SCHEPEN GLIJDEN IN HET WATER Sinds 1945 bouwde Nederland ruim vierhonderd schepen N.V.Terneuzense Scheepsbouwmij. werd een krachtig bedrijf ZATERDAG 18 OCTOBER 1952 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT TOT 1956 GEEN HELLING ONBEZET Nog steeds een tekort aan geschoolde arbeidskrachten Toekomstmogelijkheden voor jongelui met belangstelling voor de scheepsbouw. (Van onze speciale verslaggever) ROTTERDAM, Puffend en hijgend trekt een nietig motorbootje een houc- vlot door het brede water van het Rotterdamse havengebied. Een kleine terrier, vasthoudend en onverstoorbaar. Een zware zeesleper schiet met een sierlijke zwaai achter het vlot langs. Een schuimende voor en een heftige deining tekenen de speelweg, die deze machtige vertegenwoordiger van Hollands glorie zich door het rusteloze water ploegt. Een sleep van diepgeladen Rijnaken hier, hoog uit het water oprijzende zeeschepen daar en dat alles tegen een achtergrond van loodsen en kranen bepalen verder het zo karakteristieke beeld van Neerlands eerste zeehaven, waar omheen zich de stad groepeerde, die de Duitsers in 1940 van de aardbol dachten te vegen. De Koninklijke Rotterdamse Lloyd N.V. is een van de machtige bedrijven dezer Maasstad, die kleur en leven geven aan dit havenbeeld. Eén en der tig eigen schepen telde de Lloyd-vloot in 1940. Eén en dertig eigen schepen en verdei* nog zeven, die haar door de regering in beheer gegeven waren. Negentien van de eigen schepen en de zeven, die haar in bruikleen waren afgestaan, overleefden de strijd van '40 - '45 niet. „Vergaan", heet het een voudig in de annalen. Geen Neder landse rederij werd in die jaren zwaarder getroffen dan deze Konink lijke Rotterdamse Lloyd. Na de bevrijding is met man en macht gewerkt om de vloot weer op peil te brengen. Onlangs heeft het 35ste schip van de Lloyd zee gekozen. Het was het m.s. „Wonosari", een ruim tienduizend tonner, die onmid dellijk na de overdracht gedirigeerd werd naar de Golf van Mexico om er op de kortst mogelijke termijn de eer ste guldens te verdienen, die op zijn bouwsom van dertien millioen gul- den zullen kunnen worden afgeschre ven. TEMPO, TEMPO! Zo vlot gebeurde dit alles, dat de zozeer aan stijl gewende Koninklijke Rotterdamse Lloyd er dit keer van moest afzien om de gebruikelijke ont vangsten voor haar relaties te arran geren, die telkens plaats vinden, wan neer een nieuw schip in de vaart komt. Niet uit „krenterigheid", zoals sommigen misschien zullen denken, maar louter uit tijdnood, omdat af spraken nagekomen moesten worden, die men al eerder gedacht had te kun nen honoreren. Alleen de pers heeft het schip even kunnen bekijken. Met groeiende be wondering hebben we gedwaald door de doelmatig ingerichte hutten van officieren, matrozen en olielieden, langs de technische snufjes, waarmee de outillage van het schip naar de modernste eisen is uitgerust; door de geriefelijke verblijven, die voor hoog uit twaalf passagiers in de toeristen klasse zijn ingericht en langs de bun dels staaldraad en touwen ter waar de van zeker tienduizend gulden, welke zo'n schip op slechts een enkele zeereis kan verslijten. Een wereldje op zichzelf; zo stoer en fris, dat men de lust in zich voelt opkomen er maar dadelijk mee weg te trekken over de zeven wereldzeeën, die deze aardkloot omspannen. Maar zie, dan is daar de werkelijk heid weer, die alle romantische ge dachten snel doet vluchten. „Het schip is voor Lloyd's reke ning gebouwd in Duitsland. Op de werf van de