„De opstand van Guadalajara", roman van Slauerhoff herdrukt Topprestatie; Enny Mols-deLeeuwe speelt veertien vrouwer C JACOB CATS WERD IN 1577 TE BROUWERSHAVEN GEBOREN GOYA'S GEBOORTEHUIS VOOR ONDERGANG BEHOED ZATERDAG 8 NOVEMBER 1952. PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 7 LETTERKUNDIGE KRONIEK Een klein boek van grootse allure, dat weinig bekendheid geniet HET IS NIET GEBRUIKELIJK, uitvoerige besprekingen te wijden aan herdrukken van boeken, maar van tijd tot tijd is dat toch zeker verant woord, zoals thans, nu een tweede druk verschenen is van SlauerhofFs roman „De Opstand van Guadalajara". De eerste druk dateert uit 1937, één jaar na Slauerhoffs dood. Waarom dit kleine boek van grootse allure zó onbekend gebleven is dat men er slechts zelden een vermelding van aantreft, is onbegrijpelijk, want deze roman vertoont al de prachtige kwa liteiten van Slauerhoffs kunnen en hy lijdt stellig niet meer dan zyn ander proza onder de enkele gebreken, die men de schrijver aan kan rekenen. Het is overigens met die gebreken (de beruchte „slordigheden") van Slauerhoff zo gesteld, dat zij zijn werk nauwelijks schaden. Hetgeen Slauerhoff ons te zeggen heeft is steeds zo belangrijk dat men zijn wel eens onverzorgde stijl en taal op de koop toe neemt. Wat een schrijver van geringer formaat zou kunnen breken, doet Slauerhoffs grootheid wonderlijkerwijs te sterker uitkomen. Men realiseert zich: wat een slecht gebouwde zin, wat een lelijk anglicis me of germanisme; en tegelijkertijd voelt men zich bijna beschaamd om die schoolmeesterachtige gedachte, daar diezelfde gewraakte zin een me dedelende kracht bezit zoals men die door BANS WARREN zelden in Nederlands proza aantreft. Want al is Slauerhoff als dichter on getwijfeld nog groter dan als roman cier en novellist, toch staat ook al zijn prozawerk op internationaal peil (wat men van het oeuvre van maar heel weinig Ned. schrijvers beweren kan). Daarvan is het voor het eerst na 15 jaren nog eens afzonderlijk her drukte „De Opstand van Guadala jara" een prachtig voorbeeld. Zoals bekend, was Slauerhoff zelf een onbevredigd, rusteloos zwerver, die de wereld en de gebieden van de geest eenzaam doortrok. Hij plaatste zijn romanfiguren graag in trooste loze, lege, onmetelijke en ruwe ge bieden onder een wrede hemel en een vreemd volk. Zijn twee bekendste werken spelen in China en het heden besproken boek heeft zijn plaats van handeling in het hart van Mexico. Guadalajara is de hoofdstad van de staat Jalisco. Slauerhoff beschrijft deze stad als een dood, vergeten oord, waarvan de bestaansreden al lang is verdwenen. Maar de bevolking leeft er voort, een zwak en bleek, ge degenereerd mengelmoes van India nen en blanken. Een triestig, uitge doofd geslacht, dat nog slechts hoopt op een wonder, om het levenloze even wicht van het bestaan te verbreken. Elke zwerver, elke vreemdeling die over de stenige, onvruchtbare hoog vlakten de stad nadert, zou dat won der kunnen bewerkstelligen. Daar door vormt de stad voor de zwerver een groot gevaar: als hij té zwak is voor zijn „beroep", als hij innerlijk er gens haakt naar rust en zekerheid in een samenleving, en dus verraad pleegt aan zijn zwerflust, dan gaat hjj er verloren. Want de bewoners van dat dode oord wensen dat hij hen het leven brengt, en als ze merken dat hij slechts rust verlangt, dan jagen ze hem weg of brengen ze hem om. Zo schetst Slauerhoff met enkele sterke lijnen de achtergrond en plaats van zijn tragische en tegelijk absurde handeling. Enkele geldmagnaten en instellingen houden de massa van het meegaande, weerloze volk onder drukt. Dat verbasterde volk heeft het geloof in de oude, Indiaanse goden verloren en het kan ook het voor hen te