C
JIMMY BROWN als diepzeeduiker
Drie sinaasappelkratten en
de eeuwigheid...
ALS HET HART
SPREEKT.... .I...
MET DE „FAIRSEA" OP WEG
NAAR AUSTRALIË
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
MAANDAG 21 JUIiI 1952
AMSTERDAMS PODIUM
Huisbezoek op een zolder
aan de Prinsengracht
Al lang geleden had men my gezegd, dat hy zich in benarde omstandig
heden bevond en dat ik me, in verband met een oude verplichting, wel eens
met hem mocht bemoeien. Zoals dat altyd gaat, duurde het lang eer ik
daar toe kwam. Wij willen wel graag goede, sympathieke, menslievende
daden plegen, maar alleen dan als het ons uitkomt. En vooral niet te vaalt.
Hoogstens één, tweemaal per jaar.
Het was de dag, en ik begaf mij naar het huis aan de Prinsengracht, niet
yer van de boorden van de Aanstel. Toen ik er voor stond, was ik niet on
tevreden over mezelf. Ik ging een medemens helpen. En aangezien het noch
Kerstmis, noch Oudejaar, noch Sinterklaas was, wist ik dat de voorgeno
men daad van een bijzondere, zeer speciale allure was.
Ik zocht zijn naam tussen de vijf
tien, zestien andere namen, die aan
de gevel van die huurkazerne vermeld
werden.
Onder het dak trof ik hem in zijn
kamer. Er waren vier wanden, waar
aan wat tekeningen hingen: oud, ge
kreukeld en verscheurd. Ik kende ze:
hij nam ze altijd weer mee, als hij van
kamer veranderde, hetgeen met uiter
lijk driemaandelijkse regelmaat ge
schiedde. Aan de ene wand hihg een
door ANTE, VAN KAMPEN.
wasbakje: u kent ze wel, die dingen
die men een halve eeuw geleden aan
wanden hing: zwart imitatie-marmer,
met een kinderlijk klein kraantje er
boven, hetwelk slechts tot het aller-
magei'ste straaltje water pleegt te
komen. Er is alleen water in zulke sa
nitaire apparaten, als niet een van de
benedenburen de kraan nodig heeft.
Er stond een 2-pits petroleumtoe-
stel. Een jute zakje, half .gevuld met
aardappelen, lag in een der hoeken;
wat groenten in een andere. Op het
tafeltje met de idioot-hoge poten la
gen wat boeken en kranten. En naast
die tafel stonden vier sinaasappel
kratten, klein model. En dat was al
les. Op een klein stenen bakje na, dat
onder het sanitair geplaatst was, en
welks functie me aanvankelijk niet
geopenbaard werd.
„IK HEB EEN KAT"
Hij ontving me redelijk gastvrij,
doch een spoor van opvallende blijd
schap zocht ik vergeefs. Dat stak me
en ik dacht: dat verandert nog wel
als hij liet doel mijner missie gaat
vermoeden.
Ik wilde hem een sigaret geven,
maar hij zei, dat hij liever shag rook
te dan de rotzooi, die ze tegenwoor
dig in pakjes stoppen. We zwegen
daarna en om toch iets te zeggen in
formeerde ik naar de betekenis van
dat bakje onder het wasgeval. Op dat
ogenblik viel de eerste glimp vriende
lijkheid-over z'n ongeschoren gezicht:
Dat is de kattenbak zei hij.
Ik heb een kat
Waar is hij dan? vroeg ik,
maar hij legde z'n vinger op z'n mond
en fluiserde: Schreeuw niet zo, ik
mag geen beesten hebben volgens het
huurcontract. Ik heb hem frauduleus.
Overdag leeft hij in de goot, hier
naast, en 's nachts laat ik 'm in. Dan
zet ik z'n bak in de wasbak, zie je.
O, we kunnen het samen best vinden,
zo. Maar als ze het te weten komen,
trappen ze me d'r vandaag nog uit
Is dit een dure kamer?
Ja, veertig gulden vijf en zeven
tig in de maand. Én ik moet uitkijken,
want ze willen me wel kwijt. Ze kun
nen het niet uitstaan, dat ik me met
niemand bemoei, begrijp je?
Waar staan je andere spullen?
vroeg ik belangstellend.
Hij keek me cynisch aan en zei:
Er is niets anders dan dit. De rest is
gebleven op verhuizingen. Een mens
kan tenslotte niet alles meeslepen in
z'n leven. Hoe minder je hebt, des te
beter
Je hebt zeker geen grote ver
huiswagen nodig? vroeg ik sarcas
tisch.
