KAPPIE en de reis met Zroeteltje
C
Waren de oudste kustbewoners
in Zeeland van Friese stam?
JIMMY BROWN a/s diepzeeduiker
ALS HET HART
SPREEKT....
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
DINSDAG 29 JULI 1952
DE OPGRAVINGEN IN 1951
Schedelonderzoek en lengtemeting
lil 1951 werden te Zierikzee, Nieuwerkerk (S) en Aardenburg opgravin
gen verricht met medewerking van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek te Amersfoort, \vaarbij een groot aantal resten van be
woners van Zeeland kon worden verzameld. Tevens werden in verschil
lende Zeeuwse plaatsen de thans levenden op tal van manieren gemeten,
waarhij ook de oog- en haarkleuren bepaald werden. Deze bezigheden vor
men het begin van een groot onderzoek dat ten doel heeft een aantal vra
gen omtrent de vroegere en hedendaagse bevolking van de Zeeuwse eilan
den nader tot een oplossing te brengen. Het onderzoek staat onder leiding
van Dr. J. lluizinga, hoofd van de afdeling voor anthropologic van het
Anatomisch Instituut der Rijksuniversiteit te Utrecht ("directeur Prof. Dr
W. A. Mijsberg). Prof. Mysberg heeft zich veel moeite gegeven deze af
deling voor anthropologic in het leven te roepen en dit niet tevergeefs.
Thans werkt daar een kleine staf met voldoende hulpmiddelen om een der-
gelijk groot onderzoek te durven aanpakken.
De door Bolk onderzochte lotelin-
gen waren verzameld in de decennien
rond de eeuwwisseling.
De resultaten van latere onderzoe
kingen van lotelingen, n.l. uit de ja-
x-en 1917-1927, zijn in 1951 door Pro
fessor v. d. Broek gepubliceerd.
Echter, de wijze waarop deze gege
vens verzameld werden maken deze
resultaten ongeschikt voor gedetail-
leerd onderzoek. Professor v. d.
Broek meent dan ook terecht, dat nog
veel onderzoek nodig en wenselijk is
om de juiste stand van zaken behoor
lijk te leren kennen.
Tot nog toe kwam voornamelijk de
vorm van de schedel, respectievelijk
't hoofd ter sprake. Verder zal het op
gevallen zijn dat zowel de Man als
Bolk eigenlijk slechts over de op Wal
cheren gevonden lang^chedeligen pra
ten, hoewel de conclusies, handelen
over ,,het kustgebied" en zelfs over
geheel Zeeland!
Geldt ditzelfde echter voor geheel
Zeeland?
Het feit dat de Noormannen (d.w.
z. Denen) in 837 Walcheren na zwa
re strijd bezetten is aanleiding ge
weest tot het ontstaan van een soort
Noormannen-mythe ter verklaring
van de Nordische inslag.
Ik wil hier echter geen aandacht
aan wijden
Als men de dolichocephalen identi
ficeert met de Nordische Friezen,
dan valt het volgende nog op te mer
ken.
De vroegste geschreven Friese
rechtsbron, de Lex Frisionurn (802),
vermeldt het Sincfal (het latere
Zwin), als Zuidgrens van het Friese
rijk. Hoewel men hieruit eigenlijk
niet meer zou mogen concluderen dan
dat de Friese rechtsnormen ook wel
in Zeeland gegolden zullen hebben
lijkt het, mede gezien het archaeolo-
gisch en linguistisch onderzoek, niet
onvoorzichtig aan te «nemen dat er
niet alleen op Walcheren Friese
nederzettingen waren.
Ook de kust van Schounwen kan
bogen op een zeer vroege bewoning;
talrijk zijn de arehaeologische vond
sten.
Over de verspreiding van bijvoor
beeld de verschillende schedelvormen
over de eilandenreeks Schouwen-Dui-
veland-Tholen bestaan geen gege
vens; evenmin beschikt men over ge
detailleerde gegevens van Zeeuwsch-
Vlaanderen. Eerst als voor deze
bieden de waarnemingen van de Man
en Bolk bevestigd worden, kan de
vraag naar de prioriteit van de doli-
cho- of brachycrane componenten
voor geheel Zeeland aan de orde ge
steld worden.
