Enige aspecten van het culturele leven in Zeeland De ons naam van Tsjechow klinkt in land thans vaker dan voorheen C 4 PROVINCIALE ZEEUWSE C OU RANT MAANDAG 4 AUGUSTUS 1952. „GELOOF, GEDULD EN GELD Componist-journalist Bèrtus van Lier bezocht onze provincie Do bekende componist Bertus van Lier, die als kunstredacteur ver bonden is aan het dagblad ,,Het Parool", heeft onlangs een bezoek aan Zeeland gebracht, waar hy zich op de hoogte stelde van de culturele si tuatie in dit gewest. In een drietal artikelen, die dezer dagen in „Het Pa rool" verschenen, heeft hij de aandacht gevestigd op enkele algemene verschijnselen in de Zeeuwse cultuur en daarbü tevens getracht de we gen te benaderen, langs welke het ideaal: een eigen Zeeuws cultuur leven, waaraan de gehele bevolking deel heeft, zou kunnen worden be reikt. De beschouwingen van Van Lier, die als een critisch en objectief toeschouwer het Zeeuwse culturele leven en met name de muzilcale facet ten daarvan observeerde, zijn ongetwijfeld waard om er nadere aandacht aan te besteden, vooral omdat in deze provincie op artistiek terrein nog lang geen ideale toestanden zijn bereikt. Daarbij ZU*> echter ook enkele critische kanttekeningen noodzakelijk. „Het geestelijk isolement van Zeeland", aldus schrijft Bertus van Lier, „openbaart zich misschien nog het duidelijkst in het kunstleven. Zulk een isolement is uiteraard het duidelijkst aanwijsbaar in de kun sten, die her-schepping, vertolking behoeven: toneel en muziek. Want de creatieve begaafdheid was altöc' enkelingen gegeven, wél door rijkdom en bloei gestimuleerd in opdrachten en kunstenaars, maar in wezen waar ook ter aarde aan het talent van weinigen gebonden". De schrijver wijst op het scheppend vermogen in de literatuur, dat uit Zeeland is voortgekomen en consta teert vervolgens dat toneel en mu ziek hier steeds een zeer kwijnend bestaan hebben gehad, „sterk geremd als alle muzische invloed werd door het Calvinisme". Toch is het de vraag of het wel juist is om zoals Bertus van Lier doet het Calvinisme, dat inder daad in het Zeeuwse gemeenschaps leven een grote plaats innam en nog inneemt, als enige rem te noemen voor een ontplooiing van een Zeeuws cultureel leven. Het maatschappelijk leven op deze eilanden is eeuwen lang in zeer sterke mate beheerst ge weest door de strijd tegen het water en door de harde strijd om het be staan. Daardoor ontstond een men sentype met een eigen levensstijl: nuchter en sober. Men diende waakzaam te zijn, elke dag opnieuw. Tijd voor ontspanning gunden de bewoners van de Zeeuwse eilanden zich niet en mede daarom kon het Calvinisme hier zo sterk wortel schieten: het „zijt nuchter en waakt", dat in het dagelijkse leven een grote rol speelde, deed zich ook op geestelijk terrein gelden. De leer bracht onder woorden datgene, wat men zich in de harde strijd van alle dag bewust was geworden, namelijk dat het leven „niets anders was dan een gestadige dood". Niet het Calvinisme alleen was een remmende factor er ging welis waar geen stimulans van uit, maar het werkte hier zeker niet méér be lemmerend dan in andere delen van het land doch het volkskarakter was niet muzisch ingesteld, omdat het zich stelselmatig eeuwenlang van verfijnde culturele ontspanning had onthouden. Hoe merkwaardig dit volkskarakter de muziek beïnvloedde blijkt bijvoorbeeld uit het feit, dat de CalvinistischeHugenotenpsalmen, rhythmische en soms ranke melodie typen, in de Nederlandse kerken af sleten tot loodzware liederen, die soms dreunend werden gezongen. Se dert jaren is men aan de restauratie bezig, hetgeen in Zeeland omstreeks 1938 niet altijd even makkelijk ging. Wij brengen dit daarom zo uitvoe rig naar voren, omdat het duidelijk moet zijn, dat de culturele opbouw van