-■ Nee zei lirj goedmoedig,
dat valt wel mee. Kan ik trouwens
ook niet betalen. Ik bel de „Tempo"
op en die staat een uur later altijd
met de bakfiets voor de deur. Voor
drie gulden brengt hij het zaaltje
over, naar elk huis in Amsterdam;
hoogte der verdieping geeft niet.
maar omdat ik altijd op de hoogste
zit, komt er meestal nog een pakje
sigaretten, voor de man die het doet,
bij
Zijn die paar sinaasappelkistjes,
dat oliestel en die kattebak je enige
aards bezit?
NOG TE VEEL
Ja, en het is me eigenlijk nog te
veel. Man, je leeft zo kort en je zit er
later maar mee. Kijk, dat is een der
straffen, die ze de mensheid hebben
opgelegd: z'n bezit. Je gaat er aan
hechten en je kunt er niet meer van
los komen. Je kunt je niet voorstellen,
hoe vrij ik me voel. Werkelijk, het is
de ideale toestand. Je moet er eens
over nadenken. Ik geloof niet, dat je
erg gelukkig bent met die hele bende,
die je om je heen verzameld hebt. 't
Lijkt me nogal een straf.
Ik vroeg hem mee te gaan eten,
ergens in de stad, maar hij schudde
z'n hoofd.
Ik moet nog wat lezen en ik laat
Gerrit (hetgeen die kat bleek te zijn)
niet alleen. Hij heeft ook z'n rechten,
als hij de hele dag in die goot gezeten
heeft.
Hij stond op en ik kreeg het gevoel,
dat hij vond, dat we het hier maar bij
moesten laten.
Toen ik de Prinsengracht afwandel
de, voelde ilt me a)s een geslagen
hond. Op de een of andere manier was
hij de rykaard en ik de gesjochtené.
Hy was vry man en ik de slaaf. Hy
had alleen zorg voor drie sinaasappel
kistjes en een kat en ik dacht aan de
verzekeringsmannen, die me zwaar
op het lijf zitten in verband met te
lage assuranties. Ik had hèm hulp,
steun en bijstand willen verlenen,
maar hij had ze m ij verleend. En de
ongelukkige, die ik had verwacht te
vinden, was een redelyk gelukkig
mens, tevreden met die mansarde op.
de vierde etage, zyn kat en z'n een
zaamheid.
Feuilleton
Renée Shann
62
van die z.
interes-
„Je doet
•santé vragen.".
„Alleen omdat ik je zo aardig vind.
Ik voel, dat er een man in je leven
moet zijn geweest en ik zou willen,
dat je het mij vertelde".
Zonder haar nieuwsgierigheid te
bevredigen, nam Barbara haar mee
de kamer uit. Toen ze beneden kwa
men, bleek het thee-uur in volle
gang. De kolonel zat in zijn gewone
stoel bij de haard, mevrouw Melrose
voor het zilveren blad, met Bryan en
een nogal zwaar gebouwde, weinig
smaakvol geklede jonge dame in
leunstoelen naast haar. Heather op de
divan met Jinks. Bij het zien van
Barbara riep ze vrolijk: „Barbara,
wat prettig, dat je terug bent".
„Zo, Heather!" zei Barbara, zich
bukkend om haar te kussen.
„U kent eskader-commandant Char-
rington zeker nog niet, juffrouw
Newcombe?" vroeg mevrouw Mel
rose.
„Maar moeder, natuurlijk wel. Ze
heeft Jinks hier Donderdag ont
moet".
„Och ja, hoe dom van mij!"
„Goede middag, juffrouw Netocom-
be", zei Jinks.
„Goede middag", antwoordde Bar
bara, die vervolgens plechtig aan Es-
telle „juffrouw Rainer" werd
voorgesteld.
„Op de divan is nog ruimte genoeg,
Barbara", zei Heather. „Ga zitten en
vertel me wat je in Londen hebt uit
gevoerd".
„Vraag het mij maar", kwam
Bryan die Barbara thee bracht, tus
senbeide. „Ik zal het je wel vertel
len".
„Jou?"
„Ja; ik heb haar de stad laten zien.
Tenmiste zo veel als ze goed vond".
„Was het prettig?" vroeg Heather.
„Héél prettig", anwoordde Barbara.
„Houdt U van Londen?" vroeg
Jinks,
„Ja, om er nu en dan eens te ko
men".
„Van Londen gesproken", zei me
vrouw Melrose. D'r Risling heeft me
meegedeeld, juffrouw Newcombe,
dat de nieuwe behandeling van Hea
ther zo gauw mogelijk kan beginnen."
Joan boog zich naar voren; haar
ogen schitterden.
„Betekent dat, dat ze naar de stad
moet?"