Howaldtswerke A. G. te Hamburg". Wanneer men dat leest wryft men zich even de ogen uit. Heeft niet de eigen Nederlandse scheepsbouw een wereldfaam om wat zjj weet te presteren? Moet de Neder landse rerler te biecht komen by de buitenlandse werven?, zo vraagt men zich met enige verbazing af. Ja, zo is het! wordt ten antwoord gegeven, wanneer men deze vragen aan ingewijden voorlegt. „De Duitse Oude glorie op de Vlissingse rede. Eén van de mooiste en helaas de laatste zeilschepen ter we reld, de statige viermas tsbark „Pamir" van de Duitse rederij Schliewen uit Hamburg, ver scheen Vrijdag rond 2 uur met volle zeilen op de rede van Vlissingen, onder grote belang stelling van het publiek op de boulevards. Het schip, dat ge laden was met graan, werd van Vlissingen door de sleepboot „Goliath" opgesleept naar Ant werpen, waar het zal worden gelost. Vandaar zal de „Pamir" eventueel geladen, de terug tocht naar Hamburg weer aan vangen. De redery bezit naast de „Pa mir" ook nog het zeilschip de „Passaat". Beide schepen wor den gebruikt voor de opleiding van leei'lingen ter koopvaardy en maken regelmatig vaarten met goederen, die voor een lan ge vervoerstermijn geschikt zijn, zoals granen en cement. Tevens krijgen de leerlingen dan meteen een goede opleiding in de practijk. werf kon het schip ongeveer een jaar eerder leveren dan enige Nederlandse werf. Het is een algemeen Neder lands belang, dat onze zwaar geteis terde handelsvloot weer zo spoedig mogelijk op peil komt. Nu reeds heeft de Lloyd een Nederlandse werf gere serveerd voor een schip, dat eerst zo mer 1955 van stapel zal kunnen lopen." De Duitse werven werken met drie ploegen en de Nederlanse slechts met één, eenvoudig omdat er hier ge schoolde arbeiders te kort zijn om meer dan één ploeg te formeren. Als klap op de vuurpijl is er dan nog de mededeling dat er zo'n schreeuwend tekort aan arbeidskrachten is, dat al leen aan de Waterweg al zes hellin gen ongebruikt liggen, terwijl de Ne derlandse werven toch al contracten afsluiten voor levering niet vóór 1956. DE KEERZIJDE. By de Rotterdamse Droogdok Maatschappij, welke eind 1950 het zusterschip van de thans in Duits land gebouwde „Wonosari" aflever de, namelijk het m.s. „Ampenan", hebben we deze feiten geverifieerd. Men kon ze hier niet ontkennen. „Er is nog altijd een tekort aan geschool de arbeidskrachten op de werven. Door bedrijfsscholen en met omscho lingscursussen wordt hard gewerkt om dit tekort in te lopen. Duitsland daartegenover kende tot voor kort een vrij grote werkloosheid in de me- t; alnijverheid, en de Duitse werven waren nog lang niet aan hun capaci teit. Gebrek aan staal belemmerde voorts de Nederlandse werven twee jaar ge leden om afspraken te maken op al te kort termijn." Een vrij somber beeld, is men na kennismaking van deze feiten geneigd te zeggen. Inderdaad, maar de wer kelijkheid is minder zwart dan deze feiten doen veronderstellen. Want ook vóór de oorlog werden er voor Neder landse rekening vele schepen op bui tenlandse werven gebouwd. Na '14-'18 zelfs een gelyke tonnage aan Neder- De nieuwe „Zweed" in miniatuur Twee directeuren van de Zweden-Amerikaiyn, de heren E. Wijk en E. Th. Chrïstiansson, blikken neer op een model van het nieuwe passagiersschip, dat vandaag by „De Schelde" te Vlissingen van stapel loopt. landse schepen in het buitenland als buitenlandse schepen hier. Deze verhouding heeft zich na 1945 In gunstige zin gewijzigd. Er worden thans op de Nederlandse werven voor