In 1852 woedde een hevige storm over de Zeeuwse wateren De mosselvissers uit Bruinisse waren oproerig in de 18e eeuw Op 'i Matje VLIEGENDE SCHOTELS GEEN NIEUW VERSCHIJNSEL EEN HOND IS GEEN MACHINE, MAAR EEN LEVEND WEZEN 5 EDITIE SCHOUWEN PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT WOENSDAG 29 OCTOEER 1952 ZE KREGEN HUN ZIN Verordening verwekte onlusten De mosselvissers in Zeeland 7,\jn een vrijgevochten volk. Dat brengt zo hun bedryf «nee. Het water immers maakt een mens vry. Vrijer dan de man op het land. In het verleden is het er bij de mosselkwekers van Bruinisse nog al eens wild toegegaan. Men moet zich de mosselvisserij van toen anders voorstellen dan die van thans. Van verpachte percelen, waarop ieder kweker zijn eigen hoeveelheid zaad zaaide, die men nodig dacht te hebben, was geen spnake. De mosselvisserij geschiedde op wilde mosselen, op partijen mosselen die in de natuur voorkwamen en die overal moesten worden opgezocht. Het vissen van een vracht mosselen vergde toen heel wat meer tyd dan tegen woordig. En daurbü schijnt liet ook nogal vrijgevochten te zijn toegegaan. Im mers Baljuw en Schepenen van Bruinisse, in overleg met de Ambaclits- vrouwe, stelden in September 1771 een Ordonnantie op, waarbij een rege ling werd getroffen, naar zy in artikel 1, aangaven „omdat veel moeite, wanorde en nadeel werd ondervonden, zowel door burgers als door vreem de schippers, waarvan sommigen meer dan 14 dagen moesten wachten eer zy aan de beurt kwamen om een vracht mosselen te laden." „Door welke ongeschiktheid aan de een veel voordeel en aan de ander veel nadeel wordt toegebracht, waardoor te duchten is, dat men de vreem de schippers door soo een onbehoorlijke behandeling van deze onso plaats als verbannen sullen, tgeen alsoo niet en behoort!" Aan de havenmeester Johannes de Waal werd opgedragen een lyst aan te leggen van schippers, die een vracht wilden laden om zo ieder op zijn beurt te laten varen. Iedere plaats op deze lyst kostte de schip pers twee stuivers. Ook op het le veren van een goede kwaliteit werd daarbij aangedrongen, terwijl con tante betaling van gekochte mosse len verplicht was. Burgers zouden bij overtreding van deze verordening een boete moeten betalen van 5 pond, de in- laders van elders komende een boe te van 10 pond. Kennelijk hebben de mosselvissers de afkondiging dezer ordinantie op 9 September 1771 gevoeld als een inbreuk op hun rechten, want reeds op 23 September vinden wij een na dere uiteenzetting van deze verorde ning, waarbij een aparte lijst wordt ingesteld voor eigen burgers en een aparte lyst voor van elders komen den. Een jaar later, op 10 Augustus 1772, is een nieuwe uiteenzetting van Baljuw en Schepenen nodig, waarbij aan de eigen schippers op nieuw concessies werden gedaan, terwijl sommige bepalingen worden verzacht en nader uitgelegd. Maar ook dat was blykbaar niet voldoende, want nadat de ordonnan tie alweer een jaar lang heeft ge werkt, barst de ontevredenheid uit in een compleet oproer. Baljuw en Schepenen zien zich naar aanlei ding daarvan, op 7 Juni 1773, ge noodzaakt, de gewraakte verorde ning en de daarop gevolgde nadere uiteenzettingen „bij provisie in te trekken cn te stellen buiten effect." Daaraan was op Zaterdag 5 Juni heel wat voorafgegaan. SLECHTE TIJDEN Er trad een emeritus-zeeman van bovende zestig voor de balie. Hij bracht' een sfeer van hoge zee eh Wijde horizonten met zich mee. en de gezondheid van het vak stond 'm nog onweerlegbaar op de bruine gestop- pelde kaken