DE LICHAAMSLENGTE.
Echter, als aan de kusten inder
daad Friezen woonden, dan moeten
wij dit niet alleen aan de schedel
vorm kunnen zien. Friezen behoren
immers niet alleen tot een langsche-
deliger ras dan de rondhoofdige Al-
pinen, doch ook tot een langer ras.
Zo kan dus ook het onderzoek van de
verdeling der lichaamslengten ons
iets op weg helpen om tot een juist
inzicht te geraken.
Over de lichaamslengten van de
vroegere bewoners bestaan geen ge
gevens; wij kunnen trachten deze te
berekenen aan de hand van de ge
vonden stoffelijke resten.
De lichaamslengten van de lotelin-
?en van 1917-1927 werden ons door
'rof. v. d. Broek uit grote hulpvaar
digheid ter hand gesteld zodat een
nauwkeurige analyse mogelijk werd.
Daar er dus zoveel problemen be
staan is het anthropologisch onder-
Met de anthropologische kennis van
de Zeeuwse eilanden is het evenzo
gesteld als met de anthropologische
kennis van geheel Nederland: de ge
gevens zijn schaars, vaak verward en
tegenstrijdig. Onderzoek, in het bij
zonder gericht op het verkrijgen van
kennis over Zeeland is slechts ver
richt aan het einde der vorige eeuw.
De overige gegevens omtrent Zee
land kunnen echter verkregen wor
den uit de onderzoekingen naar de
anthropologische samenstelling van
de Nederlandse bevolking als geheel
(Bolk, v. d. Broek).
De mening van Bolk „dat de Zeeuw
se bevolking niet alleen beschouwd
mag worden als de schoonste van ons
lana, maar ook als de schoonsten van
Europa" is niet de voornaamste re
den. Wij zullen die redenen kort aan
geven.
STRANDBEWONERS.
Sinds het einde van de vorige eeuw
bestaat er ten aanzien van Zeeland
een interessant probleem. De Middel
burgse arts De Man, verzamelde van
een in zee verdwijnend kerkhof aan
het strand van Domburg 39 schedels,
die gezien verschillende bijvondsten,
ongeveer in de 7e en 9e eeuw geda
teerd konden worden. In tegenstelling
tot andere Zeeuwse schedels bleken
deze exemplaren z.g. langschedelig
te zijn, dat wil zeggen als men ze van
boven beziet zijn het langgerekte
schedels. Mén noemt dergelijke sche
dels dolichocraan. Een dergelijke
fraad van dolichocranie werd inder-
ijd voor ons land aan de Friese be
volking toegekend, zodat de Man op
verschillende plaatsen veronderstelde,
door Dr. J. HUIZINGA.
dat deze strandbewoners verwant
zouden zijn aan de Friezen. Voorzich
tig opperde hij zelfs, dat zij niet al
leen de weinige primitieve bewoners
van Walcheren zouden zijn geweest,
doch misschien ook de oudste bevol
king van Noord- en Zuid-Beveland,
hoewel van deze eilanden geen oude
vondsten bekend waren. Dat hij de
ze langschedeligen in ieder geval als
autochthone bevolking van Walche
ren beschouwde, zei hij zelfs letter
lijk, waaraan hij toevoegde dat deze
„ruwe strandbewoners", „onbeschaaf
de vissers en boeren" waren, „met
weinig godsdienstzin en met uiterst
weinig beschaving: dolichocephalen,
gemeenschappelijk behorende tot de
Friese of Germaanse stam, die toen
ter tijde-de Westzijde van Europa be
woonde".
Willebrord probeerde dan ook in
696 tevergeefs deze mensen te beke
ren,
IMMIGRANTEN.
