In 1852 woedde een hevige storm
over de Zeeuwse wateren
De mosselvissers uit Bruinisse
waren oproerig in de 18e eeuw
Op 'i Matje
VLIEGENDE SCHOTELS GEEN
NIEUW VERSCHIJNSEL
EEN HOND IS GEEN MACHINE,
MAAR EEN LEVEND WEZEN
5 EDITIE SCHOUWEN
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
WOENSDAG 29 OCTOEER 1952
ZE KREGEN HUN ZIN
Verordening verwekte onlusten
De mosselvissers in Zeeland 7,\jn een vrijgevochten volk. Dat brengt zo
hun bedryf «nee. Het water immers maakt een mens vry. Vrijer dan de
man op het land. In het verleden is het er bij de mosselkwekers van
Bruinisse nog al eens wild toegegaan.
Men moet zich de mosselvisserij van toen anders voorstellen dan die van
thans. Van verpachte percelen, waarop ieder kweker zijn eigen hoeveelheid
zaad zaaide, die men nodig dacht te hebben, was geen spnake.
De mosselvisserij geschiedde op wilde mosselen, op partijen mosselen die
in de natuur voorkwamen en die overal moesten worden opgezocht. Het
vissen van een vracht mosselen vergde toen heel wat meer tyd dan tegen
woordig.
En daurbü schijnt liet ook nogal vrijgevochten te zijn toegegaan. Im
mers Baljuw en Schepenen van Bruinisse, in overleg met de Ambaclits-
vrouwe, stelden in September 1771 een Ordonnantie op, waarbij een rege
ling werd getroffen, naar zy in artikel 1, aangaven „omdat veel moeite,
wanorde en nadeel werd ondervonden, zowel door burgers als door vreem
de schippers, waarvan sommigen meer dan 14 dagen moesten wachten eer
zy aan de beurt kwamen om een vracht mosselen te laden."
„Door welke ongeschiktheid aan de een veel voordeel en aan de ander
veel nadeel wordt toegebracht, waardoor te duchten is, dat men de vreem
de schippers door soo een onbehoorlijke behandeling van deze onso plaats
als verbannen sullen, tgeen alsoo niet en behoort!"
Aan de havenmeester Johannes de
Waal werd opgedragen een lyst aan
te leggen van schippers, die een
vracht wilden laden om zo ieder
op zijn beurt te laten varen. Iedere
plaats op deze lyst kostte de schip
pers twee stuivers. Ook op het le
veren van een goede kwaliteit werd
daarbij aangedrongen, terwijl con
tante betaling van gekochte mosse
len verplicht was.
Burgers zouden bij overtreding
van deze verordening een boete
moeten betalen van 5 pond, de in-
laders van elders komende een boe
te van 10 pond.
Kennelijk hebben de mosselvissers
de afkondiging dezer ordinantie op
9 September 1771 gevoeld als een
inbreuk op hun rechten, want reeds
op 23 September vinden wij een na
dere uiteenzetting van deze verorde
ning, waarbij een aparte lijst wordt
ingesteld voor eigen burgers en een
aparte lyst voor van elders komen
den.
Een jaar later, op 10 Augustus
1772, is een nieuwe uiteenzetting
van Baljuw en Schepenen nodig,
waarbij aan de eigen schippers op
nieuw concessies werden gedaan,
terwijl sommige bepalingen worden
verzacht en nader uitgelegd.
Maar ook dat was blykbaar niet
voldoende, want nadat de ordonnan
tie alweer een jaar lang heeft ge
werkt, barst de ontevredenheid uit
in een compleet oproer. Baljuw en
Schepenen zien zich naar aanlei
ding daarvan, op 7 Juni 1773, ge
noodzaakt, de gewraakte verorde
ning en de daarop gevolgde nadere
uiteenzettingen „bij provisie in te
trekken cn te stellen buiten effect."
Daaraan was op Zaterdag 5 Juni
heel wat voorafgegaan.