geschreven. Rond, frank en vrij stond hij daar, een meter ne gentig in zijn vetleren schoenen, de machtige tors omspannen door een blauwe trui in de kabelsteek, twee recht twee averecht met een noppel langs een, hippel. Fraai," degelijk werk Edoch: uiterlijk en innerlijk waren bij deze bedaagde nazaat van de heer Tromp niet navenant. Zyn ziel was minder fraai dan zijn trui, zijn gewe ten niet zo helder als de sterren, Waaronder hij gevaren had; het laat ste hoofdstuk van zijn levensboek was bespat met lelijke vlekken. Zo. zei de rechter op misprijzende toon, bent U daar weer? Dat is niet zo best. hé? De zeeheld schudde het hoofd. Hij zei: „Lelijk uit de koers, de tijde ben- ne niet meer wat ze vvazze. Kent U me niet naar een Tehuis voor de Ouwe Dag sture? Ken dat niet?" De rechter keek bedenkelijk. Hem stond klaarblijkelijk een „tehuis" voor de geest met veel kleine kamers en veel dichte deuren. Maar de zee rob keek zó reeht-uit, dat het moei lijk werd open-en-bloot over de ge vangenis te spreken. Een rechter is ook maar een mens Die fiets hebt U gestolen, daar behoeven we zeker niet lang over te praten? Ik heb hier de uitvoerige bekentenis, die U voor de politie af legde. De fiets van de dominee; hèd U iets tegen de dominee? Welnee meneer. De dominee, da's een beste man, die heb nog mooi met me gepraat. Dominee's motten d'r ook weze, die houwe 't mensdom 't foeïe voor. As ik gewete had dat 't e fiets van de dominee was Nu?, vroeg de rechter toen er een stilte viel. Dan had ilc liever me ldauwc af gehakt, zowaar as ik hier sta. 'k Heb er maar twee tientjes'voor gekrege, 't was een ouwe kar. De tijde benne niet meer wat ze vroeger wazze. U moogt het rijwiel van demand, die toevallig geen 'predikant is, óók niet stelen. Het is nu al de derde keer in vijf jaren tijds dat U hier moet komen. U wilt niet horen. U moet nu maar voelen. De officier was het daar roerend mee eens en eiste een half jaar re traite. Ik smeek om uw grote genade, zei de man, maar de rechter vonniste conform. Waar blijven we, als alle gewezen lichtmatrozen met ander mans fietsen op de loop gaan? Ken ik niet naar een soort Tehuis? vroeg de verdachte nog, maar de rechter schudde het hoofd en vroeg om de volgende zaak De zeeman hees zijn broek op. De tijden zyn niet meer wat ze vroeger waren De voortdurende klachten hadden de Baljuw L. van Suuren er toe ge bracht, de mosselvisser Anthony de Koning, naar de Ambachtsvrouwe te verwijzen, die toen haar verbiyf hield op haar buitengoed te Brui nisse op de plaats waar nu nog de z.g. Riekes Weel ligt. Ambachts vrouwe was toen Maria Magdalena Stavenisse, weduwe van de heer Jacob de Witte van Eikerzee. Hoewel de Baljuw alleen aan de Koning vergunning had gegeven om de Ambachtsvrouwe te vertellen over de moeilijkheden, ging deze toch niet alleen, maar nam ongeveer 20 mede „mosselaers" met zich mee. Zij eisten op nogal dringende toon, vernietiging van de ordonnantie maar de Ambachtsvrouwe wees hun er op, dat de zaak in onderzoek was bij de Staten van Zeeland en dat zij de beslissing van de Staten moesten afwachten. Het proces verbaal van deze ge beurtenis zegt dan: „waai'op zij stoutelyk repliceer den. als wij anders geen bescheijt krijgen, dan sullen wij met onse saken maar voortgaan, waarop zij ook van daar zijn vertrokken." Dit gebeurde om ongeveer 2 uur en een uur later, ongeveer 3 uur, schoolde dezelfde groep, thans aangegroeid tot 30 man samen voor her huis van de Baljuw in de Oude Straat (thans nog „De Cleene Mossel"). De Baljuw naar