Zeeland, met name van het plat teland, geen kwestie van enkele ja ren is. maar een werk op lange ter mijn. De aard van Zeeland's bevol king speelt hier een zeer grote rol. DE STEDEN Uitvoerig schenkt Bertus van Lier in zijn artikelen aandacht aan de huidige stand van het muziekleven in de Zeeuwse steden. In dit verband noemt hij onder meer het werk, dat verricht werd en nog steeds wordt door de Vereniging voor Instrumen. tale Muziek en de Koninklijke Zang vereniging „Tot Oefening en Uitspan ning" te Middelburg. „Onder de degelijke maar meer conservatieve directie van Joh. H. Caro is deze koorvereniging dé offi ciële Middelburgse muziekinstelling gebleven, al nam haar betekenis de laatste jaren af', aldus Van Lier en hij betoogt, dat dit o.a. een gevolg is van „de deftigheid" dezer vereni ging: „ïuist de deftigheid van „Tot Oefening en Uitspanning" onthoudt haar meer en meer de levende be langstelling der gehéle bevolking' Voorts noemt van Lier de leeftijd van de thans 72-jarige dirigent als rem. Het zou onjuist zijn te ontkennen, dat zowel „Tot Oefening en Uitspan ning", als de „Instrumentale" nog een zekere traditie met zich meedra- f en, die uit de vorige eeuw stamt, oen de leidende kringen van de Zeeuwse hoofdstad in sterke mate be trokken waren bij het werk dezer verenigingen. Betekent dit echter, dat uitsluitend didrom de bevolking geen of althans te weinig belangstelling voor de arbeid dezer instellingen heeft? Wg herinneren ons het ver haal, dat wij eens optekenden uit de mond van Eduard Flipse: De eenvou dige kleermakersjongen uit Wisse1 kerke ploeterde met de fiets op de schouder over de bemodderde wegen van Noord-Beveland om toch maar geen uitvoering van „Tot Oefening en Uitspanning" te missen. In die da gen speelde het „deftigheids-element" een veel grotere rol dan thans, maar daardoor liet de jeugdige Flipse in zijn eenvoudige kleren, zich niét im poneren Waarom niet? Hij kwam voor de muziek! En hier zijn we bij het cardinale punt van de belangstellingskwestie aangekomen: het Iaat grote groepen van de bevolking slberisch, wanneer er een uitvoering wordt gegeven, of dat nu gebeurt door de Instrumen tale", „Oefening en Uitspanning" of door welke instelling ook. Dat is niet alleen in Middelburg het geval, dat is het ook in Vlissingen en Goes, welke laatste plaats bovendien nog het euvel kent van verdeeldheid op het terrein der toonkunst. Daarom zijn we het volstrekt niet eens met Bertus van Lier, wanneer hij betoogt, dat hi Vlissingen een mu ziekleven bestaat, waaraan de gehele muzikale bevolking deel heeft. Het aantal bezoekers aan de VMssingse concerten is percentsgewijs zeker niet groter dan in Middelburg. Wel moet worden toegegeven, dat er in de Scheldestad meer vitaliteit is, dat er meer enthousiasme ook bestaat voor de muziekbeoefening, zodat de Vlis- singse Oratoriumvereniging en de Vlissingse Orkestvereniging gestadig in bloei toenemen, maar dat komt ook omdat het karakter van Vlissin gen als industriestad geheel anders is dan dat van Middelburg, welke plaats toch allereerst het kenmerk draagt van „zetel der provinciale be stuursorganen". In Vlissingen klemt echter sterk de vraag hoe men trach ten moet een grote arbeidersbevol king daadwerkelijk voor de kunst te interesseren. Tot nu toe is gebleken, dat dit het beste nog kan geschieden door middel van de vakbonden. En kele toneelvoorstellingen, die door het N.V V. werden georganiseerd, trokken volle zalen. De conclusie blijft echter, dat een groot deel van de Zeeuwse bevolking geen belangstelling heeft voor arti stieke zaken. Wanneer die Interes sen er wel zouden zijn, zou er tijdens een uitvoering van „Tot Oefening en Uitspanning" geen stoel onbezet zijn in de Concert, en Gehoorzaal en zou er in de kleinere