deemoedige Christendom moeilijk aanvaarden. De oude bisschop (een volbloed-blanke), die zich vergeten voelt, komt steeds meer onder de in vloed van zgn idee fixe, dat er een Verlosser, een Profeet in Gua neer zal dalen, en hij maakt een eerzuch tige, schrandere, maar perfide In diaanse priester, Tarabana, deelge noot van zijn verwachtingen. Tara bana gelooft in het geheim in' de we deropstanding van zgn oude ras. DE IMPOSTEUR Op een zekere avond nadert een zwerver de stad. Het is een glazen- zetter en op zijn rug torst hij een groot kruisvormig houten stellage vol ruiten, die veelkleurige vonken schieten in de ondergaande zon. Van verre gezien lijkt hij een bovenaardse verschoning met het door een licht- aureool omgeven kruis, en Tarabana neemt aan dat hij de profeet, de ver losser moet zijn, waarvan de bisschop hem zo vaak heeft gesproken. Hij trekt hem met een klein gezelschap tegemoet en de verbaasde ruitenzet- ter ziet zich opeens een Messias-rol opgedrongen, die hem beangstigt, maar toch ook wel vleit. De stad heeft de zwakke plek in zijn zwer vershart getroffen en hij is verloren. De niets-ontziende Tarabana heeft weldra door, dat deze eenvoudige zwerver totaal geen Profeet, laat staan een Messias is, maar hij denkt de man te kunnen misbruiken, om zelf aan de macht te komen en hij weet allerlei andere belanghebbenden, o.a. een schatrijke grondbezitter, voor zijn plannen te winnen. Het volk komt op hun hand doordat men het gouden bergen belooft en hun rasbe- NIEUWE BOEKEN Bij Uitgeverij „Het Spectrum" te Utrecht verscheen „Katja in rok" van Hjalmar Bergman en „De Psalmen" van Gabriël Smit.. Eveneens te Utrecht, bij Uitgeverij de Haan werd van Prof. dr. Jos Gielen „Moderne Wereldliteratuur" uitgegeven. Uitge verij Daamen te 's-Gravenhage gaf „De Trap" uit van ds. G. van Veld huizen en Willem van Iependaal. Bij dezelfde uitgeverij verscheen „De Be zoeker" van Ed. Hoornik. „Het leven rooft" van Philip Gibbs kwam bij Uitgeverij A. W. Bruna te Utrecht uit en tenslotte kwam Uitgeverij De Graafschap te Aalten met „Slacht offers der Russen" van Mary van Broda. wustzyn weer wordt gewekt. Uitein delijk weet Tarabana tot een volks opstand aan te zetten, die met een tijdelijke overwinning wordt be kroond. De opstandelingen hebben dus de macht in handen. Doch wat nu? Ze weten helemaal niet wat ze er mee beginnen moeten en weldra ont staat dan ook onderling misnoegen. Van de pseudo-Messias is geen heil te verwachten; de arme man een tra gische, niet onsympathieke figuur, die dit alles helemaal niet heeft gewild heeft al verscheidene malen de vlucht willen nemen om zgn zwerversleven te hervatten. Hij is echter de muis in de klauwen van de kat Tarabana, die hem bewaakt. Hij ontkomt zijn lot niet meer. Natuurlijk is de machtspositie van de opstandelingen slechts tijdelijk. Op een zeer ongunstig moment, als de kansen gekeerd zijn, probeert de rui- tenzetter toch nog te ontvluchten. Hij wordt door de verbitterde Tarabana en de zijnén als zondenbok gruwelgk terechtgesteld: in een vervallen, in onbruik geraakte kerk, waar de grond bedekt is met uilenmest en het Christusbeeld al lang van het crucifix is gehaald, wordt de man op dat lege kruis gespijkerd. Slechts met éen hand en één voet, omdat hij ook maar een halve verlosser geweest was, vol gens de satanische Tarabana. Mede lijdende handen maken hem 's nachts los van het kruis en iemand geeft hem dan een baantje, dat hij met één hand kan doen, omdat de doorboorde hand voorgoed verminkt blijft. De stad Guadalajara vegeteert voort als voorheen: een dode, troosteloze op eenhoping van hutten, huizen en mensen. Soms bezoeken vreemdelin gen de* „verlosser" om zijn zegen te ontvangen en zich met hem te