buiten komende, maande de mensen tot orde. De woordvoerder hier was een zekere Bastiaan Ockerse, die de Baljuw uitnodigde, zich nader uit te spre ken over zijn plannen, betreffende de gehate Mosselverordening. De Baljuw ging daarop niet in, doch zeide „dat hij sulks op srjn tijt en ter plaatse waar het behoor de soude doen, waarop een wijle tijts gesweegen wierd, schijnende sij in verleegenheyt en twijfeling te we- sen, wat nii te doen. Toen dus niemand wat zei, was het alweer Bastiaan Oltkerse die het woord nam, in de eerste plaats echter tegen zijn collega mbsselvïs- sers, met de woorden. „Nu jongens, wat seggen je nu", alwaar weder niemand op sprak, werdende hij daarop aanstonts zo driftig dat hy in, veel boosheit en quaadaardig- heit seydc: „Spreek nu, waarom houden je nu uw bakkus toe, je hebben immers alle, man voor man, je woord ertoe gegeven. Daar nog niemand op sprak, en toen keerde hij zich naar den Baljuw en seijde, dan sal ik het maar seggen: je moet de ordonnan tie teniete doen en dat moet nu vandaag eu maar aanstonds geschie den." Toen het hoge woord er uit was, kwamen ook de anderen in het ge weer en allen riepen om het hardst „de ordonnantie moet uit de we reld." Ook de Baljuw, die in zijn deur stond, wees op het feit, dat de Staten van Zeeland, de zaak in onderzoek hadden, zodat de uit spraak diende te worden afgewacht. Maar van afwachten wilde men niets weten. „Wy wachten na geen Sta ten, dat moet nu maar aanstonts geschieden", werd er geroepen. De houding van de steeds aan groeiende menigte werd steeds drei gender en de vrouw van de Baljuw werd zo angstig, dat zij haar man in huis trok. Toen echter aldus de deur in het slot viel en het geluid van de schui vende grendels gehoord werd. brak eerst recht de woede los. Ogenblikke lijk werd de bel in stukken getrokken, terwijl zes anderen kwamen aandra gen met een stuk mast, dat voor het huis van oen timmerman lag. Men maakte zich gereed, om zoals eens de Watergeuzen voor Den Briel, de poort open rameiden ,ook de deur van de Baljuwswoning open te stoten. Zover kwam het echter niet. want iemand was zo goed om door het raam de Baljuw te waarschuwen, voor het. ge vaar dat hem bedreigde. De Baljuw besloot toen, om vrijwil lig de deur maar open te doen. En het hielp niet of deze al bezwoer, dat hij dit toch niet mocht en niet kon doen. dat hij onderworpen was aan de Sta ten, en dat hij toch;in olk geval daar voor een vergadërïng van de Schepe nen bijeen moest roepen, terwijl toch ook de Ambachtsvrouwe daarin ge kend moest worden. „Met de Ambachtsvrouwe hebben wij niets van doen en de Schepenen zullen wij zelf wel gaan halen". Zij voegden de daad' bij het woord en brachten vier Schepenen die thuis wa ren -mee naar de Oude straat. Niet dan nadat dezen hun woord hadden gege ven. dat de ordonnantie zou worden in getrokken. werd met veel moeite het woedende volk verspreid op de be lofte. dat één en ander de daarop vol gende Maandag in een officiële ver gadering zou worden bekrachtigd. Hetgeen gebeurde, maar ook toen weer werd dezelfde dreigende houding aan genomen, want toen de Baljuw een deputatie van vier personen wilde toe laten, om het besluit van de vergade ring aan te horen, wilden deze niet komen: „allemaal of niemand", was hun antwoord, waarop de Baljuw toen maar goed vond dat zij allen binnen kwamen, om het besluit te horen voor lezen. Men eiste aanplakking van dat be sluit, terwijl enkelen verlangden, dat ordonnantie in stukken gescheurd en geheel uit de- wereld geholpen moest