van Berlijn worden nagebootst, want daar wer den de opnamen gemaakt. Stelt U zich de schrik voor van het oude heertje, dat maar eens in de week zijn huis uit gaat om proviand in te slaan, en voor de rest van de tijd tussen zijn boeken en poesen hokt, toen hij op een dag recht tegen over zyn vertrouwde en veilige voor deur een enorm portret van Stalin zag opgehangen. Rode vlaggen aan de lantaarns. Zijn schrik sloeg over in verontwaardiging, omdat niemand de moeite genomen had hem te waar schuwen, dat „ze er al waren"! Zyn vertrouwen in de buren lieerde pas weer, toen men hem duidelijk maakte, dat het Carol Reed maar was, die voor een van zyn nieuwe filmthril- lers half Berlijn op de kop zette. Want by dat ene heertje was het niet gebleven: tientallen Berlijners hadden in die dagen met panische schrik ge merkt, dat de rode infiltratie zich al met een geruisloze onbescheiden heid voltrokken had. En niet alleen burgers, ook de West-Berlijnse politie vloog er in. Met al het rijdend materieel, voorzien van radio, zat ze op 'n dag achter een gesignaleerde mysterieuze wagen vol Oost-Duitse politiemannen aan. Maar ze vond niets! Toen ging ze haar licht voor alle zekerheid maar eens opsteken by Sir Carel. Het was niet by de regisseur opgekomen, dat een auto met als Oost-Duitse politieman nen vermomde spelers, op weg naar hun hotel om zich te verkleden, de hele politiemacht in rep en roer zou den kunnen brengen. Beter nog dan welke scène uit de niemve film ook bepalen deze voor- valen de sfeer in de stad Beiijn. Voor vallen, die ons onwezenlijk en als „van de film" lijken, maar die de har ten van de West-Berlyners nog steeds een slag vlugger doen slaan. Niettegenstaande de schrikken, schrikjes en zorgen, die Reed de Ber lijners bezorgde, bleken zy allen even bereid hoe dan ook mee te werken aan het tot stand komen van de film over hun stad. Misschien herinnert U zich uit andere Reed-films als „Odd Man Out", „The Fallen Idol" en „The Third Man", de waarlijk super be verbeelding van het leven 's nachts in de straten van een grote stad. Voor deze nachtopnamen is Desmond Dickinson de speciale ca meraman. Volgens hem maken ndt- te straten en muren in nachtopnamen een veel levendiger effect door de spiegeling van de lichten en de scha duwwerking. Droge straten en mu ren blijken van.een loze eentonigheid in het donker. Dusvoor iedere opname, waarbij dat nodig was, schreeuwde de assistent-regisseur „Feuerwehr" en kwam er een paar doelzelige spuitgasten met slangen aanzeulen, rolde die uit en gaf een nummertje spuiten weg over straten en muren of de ramen nu open waren of dicht. Tot nu toe hebben de geruchten nog geen melding gemaakt van een Oost-West, Thuis Best-thema door een grote Berlijnse muzikale onbe kendheid gecomponeerd voor een IJzeren Gordijn. We maken dus een goede kans er met Reed alleen af te komen. Wat we geeD „pover" over schot kunnen noemen, zijn vroeger werk in aanmerking gendmen. vormlozen tijd, zie, dat kan al leen zo'n oud Regentengebouw en de regen maakte het nóg wat hooghartiger, nóg wat barser, nóg wat gedistingeerder. Lieve regen. Vergeten we de Koornbeurs niet! De derde edele gevel op dieze foto. Voor een figuur van deze allure doen we tien knusse trapgevelljes van Smallegange's prentje cadeau. Het kan zijn, dat de 1001 Oud-Hollandse kermis sen met hun stompzinnige ge veltjes van latwerk en beschil derd jute op de 1001 feestelijke gelegenheden ter wille van de vreemdelingen en de dagjesmen sen, ons hier lelijk beïnvloeden. Het V.V.V.