Honderd jaar geleden werd Cleuver geboren
„Een jong begaafd Duitsertje..."
Middelburgs dirigent bouwde
bloeiend muziekleven op
Dr. H. VAN DER KAMP VERTELT
OPERA-HERINNERINGEN
„BACH-UITVOERINGEN ONDER
MIJN VADER WAREN PRACHTIG"
TRIJDAG 14 NOVEMBER 1952
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
Hij bracht „Tot Oefening en
Uitspanning" en de „Instrumentale"
op ongekende hoogte
GEEN TIJDPERK IN hei Middelburgse culturele leven is zo
boeiend en zo vol verrassingen als de periode, die loopt van
ongeveer 1880 tot 1920. In die jaren immers wordt in de
Zeeuwse hoofdstad met name op muzikaal terrein een activiteit ont
wikkeld, die men tezelfder tijd in steden van gelijke orde tevergeefs
zal zoeken. En het opvallende van deze daadkrachtige, soms zelfs
hartstochtelijke muziekbeoefening is, dat alle initiatieven gegroe
peerd zijn rondom één centrale figuur, die als géén ander het
Zeeuwse muziekleven heeft beïnvloed, ja sterker nog heeft be
heerst: Johan Cleuver, musicus bij de gratie Gods. Zaterdag is
het honderd jaar geleden, dat deze kunstenaar in Siegburg (bij
Keulen) werd geboren, en daarom willen wij hem herdenken en
zijn onschatbare betekenis nog eenmaal vastleggen.
De bestudering van deze „periode
van '80" is een fascinerende arbeid,
omdat men daardoor een beeld krijgt
van een totaal ander Middelburg dan
thans. Uit vergeelde programma's en
ouderwets-gestelde krantenverslagen,
uit gesprekken met de weinigen, die
nog in leven zijn van de yelen, die
met en onder Cleuver hebben ge
werkt, rijst vaag eerst, maar al
lengs scherper en helderder het
beeld op van een provinciale hoofd
stad in de isolatie, met bewoners, die
een sterk besef van eigenwaarde heb
ben en die voor geen stoute initiatie
ven terugschrikken. Br wordt hier
een vorm van „regionalisme" gevon
den, die anders is gericht en geaard
dan tegenwoordig met dit woord
wordt bedoeld maar daarom niet
minder vruchtbaar was. Integendeel!
Ver van de artistieke centra verwij
derd, bouwde men zich hier groten
deels met eigen middelen een hoog
staand kunstzinnig leven op, dat de
buitenstaander met verbazing en eer
bied vervulde en dat de faam van
Middelburg in wijde kring verbreidde.
De Middelburgers, die aan dit leven
deel hadden, waren correcte en voor
name inwoners hunner stad men
noemde hen dikwijls stijfmis
schien wel terecht maar toch was
daarbij veel schijn, want achter de
fagade van correcte hoffelijkheid,
leefden mensen mét een grote en felle
liefde -voor de toonkunst: voor de
muziek hadden zij veèl, zo niet alles
over.
VEELZIJDIG.
En temidden van hen stond de be-
Saafde Cleuver, die als jonge man
aar dë Zeeuwse hoofdstad kwam,
een musicus naar oude trant, veelzij
dig als bijna niemand meer in onze
dagen. In 1879 werd hij directeur van
de zangvereniging „Tot Oefening en
Uitspanning" als opvolger van de
overleden H. J. Kirrwald. Nadat hij
enkele jaren met de zangvereniging
had gewerkt, werd steeds meer de
behoefte gevoeld aan een begelei
dingsorkest; zodat hij. in 1888 het ini
tiatief nam tot oprichting van de
„Vereniging voor Instrumentale mu
ziek".
Toen begon eerst recht een vrucht
bare periode. Dat ontdekt men by het
doorbladeren van twee merkwaardige
gedenkschriften, die respectievelijk in
Fauré, Sweelinck, Verdi, Wagner,
Röntgen, Mendelssohn, Max Bruch,
Gustave Doret, Saint Saëns, Sibelius,
Liszt, Beethoven (de negende!), Co-
relli, om slechts enkele namen in bon
te verscheidenheid te noemen.