19. Maar veel tijd om zich bezig te houden met
de man, die hem om hulp had gevraagd een
andere gevangene, dat had hij wel begrepen
had Jimmy niet. Geschrokken door 't oorverdo
vend gekraak, dat het in elkaar rameien van de
deur had veroorzaakt, kwam de waard van d,e
Rode Ruiter aangesneld. Hij heette Bouke Bitter
en behoorde tot het zeer ongure soort logement
houders, dat men in sommige havensteden wel
aantreft. „Wat heeft dit hier en gunder te bete
kenen!" schreeuwde hij al van verre, „Kan dat
niet wat minder. Kijk 'r 's effetjes wat je met die
deur gedaan hebt. Die leit in gruizelementen. Jij
beseft zeker niet, dat je in een andermanshuis
bent, hè, jij denkt zeker dat je thuis bent en dat
je doen kan wat er in je domme kop op komt.
Maar dén reken je buiten de waard vrindje. J.e zal
me de schade die je aangericht heb moeten beta
len en niet zo zuinig ooit, want 't was nog een
beste deur." Jimmy luisterde een beetje verbaasd
naar dit verhaal. Hij had op een heel andere re
actie gerekend. Ook was het vreemd, da/t de waard
op een meter of vijf afstand was blijven stil
staan„Kom jij maar 's hier mannetje", zei de
waard, „en beloof me eerst eens dat je mij de
schade wilt vergoeden!" Jimmy wist niet goed
wat hij moest doen, maar eensklaps hoorde hij do
andere gevangene heel duidelijk roepen: „Doe 't
niet man, doe geen stap naar hem toe, want dan
trekt hij een valluik open en kom je in een stin
kende kelder terecht1"
„Met de weekeinden komen wij
thuis".
„We?."
„Ja, juffrouw Newcombe, Heather
en ik".
Joan trok een teleurgesteld gezicht.
„Moeder, je had me beloofd, dat je
een flat zou huren en mij meenemen".
„Lieve kind, als ik een geschikte
flat kon vinden, zou ik die nemen.
Jammer genoeg is daar geen sprake
van".
Jinks keek ec naar zijn gast
vrouw. „Als U flat wilt hebben,
kan ik U misscn.e.o helpen".
„Niet als hot te duur is", merkte de
kolonel droogjes op.
„Gaat U voort, meneer Charring-
ton", moedigde Joan de bezoeker aan.
„Waar is die flat en hoe ziet ze er
uit?"
„Als U heus iets weet, meneer
Charxington"zei mevrouw Mel
rose glimlachend.
„Een nicht van mij wil haar flat
wel tijdelyk verhuren. Haar man, die
bij Buitenlandse Zaken is. gaat voor
korte tijd naar de Verenigde Staten
en neemt haar mee".
Joan slaakte 'n kreet van vreugde.
„Zou U haar niet dadelijk kunnen
opbellen en zeggen, dat wij de flat
huren?"
„Joan, Joan, een ogenblikje alsje
blieft. Je maakt altijd zo'n haast".
„Maar moeder, het klinkt zo prach
tig".
„Index-daad is het een aardige flat",
zei Jinks, „en ik denk wel, dat ze U
zou bevallen. Er zijn vier of vijf slaap
kamers en een paar zitkamers. Ze
ziet uit op Hyde Park".
„Weet U ook ongeveer wat de huur
is?" vroeg de kolonel.'
„Ik geloof niet, dat ze er veel voor
vragen. Eileen dat is mijn nicht
zei, dat ais ik iemand wist, die het
wilde huren, ze heel schappelijk zou
zijn wat de prijs betreft. Eileen en Pe
ter zijn nu eenmaal zo. Ze azen niet
,op geld".
„Och, in elk geval hebben wij geld
genoeg", zei Joan luchtig.
Kolonel Melrose keek haar ernstig
aan. „Ik vraag me altijd af, hoe je
aan dat idee komt", zei hij.
„Nu, als je nagaat, hoe we leven",
antwoordde Joan vrolijk.
(Wordt vervolgd).
EEN GOESE EMIGRANT VERTELT
Negenhonderd kinderen aan boord
Negenhonderd kinderen met him ouders dobberen thans met de „Fairsea"
op de Indische wateren, op weg naar het nieuwe vaderland: Australië. De
heer L. Dootjes, een Goese emigrant, die met zyn gezin deze reis meemaakt,
schreef ons over zijn ervaringen aan boord van dit 12.000 ton grote, door
het directoraat voor de scheepvaart gecharterde schip.
De „Fairsea" vaart onder Paname
se vlag met een Italiaanse beman
ning, hetgeen velen die iets van de
scheepvaart afweten, niet direct vei*-
trouwd in de oren zal klinken. De a.s.
emigranten die voor de twee nog vol
gende reizen naar Australië of de
tocht naar Canada die de „Fairsea"
voor rekening van Nedex-land nog zal
maken, passage zullen boeken op dit
schip, kunnen gerust zijn.. De beman
ning is uiterst correct ën xxet schip
is behoorlijk, bijna luxueus ingericht.