buitenlandse rekening belangrijk meer schepen gebouwd dan Neder landse schepen op buitenlandse wer ven. En wat het aantal werkers op die Nederlandse weiven berteft, dat is groter dan vóór de oorlog, zij het dan dat het aantal geschoolden klei ner is dan dat der ongeschoolden. On danks dat hebben de Nederlandse werven in de naoorlogse jaren een ho gere productie weten te halen dan voor de oorlog, terwijl de kwaliteit natuurlijk de wereldfaam kon behou den, die ze sinds jaren heeft. De komende periode van vier of vjjf jaar zullen er weinig lege hellin gen op de werven te zien zyn. Er wordt inderdaad al gecontracteerd voor 1956. Maar deze situatie mag ons er niet toe brengen tevreden te zyn. De scheepsbouw en de scheep vaart zyn voor ons land van enorm belang, nu Indonesië als belangrijke welvaartsbron op de achtergrond ge raakt 16. SCHEEPVAART ALS LEVENSBRON Hoe groot dit belang wel kan zijn? Laten we de situatie van Noorwegen ten voorbeeld nemen. Dat land met z'n nauwelijks vijf millioen inwoners heeft een tweemaal zo grote handels vloot als Nederland. Iedereen is daar vrijwel aangewezen op de scheep vaart en vindt er een zeer behoor lijk bestaan in. Hoe goed dit bestaan kan zijn? Eén feit spreekt weer boekdelen. Tien grote Nederlandse rederijen te zamen brachten in 1951 niet minder dan 555 millioen aan deviezen ons landje binnen. Dat voor wat de scheepvaart betreft. Maar de scheeps bouw mag ook meetellen. Daar pro fiteert het hele land van. Nagenoeg elke industrie heeft leveranties aan de scheepvaartmaatschappijen. Elk schip is een stad op zichzelf. Van een naald tot de grootste machines vindt men er aan boord. Tegen deze achtergrond bekeken mag men zich afvragen, of er reden tot klagen is, wanneer men nagaat, dat er in ons land in 1950 niet minder dan 120 zeeschepen groot en klein gebouwd werden met een capaci teit van 228.118 ton totaal, tegen 142 schepen met een tonnage van 239.845 ton in 1938. Ondanks de desolate toestand, waarin ons land na 1945 verkeerde, heeft Nederland de vyfde plaats op de wereldranglijst voor wat de scheepsbouw betreft, weten te bezet- I ten. Vierhonderd en vyf zeeschepen leverden de werven sinds 1945 af. Voorwaar een voorbeeldige vitaliteit. Maar toch, zouden de jongelui met 'n technische knobbel en belangstelling voor de scheepsbouw, niet eens gaan kyken, of er in deze branche niet een toekomst voor hén op te bouwen valt? (Nadruk verboden.) ONDANKS CRISIS EN OORLOG. De geschiedenis van een scheepswerf in Zeeland De heer J. F. de Klerk, sinds de oprichting van de N.V. Terneuzense Scheepsbouwmaatschappy in 1924 directeur van deze maatschappij, is niet een man van veel woorden. Hy zetelt evenmin in een luxueuze directie kamer, „compleet met secretaresse", noch ontvangt hy zyn bezoekers, verscholen achter een plechtstatig bureau. De directeur is op de werf..." Met d eze woorden begroet de hoekhou. der de meeste bezoekers en in deze woorden ook ligt de grote kracht van directeur en bedryf opgesloten. Werf en directeur zyn één begrip, dat is zo geweest in 1924, toen de directeur nog maar dertig jaar-en de werf nog maar pas geboren was, dat bleef zo in de jaren tot het uitbreken van de oorlog, dat veranderde niet in de bezettingstijd en dat is ook nu nog het geval. Een krachtig bedryf, dat geleid door een energieke directeur niet slechts talloze moeilijkheden overwon, maar bovendien in omvang toenam. Het was in 1924, dat de heren De Klerk, G. P. P. van der Perjl en J. J. de Jager het gedurfde