Enige aspecten van het culturele
leven in Zeeland
De
ons
naam van Tsjechow klinkt in
land thans vaker dan voorheen
C
4
PROVINCIALE ZEEUWSE C OU RANT
MAANDAG 4 AUGUSTUS 1952.
„GELOOF, GEDULD EN GELD
Componist-journalist Bèrtus van Lier
bezocht onze provincie
Do bekende componist Bertus van Lier, die als kunstredacteur ver
bonden is aan het dagblad ,,Het Parool", heeft onlangs een bezoek aan
Zeeland gebracht, waar hy zich op de hoogte stelde van de culturele si
tuatie in dit gewest. In een drietal artikelen, die dezer dagen in „Het Pa
rool" verschenen, heeft hij de aandacht gevestigd op enkele algemene
verschijnselen in de Zeeuwse cultuur en daarbü tevens getracht de we
gen te benaderen, langs welke het ideaal: een eigen Zeeuws cultuur
leven, waaraan de gehele bevolking deel heeft, zou kunnen worden be
reikt. De beschouwingen van Van Lier, die als een critisch en objectief
toeschouwer het Zeeuwse culturele leven en met name de muzilcale facet
ten daarvan observeerde, zijn ongetwijfeld waard om er nadere aandacht
aan te besteden, vooral omdat in deze provincie op artistiek terrein nog
lang geen ideale toestanden zijn bereikt. Daarbij ZU*> echter ook enkele
critische kanttekeningen noodzakelijk.
„Het geestelijk isolement van
Zeeland", aldus schrijft Bertus van
Lier, „openbaart zich misschien nog
het duidelijkst in het kunstleven.
Zulk een isolement is uiteraard het
duidelijkst aanwijsbaar in de kun
sten, die her-schepping, vertolking
behoeven: toneel en muziek. Want de
creatieve begaafdheid was altöc'
enkelingen gegeven, wél door rijkdom
en bloei gestimuleerd in opdrachten
en kunstenaars, maar in wezen waar
ook ter aarde aan het talent van
weinigen gebonden".
De schrijver wijst op het scheppend
vermogen in de literatuur, dat uit
Zeeland is voortgekomen en consta
teert vervolgens dat toneel en mu
ziek hier steeds een zeer kwijnend
bestaan hebben gehad, „sterk geremd
als alle muzische invloed werd door
het Calvinisme".
Toch is het de vraag of het wel
juist is om zoals Bertus van Lier
doet het Calvinisme, dat inder
daad in het Zeeuwse gemeenschaps
leven een grote plaats innam en nog
inneemt, als enige rem te noemen
voor een ontplooiing van een Zeeuws
cultureel leven. Het maatschappelijk
leven op deze eilanden is eeuwen
lang in zeer sterke mate beheerst ge
weest door de strijd tegen het water
en door de harde strijd om het be
staan. Daardoor ontstond een men
sentype met een eigen levensstijl:
nuchter en sober.
Men diende waakzaam te zijn, elke
dag opnieuw. Tijd voor ontspanning
gunden de bewoners van de Zeeuwse
eilanden zich niet en mede daarom
kon het Calvinisme hier zo sterk
wortel schieten: het „zijt nuchter en
waakt", dat in het dagelijkse leven
een grote rol speelde, deed zich ook
op geestelijk terrein gelden. De leer
bracht onder woorden datgene, wat
men zich in de harde strijd van alle
dag bewust was geworden, namelijk
dat het leven „niets anders was dan
een gestadige dood".
Niet het Calvinisme alleen was een
remmende factor er ging welis
waar geen stimulans van uit, maar
het werkte hier zeker niet méér be
lemmerend dan in andere delen van
het land doch het volkskarakter
was niet muzisch ingesteld, omdat
het zich stelselmatig eeuwenlang van
verfijnde culturele ontspanning had
onthouden. Hoe merkwaardig dit
volkskarakter de muziek beïnvloedde
blijkt bijvoorbeeld uit het feit, dat de
CalvinistischeHugenotenpsalmen,
rhythmische en soms ranke melodie
typen, in de Nederlandse kerken af
sleten tot loodzware liederen, die
soms dreunend werden gezongen. Se
dert jaren is men aan de restauratie
bezig, hetgeen in Zeeland omstreeks
1938 niet altijd even makkelijk ging.