worden. Aan dit laatste werd echter geen gevolg gegeven. Eindelijk vertrokken allen weer. Het pleit was gewonnen. De Staten van Zeeland waren alles behalve gesticht over deze gang van zaken. Men besloot aan de Comman dant van het Garnizoen te Zierikzee te gelasten, bij herhaling der ongere geldheden, onmiddellijk een sergeant en enige manschappen naar Bruinisse te zenden, terwijl men de Baljuw en de Schepenen het recht gaf, eén zo danige groep soldaten aan te vragen, wanneer dit nodig zou zijn. Men ver weet de vroedschap veel te spoedig voor de oproerlingen te zijn gezwicht. Een „Waarschuwing" werd te Brui nisse aangeplakt, waarin de mosse laers alle anderen, op het nadrukke- lijkst werden gewaarschuwd en bevo len, zich voortaan stil en gerust te houden, „sonder enigerhande manie ren te complotteren". Dit hielp, want er kwamen geen on geregeldheden meer voor, maar men was niet van plan de ordonnantie op de mosselnering meer na te leven. Zij, die zich daarnaar nog wilden schik ken, werden door de anderen bedreigd en Baljuw en Schepenen moesten aan de Staten berichten dat niemand zich er meer aan hield. Dezelfde toestand van voor 1771 waarbij „ieder laadde en loste naar believen of zoals hij kon geholpen worden" was weer ingetre den. De mosselaers hadden hun rechten, waaraan zij niet getornd wilden heb ben, hernomen. S. A. J. NIETS NIEUWS ONDER DE ZON Ook in de vorige eeuw werden er vele gemeld Berichten over vliegende schotels trekken de laatste tijd sterk de aandacht. Geleerden vragen zich af, vanwaar deze verschijnselen komen en welk doel zy beogen, oorlogsexperts spreken van geheime wapenen, anderen betogen, dat men hier met ruimteschepen van Marsbewoners te doen heeft, kortom over het probleem-vliegende schotels bestaan vele theorieën. In een ver verleden is er wellicht één man geweest, die het geheim heeft doorgrond: SocratesHet verhaal wil immers, dat zyn beminde vrouw Xantippe hem zo af en toe het keukengerei naar het hoofd slingerde. Daarbij zullen ook wel „vliegende" schotels geweest zyn In de vorige eeuw kende men ook vliegende schyven en de dagbladen uit die dagen maken er uitvoerig mei ding van.' Zo schrijft de Zierikzee- se Courant van 11 Maart 1863: „Een zestigjarige boerenvrouw, die jl. Woensdagavond op den Straatweg van Etten het bekende luchtverschijn sel zag, werd zo door schrik bevan gen dat zij bewusteloos ter aarde viel en reeds aan de gevolgen is over leden". Een week later meldt hetzelfde blad: „Bij het onlangs verschenen lucht- Dit model laat zien, hoe (le Havilland Oomet Hl, een Brits straalvliegtuig, dat wordt aangedreven door vier Rolls Royce turbine-straalmotoren, eruit zal zien als lijntoestel van de Amerikaanse vliegtuigmaatschappij, de Ban American World Airways. Deze maatschappij heeft drie van deze toestel len in Engeland besteld, waarvan de aflevering zal beginnen in 1956. Het nieuwe vliegtuig zal ongeveer 800 km. per uur kunnen vliegen op hoogten tot 13000 meter. Elk vliegtuig zal 7.950.000 kosten. een schuitje langs het landsch kanaal. Ja.ap! riep l! de een je buik den ander toe: Jaap! ga op liggen, de maan valt!" Op 1 Augustus 1863 gaf de krant echter een bericht, dat zo geknipt zou kunnen zijn uit een dagblad van onze dagen: „Uit Rotterdam schrijft men van 29 Juli: De natuuronderzoekers wa ren gisterennacht weder in de gele genheid een buitengewoon verschijn sel in het zwerk waar te nemen. Uit het Noord-Oosten kwam een halve lichtgevende cirkel op, welke zijn snelle vaart naar het Zuid-Westen nam, een