besluit na men om op de separatiepunt van het kanaal TerneuzenGent een scheepswerf te vestigen. „Een ge durfd besluit", inderdaad, want de periode na 1922, toen de na-oorlog- se hoogconjunctuur een einde had genomen was niet bepaald gunstig. Er heerste een economische crisis en zelfs werden in de jaren 1923-1925 meerdere scheepswerven gesloten! „Maar crisis of niet", zo vertelt de heer De Klerk, „ik begon De toen 30-jarige directeur was afgestudeerd aan de M.T.S. in Dor drecht en had een jaar in dienstbe trekking doorgebracht, hetgeen hem maar matig was bevallen. Een eigen bedrijf moest het worden, zoals ook zijn grootvader en daarna zijn vader in Kruispolderhaven hadden en een eigen bedryf is het geworden; een bedrijf, dat geleidelijk werd uit gebreid. De uitbreidingen waren al tijd aangepast aan de omstandighe den, en. zo verklaart de heer De Klerk, „dan kun je het lang uithou den!" VOOR- EN TEGENSPOED. De N.V. Terneuzense Scheeps bouwmaatschappij heeft jaren van voor- en tegenspoed gekend. Na de eerste opdracht de bouw van een honderd ton metende kraandekschuit breidde de klantenkring zich re gelmatig uit en al spoedig heerste er grote bedrijvigheid op de separa tiepunt. Er werd veel reparatiewerk verricht en daarnaast bouwde men zogenaamde kempenaars en motor- spitsen voor Nederlandse, Belgische en Franse rekening. De crisisjaren 19321935 brach. ten een inzinking, maar omstreeks 1937 openden zich gunstiger pers pectieven. Er werd' besloten om naast het in 1926 gegraven dok van 105 x 12,20 m. een dryvend dok te bouwen, ten dienste van schepen met grote re diepgang. In 1938 kwam dit zelf gebouwde dok van 61 by 15 m. ge- Tot de fatale datum Mei 1940 wa ren er regelmatig orders: er wer den reparaties verricht aan binnen schepen; een drijvende aanlegplaats voor Rijkswaterstaat werd gebouwd en ook werd het constructiewerk voor de veerhaven Perkpolder ge maakt. Voorts verrichtte men in deze periode omvangryke herstellingen aan stoomschepen en aan kustvaar tuigen. Zonder aarzelen kan de directeur dan ook verklaren: „De iaren van 1936 tot 1939 zijn de meest constan te jaren, die ik ooit gekend heb." Helaas de voorspoed zou voor ge ruime tyd verdwijnen, tegelyk met de gerepareerde motorcoaster „Be- bo", die op 15 Mei 1940 als een der laatste zeewaardige schepen het ka naal TerneuzenGent verliet, op weg naar Engeland DE GROTE VERWOESTING. Op 21 Mei 1940 werd het bedryf door het terugtrekkende Belgische leger totaal verwoest, het drijvende dok werd tot zinken gebracht en het gegraven dok zwaar beschadigd. Het was evenwel mogelijk het be dryf zij het in bescheiden mate weer op gang te brengen en in de oorlogsjaren hield men zich bezig met het hei-stel van door oorlogs geweld beschadigde schepen. Werk plaatsen en het kantoorgebouw wer den opnieuw opgetrokken en het be drijf zo goed mogelijk hersteld. By de bevrijding, in September 1944. werd het drijvende dok weder om tot zinken gebracht, maar kon opnieuw hersteld worden en sinds dien volgde er een overvloed van or ders. Het eerste karwei bestond uit het herstellen en ombouwen van een uitgebrande Duitse voorpostenboot tot loodsvaartuig. Het was de eerste en toenmaals de enige loods boot, welke kon worden ingescha keld om de geallieerde vloot op de Schelde te beloodsen! Thans doet dit schip nog dienst als het douanevaar tuig „Albatros." Voorts werd een in de haven van Terneuzen tot zinken gebracht Duits loodsvaartuig gelicht en geschikt gemaakt om als veerpont te Sluiskil