zalen van Vlissin gen en Goes meer dan één avond per concert nodig zijn. NOGMAALS: „TOT OEFENING EN UITSPANNING" Bertus van Lier wijst er ook op, dat het aantal leden van „Tot Oefe ning en Uitspanning" in korte tijd terugliep van 140 tot ongeveer 80. In dit verband is het goed de aan dacht er op te vestigen, dat deze ver eniging enige tijd geleden een cri sis doormaakte, doch zich uitmun. tend herstelde met een uitvoering van Verdi's „Requiem". Op de keuze van dit werk is destijds van vele zij den critiek uitgeoefend, omdat men zich blijkbaar meer aangetrokken voelde tot „gewoner" werk, waar van van te voren wel vaststond dat het dankbaar door het publiek zou worden onthaald. Het is misschien goed om er ook op te wij zen, dat het juist de plicht is van een vereniging als deze om niet al tijd in het eeuwige oratoriumkringetje Paulus-Jahreszeitcn-Elias-Schöp. fung-en-zo-voort te blijven voorthüp. pelen, Verdi's „Requiem", Franck's „Beatitudes" en Berlioz', „Damna tion de Faust" gingen voor een koor in de provinciale hoofdstad eigenlijk nog niet ver genoeg. In een stad als Almelo zag men zelfs kans „Jeanne d'Arc au bücher" van Honegger uit te voeren! De bevolking van Middelburg, evenals diegenen, die de leiding heb ben in de „Instrumentale" en „Tot Oefening en Uitspanning" dienen zich er van bewust te zijn, dat beide instellingen een kostbaar bezit vor men in deze tjjd. Dit erfgoed van vo rige generaties moet bewaard biy- ven, maar mag géén curiosum wor den. Ook de polsslag van de eigen tjjd zal merkbaar moeten zijn.. Daarom is het zo jammer, dat er te weinig belangstelling is voor dit werk en dat de te geringe belangstelling, die er is, soms verkeerd is gericht. HOE DAN Men zal zich echter afvragen, hoe men 'de bevolking werkelijk tot actie ve „cultuurgenieters" kan opvoeden. Bertus van Lier brengt de Z.V.U. ter sprake en constateert daarbij, dat deze instelling in feite weinig doet om in de werkelijke behoeften van het vo'k te voorzien. Haar activiteit verschilt met veel van die van een impressariaat, zo schrijft hij, men spreekt van een elite-universiteit. In derdaad is het moeilijk om de Z.V.U. op haar huidige basis als orgaan van volksontwikkeling te beschouwen. Er is daarover reeds veel geschreven en gesproken, zodat men hierover thans wellicht beter kan zwijgen. Bertus van Lier wijst vervolgens op de Stichting Zeeland voor maat schappelijk en cultureel werk en schrijft hierover: „Culturele spreiding kan slechts zin vol werken, wanneer zij daar paeda- gogische waarden in betrekt en ook het stimuleren van het kunstleven kan alleen vruchtbaar zijn indien dit aansluit bij de directe behoeften der mensen, die men wil bereiken. Wan neer bijvoorbeeld op het gebied van het toneel de Stichting Zeeland wil uitgaan van het op vele plaatsen bloeiende dilettanten toneelleven, kunnen wij dat slechts toejuichen ais een juist uitgangspunt. Wanneer echter, zoals wij vernamen, deze stichting de overheid wil adviseren om een Rotterdams Kamerorkest te subsidiëren, komt het ons voor, dat hiermede principieel een verkeerde weg wordt bewandeld. Althans als het in de bedoeling zou liggen hier. van een traditie te maken, een vaste verbintenis. Als overgangsmaatregel zou men met zulk een plan, zij het aarzelend, kunnen instemmen. Het kan zijn nut hebben muzikaal-gevoe- ligen zó stelselmatig in contact te brengen met muzikale schoonheid, dat zij er niet meer buiten kunnen. Groter zijn o.i. echter de gevaren. Want dreigen hier niet evenzeer als in de grote stad snobisme en min derwaardigheidsgevoel Wordt niet het bloeiend dilettantisme, de zelf werkzaamheid, het eigen initiatief in een hoek gedrukt door het stelselma tig importeren van prestaties, waar van men meent ze uit eigen kracht