laten fotograferen. Het tragische einde van deze ro man (die overigens geen bepaalde moraal predikt) illustreert op tref fende wijze de doelloosheid en het ab surde van het leven, zoals Slauerhoff het zag en niettemin groots wist uit te beelden. Nimmer Dralend Reeks No. 35. Nijgh Van Ditmar N.V. Rotter- dam-'s Gravenhage. MAANDAG 375 JAAR GELEDEN In het raadhuis van zijn geboortestad worden zijn werken zorgvuldig bewaard IN EEN HUISJE achter de machtige Brouwershavense kerk werd op 10 November 1577 Maandag 375 jaar geleden Jacob Cats geboren, later vermaard dichter en staatsman, van wiens werken gezegd wordt, dat zy in menig gezin een vaste plaats innamen naast de Statenbybel. Nu heeft de lijvige foliant, waarin zijn gedichten werden gebundeld, uiterlyk wel iets van een Statenbijbel weg: zy heeft dezelfde fraaie leren band en de zelfde kloeke sloten, althans het exemplaar, dat men te Brouwershaven in het stadhuis zorgvuldig bewaart. Men is daar zuinig op dit zware boek, vooral omdat zich hierin een speciale opdracht van de dichter aan het stadsbestuur bevindt: „Uw stad was doch myn eerste gront Daer ick op swacke beenen stent, Daer ick mijn eersten adem blies, En tot myn ellif jaren wies" Burgemeester Gast van Brouwers haven heeft ons onlangs het boek ge toond, waarin op 30 September 1655 Cats op zijn buiten Sorgh-vliet de op dracht tekende, ,,'t Is maer een gifte van papier" zo schreef de toen.77-ja- rige dichter, maar en het is alsof men een oude gerimpelde vinger omhoog ziet gaan dit mag men niet vergeten: „Het sal noch leven in de tijd, als ick en ghg begraven sijt Vader Cats heeft gelijk gehad: eeuwen zrjn sindsdien voorbijgegaan, baljuw, schepenen en andere stads bestuurders van Brouwershaven zijn voor ons onbekenden uit een reeds ver verleden, de dichter zelf is een begrip zonder veel inhoud geworden, maar nog altijd ligt in de raadszaal van zgn geboortestad die „gifte van papier" en houdt nog enigszins de herinnering aan hem levend. Het was in een stadhouderloos tijdperk, dat Cats dit geschenk aan Brouwershaven zond, een periode zonder Oranje hetgeen de oude dienaar van dit vorstenhuis zonder twijfel verdroten zal hebben. Daar om is het merkwaardig, dat het zelfde boek, waarin de oude Cats op 30 September 1655 op Sorgh-vliet zijn handtekening zette, eeuwen later door Oranjes werd gesigneerd. Burgemeester Gast sloeg een blad zijde terug en daar stond in forse letters, vermeld: op 30 Mei 1862 zet te Willem m ter gelegenheid van zijn bezoek aan Brouwershaven zyn naam in dit Catsgeschenk. En weer jaren later: 5 Augustus 1924 is het Koningin Wilhelmina, die met prins Hendrik en de toen 15-jarige prinses Juliana de „gifte van papier" tekent. Prinses Juliana heeft niet kleine let ters geschreven („Ik herinner me nog, dat prins Hendrik tegen haar zei, dat ze grotere letters moest maken" zegt burgemeester Gast). En nog weer later "buigt zich op nieuw een Oranjetelg over het ouue boek; prinses Beatrix, die met haar vriendinnen in Haamstede kampeert. Als de meisjes het lijvige werk beke ken hebben tekenen zij het gasten boek der gemeente, ook de prinses: Beatrix van Oranje, Baarn, 11-7- 1952. MORAAL Als vader Cats dat alles nog eens geweten had, welk een schone mo raal had hij daaruit kunnen puren... een gedicht zonder moraal zou er wel niet afgekund hebben! Daarin was hij sterk: in het opdissen van een verhaal, liefst met betrekking tot de verhouding man-vrouw, om er ten slotte een toepassing aan te verbin den. Als geen van de dichtersbent uit die dagen weet hij de volkstoon te treffen, omdat hij niet in luchtkaste len vertoeft, maar heel gewoontjes op de grond blijft. Hij was niet in de eerste plaats kunstenaar, maar bur ger, die