dienst te doen; maanden lang de enige verbinding over het kanaal TerneuzenGent, waar alle bruggen vernield waren. Dag en nacht werd er gewerkt aan het herstellen van geallieerde schepen en toen de meeste marine schepen medio 1945 Terneuzen verla ten hadden, was de beurt aan de zwaar gehavende Nederlandse bin- nenscheepvaartvloot. Deze herstel werkzaamheden duurden tot 1948. WEER NIEUWBOUW. Eerst toen kon de nieuwbouw weer ter hand worden genomen en sinds- Hoogtijdag voor scheepsbouwend Vlissingen De „273" loopt van stapel Wederom is het heden een hoogtijdag voor scheepsbouwend Vlissingen. Niet alleen geniet de Scheldestad het voorrecht om in de persoon van H.K.H. Prinses Sibylla van Zweden een zeer hoge gaste binnen haar muren te mogen herbergen, maar boven dien loopt van de hellingen der N.V. Kon. Mij De Schelde een schip van stapel, dat voorbestemd is het vlaggeschip der Zweden Amerika Lijn te worden. De naam van De Schelde is in Zweden bekend geworden door de Willem Ruys, welk schip in Scandinavië een zeer grote faam geniet. De Zweden hopen, dat hun nieuwe vlaggeschip een sieraad voor de Zweedse vloot zal worden, dat in schoon heid en doeltreffendheid niet voor de Willem Ruys zal onder doen. Deze hoge verwachtingen worden nog geaccentueerd door de enorme belangstelling, die niet alleen door de Zweedse auto riteiten, maar evenzeer door de Zweedse pers aan de dag wordt gelegd voor de stapelloop van heden. Een klein leger vari Zweedse journalisten en persfotografen is reeds Donderdag avond in Vlissingen gearriveerd om de bevolking van Zweden op de hoogte te houden van alles wat in de Scheldestad geschiedt Deze verblijdende belangstelling bewijst opnieuw, welk een uitstekende naam Nederland heeft als scheepsbouwende natie In de zeven en zeventig jaren van haar beslaan heeft de N.V. Kon. Mij De Schelde aan Nederlandse faam op dit gebied in belangrijke mate bijgedragen. Het is niet nodig om voor Vlis- singers hier nogmaals de ontwikkelingsgeschiedenis van dit Vlissingse bedrijf te schetsen. Wij deden dat bij herhaling. Iedereen weet trouwens hoe prachtig deze klein in 1875 begon nen onderneming zich heeft ontwikkeld en welk een prachtige schepen zij heeft gebouwd. Wel geeft de tewaterlating van heden ons aanleiding om op deze pagina even de aandacht te vragen voor de Nederlandse scheepsbouw, die een nationale bedrijfstak is, waarvan de be tekenis moeilijk kan worden overschat. Een verblijdend teken is, dat naast De Schelde zich in Zeeland ook andere scheepsbouwondernemingen beginnen te ontwikke len. Terwijl Hansweert nog in de kinderschoenen staat, is in Terneuzen reeds een bedrijf in werking, dat goede resultaten bereikt. Daarom vragen wij, terwijl door de plechtige stapelloop van het nieuwe Zweedse schip het volle licht reeds op De Schelde valt, ook voor het Terneuzense bedrijf even om aandacht. Drie nieuwe schepen maakten proefvaart In de afgelopen week hebben op de Nieuwe Waterweg drie nieuwe schepen proefgevaren, namelijk de motorpassagiersboot „Ayvalik", ge bouwd door P. Smit Jr. N.V., voor Turkse rekening; het motorvracht schip „Nyon". gebouwd op de scheepswerven van de N.V. C. van der Giessen Zonen te Krimpen a.d. LJssel, voor rekening van de Suisse-Atlantique Sociéte de Navi gation Maritime te Lausanne en het motorvrachtschip „Rampart", voor rekening van een Londense scheep vaartmaatschappij, gebouwd door T. van Duyvendijk te Lekkerkerk. De veerboot „Ayvalik" heeft twee klassen, waarin elk tweehonderd