nimmer te kunnen bereiken?" BELANGRIJK ASPECT Wij menen, dat Van Lier hier in derdaad een belangrijk aspect van „hulp-van-buiten" naar voren brengt en met hem geloven we, dat een der gelijke hulp funeste gevolgen zou kunnen hebben voor de bestaande verenigingen. De schrijver betoogt terecht, dat het beter zou zijn een eigen muziekleven op te bouwen en noemt daarvoor twee plannen: 1. Stichting van een Zeeuwse muziek school, waarvan de leerkrachten de kern zouden kunnen vormen van 2. een eigen kamerorkest, mede samen gesteld uit de beste dilettanten van de strijkorkesten van Vlissingen, Middelburg en eventueel Goes. NIET NIEUW Deze plannen zijn niet nieuw en reeds meermalen ter sprake gebracht, doch nu blijkt, dat de overheid snb. sidie beschikbaar heeft voor een Rot terdams Kamerorkest, moet men in dit gewest toch wel gaan overwegen of het geen tyd wordt om deze over heid op dringerder noden in de Zeeuws© cultuur le wjjzen. Een dezer noden is zeker een mu ziekschool voor Beveland en Walche ren met alle respect overigens voor het werk van de Zeeuwse mu- zieltpaedagogen. Een dergelijke mu ziekschool zou wellicht een vaste ba- Prinses Irene dertien jaar H.K.H. Prinses Irene viert morgen haar dertiende verjaardag. (Opname W. Schuurman N.F.K.) Trompettist fietste 850 km De trompettist van de Ramblers, Jan Kelder, die Zondagmorgen vroeg uit Hilversum startte om op de fiets in 5 dagen tijds naar München te rij den, heeft zijn in verbami hiermede afgesloten weddenschap gewonnen. Prompt op tijd arriveerde hij Vrijdag middag om 4 uur op de afgesproken plaats om de overige leden van het orkest, die de reis per trein hadden gemaakt, te ontmoeten. De 850 km, die hij zonder enige training heeft moeten afleggen, zaten hem overi gens wel in de benen en ook op een plaats, die hoger ligt Filméquipe naar Indonesië. In opdracht van de B.P.M. (Ko ninklijke Shell groep) is de cineast Bert Haanstra voor vier maanden met een filméquipe naar Indonesië vertrokken. Zijn opdracht bestaat uit het vervaardigen van opnamen, be stemd voor een aantal documentaire films, welke de opsporing en winning van aardolie in beeld zullen brengen. Haanstra voltooide zo juist in op dracht van de Koninklijke Shell groep de film „Dijkbouw", een docu mentaire, welke het werk aan de dijk van de Oostpolder in beeld brengt. LETTERKUNDIGE KRONIEK. „Het verhaal van een onbekende" uit 1893 doet „modern" aan WANNEER EEN BEPAALD SCHRIJVER uit een voorbije periode plot seling weer opgeld doet (of zelfs voor het eerst ontdekt wordt), is de reden voor die hernieuwde belangstelling nog al eens te zoeken in het feit dat hy. zelf, dus ook zijn werk en zijn romanfiguren, in structuur grote overeen komst vertonen met de mensen, die leven in die tijd van de wederopleving van het interesse in die auteur. Dit geldt ook voor Tsjechow, wiens naam de laatste jaren in ons land veel vaker klinkt dan voorheen, naar aanleiding van voor het eerst vertaalde werken en ook door de opvoering van enkele lyrische toneelstukken, waaraan grote waardering ten deel viel, nl. „Oom Wanja" en „De Kersentuin." Tsjechow werd in 1860 in het pro vinciestadje Taganzog geboren. Zijn vader, die daar een handel in kruide nierswaren had, gaf hem een zeer streng-godsdienstige opvoeding, die evenwel een averechtse uitwerking had, want Tsjechow heeft zijn leven lang een afkeer van de kerk en ver der van elke dwang gehad. Hij stu deerde medicijnen en haalde het di ploma, doch hg heeft nooit als arts gepractiseerd. Mede om zijn ouders financieel te steunen schreef hij ver halen voor humoristische bladen. Zo begon een van de grootste Russische novellisten zijn schrijversloopbaan. Hij stierf 14 Juli 1904 te Badenweiler, waar hij vergeefs genezing voor zijn tuberculose