Wij brengen dit daarom zo uitvoe
rig naar voren, omdat het duidelijk
moet zijn, dat de culturele opbouw
van Zeeland, met name van het plat
teland, geen kwestie van enkele ja
ren is. maar een werk op lange ter
mijn. De aard van Zeeland's bevol
king speelt hier een zeer grote rol.
DE STEDEN
Uitvoerig schenkt Bertus van Lier
in zijn artikelen aandacht aan de
huidige stand van het muziekleven
in de Zeeuwse steden. In dit verband
noemt hij onder meer het werk, dat
verricht werd en nog steeds wordt
door de Vereniging voor Instrumen.
tale Muziek en de Koninklijke Zang
vereniging „Tot Oefening en Uitspan
ning" te Middelburg.
„Onder de degelijke maar meer
conservatieve directie van Joh. H.
Caro is deze koorvereniging dé offi
ciële Middelburgse muziekinstelling
gebleven, al nam haar betekenis de
laatste jaren af', aldus Van Lier en
hij betoogt, dat dit o.a. een gevolg
is van „de deftigheid" dezer vereni
ging: „ïuist de deftigheid van „Tot
Oefening en Uitspanning" onthoudt
haar meer en meer de levende be
langstelling der gehéle bevolking'
Voorts noemt van Lier de leeftijd van
de thans 72-jarige dirigent als rem.
Het zou onjuist zijn te ontkennen,
dat zowel „Tot Oefening en Uitspan
ning", als de „Instrumentale" nog
een zekere traditie met zich meedra-
f en, die uit de vorige eeuw stamt,
oen de leidende kringen van de
Zeeuwse hoofdstad in sterke mate be
trokken waren bij het werk dezer
verenigingen. Betekent dit echter, dat
uitsluitend didrom de bevolking geen
of althans te weinig belangstelling
voor de arbeid dezer instellingen
heeft? Wg herinneren ons het ver
haal, dat wij eens optekenden uit de
mond van Eduard Flipse: De eenvou
dige kleermakersjongen uit Wisse1
kerke ploeterde met de fiets op de
schouder over de bemodderde wegen
van Noord-Beveland om toch maar
geen uitvoering van „Tot Oefening en
Uitspanning" te missen. In die da
gen speelde het „deftigheids-element"
een veel grotere rol dan thans, maar
daardoor liet de jeugdige Flipse in
zijn eenvoudige kleren, zich niét im
poneren Waarom niet? Hij kwam
voor de muziek!
En hier zijn we bij het cardinale
punt van de belangstellingskwestie
aangekomen: het Iaat grote groepen
van de bevolking slberisch, wanneer
er een uitvoering wordt gegeven, of
dat nu gebeurt door de Instrumen
tale", „Oefening en Uitspanning" of
door welke instelling ook. Dat is niet
alleen in Middelburg het geval, dat is
het ook in Vlissingen en Goes, welke
laatste plaats bovendien nog het
euvel kent van verdeeldheid op het
terrein der toonkunst.
Daarom zijn we het volstrekt niet
eens met Bertus van Lier, wanneer
hij betoogt, dat hi Vlissingen een mu
ziekleven bestaat, waaraan de gehele
muzikale bevolking deel heeft. Het
aantal bezoekers aan de VMssingse
concerten is percentsgewijs zeker niet
groter dan in Middelburg. Wel moet
worden toegegeven, dat er in de
Scheldestad meer vitaliteit is, dat er
meer enthousiasme ook bestaat voor
de muziekbeoefening, zodat de Vlis-
singse Oratoriumvereniging en de
Vlissingse Orkestvereniging gestadig
in bloei toenemen, maar dat komt
ook omdat het karakter van Vlissin
gen als industriestad geheel anders
is dan dat van Middelburg, welke
plaats toch allereerst het kenmerk
draagt van „zetel der provinciale be
stuursorganen". In Vlissingen klemt
echter sterk de vraag hoe men trach
ten moet een grote arbeidersbevol
king daadwerkelijk voor de kunst te
interesseren. Tot nu toe is gebleken,
dat dit het beste nog kan geschieden
door middel van de vakbonden. En
kele toneelvoorstellingen, die door
het N.V V. werden georganiseerd,
trokken volle zalen.