-cliché hangt ons in derdaad de keel uit. Toch wor telt onze voorkeur dieper. De brede houding, de weidsheid van zo'n Louis XV-gebouw, ze doen ruimer ademen en suggereren een onzegbaar joyeuzer ruimte van bewegen, dan de benepen puntgeveltjes van het oude prentje, die nog met hun voeten in de middeleeuwen staan. Alle respect, maar het moeten toch maar benauwde kamertjes ge weest zijn, daar achter die bur gerlijke trapgeveltjes. Het is misschien een of ander atavisme in ons bloed, maar we hebben een zwak voor aristocratie. Vooral, wanneer ze natgeregend is. Voornaam, dat Goes van 1953. Als het geregend heeft. J. C. v. S. J (Van onze speciale verslaggever) ZANDVOORT, April „Ik zou natuurlyk zo door kunnen gaan als ik tot nog toe gedaan heb", zei Toon Hermans dezer dagen op een bioscoopto neel in zijn woonplaats Zandvoort. Hy bedoelde daarmee niet, dat hy maar wilde doorgaan met niksen, zoals hij nu een jaar genikst heeft. Nee, hij bedoelde, dat hy zo door zou kunnen gaan met zijn cabaretwerk, zoals half Nederland dat langzamerhand van hem gewend is. Toon zei, dat h^j nu eens echt naar iets anders zocht. Wat dat andere nu belooft te wor den, Toon heeft het niet met zo veel woorden gezegd, maar inmiddels toch wel laten doorschemeren, dat het iets zal zijn in de geest van een show. Geen modeshow waarschijnlijk, of een show van nylon-corsetten, maar een show van óók let U s.v.p. op dat woordje sluimerend talent. Vandaar ter inleiding dan op die zonnige achtermiddag daar in Zand- voort zo ongeveer iets als wij ons voorstellen van een gekkenhuis. Stelt U voor, een keurige bioscoopzaal. Verspreid daarin een wat gemêleerd publiek. Jongelui met duidelijke ar- tistenhoofden en lieden, die kantoor bediende, kruidenier of banketbak ker zouden kimnen zijn. Om twaalf uur reeds di'uppelen de eersten bin nen, maar naarmate het middaguur vordert groeit hun aantal. Uit alle windstreken zyn ze gekomen. Uit Amsterdam, ja vooral uit Amster dam, en uit Rotterdam, Den Haag, Haarlem en ook uit het Gelderse Epe, het Noordhollandse Egmond en de Zaanstreek. Eerst gespannen, maar allengs ver veeld staren ze naar het grote gor dijn, dat het toneel voor de zaal ver borgen houdt. Op dat toneel is grote bedrijvigheid. Daar is het een vreem de beweging. Maar de zaal krijgt er niets van te zien. Het gordijn blijft gesloten. Op het toneel zien we staan, zitten, hurken, praten, luisteren, en wat al niet meer: Toon Hermans. Hij is on vermoeibaar. „Veertig zelfovertuigde of wankelende talenten willen demon streren", wordt hem tegen enen deze middag gemeld. „Vier-en-zestig can- didaten voor een cabaret-functie staan in de rij", heet het om twee uur. Maar wanneer we om half zes door de zaal de buitenlucht weer zoe ken, zitten er zeker nog vyftig talen ten hun beurt af te wachten, terwijl drie mensen al geruime tijd niets an ders meer doen dan maar namen en adressen noteren, en de kwaliteiten, die deze naamgevers menen te bezit ten. Zeker twee honderd lieden, man nen. vrouwen, meisjes, jongens en zelfs kinderen hebben deze middag vol verwachting en in nerveuze span ning uitgekeken naar het ogenblik dat zij onder Toons toezicht hun kunnen mochten demonstreren. Wim Kan en Corrie Vonk waren er ook en zij hadden, zogoed als Frans Muriloff van Avro's Bonte Dinsdagavondtrein, even grote be langstelling voor wat zich hier als talent openbaarde, als Toon Her mans. Wim Kan zei byzonder belangstel lend te zijn voor Toon's initiatief, dat direct al tot een opleidingsstudie zal leiden, waar de theaterproducten als décors en costuums volledig kun nen worden opgebouwd. „Liefde en enthousiasme voor het métier, dat is hoofdzaak", zei Toon. Eu toen Wim weer: „De grootste vij and van het cabaret is de angst, die de artisten voor elkaar hebben. Toon en i c hebben geen angst voor elkaar. Wij zijn concurrenten en als we bei de iets goeds presteren, zullen we het enthousiasme voor het cabaret aanwakkeren. Daar heeft 't hele Ne derlandse cabaretleven profijt van. Het idee een centrum te vormen van veelbelovende jonge krachten met enthousiasme voor ons werk, kan ons misschien helpen uit ons Isole ment te geraken". Zangers, guitaristen. manipulators, dansers, toneelspelers, kortom ailes wat men zich maar denken kan, pa radeerde deze middag langs Toon. En Toon zei: „Al zou er maar 1 bruikbaar van zijn, dan nog zou het geen verloren middag zyn".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1953 | | pagina 3