zocht. Zijn korte roman „Het Verhaal van een Onbekende" is wel een goede il lustratie van het in de aanhef van dit artikel gezegde: hoewel geschreven in 1893, doet net ons geheel „modern" en eigentijds aan. Dezelfde levens vaagheid en -onmacht, hetzelfde uit- zichtsloze dat in zovele boeken van de huidige generatie wordt uitge beeld, is hier in de kern aanwezig, echter steeds uit de klemm end-sinis tere sfeer gehouden door Tsjechows vermaarde humoristische kijk en het volkomen ontbreken van valse senti mentaliteit. Het verloopt in het kort zo: Een onbekende, „Stjepén", neemt als huis knecht dienst bij een Petersburgse ambtenaar, Orlóf genaamd, om te spionneren en zoveel mogelijk te we ten te komen over zgn politieke aartsvijand, Orlófs vader, die een in vloedrijk staatsman is. Hij komt in het huis van die zoon eigenlijk niets te weten. Hij lijdt er in zgn staat als knecht (prachtig wordt getekend hoe zo'n „wezen van lagere orde" door zijn toch humane werkgevers behan deld wordt) naast de ordinaire, maar goed gedresseerde meid Pólja; boven dien is hij ernstig tuberculeus. Zijn meester Orlóf is een beschaafd onbe nul uit de ambtenarenwereld, een vaag en kleurloos persoon, die zich ondanks zijn intelligentie weerloos in de middelmatigheid van kaartpartg- en en nachtelijke uitstapjes met dito vrienden heeft laten wegzinken. Niet temin heeft een zeer hoogstaande vrouw uit voorname kring, Zinaïda door HANS WARREN Fjódorowna, een diepe en noodlottige liefde voor hem opgevat. Zinaïda ver laat haar man en komt bij Orlóf wo nen. Vanaf dat ogenblik gaat het met hun verhouding bergafwaarts: Orlóf houdt niet van haar en hij is alles voor haar. Hg kan zich niet meer op werken tot haar hoogte en zij kan on danks haar liefde er niet in berusten, dat hy zgn leven in doelloosheid laat verlopen. Him samenleven wordt een marteling. De „huisknecht" die een bgna niet toegegeven liefde voor Zi naïda heeft opgevat (hg voelt dat hy ten dode is opgeschreven en ontzegt zich daardoor elk recht op geluk), is bg al hun twisten aanwezig, want voor hem houden ze zich evenmin in als voor een eventuele hond of kat die in de kamer zou zgn, en dat hij even vloeiend Frans spreekt als zg, ver moeden ze niet. Orlóf begint zgn eigen huis te ontlopen' en Zinaïda vecht nog verbeten voort voor de zaak die ze verloren weet; bestolen en gebrutaliseerd door Pólja, die haar duiaelgk haar positie van maitresse laat voelen. MEESTERLIJK VERTELLER. Dit alles neemt „Stjepén" zodanig in beslag dat hg de kans, zyn aarts- vgand uit de weg te ruimen, voorbg laat gaan wanneer Orlófs vader hem in handen valt. Wanneer die weer vertrokken is, beseft hg opeens de volkomen nutteloosheid van alles, van het hele leven en zgn idealen. Hij trekt zijn livrei uit, zegt Zinaïda de waarheid omtrent Orlóf en bewijst haar dat, om daarna met haar naar het buitenand te vertrekken. Hij laat haar zijn verering nooit blijken, zelfs nauwelgks wanneer zg hem in een overspannen bui bespot. Wanneer Orlófs dochtertje geboren is, beneemt Zinaïda zich het leven. Twee jaar nog kan „Stjepén" voor de kleine Sónja zorgen, dan weet ook hg dat zgn dood nabg is. Hij zoekt zijn vroegere meester Orlóf op, nu als ge- lgke, en die besluit vage schikkingen te treffen voor het kind, want ja, „het betreft hier natuurlgk niet een mops hond of zo iets, maar een mens". Orlóf schrijft later, dat het kind op een soort kinderkostschool zal wor den gedaan. „Ik las deze brief terwgl Sónja heel stilletjes boven op de tafel zat en vol aandacht naar mg keek, alsof zg besefte dat haar lot werd be slist". Met deze ontroerendé zin ein digt dit prachtige boek. Drie personen van kwaliteit gaan ten onder: Orlóf verzakt dieper in de middelmatigheid, Zinaïda bezwgkt aan haar prachtige