Om de grote waarde hiervan goed
te beseffen, moet men deze namen
zien tegen de achtergrond van de
tyd, waarin hun werken werden uit
gevoerd. Van Anrooy's „Piet Hein-
rhapsodie" bijvoorbeeld, weliswaar
geen revolutionnair stuk, maar nog
altijd geliefd, werd in Middelburg
reeds in 1909 gespeeld! Gedeelten nit-
Grieg's „Peer Gynt" klonken hier in
1890, Fauré's Requiem in 1905, Do-
ret's „Les sept paroles du Christ" in
1903 onder leiding van de componist,
Brahm's „Nanie" in 1883 en een
„Missa Brevis" van de toen nog jon
ge Otto Lies in 1897!
Zo zou men door kunnen gaan om
de progressiviteit van Cleuver en de
zijnen aan te tonen. Naast de nieuwe
werken, werden ook de grote compo
sities van het klassieke répertoire
niet vergeten, de symphonieën, de
piano- en vioolconcerten, de oratoria
enz.
En dan de solisten! Aaltje Noorde-
wier-Reddingius, Cleuver's vriend en
studiegenoot Johan Messchaert, Carl
Dierich, destijds ëen beroemd tenor,'
Julius Röntgen, de grote Carl Flesch,
de pianisten Percy Grainger en Dirk
Schafer, de Leipziger organist en
cantor professor Karl Straube
Ziedaar enkele namen van diegenen,
die door Cleuver naar Middelburg
werden gehaald.
Hoe zeer dit muziekleven voldeed
aan de culturele behoeften van de
Zeeuwse hoofdstad, blijkt uit de tot
standkoming van de Concert- en Ge
hoorzaal in 1896, waarvoor in enkele
maanden tijds 32.000 bijeen werd
febracht. Mej. dr. H. C. M. Ghijsen
eeft er enkele jaren geleden in haar
boekje „Middelburgs Muziekleven in
en om de Concert- en Gehoorzaal"
uitvoerig over verteld. Er was be
hoefte aan een goede zaal, waarin
beide ensembles hun zo gewaardeerde
arbeid konden verrichtenWelnu,
de zaal kwam er!
OPERA'S.
Toen moest er een orgel komen.
Weer was het de initiatiefrijke Cleu
ver, die wegen aangaf om aan midde
len te komen. Daarbij bracht hij tege
lijkertijd iets nieuws in Middelburg',
de opera. „Das Nachtlager von Gra
nada" (Konradin Kreuzer) en „Figa
ro's Hochzeit" (Mozart) werden in de
Schouwburg ten bate van het orgel
fonds met eigen krachten uitgevoerd,
waarvan er enkele, o.a. mevrouw
Cleuver en dr. Van der Kamp een be
roepsniveau hadden bereikt. Het or
gel kwam er!
Deze prestaties kan men niet te
hoog aanslaan, vooral niet wanneer
men ziet, welk een omvangrijke ar
beid verzet moest worden, voordat al
les „Konzert-fahig" was. De orkest-'
partituur van Figaro werd bijvoor
beeld door Cleuver met grote be
kwaamheid en met begrip voor Mo
zart's muziek omgewerkt voor de be
zetting van de „Instrumentale". We
kenlang waren enkele van zijn leer
lingen bezig om de partijen uit te
schrijven. Vindt men tegenwoordig
nog wel ergens zulk een toewijding?
Vanzelfsprekend zijn er ook in die
dagen wel eens minder prettige din
gen gebeurd, maar bij zoveel goeds en
zoveel schoons verdwijnen zij als van.
zelf naar de achtergrond. Wat blijft
is dit: bewondering voor de grote ar
tistieke kracht, waarvan Middelburg
in die dagen blijk geeft en de weten
schap, dat dit alles voornamelijk het
werk is van één man, van Johan
Cleuver.
OEN WIJ EDUARD FLIPSE
vroegen, om in het kort zijn herinneringen aan
Cleuver weer te geven, ontvingen wij het vol
gende briefje:
Het is al 45 jaar geleden, dat ik met mijn va
der naar Middelburg ging, om daar voor hel
eerst naar de Matthaus-Passion onder JOHAN
CLEUVER te luisteren. Een prachtige Matthaus-
Passion! Cleuver was een echte muzikant van
de Duitse school, een prima vakman. Hij had in
Middelburg een voortreffelijk koor en gaf daar
mee uitvoeringen, die er zijn mochten. Ik her
inner me, daar voor het eerst de Messias te heb
ben gehoord.