SLECHTE TIJDEN
Er trad een emeritus-zeeman van
bovende zestig voor de balie. Hij
bracht' een sfeer van hoge zee eh
Wijde horizonten met zich mee. en de
gezondheid van het vak stond 'm nog
onweerlegbaar op de bruine gestop-
pelde kaken geschreven. Rond, frank
en vrij stond hij daar, een meter ne
gentig in zijn vetleren schoenen, de
machtige tors omspannen door een
blauwe trui in de kabelsteek, twee
recht twee averecht met een noppel
langs een, hippel. Fraai," degelijk
werk
Edoch: uiterlijk en innerlijk waren
bij deze bedaagde nazaat van de heer
Tromp niet navenant. Zyn ziel was
minder fraai dan zijn trui, zijn gewe
ten niet zo helder als de sterren,
Waaronder hij gevaren had; het laat
ste hoofdstuk van zijn levensboek
was bespat met lelijke vlekken.
Zo. zei de rechter op misprijzende
toon, bent U daar weer? Dat is niet
zo best. hé?
De zeeheld schudde het hoofd. Hij
zei: „Lelijk uit de koers, de tijde ben-
ne niet meer wat ze vvazze. Kent U
me niet naar een Tehuis voor de
Ouwe Dag sture? Ken dat niet?"
De rechter keek bedenkelijk. Hem
stond klaarblijkelijk een „tehuis"
voor de geest met veel kleine kamers
en veel dichte deuren. Maar de zee
rob keek zó reeht-uit, dat het moei
lijk werd open-en-bloot over de ge
vangenis te spreken. Een rechter is
ook maar een mens
Die fiets hebt U gestolen, daar
behoeven we zeker niet lang over te
praten? Ik heb hier de uitvoerige
bekentenis, die U voor de politie af
legde. De fiets van de dominee; hèd
U iets tegen de dominee?
Welnee meneer. De dominee, da's
een beste man, die heb nog mooi met
me gepraat. Dominee's motten d'r
ook weze, die houwe 't mensdom 't
foeïe voor. As ik gewete had dat 't
e fiets van de dominee was
Nu?, vroeg de rechter toen er een
stilte viel.
Dan had ilc liever me ldauwc af
gehakt, zowaar as ik hier sta. 'k Heb
er maar twee tientjes'voor gekrege,
't was een ouwe kar. De tijde benne
niet meer wat ze vroeger wazze.
U moogt het rijwiel van demand,
die toevallig geen 'predikant is, óók
niet stelen. Het is nu al de derde keer
in vijf jaren tijds dat U hier moet
komen. U wilt niet horen. U moet
nu maar voelen.
De officier was het daar roerend
mee eens en eiste een half jaar re
traite.
Ik smeek om uw grote genade, zei
de man, maar de rechter vonniste
conform. Waar blijven we, als alle
gewezen lichtmatrozen met ander
mans fietsen op de loop gaan?
Ken ik niet naar een soort Tehuis?
vroeg de verdachte nog, maar de
rechter schudde het hoofd en vroeg
om de volgende zaak De zeeman
hees zijn broek op. De tijden zyn niet
meer wat ze vroeger waren
De voortdurende klachten hadden
de Baljuw L. van Suuren er toe ge
bracht, de mosselvisser Anthony de
Koning, naar de Ambachtsvrouwe te
verwijzen, die toen haar verbiyf
hield op haar buitengoed te Brui
nisse op de plaats waar nu nog de
z.g. Riekes Weel ligt. Ambachts
vrouwe was toen Maria Magdalena
Stavenisse, weduwe van de heer
Jacob de Witte van Eikerzee.
Hoewel de Baljuw alleen aan de
Koning vergunning had gegeven om
de Ambachtsvrouwe te vertellen
over de moeilijkheden, ging deze toch
niet alleen, maar nam ongeveer 20
mede „mosselaers" met zich mee.
Zij eisten op nogal dringende toon,
vernietiging van de ordonnantie
maar de Ambachtsvrouwe wees hun
er op, dat de zaak in onderzoek
was bij de Staten van Zeeland en
dat zij de beslissing van de Staten
moesten afwachten.
Het proces verbaal van deze ge
beurtenis zegt dan:
„waai'op zij stoutelyk repliceer
den. als wij anders geen bescheijt
krijgen, dan sullen wij met onse
saken maar voortgaan, waarop zij
ook van daar zijn vertrokken." Dit
gebeurde om ongeveer 2 uur en een
uur later, ongeveer 3 uur, schoolde
dezelfde groep, thans aangegroeid
tot 30 man samen voor her huis
van de Baljuw in de Oude Straat
(thans nog „De Cleene Mossel").