maar fatale lief de, Stjepén raakt alle koers kwijt terwgl de dood hem beloert. En het kleme Kina gaat naar een gesticht. En wat is er te doen aan neel die doelloosheid van het leven, vragen Orlóf en Stjepén zich af? Het zijn in derdaad volkomen de problemen van deze tijd. Tsjechow is niet alleen een knap psycholoog, hg is ook een meesteriyk verteller. Hg bezit het geheim om op één bladzü meer te zeggen dan menig ander in een heel hoofdstuk. Vandaar dat dit dunne boekje niettemin een volledige roman is, met levende, on. vergeteiyke personen. Het is een ju- weel van vertelkunst. Uitgave: J. M. Meulenhoff, Am sterdam. Duizenden krabben over Nederland Winkeliers werken mee voor de kankerbestrijding De Ned. Vereniging tot steun aan het Koningin Wilhelmina Fonds voor de kankerbestrijding gaat een beroep doen op het Nederlandse volk. De opbouw van de landelijke organisatie voor de kankerbestrgding vordert gestadig. Een dezer dagen zullen de acten worden gepasseerd voor de op richting van de kankercentra in de universiteits-ziekenhuizen te Gronin gen, Leiden,-Utrecht en Amsterdam. De inrichting van subcentra in ver schillende delen van het land maakt foede vorderingen. De plannen voor e bouw van een nieuw Radiothera peutisch Instituut te Rotterdam zijn gereed. Behalve de belangrgke bedragen, welke het Koningin Wilhelmina Fonds jaarlijks moet uitkeren, o.m. aan het Nederlands Kankerinstituut zal het fonds zich binnenkort grote kapitaalsuitgaven moeten getroosten. Het zal tevens grote financiële ver plichtingen op zich moeten nemen om wat gesticht wordt ook door jaarlijkse subsidies in stand te hou den. Daarom heeft het Koningin Wilhelmina Fonds een nieuwe actie gelanceerd, welke bij kleine en gro tere winkelbedrgven sympathiek is ontvangen. In de week, voorafgaande aan de Zaterdag, waarop de jaarlijkse col lecte voor de kankerbestrgding zal plaats vinden (eind Augustus-begin September), zullen de winkels, die wensen mede te werken, een aantal affiches, in de vorm van een krab (het internationale teken voor de kankerbestrgding), op hun ruiten bevestigen. Hierdoor onderscheiden de zaken, welke aan de actie mee doen. zich op opvallende wgze. De bedoeling is, dat de deelnemende winkels 1% van hun omzet op de collectedag aan het Koningin Wil helmina Fonds voor de kankerbe-1 strgding zullen afstaan. I sis voor hun arbeid kunnen vormen. Een gesubsidieerde instelling zou een coördinatie van krachten betekenen, waarvan de waarde niet onderschat mag worden. Van een groep instru mentalisten bl aasmusici aan deze school verbonden zouden voorts de strgkorkesten profiteren (geen dure krachten meer van buiten Zee land), evenals de blaasorkesten. De laatsten vertegenwoordigen immers een grote groep van amateur-musici, die niet zonder betekenis is voor de muzikale vorming van de bevolking. Of een Zeeuws orkest tot de mo. gelijkheden behoort, is twijfelachtig, maar een federatieve samenwerking tussen de bestaande orkesten zou wellicht tot resultaten kunnen lei den (b.v. bij begeleiding van koren), hetgeen trouwens ook geldt voor de harmonie- en fanfarecorpsen. Een muziekschool met eigen con certjes en lèpriingen-uitvoeringen zou de jeugd stimuleren tot kennis making met de muziek en dét is vooral belangrgk. Dank zg de Gehrels-cursussen gaat het hier al met grote stappen vooruit, maar er moet nog veel meer gebeuren om in Zeeland een eigen muziekleven op te bouwen. Daarbij is nodig, dat men met name aan jonge mensen klaar en duidelgk uiteen zet, dat muziek ja, dat kunst in het algemeen niet iets „apart" is, maar dat zg wordt gemaakt en geschreven voor ieder een. „GELOOF, GEDULD EN GELD" Wij meenden er goed aan te doen, de artikelen van Bertus van Lier in breder kring bekendheid te geven en waar