Als ik in Goes les had gehad van Otto Lies,
fietste ik naar Middelburg om Cleuver te zien
dirigeren. Daar heb ik ook de toenmalige grote
Nederlandse solisten leren kennen: o.a. Denys,
Noordewier. Eigenlijk heeft Cleuver mij ertoe
gebracht om de dirigentenloopbaan te kiezéu.
Wat een figuur! Met hem is bij zijn overlijden
in 1921 een traditie heengegaan!
Derde voorstelling van „Das Nachtlager von Granada"
werd per krantenbulletin aangekondigd.
„Ik zong de prins-regent in „Das Nachtlager von Granada" dr. H.
van der Kamp glimlacht by de herinnering „dat was in '98. Ik was
in die tyd nogal veel op reis en in dat jaar ben ik naar München gegaan,
waar dezelfde opera op het repertoire stond. By de vertolker van „myn"
rol nam ik toen lessen om in Middelburg zo goed mogelyk voor de dag
te komen. Meyrouw Cleuver, die met haar man enige tijd later aankwam,
deed hetzelfde by de zangeres van „haar" rolTja, we pakten het
wel serieus aan!"
JOH. CLEUVER
1852—1921
1913 en 1914 het licht zagenzij be
vatten uitsluitend een opsomming
van de werken, die beide verenigin
gen in de loop der jaren op hun con.
certen ten gehore brachten, voorts de
namen van de solisten, die hierbij op
traden en de namen van de leden.
Geen letter verklarende tekst treft
men in deze twee fraai-uitgevoerde
documenten aan, maar niettemin zyn
zij uiterst welsprekend. Want achter
de opsomming van titels en namen
herkent men opnieuw de mensen uit
die dagen: een hardwerkende groep
Middelburgers, die alles inzette om
de_ schoonheid te dienen en die geïn
spireerd werd door de onvermoeide
Cleuver, de man, die dag en nacht in
de weer was om „zijn" orkest en
„zyn?' koor tot op ongekende hoogten
te brengen.
Daarbij werd er niet alleen uit de
schatten van het verleden geput,
maar stond men ook open voor het
nieuwe. Zo werd Enrico Bossi, een
der modernen uit die dagen, evengoed
uitgevoerd als bijvoorbeeld Bach. Een
voor die tyd ongekend breed terrein
van de wereld der muziek werd be
streken, Brahms en Diepenbrock
stonden op de programma's, Gabriel
Een opera in Middelburg was vol
komen nieuw, zodat de belangstel
ling overweldigend was. Tot drie
maal toe moest een opvoering in de
Schouwburg worden gegeven en elke
keer zat de zaal stampvol. Dr.-van
der Kamp, dié nu reeds diep in de
tachtig is, weet zich deze glorieda
gen nog scherp te herinneren. „Met
die derde uitvoering was het bijna
mis gegaan, doordat ik kou had
gevat. We besloten, dat Cleuver 's
morgens bij me zou komen om te
horen of ik zou kunnen zingen. Ge
lukkig ging het en per bulletin werd
door de krant bekend gemaakt, dat
de voorstelling niet werd afgelast.
Een bloemen, dat er na afloop wa
ren! De andere dag moesten ze met
een vrachtwagen uit de Schouw
burg vervoerd worden."
Uren kan men met dr. Van der
Kamp zitten praten over de „dagen
van toen" en het zijn steeds uren
met Cleuver. Niet altijd spelen deze
verhalen zich af in de Concertzaal
of op het podium, maar ook in
Cleuver's huis op de Dam. „Zater
dagsavonds werd er altijd gemusi
ceerd, werden trio's en kwartetten
gespeeld, aria's, liederen en duetten
gezongen, kortom het waren kleine
huisconcerten. Zo bekend waren die
avonden, dat de mensen, die aan de
achterzijde van Cleuver's huis woon
den, in de zomer hun visites by voor
keur op Zaterdagavond vroegen,
wantdan stonden de ramen
open!"