naast zgn „gewone" werk verzen maakte. Geen niejiwe werel den schept hg, 'maar legt vast, wat iedereen ziet, wijst op 't deugdzame van dit en van dat en verheerlijkt bovendien het goede huwelijk. Hij schildert het echter ook wel eens als een fuik en schudt het hoofd over de voortvarende bruidgom: „raeekt hy in de fuyck, syn hitte sal verkoe lenHij wordt in korte tgdt gans anders van gevoelen". INPOLDERINGEN Niet alleen als dichter heeft Cats verdiensten gehad: in Zee land heeft hij vooral belangrijk werk. verricht met inpolderingen, waar mede hij overigens een fortuin ver diende. In Middelburg was hjj pen sionnaris van de stad en in 1623 werd hij als zodanig in Dordrecht be noemd. Hij aarzelde echter de betrek king te aanvaarden. „Mijn gezin scheen vast daer op te staen. Dat ver het beste was uyt Zeeland niet te gaanIn 1636 werd hij raads- pensionnaris van Holland, hetgeen hij tot in de vijftiger jaren bleef. Daarna trok hij zich op zijn buiten terug, waar hij in 1660 overleed. Prof. S. A. Waksman in de Verenigde Staten ontving de Nobciprys voor geneeskunde. Hy is de ontuekTcer van streptomycine. Nog geen rijkssubsidie voor Overijssels Concert Gedeputeerde staten van Overgssel hebben voorgesteld aan het Overijs sels Philharmonisch orkest voor het tweede half jaar van 1952 een sub sidie van f 6000.en voor 1953 een subsidie van f 17.000.toe te ken nen. Gedeputeerde Staten merken in hun toelichting bij dit voorstel op, dat op de rijksbegroting 1953 van het departement van onderwijs, kun sten en wetenschappen geen subsidie is uitgetrokken voor het Overijssels orkest. Hetgeen Gedeputeerde Staten ten departemente vernomen hebben inzake deze aangelegenheid, vervult hen met zorg. Zij zijn er van over tuigd. dat uitgroei van het Overijs sels Philharmonisch orkest tot volle dig beroepsorkest zeer wel mogelijk is. Er blgken echter ten departe mente ten aanzien van het Overijs sels orkest betreurenswaardige in zichten te overheersen. ^Een opwindende plaat Men kent Jan Corduwener van de radio door zijn vermogen om een veelheid van instrumen ten te bespelen: viool, accor deon, Hammondorgel piano, vibrafoon. Philips heeft het nu bestaan een heel orkest op de plaat te brengen, dat in zjjn eentje vertolkt wórdt door Jan Corduwener. Hij speelde achter eenvolgens op vier violen, twee accordeons, drie Hammond-or gels en een vleugel. Van elke passage werd een magnetofoonband gemaakt, 4 maten viool, dan de overeen komstige tweede, derde en vier de partgen. Vervolgens de on dergrond der drie orgels, de omspelende figuren van de ac cordeons en de alten, alsmede het vleugel-accpord op de juiste plaats. Toen moest de technicus Evert Wgngaard uit al die hon derden korte bandjes één vloei end geheel componteren, combi neren en monteren. Daarbg werden technische foefjes van de eerste orde toegepast: een achterstevoren geschreven en gespeelde orgelpassage werd bij montage weer „goed" gelegd, zodat de tonen als het ware uit het niets opkomen en dan abrupt eindigen. ZWERFTOCHT VAN EEN GEBEENTE Zal zijn onrustige geest thans eindelijk tot rust komen (Van onze correspondent) Madrid, November Wanneer zal de onrustige geest van de schilder Francisco de Goya Lucientes, die misschien de grootste Spaanse schilder is geweest, eindelyk eens tot rust komen? Hy waart steeds weer rond. Verle den jaar liep er een gerucht, dat het geboortehuis van de kunstenaar in het Aragonese dorp Fuenta de Todos op het punt stond in te storten; daarmede zou de laatste bekende woonplaats van Goj'a, die o.a. in Saragossa, Ma drid en Bordeaux gewoond heeft, verdwenen zijn. Onmiddeliyk werd door een deputatie in de provincie Saragossa een reddingsactie op touw gezet, waardoor het ergste voorkomen