nodig aan een critische be schouwing te onderwerpen. Met de woorden, waarmede deze componist journalist zgn artikelenreeks be ëindigd, willen ook wg besluiten: „We zgn ons er intussen van bewust, dat hier (voor dit alles), behalve ge. loof in de toekomst en geduldig over leg, méér geld voor nodig is. dan thans in de culturele subsidies is be grepen! de K. Nederlandse film in de stijl van Italiaans neo-realisme De N.V. Standaard Films in Lei den en de N.V. Haghefilm in Den Haag hebben besloten een prijsvraag uit te schrijven voor een oorspronke- lgk Nederlands filmscenario. Hiervoor wordt een bedrag be schikbaar gesteld van 1000. Een jury, waarin naast filmcritici ook en kele leden uit het filmbedrgf en een vertegenwoordiger van het ministerie van O.K. en W. zullen zitting nemen, zal op korte termijn worden samen gesteld. Het ligt in de bedoeling een film te maken in de stgl van het Ita liaans neo-realisme, hetgeen bete kent, dat het scenario de mogelgk- heid moet bieden de kostbare film studio's te vermijden. Voorts legt dit de verplichting op aan de auteur het verhaal dicht aan het hart van het volk te schrgven. De heren Kemps en Mullens zijn van mening, dat.het „jolige" genre moet worden vermeden. Het Nederlandse volksleven biedt volgens uitlatingen van Italiaanse filmmensen, die Nederland bezochten mogelgkheden te over tot speel films, die voor iedereen begrgpelgk en tegelijk artistiek aanvaardbaar Culturele Cavalcade DE KONINKLIJKE Vlaamse Acade mie heeft de prijs Arthur Merghe- lynck" dit jaar toegekend aan de dich ter Karei Jonckheere voor zijn bundel „Hondenwacht". ADOLF BUSCH, de bekende violist en oprichter van het Busch Strijk kwartet is op 60-jarige leeftijd te zij nen huize in Guildford (V.S.) overle den. Zijn opleiding ontving Hij m hoofdzaak van onze landgenoot Bram Eldering en van Willy Hess. TE PARIJS is bü de opvoering van 18e eeuwse ballet-opera „Les Indes Galantes" van Rameau, voor het eerst naast geluid en beeld ook van geur gebruik gemaakt. Tijdens sommige scènes werden golven parfumgeuren naar de toeschouwers gevoerd „om de Oosterse sfeer te verhogen".... „HOUEN" ZO" is de titel van een nieuwe film over het herstel van Ne derland, welke Herman van der Horst in opdracht van het „Mutual Security Agency" heeft vervaardigd. In deze documentaire wordt het herstel van geheel Nederland, zoals dit mede dank zij het plan-Marshall tot stand is ge komen, gesymboliseerd door de weder opbouw van Rotterdam. HET 27e MUZIEKFEEST van de In ternational Society for Contemporary Music zal volgend jaar in Oslo worden gehouden. DE ENGELSE filmregisseur Brian Desmond Hurst en mr H. A. Keuls uit Amsterdam, zijn op verzoek van de Republic Pictures Corp. naar Holly wood gevlogen ter ondertekening van de contracten voor de verfilming van Hollands Glorie, naar het gelijknami ge boek van Jan de Hartog. De daiktm van de productie en de bezetting zul len in Hollywood worden vastgesteld. De film zal tn een Engelse en een Nederlandse versie worden gemaakt. HET MUSEUM OF FINE ART te New-York heeft van de Nederlandse inzending op de Biënnale te Venetië een aantal werken van grafici aange kocht. Van de volgende kunstenaars werd werk gekocht: D. den Dikken- boer, Harry Disberg, Wally Elenbaas en Ap Sok. IN MUSEUM BOOYMANS zal tot September een tentoonstelling, ge titeld „Kleurenpracht uit Franse ka thedralen" (gebrandschilderde ramen van de 12e—16e eeuw worden gehou den. In de zaal voor tijdelijke tentoonstel lingen zijn tot 24 Augustus te zien te keningen van 1400 tot 1800, w.o. bla den door Hieronymus Bosch, Pieter Bruegel, A. Diirer, Rembrandt, Ru bens, Pisanello, Tintoretto, e.a., geko zen uit het eigen bezit.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1952 | | pagina 6