De conclusie blijft echter, dat een
groot deel van de Zeeuwse bevolking
geen belangstelling heeft voor arti
stieke zaken. Wanneer die Interes
sen er wel zouden zijn, zou er tijdens
een uitvoering van „Tot Oefening en
Uitspanning" geen stoel onbezet zijn
in de Concert, en Gehoorzaal en zou
er in de kleinere zalen van Vlissin
gen en Goes meer dan één avond per
concert nodig zijn.
NOGMAALS: „TOT OEFENING
EN UITSPANNING"
Bertus van Lier wijst er ook op,
dat het aantal leden van „Tot Oefe
ning en Uitspanning" in korte tijd
terugliep van 140 tot ongeveer 80.
In dit verband is het goed de aan
dacht er op te vestigen, dat deze ver
eniging enige tijd geleden een cri
sis doormaakte, doch zich uitmun.
tend herstelde met een uitvoering
van Verdi's „Requiem". Op de keuze
van dit werk is destijds van vele zij
den critiek uitgeoefend, omdat men
zich blijkbaar meer aangetrokken
voelde tot „gewoner" werk, waar
van van te voren wel vaststond dat
het dankbaar door het publiek zou
worden onthaald. Het is misschien
goed om er ook op te wij
zen, dat het juist de plicht is van
een vereniging als deze om niet al
tijd in het eeuwige oratoriumkringetje
Paulus-Jahreszeitcn-Elias-Schöp.
fung-en-zo-voort te blijven voorthüp.
pelen, Verdi's „Requiem", Franck's
„Beatitudes" en Berlioz', „Damna
tion de Faust" gingen voor een koor
in de provinciale hoofdstad eigenlijk
nog niet ver genoeg. In een stad als
Almelo zag men zelfs kans „Jeanne
d'Arc au bücher" van Honegger uit
te voeren!
De bevolking van Middelburg,
evenals diegenen, die de leiding heb
ben in de „Instrumentale" en „Tot
Oefening en Uitspanning" dienen
zich er van bewust te zijn, dat beide
instellingen een kostbaar bezit vor
men in deze tjjd. Dit erfgoed van vo
rige generaties moet bewaard biy-
ven, maar mag géén curiosum wor
den. Ook de polsslag van de eigen tjjd
zal merkbaar moeten zijn.. Daarom
is het zo jammer, dat er te weinig
belangstelling is voor dit werk en dat
de te geringe belangstelling, die er
is, soms verkeerd is gericht.
HOE DAN
Men zal zich echter afvragen, hoe
men 'de bevolking werkelijk tot actie
ve „cultuurgenieters" kan opvoeden.
Bertus van Lier brengt de Z.V.U. ter
sprake en constateert daarbij, dat
deze instelling in feite weinig doet
om in de werkelijke behoeften van
het vo'k te voorzien. Haar activiteit
verschilt met veel van die van een
impressariaat, zo schrijft hij, men
spreekt van een elite-universiteit. In
derdaad is het moeilijk om de Z.V.U.
op haar huidige basis als orgaan van
volksontwikkeling te beschouwen. Er
is daarover reeds veel geschreven en
gesproken, zodat men hierover thans
wellicht beter kan zwijgen.