kon worden. Thans schynt het buitenge woon bescheiden, bijna raamloze en van binnen zwartgerookte huisje, waarin Goya op 30 Maart 1746 geboren werd en dat eon soort bedevaart plaats geworden is voor Goya-vereerders, definitief voor de ondergang be waard te zjjn, daar de tegenwoordige eigenaar, een zoon van de enkele ja ren geleden gestorvc-n schilder Ignacio Zulcagu, zich bereid verklaard heeft de kosten van een grondige conservering op zich te nemen. Goya heeft het steeds te kwaad gehad met heksen en duivelskunste naars, met nachtmerries, phospho- rescerende katten, spoken en mon sters. Hoe meer hij in zijn doofheid verzonk en de heldere wereld van het speelse hofleven voor hem afstierf, des te meer kwamen 'de duistere machten in hem te voorschijn en kwelden hem in zgn eenzaamheid. Hg zou hieraan niet meer ontkomen, hoe wel hij in zijn grootse werken van de „Opstand van 2 Mei 1808" al zijn plaaggeesten scheen afgeschud te hebben om de beroemde schilder van het Spaanse volk en zijn geschiedenis en tegelijkertijd de schepper van het moderne realisme te worden. Door zgn onrustige geest werd de oude Goya reeds tgdens zijn leven heen en weer gedreven. Bijna tachtig jaar oud, niet al te vast meer op zijn benen en door de jicht geplaagd, kreeg hij het in zijn hoofd om zonder zichtbare reden naar Frankrijk te emigreren. Ook daar hield hij het niet lang op één plaats uit. Hij ging naar Parijs, keerde nog eens naar Spanje terug en wilde in Bordeaux, waar hij met zijn bitse huishoudster eer huis de dan woonde, niet blijven, maar rusteloos verder zwerven. Doch de dood maakte op 16 April 1828 in Bordeaux voorlopig een einde aan zijn ongestadig leven. SPOKEN. Toen begon hg echter pas goed rond te spoken. Goya was in het fa miliegraf van zgn vriend bijgezet. Toen zgn naam beroemd begon te worden, toen de profeet ook in zgn eigen vaderland geëerd werd en Spanje het gebeente van zgn grote zoon in zijn eigen aarde wilde begra ven, moest de Spaanse consul, die opdracht had gekregen tot opgraving en overbrenging, naar Madrid tele graferen: „Goya-skelet zonder hoofd". Goya's schedel was spoorloos uit-het graf verdwenen; hg is tot op heden niet meer gevonden. Bijna ma caber klinkt het antwoord van de re gering: „Stuur Goya met of zonder hoofd". Hij werd als een van de groot ste in Mei 1900 met 'n plechtige staats begrafenis op het Madrileense kerk hof San Isidro bijgezet. Doch ook de ze vrede duurde slechts kort. In 1919 werd het skelet van de schilder, dat tot een handjevol beenderen uiteen gevallen was een kleinere casette was voldoende om deze stoffelijk resten te bergen in de „Ermita de San Antonio de la Florida" aan de noordelijke rand van Madrid, onder PLANKENPROMENADE En de Haagse Comedie een stuk zonder vrouwen Pirandello-succes voor Rotterdam en een mislukking voor de Amsterdammers (Van onze toneelmedewerker.) Amsterdam, November. Waar Is de tyd, dat Enny MolsDe Leeuwe triomfen oogstte in draken als De Rozenkrans, naar de beroemde roman van Florence Barclay? Men dacht toen wel eens, dat deze actrice haar toeschouwers aan het snikken kreeg enkel en alleen door de sentimentali teit van het stuk, dat zy speelde. Enny de Leeuwe echter heeft zich in de loop der jaren wel degelijk een actrice van formaat getoond, die terdege weet wat toneel is en wat het van zgn dienaren vraagt. Twee jaar achter een verrast zij nu reeds met een stuk, een monoloog zou men kunnen zeg gen, waarin zg in haar eentje de rollen van verscheidene zeer uiteenlopende vrouwentypen speelt! Verleden jaar speelde zij aldus ,,De appels van Eva", thans brengt zg „Parys 1890" op de planken en zy speelt er de rollen in van niet minder dan veertien vrouwen De nuchtere criticus is geneigd