Uitgaande van de veronderstelling
dat Zeeland (u-aarvan de toenmalige
bewoonbaarheid gering geacht moet
worden) primair bewoond zou zijn
geworden door de Nordische dolicho
cephalen, noemde de Man de later
(„nadat de kerk zich vry ontwikke
len kon"), binnentrekkende rond-
schedeligen (brachycranen), de immi
granten. Deze kwamen voornamelijk
uit het Oosten. Dat de bevolking van
het oostelijk deel van Zeeland althans
in de 15e-16e eeuw sterk brachy-
craan is geweest, wordt aangetoond
door het onderzoek van de kerkho
ven van het verdronken land van
Reimerswaal, Nieuwlande, Saaftinge
etc., zoals dat behalve door de Man
bijvoorbeeld ook door Sasse en Bolk
geschied is.
Na het onderzoek van de brachy
crane schedels van Nieuwland, merk
te de Man op: „Voor zover men het
uit de schedels kan opmaken, waren
het goedgebouwde gezonde mensen
uit de stand van de werkman".
Tegengesteld aan de mening van
de Man, huldigde de Belgische an-
thropoloog Jacques de opvatting dat
de oorspronkelijke bevolking van ge
heel Zeeland, dus ook van Walcheren,
tot het rondschedelige Alpine ras be
hoord zou hebben en dat ondanks de
invloed van de langschedelige groe-
Een de rondhoofdigheid bewaard
leef. Ook Bolk was de mening toe
gedaan dat de oorspronkelijke
Zeeuw brachycephaal geweest is,
doch dit dacht hij van de hele Ne
derlandse bevolking.
DE TEGENWOORDIGE
BEWONERS.
Na de Man heeft men zich niet meer
in het bijzonder met de Zeeuwse be
volking bezig gehouden. Wel hebben
de Nederlandse anthropologen Bolk
cn v. d. Broek him gegevens (verkre
gen door onderzoek van lotelingen)
over de bevolking van Nederland ge
publiceerd, waaraan men dus gege
vens over Zeeland kan ontlenen. De
ze gegevens zijn echter slechts weinig
gedetailleerd, zodat wij slechts kun
nen opmerken, dat Bolk op Walche
ren onder deze lotelingen veel min
der rondhoofden vond dan in de rest
van Zeeland.
Het relatief lage percentage rond
hoofden op Walcheren verklaart
Bolk, evenals de Man, door een op
Walcheren in het verleden plaats ge
had hebbende „vermenging met Fries
bloed". Het is wel zeker dat hij hier
mede het bloed van de kustbewoners
bedoelt. Volgens Bolk is het alles
zins aannemelijk dat Walcheren na
1500 een „uitstralingscentrum van
langhoofden ook over Zuid-en Noord-
Beveland" vormde.
ZON EN MAAN
31 Juli
Zon: op 5.00 onder 20.31
Maan: op 16.05 onder 23.23
zoek in Zeeland bijzonder aanlokke
lijk.
Onze voorlopige resultaten zijn als
volgt te rangschikken:
16e EEUWSE BEGRAAF
PLAATSEN OP SCHOUWEN
Bij het onderzoek van 16e eeuwse
begraafplaatsen te Zierikzee en Nieu-
werkerke bleek dat in beide gevallen
een flink aantal dolichocrane sche
dels aanwezig waren. Vat men Zie
rikzee en Nieuwerkerke samen, dan
vindt men in dit Oostelijke deel van
Schouwen in de 16e eeuw 57 rond
hoofden. In ieder geval moet men
aannemen dat de rondhoofden, al of
niet als eerste bewoners, Zeeland in
hoofdzaak over de Oostelijke grens
zijn binnengekomen (met uitzonde
ring van Z. Vlaanderen). De bekende,
indrukwekkende graad van rondhoof
digheid van het 16e eeuwse Reimers
waal, Nieuwlande en Saaftinge
was rondhoofdig!) geeft een
beeld tan wat men wellicht ook voor
het aan Brabant grenzende deel van
de reeks Schouwen-Duiveland-Tholen
mag verwachten.
In ieder geval wijkt het 16e eeuwse
dorpje Nieuwerkerke sterk van dit zo
gedachte „verre Oosten" af.