Eén ding blijkt uit hetgeen dr.
Van der Kamp vertelt, namelijk de
grote liefde die men in die dagen
voor de knnst had. Er werd niet
„zomaar" gemusiceerd, maar er
werd ernstig gestudeerd om het
klinkende resultaat zo goed mogelyk
te maken. „Cleuver inspireerde ons
en leerde ons de schoonheid der mu
ziek kennen."
„IJSKELDER."
Na de laatste oorlog kwam dr. Van
der Kamp nog eenmaal in de solisten
kamer van de Concert- en Gehoor
zaal„en het was alsof ik in
een ijskelder kwam. De foto's, de
kransen, kortom allerlei dingen, die
de kamer destijds zo gezellig maak
ten, waren verdwenen. Het was een
vertrek als elk ander geworden..."
Langzamerhand verbleekt de her
innering aan het muziekleven van
toen. Er zyn thans zoveel andere
dingen, die in de culturele behoeften
voorzien, zoals radio en bioscoop......
Daarom is het goed er nogmaals
de aandacht op te vestigen hoe in
Middelburg destyds met eigen men
sen en middelen een artistiek peil
werd bereikt, dat alom met ere
werd geroemd.
Cleuver's handschrift. Een gedeelte uit het manuscript van het koorwerk
„Palinsonntagmorgen", dat op 13 Maart 1888 werd uitgevoerd.
ZOON EN COLLEGA
Hans Cleuver vertelt over zijn jeugd in Middelburg
AANVANKELIJK STUDEERDE Hans denver rechten en hield het vol
tot en met zyn candidaatsexamen. Toen werd de roep van de muziek
echter te sterk en daarom werd hij musicus. Dat is nu reeds jaren gele
den, maar toch weet Hans Cleuver zich nog als de dag van gisteren te
herinneren, hoe zyn vader hem klaarmaakte voor bet Keulse Conserva
torium. Graag vertelt hy over zyn jonge jaren, thuis in Middelburg, en
in zijn woorden trilt dan niet alleen de diepe genegenheid van de zoon
voor zijn ouders, maar ook het eerlyke respect van een vakman voor
zijn bekwame collega. Daarom is een gesprek met deze Amsterdamse
toonkunstenaar over het Middelburgse muziekleven van destyds zo pret
tig; aan de ene kant is er grote sympathie voor de arbeid van zyn be
gaafde vader en anderzijds de critische geest van de man-van-het-vak,
die hem hoedt voor overdryving.
„Vader was all-round", zegt hij,
„zo'n degelijke musicus, aan wie
men niets kan wijsmaken. Bovendien
had hy een goede smaak, zodat hij
muzikaal gezien nooit onverant
woorde dingen deed. Trots ben ik er
op. dat het myn vader was, die zo
veel in Middelburg tot stand bracht"
Het gesprek komt al spoedig op de
kwaliteiten van Johan Cleuver als
dirigent: „Zonder overdrijving kan
gezegd worden, dat hy een van de
beste Bach-vertolkers uit die dagen
was. Dat is niet alleen mijn mening,
maar ook die van vele solisten die
onder hem zongen. Toen ik destyds
tot dirigent van het Amsterdams
Toonkunstkoor werd benoemd, wist
Mengelberg my te vertellen, dat zrjn
solisten hem altijd hadden verteld,
hoe goed er Bach in Middelburg werd
gezongen en gespeeld".
„Zyn Mat the us-Passion.ui (voerin
gen by voor beeld, waren prachtig.
Natuuriyk hadden zy niet cBe strak
heid, die tegenwoordig in zwang Is
geen wonder, in de loop der jaren
is dé musicologie gegroeid, waardoor
de inzichten in de Bach-interpretatie
zijn gewyzigd. Maar tot excessen in
rittardandi in koralen bijvoorbeeld
kwam het onder vader nooit. Daar
voor was hij een man van te veel
smaak".
Rustig belicht Hans Cleuver de ve
le facetten van het kunstenaarschap
van zijn vader: de componist, de pae-
dagoog, de pianist...