om te zeggen, reeds by voorbaat, dat zg dan ditmaal toch te veel hooi op haar vork heeft genomen, want dat nie mand in staat is om in de korte spanne tgds, waaruit een toneelavond nu eenmaal bestaat, veertien totaal verschillende vrouwen inderdaad tot levende gestalten te maken. En deze nuchtere criticus heeft gelijk. Wg weten natuurlijk niet. wat de Ameri kaanse actrice Cornelia Otis Skinner, die het stuk voor zichzelf schreef, in deze merkwaardige transformatie- reeks gepresteerd heeft. Maar me vrouw Mols kreeg het, toen wg haar in Den Haag aan het werk zagen, niet helemaal uit de verf. En tochtoch brengt zy zoveel levend toneel, zoveel echts en gaafs, dat men als het doek valt alleen maar vervuld is van een diepe bewondering voor zoveel toneelvaardigheid, zoveel veelzijdigheid en zo veel prachtig be naderde realiteit. Het stuk verplaatst zyn toeschou wers naar Parijs fin de siecle. De tijd van Toulouse Lautrec, Aristide Bru- ant, Yvette Guilbert Mistinguett in haar prille jeugd, het Pargs der laat ste romantiek. En daar komen dan de verschillende vrouwentypen uit die legendarische periode! Een Pool se Jodin en een leeuwentemster, een oude arme dove zielepoot. een straat vlinder, een wasvrouw, een danseres en een zangeres, in totaal veertien stuks, lawaaierig, heldhaftig, ge knauwd door het leven, navrant, ge slepen, al naar het type. En het moge dan waar zgn dat Ennv MolsDe Leeuwe aan de oppervlakte blgft, al leen de buitenkant schildert, soms is zg ongelooflgk raak en alleen al door het verbluffende tempo, waarin zg van de ene huid in de andere kruipt, krggt zij haar publiek volkomen in haar macht. „STALAG 17" Stel tegenover deze ene vrouw, die veertien andere vrouwen speelt de Haagse Comedie! Zg komt voor het voetlicht met een stuk zonder ook maar 't kleinste vrouwenrolletje Twee Amerikanen die zelf geïnter neerden waren in de oorlog, schreven een stuk over het leven in een con centratiekamp met tot besluit een buitengewoon spannende ontsnap ping. Het is geen groots stuk gewor den. Maar niettemin heeft het bij de Amerikanen een daverend succes be haald en dat zal het ook in Nederland wel doen. Want de Haagse Comedie speelt het onder regie" van Paul Steenbergen vlot en knap en tenslot te verschillen de Nederlandse toneel liefhebbers nu niet zo heel veel van de Amerikaanse. KO VAN DIJK ALS HENDRIK IV Maar de besten van die toneellief hebbers zullen toch liever naar het Rotterdams Toneel gaan kgken, dat Pirandello de hem toekomende eer bewgst door zgn Hendrik de Vierde weer op het repertoire te zetten. Nog altgd is dat drama een van de beste stukken van de grote Italiaan en de Rotterdammers hebben er een Duiten- fewoon knappe uitvoering: van ge- racht. Ko van Dgk in de titelrol, Loudy Nyhoff, Ko Arnoldi en Dick van Veen in de overige rollen. Van Dgk was groots als Hendrik de Vier de, zonder inzinkingen. Hg heeft in Loudy Nyhoff als Mathilde een groot tegenspeelster en voornamelijk bren gen zij deze opvoering dan ook tot bijna tastbare realiteit. De beide an deren, bg wie zich nog Kittv Knap pert en Frans Vorstman voegden wa ren goed. Het publiek begroette deze Pirandello met grote dankbaarheid en de Rotterdammers hebben er ver- moedelgk een goede greep aan ge daan. Met name in de provincie, waar men degelijk toneel nog altgd verkiest boven het vlotte niemandalletje. zal men er belangstelling voor hebben. En terecht. Wie weinig krggt, moet trachten het goede ja het beste te krggen. MISLUKKING Merkwaardig hoe in deze eindeloze premièrereeks het Amsterdams To neel Gezelschap een zeldzame mis lukking te registreren kreeg met Hil da Crane, een stuk van de Amerikaan Samson Raphaelson. Het stuk had het misschien nog wel kunnen doen. als