Bertus van Lier wijst vervolgens
op de Stichting Zeeland voor maat
schappelijk en cultureel werk en
schrijft hierover:
„Culturele spreiding kan slechts zin
vol werken, wanneer zij daar paeda-
gogische waarden in betrekt en ook
het stimuleren van het kunstleven
kan alleen vruchtbaar zijn indien dit
aansluit bij de directe behoeften der
mensen, die men wil bereiken. Wan
neer bijvoorbeeld op het gebied van
het toneel de Stichting Zeeland wil
uitgaan van het op vele plaatsen
bloeiende dilettanten toneelleven,
kunnen wij dat slechts toejuichen ais
een juist uitgangspunt. Wanneer
echter, zoals wij vernamen, deze
stichting de overheid wil adviseren
om een Rotterdams Kamerorkest te
subsidiëren, komt het ons voor, dat
hiermede principieel een verkeerde
weg wordt bewandeld. Althans als
het in de bedoeling zou liggen hier.
van een traditie te maken, een vaste
verbintenis. Als overgangsmaatregel
zou men met zulk een plan, zij het
aarzelend, kunnen instemmen. Het
kan zijn nut hebben muzikaal-gevoe-
ligen zó stelselmatig in contact te
brengen met muzikale schoonheid,
dat zij er niet meer buiten kunnen.
Groter zijn o.i. echter de gevaren.
Want dreigen hier niet evenzeer als
in de grote stad snobisme en min
derwaardigheidsgevoel Wordt niet
het bloeiend dilettantisme, de zelf
werkzaamheid, het eigen initiatief in
een hoek gedrukt door het stelselma
tig importeren van prestaties, waar
van men meent ze uit eigen kracht
nimmer te kunnen bereiken?"
BELANGRIJK ASPECT
Wij menen, dat Van Lier hier in
derdaad een belangrijk aspect van
„hulp-van-buiten" naar voren brengt
en met hem geloven we, dat een der
gelijke hulp funeste gevolgen zou
kunnen hebben voor de bestaande
verenigingen. De schrijver betoogt
terecht, dat het beter zou zijn een
eigen muziekleven op te bouwen en
noemt daarvoor twee plannen: 1.
Stichting van een Zeeuwse muziek
school, waarvan de leerkrachten de
kern zouden kunnen vormen van 2.
een eigen kamerorkest, mede samen
gesteld uit de beste dilettanten van
de strijkorkesten van Vlissingen,
Middelburg en eventueel Goes.
NIET NIEUW
Deze plannen zijn niet nieuw en
reeds meermalen ter sprake gebracht,
doch nu blijkt, dat de overheid snb.
sidie beschikbaar heeft voor een Rot
terdams Kamerorkest, moet men in
dit gewest toch wel gaan overwegen
of het geen tyd wordt om deze over
heid op dringerder noden in de
Zeeuws© cultuur le wjjzen.
Een dezer noden is zeker een mu
ziekschool voor Beveland en Walche
ren met alle respect overigens
voor het werk van de Zeeuwse mu-
zieltpaedagogen. Een dergelijke mu
ziekschool zou wellicht een vaste ba-
Prinses Irene dertien jaar
H.K.H. Prinses Irene viert morgen haar dertiende verjaardag.
(Opname W. Schuurman N.F.K.)
Trompettist fietste 850 km
De trompettist van de Ramblers,
Jan Kelder, die Zondagmorgen vroeg
uit Hilversum startte om op de fiets
in 5 dagen tijds naar München te rij
den, heeft zijn in verbami hiermede
afgesloten weddenschap gewonnen.
Prompt op tijd arriveerde hij Vrijdag
middag om 4 uur op de afgesproken
plaats om de overige leden van het
orkest, die de reis per trein hadden
gemaakt, te ontmoeten. De 850 km,
die hij zonder enige training heeft
moeten afleggen, zaten hem overi
gens wel in de benen en ook op een
plaats, die hoger ligt
Filméquipe naar Indonesië.