Wy concluderen dan ook, dat de tot
dusverre verrichte opgravingen ook
voor Schouwen-Duiveland, in de 16e
eeuw, wijzen op het bestaan van meer
langhoofdigheid in het kustgebied,
(dus in het Westen) evenals de Man
en Bolk voor de reeks Walcheren-
Noord- en Zuid Beveland meenden te
vinden.
ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Het physisch anthropologisch as
pect van de bevolking van Zeeland
zal stellig beïnvloed zijn geworden
door het binnentrekken van de talrij
ken, die in 't tolerante Nederland een
goed heenkomen zochten. Na de
Spaanse furie (1576) en de val van
Antwerpen (1585) kwamen stromen
vluchtelingen naar Zeeland. Velen ko
zen Middelburg tot verblijf. De poor-
tersboeken kunnen een indruk geven
van deze toevloed. In de 17e eeuw, na
de opheffing van Nantes (1685) en in
de 18e eeuw vestigden zich velen re-
fugié's in Zeeuwsch-Vlaanderen,
vooral in het Westen. (Zie v. Empel
en Pieters).
Ook doordat vele abdijen uit Vlaan
deren de Zeeuwse eilanden als een
kolonisatiegebied beschouwden, waar
heen de kloosterlingen trokken om
land te bedijken en in cultuur te
brengen moet men de Vlaamse in
vloed belangrijk achten.
Al deze factoren maken, na de 16e
eeuw, zowel de grote steden (Mid
delburg; Goes; Vlissingen), als een
gebied als Z.-Vlaanderen wat minder
representatief voor de eigenlijke
Zeeuwse bevolking.
Desondanks vermeld ik de uitkom
sten van het onderzoek te Aarden
burg. Voorzichtigheidshalve dateer ik
het daar opgegraven materiaal in de
17e-18e eeuw (hoewel er stellig enige
vroegere vondsten voorkomen). Ook
voor Zeeuwsch-Vlaanderen kan men
de waarneming van een naar 't Wes
ten toenemende langschedeligheid
niet als onjuist verwerpen, daar er
onder ons materiaal 50 langsche
deligen voorkomen. Echter, verder
onderzoek is vooral hier nodig, waar
bij aanvullende gegevens uit Vlaande
ren en Noord-Frankrijk van groot
nut zouden zijn.
GEGEVENS OVER DE
LICHAAMSLENGTE.
Zoals reeds opgemerkt konden wij
de gegevens over de lichaamslengten
van lotelingen uit de perioden 1917-
1927 opnieuw bewerken. Onze gege
vens geven dus ongeveer de gemid
delde toestand van 1921 aan. Voor
lopig bleek het volgende:
Walcheren: Een gemiddelde li
chaamslengte groter dan 170 c.m. kon
den wij berekenen voor de gemeenten
Westkapelle, Domburg en Aagteker-
ke. Dit zijn dus drie aaneengesloten
gemeenten aan de N.W. kust van
Walcheren.
Schouwen-Duiveland. De herbere
kening van de gemiddelde lengte der
lotelingen 1916-1927 leverde op tal
van plaatsen gemiddelden groter dan
170 cm. op. Verdeelt mén Schouwen
in een Westelijk deel (Burgh, Haam
stede, Renesse, Noordwelle, Seroos-
kerke, Ellemeet, Eikerzee) en een
Oostelijk deel (zonder Zierikzee, dus
omvattende Brouwershaven, Zonne-
maire, Kerkwerve, Noord-Gouwe,
Dreischor)dan blijken de gemiddelde
waarden der lichaamslengten voor
deze gebieden resp. 170.9 en 169.9 cm.
te bedragen. Voor Duiveland (Brui-
HOOG WATER
LAAG WATER
30 Juli.
U.+NAP u.+NAP
U.—NAP
u.—NAP
Vlissingen
7.02 1.57
19.18
1.45
0.55 1.73
13.03
1.34
Terneuzen
7.25 1.79
19.41
1.66
1.20 1.93
13.27
1.56
Hansweert
7.56 1.95
20.04
1.81
1.57 2.09
14.05
1.70
Zierikzee
8.12 1.36
20.23
1.18
1.40 1.56
14.02
1.16
Wemeldinge
8.29 1.56
20.44
1.38
1.58 1.76
14.17
1.33
26. „Ik bracht die Siem Soep toen aan zijn
verstand", zei kapitein Toontje tegen Jimmy,
„dat ik er niet aan dacht, mij de inhoud van die
kist toe te eigenen. Ik wilde wel probreren het
ding op te vissen, maar alleen met de bedoeling
de inhoud aan de rechtmatige eigenaar af te le
veren. Hij vertelde mij, dat hij mij een dwaas
vond, maar verder spraken wij er niet meer over.