ster k electrisch licht van zich gevende. Tot op zekere hoogte geklommen, bleef 't halvemaanvormi ge voorwerp enige ogenblikken stil staan, gaf enige stukjes of lichtge vende vonken van zich af en werd daarop eensklaps onzichtbaar, zonder dat men enig geluid gewaar werd". Deze berichten wijzen er op, dat vliegende schotels geen verschijnselen van de laatste tijd zyn, maar ook alle reden om een bekend woord van vroeger voorkwamen. Er is dan ook Salomo aan t§. halen „Er is niets nieuws onder de zon BAAS EN DIER MOETEN ËÉN ZIJN Zorgenkinderen, waarvan men veel plezier kan beleven. (Van onze speciale verslaggever) „De meeste hondenbezitters weten maar bitter weinig van bun huise lijke viervoeter af. Het plezier, dat ze eraan zouden kunnen beleven, zou zeker dubbel zo groot zijn, wanneer ze zich de moeite gaven het karakter van het dier te leren kennen en zichzelf zouden leren consequent te zyn in hun doen en laten". De heer S. C. Kieft zegt ons dit, de brigadier van de Haagse politie, aan wie de opleiding in handen is gelegd van de man-hond-teams der Luchtstrijdkrachten, die de bewaking Icrygen van onze luchtbases. „De hond is van oorsprong een kuddedier, In de kudde heerst het recht van de sterkste. De sterkste heeft zonder mankeren de leiding over de kudde. Het ligt dus in de na tuur van de hond zich aan een ster kere ondergeschikt te tonen. Iemand, die een hond zijn ondergeschiktheid kan laten voelen, kan hem brengen SCHEEPSRAMP OP DE OOSTERSCHELDE Beurtschip van Zierikzee naar Bergen op Zoom leed schipbreuk Op Zaterdag 2 Oct. 1852 gierden de stormen over de Zeeuwse wateren en landen en rampen bleven niet uit. Ook buiten de provincie werden ernstige ongevallen gemeld. Wie dc moeite neemt om de couranten van die dagen na te slaan, zal zien, dat op de dijk van Brouwershaven een schip te plet ter werd geslagen, dat ook te Hansweert een schip bleef, dat te Philippine door het omslaan van een vissersboot twee mannen verdronken, dat dc beurtschipper van Princeland strandde, dat te Brielïe een schuit; zonk, dat op de Merwede een schuit omsloeg; tussen Gorkum en Nijmegen vijf sche pen zonken en dat tussen Emmerik en Dusseldoi'f tien schepen verloren ging en een twintigtal zware averij op liep. Diep treurig was ooli hetgeen de beurtschipper van Bergen op Zoom naar Zierikzee overkwam op de thuisreis, met aan boord niet minder dan 32 passagiers. De schipper G. van Dort, een man van 77 jaar, die met zyn zoon Wil lem voer, vertrok 's morgens om 9 uur van Zierikzee. De ervaring van' dc oude schipper was er borg voor, da.t de reis, hoewel verre van aanlok kelijk, toch kon worden ondernomen. Het weer verslechterde echter tydens de reis in aanzienlijke rnate, de zware bries werd storm en wakkerde aan tot een orkaan. Hoewel alles aan vankelijk door een goed tij en de straffe bries vrij voorspoedig ging, werd het schip twee uren na het ver trek van de haven van Zierikzee op een der banken geworpen in het Bra bants vaarwater, waai' het een vry groot lek kreeg. Bewust van het grote gevaar waarin men verkeerde, klom de zoon van de schipper in de mast, om, zwaaiende met zijn jas, de aandacht van de voorbijvarende schepen of van de toeschouwers aan de wal te trek ken. Te Zierikzee had men vanaf de „battery" de noodseinen van het beurtschip bemerkt. Twee schippers van Zierikzee aarzelden niet hun schepen zeilree, te maken. L. de Weerdt met. zijn vïssehokker en M- van der Ploeg met zjin hoogaars, voeren wei-bemand' de naven ïiit en spoedden zich naar dc plaats