In opdracht van de B.P.M. (Ko
ninklijke Shell groep) is de cineast
Bert Haanstra voor vier maanden
met een filméquipe naar Indonesië
vertrokken. Zijn opdracht bestaat uit
het vervaardigen van opnamen, be
stemd voor een aantal documentaire
films, welke de opsporing en winning
van aardolie in beeld zullen brengen.
Haanstra voltooide zo juist in op
dracht van de Koninklijke Shell
groep de film „Dijkbouw", een docu
mentaire, welke het werk aan de dijk
van de Oostpolder in beeld brengt.
LETTERKUNDIGE KRONIEK.
„Het verhaal van een onbekende"
uit 1893 doet „modern" aan
WANNEER EEN BEPAALD SCHRIJVER uit een voorbije periode plot
seling weer opgeld doet (of zelfs voor het eerst ontdekt wordt), is de reden
voor die hernieuwde belangstelling nog al eens te zoeken in het feit dat hy.
zelf, dus ook zijn werk en zijn romanfiguren, in structuur grote overeen
komst vertonen met de mensen, die leven in die tijd van de wederopleving
van het interesse in die auteur. Dit geldt ook voor Tsjechow, wiens naam
de laatste jaren in ons land veel vaker klinkt dan voorheen, naar aanleiding
van voor het eerst vertaalde werken en ook door de opvoering van enkele
lyrische toneelstukken, waaraan grote waardering ten deel viel, nl. „Oom
Wanja" en „De Kersentuin."
Tsjechow werd in 1860 in het pro
vinciestadje Taganzog geboren. Zijn
vader, die daar een handel in kruide
nierswaren had, gaf hem een zeer
streng-godsdienstige opvoeding, die
evenwel een averechtse uitwerking
had, want Tsjechow heeft zijn leven
lang een afkeer van de kerk en ver
der van elke dwang gehad. Hij stu
deerde medicijnen en haalde het di
ploma, doch hg heeft nooit als arts
gepractiseerd. Mede om zijn ouders
financieel te steunen schreef hij ver
halen voor humoristische bladen. Zo
begon een van de grootste Russische
novellisten zijn schrijversloopbaan.
Hij stierf 14 Juli 1904 te Badenweiler,
waar hij vergeefs genezing voor zijn
tuberculose zocht.
Zijn korte roman „Het Verhaal van
een Onbekende" is wel een goede il
lustratie van het in de aanhef van dit
artikel gezegde: hoewel geschreven in
1893, doet net ons geheel „modern"
en eigentijds aan. Dezelfde levens
vaagheid en -onmacht, hetzelfde uit-
zichtsloze dat in zovele boeken van
de huidige generatie wordt uitge
beeld, is hier in de kern aanwezig,
echter steeds uit de klemm end-sinis
tere sfeer gehouden door Tsjechows
vermaarde humoristische kijk en het
volkomen ontbreken van valse senti
mentaliteit.
Het verloopt in het kort zo: Een
onbekende, „Stjepén", neemt als huis
knecht dienst bij een Petersburgse
ambtenaar, Orlóf genaamd, om te
spionneren en zoveel mogelijk te we
ten te komen over zgn politieke
aartsvijand, Orlófs vader, die een in
vloedrijk staatsman is. Hij komt in
het huis van die zoon eigenlijk niets
te weten. Hij lijdt er in zgn staat als
knecht (prachtig wordt getekend hoe
zo'n „wezen van lagere orde" door
zijn toch humane werkgevers behan
deld wordt) naast de ordinaire, maar
goed gedresseerde meid Pólja; boven
dien is hij ernstig tuberculeus. Zijn
meester Orlóf is een beschaafd onbe
nul uit de ambtenarenwereld, een
vaag en kleurloos persoon, die zich
ondanks zijn intelligentie weerloos in
de middelmatigheid van kaartpartg-
en en nachtelijke uitstapjes met dito
vrienden heeft laten wegzinken. Niet
temin heeft een zeer hoogstaande
vrouw uit voorname kring, Zinaïda
door HANS WARREN
Fjódorowna, een diepe en noodlottige
liefde voor hem opgevat. Zinaïda ver
laat haar man en komt bij Orlóf wo
nen. Vanaf dat ogenblik gaat het met
hun verhouding bergafwaarts: Orlóf
houdt niet van haar en hij is alles
voor haar. Hg kan zich niet meer op
werken tot haar hoogte en zij kan on
danks haar liefde er niet in berusten,
dat hy zgn leven in doelloosheid laat
verlopen. Him samenleven wordt een
marteling. De „huisknecht" die een
bgna niet toegegeven liefde voor Zi
naïda heeft opgevat (hg voelt dat hy
ten dode is opgeschreven en ontzegt
zich daardoor elk recht op geluk), is
bg al hun twisten aanwezig, want
voor hem houden ze zich evenmin in
als voor een eventuele hond of kat die
in de kamer zou zgn, en dat hij even
vloeiend Frans spreekt als zg, ver
moeden ze niet. Orlóf begint zgn
eigen huis te ontlopen' en Zinaïda
vecht nog verbeten voort voor de
zaak die ze verloren weet; bestolen
en gebrutaliseerd door Pólja, die haar
duiaelgk haar positie van maitresse
laat voelen.