Diezelfde nacht echter drongen er enige kerels de
kamer binnen, waar ik lag te slapen. Er ontspon
zich een kort, maar hevig gevecht, waarbij ik wel
bemerkte, dat een der kerels niemand anders
was dan die Siem Soep, maar de overmacht was
te groot. Zij sloegen mij neer en ik ontwaakte
eerst in het hok waaruit jij my een half uurtje
geleden bent komen verlossen. Daar hebben ze
mij drie maanden opgesloten gehouden. Als ik
goed begrepen heb, lag het in hun bedoeling mij
als de gelegenheid zich voordeed met een schip
weg te brengen met als voorland een onbewoond
eiland of een graf in de zee". Jimmy had vol
spanning zitten luisteren naar het verhaal van
kapitein Toontje „Maar die kist in dat wrak van
de Prinses Allegonda?" vroeg hij, „wat is d&ar
mee gebeurd?" Kapitein Toontje haalde zijn
schouders op. „Ik weet het niet, maar je kan
op je tien vingers natellen, dat ze wel geprobeerd
zullen hebben met duikers naar het wraak af te
dalen. Of het hun echter gelukt is, betwijfel ik..."
nisse, Oosterland, Ouwerkerke, Nieu
werkerke) vindt men als gemiddelde
168,9 cm. Zierikzee neemt als stad
een wat afzonderlijke plaats in met
een gemiddelde lengte van 170.6 cm.
Van West naar Oost gaande vindt
men dus (1921!) een geleidelijke
afname van de lichaamslengte op de
eilanden Schouwen-Duiveland.
Zeeuwsch-Vlaanderen. Tal van ge
meenten in W.-Zeeuwsch-Vlaanderen
bleken een gemiddelde lichaamslengte
roter dan 170 cm. te bezitten. In
jost-Zeeuwsch-Vlaanderen was dit
slechts met Sas van Gent het geval.
Zeker is wel dat West-Zeeuwsch-
Vlaanderen in de periode 1917-1927
gemiddeld langere mensen herbergde
dan voor Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen
het geval was.
FRIESE ELEMENTEN
Al zijn de verschillen inderdaad vaak
klein, toch menen wij dat uit het on
derzoek naar de verdeling der li
chaamslengten geconcludeerd kan
worden, dat in het Westelijk deel van
Zeeland rond 1921 de langste mensen
woonden. Of dit ook nu nog het geval
is moet nader onderzoek leren.
Samenvattend menen wij dus, dat
zowel het onderzoek naar de hoofd
vorm als dat naar de lichaamslengte
steun geeft aan de veronderstelling
dat in het kustgebied Nordide (Frie
se) elementen een grote invloed heb
ben gehad op het anthropologische as
pect van de thans in Zeeland wonende
bevolking.
Vanzelfsprekend is de vraag naar
de allereerste bewoners hiermede niet
opgelost.
Alleen inderdaad zeer oude vond
sten, verspreid over Zeeland, kunnen
hierover uitsluitsel geven, zodat ik
vrees dat wij hier te doen hebben met
het probleem van „de kip en het ei".
Feuilleton
door
Renée Shann
Je kon immers wel op een man ver
liefd zijn zonder hem te „mogen".
Zijn gedrag en zijn levenswijze had
ze nooit erg bewonderd.
„Ik-hoop-maar, dat we gauw naar
Londen gaan", hernam Heather. „Als
we daar alleen zijnBarbara, hij
was zo verbazend lief tegen me dit
weekeinde! Wat heerlijk toch, dat er
iemand is, die hier komt voor rriij.