De Baljuw naar buiten komende,
maande de mensen tot orde. De
woordvoerder hier was een zekere
Bastiaan Ockerse, die de Baljuw
uitnodigde, zich nader uit te spre
ken over zijn plannen, betreffende
de gehate Mosselverordening.
De Baljuw ging daarop niet in,
doch zeide „dat hij sulks op srjn
tijt en ter plaatse waar het behoor
de soude doen, waarop een wijle tijts
gesweegen wierd, schijnende sij in
verleegenheyt en twijfeling te we-
sen, wat nii te doen.
Toen dus niemand wat zei, was
het alweer Bastiaan Oltkerse die
het woord nam, in de eerste plaats
echter tegen zijn collega mbsselvïs-
sers, met de woorden. „Nu jongens,
wat seggen je nu", alwaar weder
niemand op sprak, werdende hij
daarop aanstonts zo driftig dat hy
in, veel boosheit en quaadaardig-
heit seydc:
„Spreek nu, waarom houden je nu
uw bakkus toe, je hebben immers
alle, man voor man, je woord ertoe
gegeven. Daar nog niemand op
sprak, en toen keerde hij zich naar
den Baljuw en seijde, dan sal ik het
maar seggen: je moet de ordonnan
tie teniete doen en dat moet nu
vandaag eu maar aanstonds geschie
den."
Toen het hoge woord er uit was,
kwamen ook de anderen in het ge
weer en allen riepen om het hardst
„de ordonnantie moet uit de we
reld." Ook de Baljuw, die in zijn
deur stond, wees op het feit, dat
de Staten van Zeeland, de zaak in
onderzoek hadden, zodat de uit
spraak diende te worden afgewacht.
Maar van afwachten wilde men niets
weten. „Wy wachten na geen Sta
ten, dat moet nu maar aanstonts
geschieden", werd er geroepen.
De houding van de steeds aan
groeiende menigte werd steeds drei
gender en de vrouw van de Baljuw
werd zo angstig, dat zij haar man
in huis trok.
Toen echter aldus de deur in het
slot viel en het geluid van de schui
vende grendels gehoord werd. brak
eerst recht de woede los. Ogenblikke
lijk werd de bel in stukken getrokken,
terwijl zes anderen kwamen aandra
gen met een stuk mast, dat voor het
huis van oen timmerman lag. Men
maakte zich gereed, om zoals eens de
Watergeuzen voor Den Briel, de poort
open rameiden ,ook de deur van de
Baljuwswoning open te stoten. Zover
kwam het echter niet. want iemand
was zo goed om door het raam de
Baljuw te waarschuwen, voor het. ge
vaar dat hem bedreigde.
De Baljuw besloot toen, om vrijwil
lig de deur maar open te doen. En het
hielp niet of deze al bezwoer, dat hij
dit toch niet mocht en niet kon doen.
dat hij onderworpen was aan de Sta
ten, en dat hij toch;in olk geval daar
voor een vergadërïng van de Schepe
nen bijeen moest roepen, terwijl toch
ook de Ambachtsvrouwe daarin ge
kend moest worden.
„Met de Ambachtsvrouwe hebben
wij niets van doen en de Schepenen
zullen wij zelf wel gaan halen". Zij
voegden de daad' bij het woord en
brachten vier Schepenen die thuis wa
ren -mee naar de Oude straat. Niet dan
nadat dezen hun woord hadden gege
ven. dat de ordonnantie zou worden in
getrokken. werd met veel moeite het
woedende volk verspreid op de be
lofte. dat één en ander de daarop vol
gende Maandag in een officiële ver
gadering zou worden bekrachtigd.
Hetgeen gebeurde, maar ook toen weer
werd dezelfde dreigende houding aan
genomen, want toen de Baljuw een
deputatie van vier personen wilde toe
laten, om het besluit van de vergade
ring aan te horen, wilden deze niet
komen: „allemaal of niemand", was
hun antwoord, waarop de Baljuw toen
maar goed vond dat zij allen binnen
kwamen, om het besluit te horen voor
lezen.