MEESTERLIJK VERTELLER.
Dit alles neemt „Stjepén" zodanig
in beslag dat hg de kans, zyn aarts-
vgand uit de weg te ruimen, voorbg
laat gaan wanneer Orlófs vader hem
in handen valt. Wanneer die weer
vertrokken is, beseft hg opeens de
volkomen nutteloosheid van alles,
van het hele leven en zgn idealen.
Hij trekt zijn livrei uit, zegt Zinaïda
de waarheid omtrent Orlóf en bewijst
haar dat, om daarna met haar naar
het buitenand te vertrekken. Hij laat
haar zijn verering nooit blijken, zelfs
nauwelgks wanneer zg hem in een
overspannen bui bespot. Wanneer
Orlófs dochtertje geboren is, beneemt
Zinaïda zich het leven.
Twee jaar nog kan „Stjepén" voor
de kleine Sónja zorgen, dan weet ook
hg dat zgn dood nabg is. Hij zoekt zijn
vroegere meester Orlóf op, nu als ge-
lgke, en die besluit vage schikkingen
te treffen voor het kind, want ja, „het
betreft hier natuurlgk niet een mops
hond of zo iets, maar een mens".
Orlóf schrijft later, dat het kind op
een soort kinderkostschool zal wor
den gedaan. „Ik las deze brief terwgl
Sónja heel stilletjes boven op de tafel
zat en vol aandacht naar mg keek,
alsof zg besefte dat haar lot werd be
slist". Met deze ontroerendé zin ein
digt dit prachtige boek.
Drie personen van kwaliteit gaan
ten onder: Orlóf verzakt dieper in de
middelmatigheid, Zinaïda bezwgkt
aan haar prachtige maar fatale lief
de, Stjepén raakt alle koers kwijt
terwgl de dood hem beloert. En het
kleme Kina gaat naar een gesticht.
En wat is er te doen aan neel die
doelloosheid van het leven, vragen
Orlóf en Stjepén zich af? Het zijn in
derdaad volkomen de problemen van
deze tijd.
Tsjechow is niet alleen een knap
psycholoog, hg is ook een meesteriyk
verteller. Hg bezit het geheim om op
één bladzü meer te zeggen dan menig
ander in een heel hoofdstuk. Vandaar
dat dit dunne boekje niettemin een
volledige roman is, met levende, on.
vergeteiyke personen. Het is een ju-
weel van vertelkunst.
Uitgave: J. M. Meulenhoff, Am
sterdam.
Duizenden krabben
over Nederland
Winkeliers werken mee voor de
kankerbestrijding
De Ned. Vereniging tot steun aan
het Koningin Wilhelmina Fonds voor
de kankerbestrijding gaat een beroep
doen op het Nederlandse volk. De
opbouw van de landelijke organisatie
voor de kankerbestrgding vordert
gestadig. Een dezer dagen zullen de
acten worden gepasseerd voor de op
richting van de kankercentra in de
universiteits-ziekenhuizen te Gronin
gen, Leiden,-Utrecht en Amsterdam.