„Als componist bewandelde hij geen
nieuwe wegen, maar voelde zich aan
getrokken tot Schumann en Brahms.
Voor zijn liederen zocht hy prachtige
teksten en zijn melodieën waren bij
zonder verzorgd. Zijn beste werk was
ongetwijfeld „De profundis", ge
schreven na de dood van myn moe
der. In deze compositie heeft hij zich
helemaal uitgesproken. Ja, dat is wel
een werk met een eigen karakter".
In de voorkamer van een
huis aan de Domburgse
weg te Oostkapelle zit een
grijze tengere figuur achter
de vleugel, freule A. M. E.
van Adrichem Boogaert, 82
jaar, eens leerlinge van
Cleuver. Haar fijne han
den aarzelen niet boven
het wit-en-zwart van de
toetsen, maar vinden onmid
dellijk de plaats, waar zij be
horen. Even klinkt in het
stille vertrek alleen het tik
ken van een klokjeen
dan bloeit een verdroomde
melodie op, ondersteund door
enkele rustige harmonieën.
Het middendeel klinkt wat
bewogener, doch al spoedig
herkrijgt de zang zijn nobele
rustFreule van Adri
chem Boogaert speelt het
werkje voornaam, met een
héél fijn toucher en met een
rijke expressieAls het
laatste accoord is verklon
ken, draait zij zich om....:
„Dat was Cleuver!"
Ja, dat was Cleuver als
componist. En eigenlijk ook
als paedagoog, want wan
neer iemand op deze leeftijd
nog zó speeltmoet de oplei
ding wel bijzonder goed ge
weest zijn. Jarenlang stu
deerde freule Boogaert bij
Cleuver en werkte met hem
samen, zodat zij als weinigen
deze voortreffelijke musicus
leerde kennen. ,JIij onder
wees niet alleen noten en
methoden, maar deed ons de
Freule Boogaert speelde compositie
van Cleuver
geest van de muziek ver
staan. Steeds was hij tactvol
en nooit scherp. Maar het
duurde wel héél lang, voor
dat het goed bij hem was".
1/eel weet freule Boogaert
te vertellen van de
hoogtepunten in het Middel
burgse muziekleven uit die
dagen, evenals haar huisge
note, mej. I. Guyot, die ook
onder Cleuver werkte. En
terwijl beiden markante ge
beurtenissen verhalen, ziet
men in de geest een repetitie
onder Cleuver voor zich
Daar staat hij, de dirigent,
schavend en beitelend aan
het spel van zijn mensen,
totdat het resultaat eindelijk
overeenkomt met de klan
ken, die in hem zingen en
spelen. De altviolen bevallen
hem niet, maar het kan niet
beter, dat weet hij, want
een van de violisten heeft
een minder goed instrument.
Dat moet nodig veranderen
en daarom gaat hij de andere
dag op stap. En een week la
ter is er een nieuwe viool
aanwezig! („Zo ging het al
tijd. Als er een instrument
niet in orde was, wist Cleu
ver altijd wel een achter
deurtje te vinden"). Op de
generale repetitie komen de
Arnhemmers het orkest ver-
„Nooii scherp,
steeds tactvol"
sterken. Zij hebben van een
bepaalde passage een andere
opvatting dan de dirigent.
Kalm wandelt deze naar de
lessenaar van de blazers,
neemt een instrument en
blaast hen voor, hoe hij het
hebben toil
„Begaafd was hij in hoge
mate", vertelt de freule, „dat
wist ik al heel vroeg: ik her
inner me nog goed, hoe mijn
oom in 1879 ik was acht
jaar bij ons kwam, nadat
Cleuver had gesolliciteerd".
„We hebben nu een jong
Duitsertje voor het koor ge
had" zei hij „en die is zo be
gaafd, dat hij het wel zal
worden".
,JJenkt U vooral niet, dat
Cleuver's uitvoeringen geen
gehalte hadden of dat zij de
toets van een ernstige critiek
niet konden weerstaan. In
tegendeel, er werden zeer
hoge prestaties bereikt, daar
van schreven kranten als de
Nieuwe Rotterdammer des
tijds met waardering".