Men eiste aanplakking van dat be
sluit, terwijl enkelen verlangden, dat
ordonnantie in stukken gescheurd
en geheel uit de- wereld geholpen
moest worden. Aan dit laatste werd
echter geen gevolg gegeven. Eindelijk
vertrokken allen weer. Het pleit was
gewonnen.
De Staten van Zeeland waren alles
behalve gesticht over deze gang van
zaken. Men besloot aan de Comman
dant van het Garnizoen te Zierikzee
te gelasten, bij herhaling der ongere
geldheden, onmiddellijk een sergeant
en enige manschappen naar Bruinisse
te zenden, terwijl men de Baljuw en
de Schepenen het recht gaf, eén zo
danige groep soldaten aan te vragen,
wanneer dit nodig zou zijn. Men ver
weet de vroedschap veel te spoedig
voor de oproerlingen te zijn gezwicht.
Een „Waarschuwing" werd te Brui
nisse aangeplakt, waarin de mosse
laers alle anderen, op het nadrukke-
lijkst werden gewaarschuwd en bevo
len, zich voortaan stil en gerust te
houden, „sonder enigerhande manie
ren te complotteren".
Dit hielp, want er kwamen geen on
geregeldheden meer voor, maar men
was niet van plan de ordonnantie op
de mosselnering meer na te leven. Zij,
die zich daarnaar nog wilden schik
ken, werden door de anderen bedreigd
en Baljuw en Schepenen moesten aan
de Staten berichten dat niemand zich
er meer aan hield. Dezelfde toestand
van voor 1771 waarbij „ieder laadde
en loste naar believen of zoals hij kon
geholpen worden" was weer ingetre
den.
De mosselaers hadden hun rechten,
waaraan zij niet getornd wilden heb
ben, hernomen.
S. A. J.
NIETS NIEUWS ONDER DE ZON
Ook in de vorige eeuw werden er vele gemeld
Berichten over vliegende schotels trekken de laatste tijd sterk de
aandacht. Geleerden vragen zich af, vanwaar deze verschijnselen komen
en welk doel zy beogen, oorlogsexperts spreken van geheime wapenen,
anderen betogen, dat men hier met ruimteschepen van Marsbewoners
te doen heeft, kortom over het probleem-vliegende schotels bestaan vele
theorieën. In een ver verleden is er wellicht één man geweest, die het
geheim heeft doorgrond: SocratesHet verhaal wil immers, dat zyn
beminde vrouw Xantippe hem zo af en toe het keukengerei naar het
hoofd slingerde. Daarbij zullen ook wel „vliegende" schotels geweest
zyn
In de vorige eeuw kende men ook
vliegende schyven en de dagbladen
uit die dagen maken er uitvoerig mei
ding van.' Zo schrijft de Zierikzee-
se Courant van 11 Maart 1863: „Een
zestigjarige boerenvrouw, die jl.
Woensdagavond op den Straatweg
van Etten het bekende luchtverschijn
sel zag, werd zo door schrik bevan
gen dat zij bewusteloos ter aarde viel
en reeds aan de gevolgen is over
leden".
Een week later meldt hetzelfde
blad:
„Bij het onlangs verschenen lucht-
Dit model laat zien, hoe (le Havilland Oomet Hl, een Brits straalvliegtuig,
dat wordt aangedreven door vier Rolls Royce turbine-straalmotoren, eruit
zal zien als lijntoestel van de Amerikaanse vliegtuigmaatschappij, de Ban
American World Airways. Deze maatschappij heeft drie van deze toestel
len in Engeland besteld, waarvan de aflevering zal beginnen in 1956. Het
nieuwe vliegtuig zal ongeveer 800 km. per uur kunnen vliegen op hoogten
tot 13000 meter. Elk vliegtuig zal 7.950.000 kosten.
een schuitje langs het
landsch kanaal. Ja.ap! riep
l!
de een
je buik
den ander toe: Jaap! ga op
liggen, de maan valt!"