De inrichting van subcentra in ver
schillende delen van het land maakt
foede vorderingen. De plannen voor
e bouw van een nieuw Radiothera
peutisch Instituut te Rotterdam zijn
gereed.
Behalve de belangrgke bedragen,
welke het Koningin Wilhelmina
Fonds jaarlijks moet uitkeren, o.m.
aan het Nederlands Kankerinstituut
zal het fonds zich binnenkort grote
kapitaalsuitgaven moeten getroosten.
Het zal tevens grote financiële ver
plichtingen op zich moeten nemen
om wat gesticht wordt ook door
jaarlijkse subsidies in stand te hou
den. Daarom heeft het Koningin
Wilhelmina Fonds een nieuwe actie
gelanceerd, welke bij kleine en gro
tere winkelbedrgven sympathiek is
ontvangen.
In de week, voorafgaande aan de
Zaterdag, waarop de jaarlijkse col
lecte voor de kankerbestrgding zal
plaats vinden (eind Augustus-begin
September), zullen de winkels, die
wensen mede te werken, een aantal
affiches, in de vorm van een krab
(het internationale teken voor de
kankerbestrgding), op hun ruiten
bevestigen. Hierdoor onderscheiden
de zaken, welke aan de actie mee
doen. zich op opvallende wgze. De
bedoeling is, dat de deelnemende
winkels 1% van hun omzet op de
collectedag aan het Koningin Wil
helmina Fonds voor de kankerbe-1
strgding zullen afstaan. I
sis voor hun arbeid kunnen vormen.
Een gesubsidieerde instelling zou een
coördinatie van krachten betekenen,
waarvan de waarde niet onderschat
mag worden. Van een groep instru
mentalisten bl aasmusici aan
deze school verbonden zouden voorts
de strgkorkesten profiteren (geen
dure krachten meer van buiten Zee
land), evenals de blaasorkesten. De
laatsten vertegenwoordigen immers
een grote groep van amateur-musici,
die niet zonder betekenis is voor de
muzikale vorming van de bevolking.
Of een Zeeuws orkest tot de mo.
gelijkheden behoort, is twijfelachtig,
maar een federatieve samenwerking
tussen de bestaande orkesten zou
wellicht tot resultaten kunnen lei
den (b.v. bij begeleiding van koren),
hetgeen trouwens ook geldt voor de
harmonie- en fanfarecorpsen.
Een muziekschool met eigen con
certjes en lèpriingen-uitvoeringen
zou de jeugd stimuleren tot kennis
making met de muziek en dét is
vooral belangrgk. Dank zg de
Gehrels-cursussen gaat het hier al
met grote stappen vooruit, maar er
moet nog veel meer gebeuren om in
Zeeland een eigen muziekleven op te
bouwen. Daarbij is nodig, dat men
met name aan jonge mensen klaar
en duidelgk uiteen zet, dat muziek
ja, dat kunst in het algemeen niet
iets „apart" is, maar dat zg wordt
gemaakt en geschreven voor ieder
een.
„GELOOF, GEDULD EN
GELD"
Wij meenden er goed aan te doen,
de artikelen van Bertus van Lier in
breder kring bekendheid te geven en
waar nodig aan een critische be
schouwing te onderwerpen. Met de
woorden, waarmede deze componist
journalist zgn artikelenreeks be
ëindigd, willen ook wg besluiten:
„We zgn ons er intussen van bewust,
dat hier (voor dit alles), behalve ge.
loof in de toekomst en geduldig over
leg, méér geld voor nodig is. dan
thans in de culturele subsidies is be
grepen!
de K.
Nederlandse film in de stijl
van Italiaans neo-realisme
De N.V. Standaard Films in Lei
den en de N.V. Haghefilm in Den
Haag hebben besloten een prijsvraag
uit te schrijven voor een oorspronke-
lgk Nederlands filmscenario.