't Kan't kan me heus niet zo
veel meer schelen, dat ik kreupel
ben, maar aan de andere kant ver
lang ik ei' nu des te meer naar weer
normaal te zijn. Juist nuZe
bleef in haar woorden steken en ze
zag wasbleek van ontroering, ,,'t
Klinkt je zeker vreemd toe tegen
een ander zou ik het ook niet zeggen
maar geloof je, dat hij een beetje
op me verliefd is? Wat mij betreft,
zou ik zeggen, dat een man toch ook
wel op het eerste gezicht verliefd kan
raken. Een meisje kan het zeker, dat
weet ik nu. Je ziet wel: het is al ge
beurd".
Barbara liep naar het venster en
streek de gordrjnen recht. O, het was
niet uit te houden, vooral na wat
Jinks nog kort geleden had gezegd!
Allerlei aandoeningen vochten als 't
ware om de voorrang. Angst ojn
Heather, als haar droom eens niet
verwezenlijkt werd, angst voor haar
zelf als het wél gebeurde. Wat ver
langde ze eigenlijk, wat wenste ze?
Ze kon het onmogelijk zeggen. Ze
wilde, dat Heather gelukkig zou
worden; ze wist, dat Jinks haar, Bar
bara, niet gelukkig zou maken. En
tochde gedachte, dat hij ern
stig verliefd zou kunnen worden op
een ander meisje en met haar trou
wen, deed haar méér pijn dan ze
ooit voor mogelijk had gehouden.
Natuurlijk had ze altijd geweten, dat
het zover komen kon en ze had zich
wel eens voorgesteld, dat ze iemand
van de vroegere kameraden zou
ontmoeten. Iemand, die bv. zou zeg
gen: „Herinner je je Jinks Char-
ringto'n? Ik hoor, dat hij onlangs ge.
trouwd is en geloof dat hij 't bui
tengewoon gelukkig heeft getroffen."
Ze had zich er op willen voorberei
den, om zo'n mededeling kalmpjes
aan te horen en een luchtig ant
woord te geven, alsof 't haar niets
kon schelen. Goed, maar dit zou heel
wat anders zijn geweest dan iets,
dat ze voor haar ogen zou moeten
zien.
De plotselinge binnenkomst van
Joan redde haar!
„Hallo", riep deze, „waar praten
jelui over? Nee, vertel het me maar
niet, ik kan het wel raden. Heather
wil weten of haar schrijf-kameraad
op haar verliefd is".
Heather kleurde hevig. Joan zag
het ei^ lachte.
„Wat heb ik de spijker prachtig
op zijn kop geslagen, nietwaar? Zeg
ze keek van de een naar de ander
ik wil je niet ongerust maken.
Heather, maar ik vond, dat hy een
eigenaardige uitdrukking in zijn
ogen kreeg, toen Barbara binnen
kwam."
„Je praat onzin, Joan!" zei Bar
bara kortaf.
Heather, overtuigd, dat haar zus
ter een grapjp maakte, riep vrolijk:
„Barbara probeer me niet hem te
ontfutselen hoor!"
„Maak je niet ongerust", hernam
Joan, „Byran is er ook nog".
„Byran?"
„Hij is smoorverliefd op haar; weet
je dat niet?"
„Je praat maar over mij, alsof ik
er niet bij was!" mompelde Barbara.
„Je wilt zeker niet de aandacht ves
tigen op het feit, dat je zo naar Lon
den terug verlangt".
„Dat heeft ze anders al gedaan",
zei Heather. ,,'t Zou moeilijk geweest
zjjn, iemand te vinden, die zich onder
theetijd meer verveelde dan jij, Joan.
Je deed niets dan gapen".
„Nu, ik verveelde me ook".
„Maar je had het niet zo openlijk
behoeven te tonen. Ik kan me niet
voorstellen, wat Jinks ervan dacht".
„Je gelooft toch niet, dat ik mij
dddr wat van aantrek?"