I nderdaad, de recensies, die
bijvoorbeeld in de grote
bladen verschenen naar aan
leiding van de muziekfees
ten in 1904, getuigden van
diep respect voor hetgeen
hier tot stand kwam. Men
mag van de recensent, die de
N.R.C. destijds had gezonden,
een critische instelling ver
wachten, vooral omdat hij
in staat was het toenmalige
muziekleven in de grote cen
tra bij te wonen. In warme
bewoordingen schrijft hij
over het vele goede, dat hij
in Middelburg hoorde en dat
volgens hem „een vergelij
king met de grotere steden
kon verduren". Ook gewaagt
hij en dit vertelde freule
Boogaert ons niet'van de
hoogst muzikale pianobege
leiding door een jonge da
me, wier naam verzwegen
werdIn Middelburg
ivist men wel, dat deze jcmge
dame, freule Boogaert was.
Alles op muzikaal ter
rein heb ik aan
Cleuver te danken". Dat is
het slotthema van 't gesprek,
dat wij met haar mochten
hebben. En hoeveel dit „al
les" is, bewees zij aan het
einde van ons bezoek, toen
zij enkele werkjes van Cho
pin speelde, klein van toon,
maar met een vlekkeloze
voordracht.
Geen wonder dat het por
tret van haar grote leermees
ter op de vleugel staat. Uit
piëteit en dankbaarheid. En
als herinnering aan het ver
leden, dat tijdens dit gesprek
en het sublieme spel van de
ze 82-jarige dame, werd tot
een „herleefd verleden".
Geschreven na do dood van zijn
vrouwZou Cleuver zoveel tot
stand hebben ^ggbracht, wanneer hij
haar niet naast zich had gehad?
„Myn moeder had een mooie mezzo
sopraan en was door myn vader ge
schoold", vertelt Hans Cleuver en in
deze woorden ligt een wereld opge
sloten: het samengaan van man en
vrouw in de kunst, die hun beider
liefde heeft. Veel heeft mevrouw
Cleuver voor haar man betekend en
talloze malen heeft zjj zyn liederen
gezongen. Wanneer men hèin eert,
betekent dit tevens een hulde aan
haar, omdat zy haar man begreep en
steunde.
PAEDAGOOG
„Hoe vader was als paedagoog?
Bijzonder goed vooral als pianist,
terwyi hy bovendien altijd goede en
dikwijls begaafde leerlingen had.
Over piano gesproken: begeleiden
deed hij wonder goed. De grote Mes
schaert bijvoorbeeld, die zijn concer
ten altyd met Julius Röntgen aan da
vleugel gaf, kwam naar Middelburg
alleen, omdat hij vond dat mijn vader
het even goed deed".
„KABINETSCRISIS"
In dit werkzaam leven ontbrak het
anecdotische niet en ook daarvan
kan Hans Cleuver vertellen: „Toen
vader pas in Middelburg kwam, was
de koorklank van „Tot Oefening en
Uitspanning" niet zoals hrj het neb
ben wilde. Hij besloot daarom om el
ke stem individueel te controleren.
Wat ontdekte hy toen? Er was een
zeker standsverschil in het koor,
waarbij diegenen, die het meest mee
telden, alt en tenor zongen en de an
deren sopraan en bas! Wat voor tim
bre hun stem had, deed er niet toe...
U zult begrijpen, dat dit spoedig
werd veranderd, al leidde dat in 1879
bijna tot een „kabinetscrisis!"
Dan loopt het gesprek in de mu
ziekkamer van Hans Cleuver's wo
ning in de Valeriusstraat te Amster
dam ten einde. Aan de muur van de
kamer hangt een fraaie tekening, die
Toorop eens van Cleuver Sr. maak
te en daarnaast vindt men portretten
van Mengelberg, Bruno Walter en
Monteux door hen geschonken aan
zijn zoon Hans voor zijn werk als di
rigent van het Toonkunstkoor en het
koor van de Wagnervereniging. Nu
is hij reeds gepensionneerd. maar er
schrynt nög een verdriet uit het be
gin van zyn loopbaan: „U kunt niet
begrijpen, hoe erg ik het vond, dat
myn vader niet meer geweten heeft,
dat ik in Amsterdam was benoemd.
Dat zou hem zo goed gedaan heb
ben!"