Op 1 Augustus 1863 gaf de krant
echter een bericht, dat zo geknipt
zou kunnen zijn uit een dagblad van
onze dagen:
„Uit Rotterdam schrijft men van
29 Juli: De natuuronderzoekers wa
ren gisterennacht weder in de gele
genheid een buitengewoon verschijn
sel in het zwerk waar te nemen. Uit
het Noord-Oosten kwam een halve
lichtgevende cirkel op, welke zijn
snelle vaart naar het Zuid-Westen
nam, een ster k electrisch licht van
zich gevende. Tot op zekere hoogte
geklommen, bleef 't halvemaanvormi
ge voorwerp enige ogenblikken stil
staan, gaf enige stukjes of lichtge
vende vonken van zich af en werd
daarop eensklaps onzichtbaar, zonder
dat men enig geluid gewaar werd".
Deze berichten wijzen er op, dat
vliegende schotels geen verschijnselen
van de laatste tijd zyn, maar ook
alle reden om een bekend woord van
vroeger voorkwamen. Er is dan ook
Salomo aan t§. halen „Er is niets
nieuws onder de zon
BAAS EN DIER MOETEN ËÉN ZIJN
Zorgenkinderen, waarvan men veel plezier kan beleven.
(Van onze speciale verslaggever)
„De meeste hondenbezitters weten maar bitter weinig van bun huise
lijke viervoeter af. Het plezier, dat ze eraan zouden kunnen beleven, zou
zeker dubbel zo groot zijn, wanneer ze zich de moeite gaven het karakter
van het dier te leren kennen en zichzelf zouden leren consequent te zyn
in hun doen en laten".
De heer S. C. Kieft zegt ons dit, de brigadier van de Haagse politie,
aan wie de opleiding in handen is gelegd van de man-hond-teams der
Luchtstrijdkrachten, die de bewaking Icrygen van onze luchtbases.
„De hond is van oorsprong een
kuddedier, In de kudde heerst het
recht van de sterkste. De sterkste
heeft zonder mankeren de leiding
over de kudde. Het ligt dus in de na
tuur van de hond zich aan een ster
kere ondergeschikt te tonen. Iemand,
die een hond zijn ondergeschiktheid
kan laten voelen, kan hem brengen
SCHEEPSRAMP OP DE OOSTERSCHELDE
Beurtschip van Zierikzee naar
Bergen op Zoom leed schipbreuk
Op Zaterdag 2 Oct. 1852 gierden de stormen over de Zeeuwse wateren en
landen en rampen bleven niet uit. Ook buiten de provincie werden ernstige
ongevallen gemeld. Wie dc moeite neemt om de couranten van die dagen
na te slaan, zal zien, dat op de dijk van Brouwershaven een schip te plet
ter werd geslagen, dat ook te Hansweert een schip bleef, dat te Philippine
door het omslaan van een vissersboot twee mannen verdronken, dat dc
beurtschipper van Princeland strandde, dat te Brielïe een schuit; zonk, dat
op de Merwede een schuit omsloeg; tussen Gorkum en Nijmegen vijf sche
pen zonken en dat tussen Emmerik en Dusseldoi'f tien schepen verloren
ging en een twintigtal zware averij op liep. Diep treurig was ooli hetgeen
de beurtschipper van Bergen op Zoom naar Zierikzee overkwam op de
thuisreis, met aan boord niet minder dan 32 passagiers.
De schipper G. van Dort, een man
van 77 jaar, die met zyn zoon Wil
lem voer, vertrok 's morgens om 9
uur van Zierikzee. De ervaring van'
dc oude schipper was er borg voor,
da.t de reis, hoewel verre van aanlok
kelijk, toch kon worden ondernomen.
Het weer verslechterde echter tydens
de reis in aanzienlijke rnate, de zware
bries werd storm en wakkerde aan
tot een orkaan. Hoewel alles aan
vankelijk door een goed tij en de
straffe bries vrij voorspoedig ging,
werd het schip twee uren na het ver
trek van de haven van Zierikzee op
een der banken geworpen in het Bra
bants vaarwater, waai' het een vry
groot lek kreeg.
Bewust van het grote gevaar
waarin men verkeerde, klom de zoon
van de schipper in de mast, om,
zwaaiende met zijn jas, de aandacht
van de voorbijvarende schepen of van
de toeschouwers aan de wal te trek
ken.