„Neen, dat zul je wel niet. Maar je
kon wel eens aan mij hebben ge
dacht. Ik vond het niet leuk, te laten
constateren, dat mijn jongere zuster
helemaal geen manieren heeft".
„O, jouJoan rende de kamer
uit en sloeg de deur hard achter zich
dicht. Toen ze beneden kwam voor
het diner, nadat alle anderen reeds
hadden plaats genomen, leek ze niet
beter gehumeurd. Haar moeder, die
al vele malen geklaagd had over
Joan's gewoonte zo laat mogelijk aan
de maaltijd te verschijnen, keek haar
koeltjes aan.
„Heb je de gong niet gehoord,
Joan?"
„Jawel".
(Wordt vervolgd).
17. De maat was dicht
bij de kade in de buurt
gekomen, hoewel hij er
niet over dacht om naar
de „Kraak" te gaan
Eigenlijk was hij op
zoek naar een geschikte
slaapplaats en tot zyn
opluchting vond hij een
lege havenloods.
„Kom maar gauw mee!"
zei hij tegen Troetelt je.
„Hier zullen we wat fijn
kunnen slapen en door
niemand worden ge
stoord". De maat strek
te zich zo behagelijk mo
gelijk op de grond uit en
Troetelt je ging zuchtend
een eindje verderop lig
gen. Het duurde niet
lang of ze sliepen allebei
vast en snurkend, zich van geen naderend
onheil bewust. Maar dat onheil kwam in de
vorm van de twee gebroeders Knikkerbok, die
de xnaat met Troeteltje in de loods hadden
zien verdwijnen. Op hun teenspitsen als ballet
danseressen hipten ze de loods binnen en een
geheimzinnige lach ontsierde hun gezichten,
toen ze daar de maat en Troeteltje vredig
sluimerend zagen liggen ,.Het zal heel ge
makkelijk gaan fluisterde Zebedeus Knik
kerbok. „Het zal vanzelf gaan!" stemde Za-
charias Knikkerbok toe.
LEZERS SCHRIJVEN...
(Opname van ingezonden stukken bete
kent niet. dat de redactie met de inhoud
instemt. Plaatsing geschiedt buiten ver
antwoordelijkheid der redactie. De redac
tie behoudt zich het recht voor Ingezon
den stukken te bekorten, of plaatsing te
weigeren. Over deze rubriek wordt geen
correspondentie gevoerd. Stukken, waar
van naam en adres van inzender onbe
kend zijn, worden niet opgenomen. Niet
geplaatste stukken worden niet terugge
zonden).
GEVAARLIJK KRUISPUNT TE
VLISSINGEN
Er is weer een kalf bij, maar wan
neer zal de put gedempt worden? Ik
doel hiermede op het verkeersongeval
op het kruispunt ScheldestraatPaul
Krugerstraat, op Zondag 13 Juli j.l.
Twee wegen, die druk bereden wor
den en door dé gebruikers als hoofd
verkeerswegen worden beschouwd.
Twee snelle auto's een remmenge-
knars, een klap, gegil en het ongeluk
is weer gebeurd. En automatisch ver
volgt dan de film met 't verschijnen
van politie, getuigenverhoor, geschrijf
gemeet en weer geschrijf. Én hieruit
moeten dan rechtsgeleerden
opmaken wie de schuldige is. Als
dit dan uitgedokterd is, nou dan maar
weer wachten op het volgende kalf,
dood of levend.
Men behoeft echter geen rechtsge
leerde te zijn om terstond de ware
schuldige aan te wijzen. Heel eenvou
dig: de verlceersaanwijzingen op dat
kruispunt zijn ontoereikend.
Waarom staan er op dit levensge
vaarlijke kruispunt geen automati
sche verkeerslichten
Dan zouden er heel wat aanrijdin
gen voorkomen zijn
Hoeveel huismoeders zouden met
een zucht van verlichting hun kind
naar school laten gaan.
En U, werknemers van „De Schel
de", die dit kruispunt passeren,
tuigt ook uw adhaesie
be-
politie heeft naast haar opspo
rende taak ook een preventieve func
tie. En hier ligt dan een prachtig
werkobject.