van het onheil. Intussen was de hachelijke positie van het schip ook bemerkt door de bemanning van de Vlissingse boot, welke onmiddellijk in de richting van het wrak stoomde, doch geen verbin ding met het wrak tot stand Icon brengen zonder gevaar voor eigen schip'en bemanning. Daarna kwam cie „Stad Zierikzee" met kapitein L. C. Ribbens zo dicht mogelijk in de nabijheid van het in nood verkerend schip, maar omdat het onmogelijk was langszij te komen, begon men direct een sloep uit te zetten, welke bemand we I'd met de assistent-hof meester J. Midde en de matroos P. Regoort. Zij wisten een verbinding met het wrak tot stand te brengen en brachten tien schipbreukelingen aan boord van de „Stad Zierikzee". Niet zodra hadden zij hun last daar veilig geborgen of zrj keerden weer opnieuw met de sloep naar het schip terug. Ondertussen was de toestand daar bijzonder hacheiyk geworden, zodat de schipbreukelingen tot hun borst in het water stonden. Toen dan ook de sloep voor de tweede maal het wrak naderde, trachtte ieder de sloep te bereiken, terwijl de redders nog aan boord van het wrak waren. Door dit overhaaste, niet door de redders geleide reddingswerk, kantelde de sloep en brak de tros. De negen men sen, die reeds in de sloep gesprongen waren, geraakten allen te water en de sloep dreef van het wrak af. De redders J. Midde en P. Regoort sprongen direct te water, waarby de eerste, hoewel een uitstekend zwem mer, met de negen drenkelingen jammerlijk verdronk. Regoort wist do sloep ie bereiken, doch was niet in slaat deze naar het wrak terug le brengen en dreef af tot de dyk van Stavenisse, vanwaar hij nog dezelfde avond te Zierikzee aankwam. Onderwijl hadden de schippers de Weerdt en van der Ploeg het wrak bijna gelijktijdig bereikt. Er heerste een hopelfee. toestand. Het meest tragische -ögenblik was, toen de oude schipper van Dort, door vermoeienis en koude bevangen, ineenzakte in de armen van zijn zoon en enige ogenblikken later de geest gaf. REDDING. Schipper de Weerdt had ondertus sen kans gezien het wrak te naderen en negen van de passagiers bij zich aan boord te nemen, waarmede hij de terugtocht naar Zierikzee begon en ook de veilige haven kon bereiken. Moeilijker was het voor schipper waar hij wil. Ondergeschikt maken, is echter iets anders dan bang ma ken. Een dier bang te maken, is geen kunst.' Neem maai' een eind hout en ransel er maar op. Ondergeschikt ma ken ligt zelfs niet op de grens van geweld. Het is een kwestie van lei ding geven. Je moet de hond duide lijk maken wat je van hem verlangt. Dat gaat niet in eens. Het moet hem geleerd worden. Met veel geduld en altijd op dezelfde logische manier. Dat is de grondslag voor de kunst der hondendressuur. Als het dier, na vele vergeefse pogingen, één keer toevallig de oefening volbrengt, die we op het oog hadden, moeten we zelfs niet denken, dat het het kunstje doorheeft. Dat leert de hond .pas na vele keren het pluimpje gekregen te hebben, dat gegeven werd, toen hij de le keer volbracht wat we van hem verlangden. Die pluimpjes doen het hem. Net als een kind wil een hond zijn heer en meester graag een ple ziertje doen. Intuïtief zoekt hij naai de manier, waarop hem dat zal ge lukken. De opgaaf voor de leermees ter is telkens duidelijk te vertellen, wat hij van hem verlangt en als hij het goed gedaan heeft, hem dit te laten weten OPVOEDING. Van nature is de hond 'n grote mate van vrijheid gewend. Wil men hem ertoe brengen zich in zijn vrijheid te beperken, dan moet-ie daartoe wor den opgevoed. We