passagiers vervoerd kiinnen worden. Deze boot zal de dienst onderhouden tussen Istanboel en Scutari. Het vrachtschip „Nyon" heeft een draagvermogen van ongeveer 9100 ton en de „Rampart" van 1200 ton. Tanker van 45.000 ton. De grootste tanker ter wereld, een schip van 45.000 ton deadweight, zal gebouwd worden op de werven van de Howaldts-Werke te Hamburg. Deze week is hiervoor de kiel gelegd en reeds heeft men een tweede op dracht voor een schip van dezelfde grootte. Beide tankers zijn bestemd voor de Central Steamship Company te Panama. Grootste walvisvaarder ter wereld In Noorwegen is een walvisvaarder te water gelaten, welke, naar ver luidt, de grootste ter wereld is. Het is de „Enern" van de A.S. Thor Dahl te Sandeford en het schip werd ge bouwd door de Noorse scheepsbouw- onderneming Moss Vaerft Dokk. Het is de eerste Noorse walvis jager, met dieselvoortstuwing en een schroef met verstelbare spoed. Dit laatste is een unicum voor een wal visvaarder. Deze schroef garandeert een gelijkmatige vaart, ook over zware zeeën en de machine kan bo vendien voortdurend op volle kracht worden gebruikt. Het schip kan een snelheid ontwik kelen van 16 knopen en het heeft een grote actie-radius. dien hebben een zestal coasters van 600 tot 1000 ton de werf in Terneuzen verlaten; nog onlangs liep het kloeke schip ,,Gerry-S" van stapel (binnenkort volgt de proef vaart) en thans is reeds weer de kiel gelegd voor een zeewaardige vrachtboot vai drieduizend ton dead weight. Deze boot zal worden uitge rust met een motor van 1700 P.K. Het bedrijf heeft zich volkomen van de in de oorlog geslagen, wonden hersteld; nog vorig jaar kwam een nieuwe werkplaats gereed, een in- mense ruimte van 60 x 22 meter, en momenteel worden de betonba- nen gelegd voor de nieuwe toren- draaikraan met een spreiding van 30 meter, welke binnen afzienbare tijd zal worden aangeschaft. Een personeelsleger van circa 200 man vormt de bezetting van de Terneu zense werf, v/aar nu reeds 28 jaar de scheepsbouw wordt beoefend. OPROEP UIT ZEE. ,Er is wel veel veranderd", merkt de neer De Klerk op en hij wijst op de vooruitgang op velerlei gebied. Als voorbeeld noemt hij de mogelijkhe den, geschapen door de radio, die in 1924 nog onbekend was. Thans kan het gebeuren, dat een coasterkapi tein per radio vanuit volle zee zyn komst aankondigt en alvast mede deelt, welke wensen hij ten opzichte van zijn schip koestei*t „En de toekomst?", zo vragen wy de directeur. „Onzeker!" antwoordt hij zonder aarzelen. „Indien er een algemene crisis ontstaat, dan is de vraag naar schepen ook weg. maar en aan de nu volgende uitspraak herkent men de man, die zijn bedrijf door een wereldoorlog geloodst heeft maar hoe dan ook: wij blijven meedoen!" De heer De Klerk acht het een gelukkige omstandigheid, dat de Ne derlanders op scheepsbouwgebled kunnen concurreren tegen de buiten landers. Hetgeen o.m. blijkt uit de omstan digheid, dat ook de Terneuzense Scheepsbouwmaatschappij haar of fertes doet uitgaan naar landen als Zuêd-Amerika, Noorwegen, Zweden, Turkye en Zuid-Afrika. En uit het lied van de arbeid, dat van dag tot dag dreunend weerklinkt over het trotse kanaal Kent U hem nog Ja, inderdaad: het is het vlaggeschip van de Kon. Rotterdamse Lloyd, de „Willem Ruys", dat eveneens op de werven van „De Schelde" te Vlissingen werd gebouwd. Dit Is de laatste opname van het trotse schip aan de kade van de werf „De Schelde".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1952 | | pagina 7