Vlissingen.
J. V.
KLANKEN
uit de AETHER
WOENSDAG.
HILVERSUM I. 402. in. 7.00 VARA. 10.00
VPRO. 10.20 VARA. 19.30 VPRO. 20.00—
24.00 VARA.
VARA: 7.00 Nieuws. 7.18 Gram. muziek.
7.30 Idem. 8.00 Nieuws en weerberichten.
8.18 Gram. muziek. 8.50 Voor de huis
vrouw. 9.00 Gram. muziek. (9.35—9.40
Waterstanden). VPRO: 10.00 Boekbespre
king. 10.05 Morgenwijding. VARA: 10.20
Voor de vrouw. 11.00 Gram. muziek. 12.00
Accordeonmuziek. 12.30 Land- en tuin-
bouwmededelingen. 12.33 Voor het platte
land. 12.38 Gram. muziek. 12.45 Olympi
sche Spelen. 13.00 Nieuws. 13.15 Gram.
muziek. 13.30 Voor de kinderen. 13.45
Gram. muziek. 14.00 Gesproken portret.
14.15 Gram. muziek. 15.00 Idem. 15.20 Pi
anorecital. 15.30 Voor de zieken. 16.00
Voor de jeugd. 17.15 Amusementsmuziek.
17.50 Regeringsuitzending: H. M. Laup-
man: „Nieuw-Gulnea's paradijsvogels".
18.00 Olympische Spelen. 18.30 Nieuws.
18.40 VARA-Varia. 18,45 Pianod'uo. 19.00
Militaire causerie .19.10 Roemeens orkest.
VPRO: 19.30 Voor de jeugd. VARA: 20.00
Nieuws. 20.05 Politiek commentaar. 20.15
Dansmuziek. 20.50 „De brug van Esta-
ban", hoorspel. 22.25 Viool en piano. 22.45
„Over de gedragingen der dieren", cause
rie. 23.00 Nieuws. 23.15—24.00 Gram. mu
ziek.
HILVERSUM n. 298 in. 7.00—24.00 NC
RV.
NCRV: 7.00 Nieuws. 7.15 Ochtendgym
nastiek. 7.30 Gram. muziek. 7.45 Een
woord voor de dag. 8.00 Nieuws en weer
berichten. 8.18 Gewijde muziek. 8.45 Gra-
mofoonmuziek. 9.00 Voor de zieken. 9.30
Voor de huisvrouw. 9.35 Gram. muziek.
10.15 Idem. 10.30 Morgendienst. 11.00 Gra-
mofoonmuziek. 11.15 „Wiek wint", hoor
spel. 12.00 Pianorecital. 12.30 Land- en
tuinbouw mededelingen. 12.33 Bed'rijfs-
dienst Stichting Alle Dag Kerk. 12.59
Klokgelui. 13.00 Nieuws. 13.15 Prot. Inter
kerkelijk Thuisfront. 13.20 Marinierska-
peL 14.00 Gram. muziek. 14.20 Gevarieer
de muziek. 14.45 Voor de meisjes. 15.00
Viool en piano. 15.35 Gram. muziek. 16.00
Voor de jeugd. 17.20 OrgelspeL 17.50 Mi
litaire causerie. 18.00 Nieuws. 18.15 Pia
noduo. 18.30 Kamerkoor en solisten. 19.00
Spectrum van het Chr. Organisatie- en
Verenigingsleven. 19.15 Boekbespreking.
19.30 Gram. muziek. 19.40 Radiokrant.
20.00 Nieuws en weerberichten. 20.10 „Vijf
Minuten". 20.15 Radio Philharmonisch
Orkest en solisten. 21.00 „Zeebanket in
miniatuur", klankbeeld. 21.30 Volksliede
ren. 21.50 Gram. muziek. 22.00 Clavecim-
belrecital. 22.30 Internationaal Evange
lisch Commentaar. 22.40 Gram. muziek.
22.45 Avondoverdenking. 23.00 Nieuws en
SOS-beriehten. 23.15—24.00 Gram. muziek.