Hiervoor wordt een bedrag be
schikbaar gesteld van 1000. Een
jury, waarin naast filmcritici ook en
kele leden uit het filmbedrgf en een
vertegenwoordiger van het ministerie
van O.K. en W. zullen zitting nemen,
zal op korte termijn worden samen
gesteld. Het ligt in de bedoeling een
film te maken in de stgl van het Ita
liaans neo-realisme, hetgeen bete
kent, dat het scenario de mogelgk-
heid moet bieden de kostbare film
studio's te vermijden.
Voorts legt dit de verplichting op
aan de auteur het verhaal dicht aan
het hart van het volk te schrgven.
De heren Kemps en Mullens zijn
van mening, dat.het „jolige" genre
moet worden vermeden.
Het Nederlandse volksleven biedt
volgens uitlatingen van Italiaanse
filmmensen, die Nederland bezochten
mogelgkheden te over tot speel
films, die voor iedereen begrgpelgk
en tegelijk artistiek aanvaardbaar
Culturele
Cavalcade
DE KONINKLIJKE Vlaamse Acade
mie heeft de prijs Arthur Merghe-
lynck" dit jaar toegekend aan de dich
ter Karei Jonckheere voor zijn bundel
„Hondenwacht".
ADOLF BUSCH, de bekende violist
en oprichter van het Busch Strijk
kwartet is op 60-jarige leeftijd te zij
nen huize in Guildford (V.S.) overle
den. Zijn opleiding ontving Hij m
hoofdzaak van onze landgenoot Bram
Eldering en van Willy Hess.
TE PARIJS is bü de opvoering van
18e eeuwse ballet-opera „Les Indes
Galantes" van Rameau, voor het eerst
naast geluid en beeld ook van geur
gebruik gemaakt. Tijdens sommige
scènes werden golven parfumgeuren
naar de toeschouwers gevoerd „om de
Oosterse sfeer te verhogen"....
„HOUEN" ZO" is de titel van een
nieuwe film over het herstel van Ne
derland, welke Herman van der Horst
in opdracht van het „Mutual Security
Agency" heeft vervaardigd. In deze
documentaire wordt het herstel van
geheel Nederland, zoals dit mede dank
zij het plan-Marshall tot stand is ge
komen, gesymboliseerd door de weder
opbouw van Rotterdam.
HET 27e MUZIEKFEEST van de In
ternational Society for Contemporary
Music zal volgend jaar in Oslo worden
gehouden.
DE ENGELSE filmregisseur Brian
Desmond Hurst en mr H. A. Keuls uit
Amsterdam, zijn op verzoek van de
Republic Pictures Corp. naar Holly
wood gevlogen ter ondertekening van
de contracten voor de verfilming van
Hollands Glorie, naar het gelijknami
ge boek van Jan de Hartog. De daiktm
van de productie en de bezetting zul
len in Hollywood worden vastgesteld.
De film zal tn een Engelse en een
Nederlandse versie worden gemaakt.
HET MUSEUM OF FINE ART te
New-York heeft van de Nederlandse
inzending op de Biënnale te Venetië
een aantal werken van grafici aange
kocht. Van de volgende kunstenaars
werd werk gekocht: D. den Dikken-
boer, Harry Disberg, Wally Elenbaas
en Ap Sok.
IN MUSEUM BOOYMANS zal tot
September een tentoonstelling, ge
titeld „Kleurenpracht uit Franse ka
thedralen" (gebrandschilderde ramen
van de 12e—16e eeuw worden gehou
den.
In de zaal voor tijdelijke tentoonstel
lingen zijn tot 24 Augustus te zien te
keningen van 1400 tot 1800, w.o. bla
den door Hieronymus Bosch, Pieter
Bruegel, A. Diirer, Rembrandt, Ru
bens, Pisanello, Tintoretto, e.a., geko
zen uit het eigen bezit.