Te Zierikzee had men vanaf de
„battery" de noodseinen van het
beurtschip bemerkt. Twee schippers
van Zierikzee aarzelden niet hun
schepen zeilree, te maken. L. de
Weerdt met. zijn vïssehokker en M-
van der Ploeg met zjin hoogaars,
voeren wei-bemand' de naven ïiit en
spoedden zich naar dc plaats van het
onheil.
Intussen was de hachelijke positie
van het schip ook bemerkt door de
bemanning van de Vlissingse boot,
welke onmiddellijk in de richting van
het wrak stoomde, doch geen verbin
ding met het wrak tot stand Icon
brengen zonder gevaar voor eigen
schip'en bemanning. Daarna kwam
cie „Stad Zierikzee" met kapitein L.
C. Ribbens zo dicht mogelijk in de
nabijheid van het in nood verkerend
schip, maar omdat het onmogelijk
was langszij te komen, begon men
direct een sloep uit te zetten, welke
bemand we I'd met de assistent-hof
meester J. Midde en de matroos P.
Regoort. Zij wisten een verbinding
met het wrak tot stand te brengen
en brachten tien schipbreukelingen
aan boord van de „Stad Zierikzee".
Niet zodra hadden zij hun last daar
veilig geborgen of zrj keerden weer
opnieuw met de sloep naar het schip
terug.
Ondertussen was de toestand daar
bijzonder hacheiyk geworden, zodat
de schipbreukelingen tot hun borst
in het water stonden. Toen dan ook
de sloep voor de tweede maal het
wrak naderde, trachtte ieder de sloep
te bereiken, terwijl de redders nog
aan boord van het wrak waren. Door
dit overhaaste, niet door de redders
geleide reddingswerk, kantelde de
sloep en brak de tros. De negen men
sen, die reeds in de sloep gesprongen
waren, geraakten allen te water en
de sloep dreef van het wrak af. De
redders J. Midde en P. Regoort
sprongen direct te water, waarby de
eerste, hoewel een uitstekend zwem
mer, met de negen drenkelingen
jammerlijk verdronk. Regoort wist
do sloep ie bereiken, doch was niet
in slaat deze naar het wrak terug le
brengen en dreef af tot de dyk van
Stavenisse, vanwaar hij nog dezelfde
avond te Zierikzee aankwam.
Onderwijl hadden de schippers de
Weerdt en van der Ploeg het wrak
bijna gelijktijdig bereikt. Er heerste
een hopelfee. toestand. Het meest
tragische -ögenblik was, toen de oude
schipper van Dort, door vermoeienis
en koude bevangen, ineenzakte in
de armen van zijn zoon en enige
ogenblikken later de geest gaf.
REDDING.
Schipper de Weerdt had ondertus
sen kans gezien het wrak te naderen
en negen van de passagiers bij zich
aan boord te nemen, waarmede hij de
terugtocht naar Zierikzee begon en
ook de veilige haven kon bereiken.
Moeilijker was het voor schipper
waar hij wil. Ondergeschikt maken,
is echter iets anders dan bang ma
ken. Een dier bang te maken, is geen
kunst.' Neem maai' een eind hout en
ransel er maar op. Ondergeschikt ma
ken ligt zelfs niet op de grens van
geweld. Het is een kwestie van lei
ding geven. Je moet de hond duide
lijk maken wat je van hem verlangt.
Dat gaat niet in eens. Het moet hem
geleerd worden. Met veel geduld en
altijd op dezelfde logische manier.
Dat is de grondslag voor de kunst
der hondendressuur. Als het dier, na
vele vergeefse pogingen, één keer
toevallig de oefening volbrengt, die
we op het oog hadden, moeten we
zelfs niet denken, dat het het kunstje
doorheeft. Dat leert de hond .pas na
vele keren het pluimpje gekregen te
hebben, dat gegeven werd, toen hij
de le keer volbracht wat we van hem
verlangden. Die pluimpjes doen het
hem. Net als een kind wil een hond
zijn heer en meester graag een ple
ziertje doen. Intuïtief zoekt hij naai
de manier, waarop hem dat zal ge
lukken. De opgaaf voor de leermees
ter is telkens duidelijk te vertellen,
wat hij van hem verlangt en als hij
het goed gedaan heeft, hem dit te
laten weten
OPVOEDING.