men het maar modem gebracht had: zakelgk, nuchter. Maar het A.T.G. bracht het onder Defresne ouderwets. Caro van Egck, Hetty Beck, Marie Hamel, zg werkten alle maal met het zwaarste geschut Het melodrama lag er duimen dik op. Al leen Hans Tiemeyer bewaarde zgn zelfbeheersing. Maar één man kon dit stuk niet redden. Het publiek ver veelde zich kennelijk. Het gelooft niet meer in de stijl van 1880 op de planken. Waarom probeerde Defresne het dan in deze stijl te veroveren? Een sterk spéelstuk noemt men Hil da Crane. Het is mogelijk. Maar niet als men zgn heil zoekt in overdrg'- ving. En dat deed men helaas. aan de fresco's,* die Goya daar ge schilderd heeft, definitief aan de aar de toevertrouwd. BURGEROORLOG. Wie zou gedacht hebben, dat slechts korte tgd later deze hermitage met de fresco's en de beenderen van Goya bijna drie jaar lang in het niemands land van de Spaanse burgeroorlog tussen de Nationalisten en de Roden zou liggen! Het was alsof de schil der, die eens in de nacht van de tweede op de derde Mei 1808 van znn huis uit met een verrekijker in de rechter- en een geweer in de linker hand getuige was geweest van de fusilleringen van de Madrileense op standelingen tegen de Napoleontische heerschappg, ertoe veroordeeld was nog eens getuige te zgn van een veel ergere moordpartij. Deze keer floten de kogels en granaten over Goya zelf heen; ook zijn laatste rustplaats werd door een voltreffer omgewoeld. Niemand zou er zich over verwon derd hebben, als dit gebeurd was in nacht dat de geesten rondwaar den. Dezelfde boze geesten waren zeker ook in het spel, toen tijdens de eva cuatie van de kunstschatten uit het Prado-museum in de burgeroorlog, juist op de vrachtwagen, waarin on der andere de Goya-schijde. yen ge transporteerd werden, b(j de tocht door een beschoten dorp een balkon instortte en de kist bedolf, waarin zich Goya's „Slag der Mamelukken" en de „Beschieting van 2 Mei 1808" bevonden! De schilderijen van Titi- aan en Velasquez, die op dezelfde wa- g?n geladen waren, bleven ongedeerd. e beroemde werken van Goya wer den zo zwaar gehavend, dat ze in flarden lagen en enkele be la n-rijke stukken van de „Slag der Mareluk- ken" niet meer gevonden konden worden. Slarten Toonder, de Nederlandse film. en striptekenaar, wiens film „De Gouden Vis", tijdens het tweede festival voor culturele films te New York vertoond zal worden. Culiurele Cavalcade TIJDENS het Festival voor culturele films te Neto York (28—30 November) zullen de volgende Nederlandse draai- prenten vertoond worden: ^Maskera de" van Max de Haas. Spectrum" van E. Verschueren, „De Nedetlandse beeldhouwkunst tijdens de middel eeuwen" van B. Ha'anstra. ,An in in dustrial life" van Ducro en de teken film ,JDe gouden vis" van Marten Toonder. IN DE gerestaureerde St. Janskerk te Schiedam zijn thans de laatste ge brandschilderde ramen geplaatst van een cyclus, ontworpen door Marius Richters. Deze bekende Rotterdamse kunstenaar heeft zijn ontwerpen zei) op glas geschilderd, waarna de ramen door het atelier-Geldermalsen zijn gebrand. JAN DAM EN. de eerste concertmees ter van het Concertgebouworkest, zal Zondag in Londen met het London Symphony Orchestra onder leiding van Josef Krips het vioolconcert van Brahms spelen. PIET LUSTENHOUWER. de bekende KRO-musicus en dirigent heeft geju bileerd, hij heeft er 25 jaar lust inge houden. Toen Piet Lustenhouwer 'bij de KRO in dienst trad. werd gemusi ceerd in een huis aan de Herengracht te Amsterdam, waar studio en ad ministratie in een kamer waren on dergebracht. Als Piet met zun frio be gon, gingen de gordijnen dicht en moesten de administratieleden hun mond dichthouden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1952 | | pagina 7