zeiden het al, dat is een geduldwerk. Maar doet men hot niet, dan kan men erop rekenen dat het dier gaat behoren tot. de gro te groep der „lijntrekkers". U kent dat. Een man of vroiiw met een hond aan een lijn, die maar loopt te sjorren aan de lijn. Geen wonder. Het dier wil vooruit en loopt altijd zover, als de lijn lang is. De dresseur leert zijn hond die lijntrekking af door hem links naast zich te latén lopen en tientallen keren zijn neus te laten stoten tegen zijn rechterknie, die telkens voor de liondensnuit komt, wanneer hij te ver naar voren schuift. Na heel veel oefening weet de hond, dat hij nooit voorbij de knie moet komen. Voorbij die knie betekent voor hem neusstoten. Dat vindt-ie onple zierig en dus doet-ie het tenslotte niet meer. Een hond is geen machine, maar een levend wezen, dat opgevoed moet worden; Maar net als een mens heeft een dier zijn luimen, afhankelijk van allerlei factoren. Er zyn dagen, dat er niets met hem te beginnen is. Een goede hondenkenner merkt dat op en zal het dier dan zoveel mogelijk met rust laten, zoals wij een mens in zijn ontstemming graag aan zichzelf wil len over laten. Een ontstemd mens is ook onge schikt om een hond te dresseren en tot een welopgevoed dier om te vor men, dat precies doet wat wij van hem verlangen. Er zijn yeel meer on geschikte mensen voor de dressuur- dan ongeschikte honden. De mensen zijn soms zo onbegrij pelijk voor een hondenverstand. Neem daar nu dat jonge diertje. Een snoezig, wollen bolletje, dat door iedereen even graag op schoot geno men wordt. Het diertje vindt het prettig. Ongetwijfeld. Maar die pret wordt hem gegund, tot er de attractie voor de verwen nerij af is. Omdat-ie aangehaald werd, denkt het dier iedereen er een plezier mee gedaan te hebben. De hond is consequent en wil dat genoe gen blijven geven. Maar de mens ver jaagt hem; vindt hem lastig. Gevolg: het dier weet niet wat hij moet doen, Niemand kijkt er meer naar hem om". De dresseur zegt daarom: „Geef het dier van begin af aan een eigen plekje in huis. Gewen hem daaraan en hy zal niet lastig zijn. Het is alles zo logisch". „E5n aan nog", zo besluit de heer Kieft dit interessante gesprek, „la ten 'de mensen de dieren toch goed voer geven. Geen afval en ook geen aardappelen. Vlees en groente, dat is wat een hond verlangt. En vier uur per dag een echt hondse lichaams beweging in de vi-ye natuur. Ook te gen die regel wordt nog veel te veel gezondigd". Van der Ploeg, die regelrecht langs zij het wrak Was gekomen en kans zag de laatste vier schipbreukelingen van boord te halen. Zijn schip kreeg daarna moeilijkheden met getij en wind en hy zag geen kans om de ha ven van Zierikzee te- bereiken, doch moest naar de hoek van Ouwerkerk, waar hij voor anker ging. Met de ge redden kon hij de wal bereiken. De vreugde over deze moedige red ding werd sterk getemperd door het grote verlies: twaalf mensenlevens waren te betreuren Dinsdag na deze zwarte Zaterdag voer schipper de Weerdt nogmaals uit om te zien of er van het wrak nog iets te bergen viel. Dit was ech ter zeer gering. Een der kisten en een doosje met geld, was met het schip het enige, dat hy des avonds in de haven voor de wal bracht. Tydens een bijeenkomst die op 30 October 1852 in hotel van Veen te •Zierikzee onder voorzitterschap van burgemeester M. C. de Crane werd gehouden, werden de redders harte lijk gehuldigd. Hector, een van tic verdienstelijke speurhonden van dc Rijkspolitie.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1952 | | pagina 2