Van nature is de hond 'n grote mate
van vrijheid gewend. Wil men hem
ertoe brengen zich in zijn vrijheid te
beperken, dan moet-ie daartoe wor
den opgevoed. We zeiden het al, dat
is een geduldwerk. Maar doet men
hot niet, dan kan men erop rekenen
dat het dier gaat behoren tot. de gro
te groep der „lijntrekkers". U kent
dat. Een man of vroiiw met een hond
aan een lijn, die maar loopt te sjorren
aan de lijn. Geen wonder. Het dier
wil vooruit en loopt altijd zover, als
de lijn lang is. De dresseur leert zijn
hond die lijntrekking af door hem
links naast zich te latén lopen en
tientallen keren zijn neus te laten
stoten tegen zijn rechterknie, die
telkens voor de liondensnuit komt,
wanneer hij te ver naar voren schuift.
Na heel veel oefening weet de hond,
dat hij nooit voorbij de knie moet
komen. Voorbij die knie betekent voor
hem neusstoten. Dat vindt-ie onple
zierig en dus doet-ie het tenslotte
niet meer.
Een hond is geen machine, maar
een levend wezen, dat opgevoed moet
worden; Maar net als een mens heeft
een dier zijn luimen, afhankelijk van
allerlei factoren. Er zyn dagen, dat
er niets met hem te beginnen is. Een
goede hondenkenner merkt dat op en
zal het dier dan zoveel mogelijk met
rust laten, zoals wij een mens in zijn
ontstemming graag aan zichzelf wil
len over laten.
Een ontstemd mens is ook onge
schikt om een hond te dresseren en
tot een welopgevoed dier om te vor
men, dat precies doet wat wij van
hem verlangen. Er zijn yeel meer on
geschikte mensen voor de dressuur-
dan ongeschikte honden.
De mensen zijn soms zo onbegrij
pelijk voor een hondenverstand.
Neem daar nu dat jonge diertje. Een
snoezig, wollen bolletje, dat door
iedereen even graag op schoot geno
men wordt. Het diertje vindt het
prettig. Ongetwijfeld.
Maar die pret wordt hem gegund,
tot er de attractie voor de verwen
nerij af is. Omdat-ie aangehaald
werd, denkt het dier iedereen er een
plezier mee gedaan te hebben. De
hond is consequent en wil dat genoe
gen blijven geven. Maar de mens ver
jaagt hem; vindt hem lastig. Gevolg:
het dier weet niet wat hij moet doen,
Niemand kijkt er meer naar hem
om".
De dresseur zegt daarom: „Geef
het dier van begin af aan een eigen
plekje in huis. Gewen hem daaraan
en hy zal niet lastig zijn. Het is alles
zo logisch".
„E5n aan nog", zo besluit de heer
Kieft dit interessante gesprek, „la
ten 'de mensen de dieren toch goed
voer geven. Geen afval en ook geen
aardappelen. Vlees en groente, dat is
wat een hond verlangt. En vier uur
per dag een echt hondse lichaams
beweging in de vi-ye natuur. Ook te
gen die regel wordt nog veel te veel
gezondigd".
Van der Ploeg, die regelrecht langs
zij het wrak Was gekomen en kans
zag de laatste vier schipbreukelingen
van boord te halen. Zijn schip kreeg
daarna moeilijkheden met getij en
wind en hy zag geen kans om de ha
ven van Zierikzee te- bereiken, doch
moest naar de hoek van Ouwerkerk,
waar hij voor anker ging. Met de ge
redden kon hij de wal bereiken.
De vreugde over deze moedige red
ding werd sterk getemperd door het
grote verlies: twaalf mensenlevens
waren te betreuren
Dinsdag na deze zwarte Zaterdag
voer schipper de Weerdt nogmaals
uit om te zien of er van het wrak
nog iets te bergen viel. Dit was ech
ter zeer gering. Een der kisten en
een doosje met geld, was met het
schip het enige, dat hy des avonds
in de haven voor de wal bracht.
Tydens een bijeenkomst die op 30
October 1852 in hotel van Veen te
•Zierikzee onder voorzitterschap van
burgemeester M. C. de Crane werd
gehouden, werden de redders harte
lijk gehuldigd.
Hector, een van tic verdienstelijke
speurhonden van dc Rijkspolitie.