Het heeft een zwembad en verder rui
me hutten en slaapzalen. De ligging
op de slaapzalen laat misschien wat
te wensen over, maar per slot van re
kening is het een emigrantenschip.
Voor de kinderen is een ruim dek ge-
reserveerd, waar zij zich kunnen ver
maken na in een aparte eetzaal on
der toezicht van Nederlandse kinder
verzorgsters de maaltijden, te hebben
genuttigd. De keuken staat onder toe
zicht van een Nederlandse kok, die
een levende reclame is voor de pot die
hij kookt. Hierover niets dan goeds.
Alleen heeft hij tijdens een snikhete
dag op de Middellandse Zee een ma
caronischotel dusdanig gepeperd, dat
na afloop van de maaltijd het buffet
werd bestormd om verkoelende dran
ken te bemachtigen.
HET SCHIP SLINGERDE.
„Natuurlijk heb ik zoals iedere goe
de Hollander iets om over te kanke
ren. Ondanks het stralende weer en
de vrij lichte deining, slingert het
schip nogal, zodat vele passagiers de
vissen voederen". Voor amusement
zorgen de passagiers ondex*ling met
bridgen, musiceren, dansen, dammen,
schaken enz., terwijl om de twee da
gen een compleet filmprogramma
wordt gedraaid. De. verstandhouding
tussen de passagiers onderling is
goed, enkele kleine incidenten daax*-
gelaten. Zo kreeg een „mefrou" uit
Amsterdam, ergens van twee hoog
achter met een tailleomvang van
plm. 90 cm., woorden met een stadge
note, die een schril contrast vormde
met haar tegenstandster. Het gesprek
was zeer interessant en kwam onge
veer hierop neer, dat „de sloerie met
haar jatten van haar wassie af most
blaive, want as dat se haar anders
een verblaif in het siekesaaltje sou
verschafte". Gelukkig bleef het bij
een niet minder hartelijke bedreiging
van de andere zijde, tex*wijl het inci
dent eindigde met „de senuwë" van
de omvangrijke dame.
Het Nederlandse vei'bindingsperso-
neel, de twee doktoren, enkele ver
pleegsters, kinderverzorgsters, apo
thekersassistenten en de kok komen
de passagïex's op alleilei manieren te
gemoet. Van enig verschil in behan
deling tussen zelf-betalende en gesub-
sidieei'de passagiers is geen sprake.
De 900 kindejjen aan boord amuseren
zich best, wat echter tot gevolg heeft
dat er weinig rustige plaatsjes zijn,
zodat men dikwijls aan de bekende
verzuchting van Vader Cats: „Kin-
ders z^n hinders" moet denken
ZEUREEND
„Kwak", zei het jonge
eendje. „Ik snap er niks
van!" „Waarvan", vroeg de
moeder-eend. „Ik snap
niet...", kwakte het klein
tje. „waarom eer vis altyd
onder water kan blijven en
ik niet!" „Dat is nu een
maal zo!", antwoordde ma,
„Jij bent een eend en geen
vis!" Toen zwommen ze
beiden verder door de sloot.
„Kwak", zei het jonge eend
je na een poosje weer.
„Waarom eten de mensen
geen kroost en wormpjes?
Kroost en wormpjes smaken
toch lekker!" „Weet je wat
jij bent!", bromde moeder.
„Nee, ma!", antwoordde het
jonge eendje. „Een zeur
eend!", legde moeder uit.
„Oh", zei het jonge eendje
en toen zwommen ze zwij
gend weer verder. Nu wilde
het toeval dat er van de te
genovergestelde richting
nóg een moedereend met. een
jong kwam aangezwommen.
„Kijk-kijk!" zeiden de oude
eenden tegen elkaar. „Daar
heb je buurvrouwhoe
gaat het er mee?" Het
duurde niet lang of de beide
moeders kwakten er lustig
op los en spraken over koe
tjes en kalfjes. Ondertussen
keken de jonge eendjes el
kaar lange tijd aan. „Ik ben
een zeureend!", zei de eerste
trots. „Oh ja!", zei de ander
verwonderd. „Heet je zo?"
„Nee!", zei de eerste weer.
„Ik heet Jantje!". „En ik
heet Pietje!", zei de ander.
„Zullen we samen gaan spe
len?" De jonge eendjes
wierpen even een blik op
hun pratende moeders en
toen ze zagen dat deze nog
druk bezig waren, zwom
men ze zachtjes naar de
rand van de sloot en klom
men op de wal.
„Wat is dat eigenlijk, een
zeureend?", wou Pietje we
ten. „Ik denk een erg flin
ke eend!", vond Jantje. „En
ik denk dat het een erg
domme eend is!", kwakte
Pietje. Jantje bleef staan en
keek zijn nieuwe vriendje
kwaad aan. „Zó, denk je
dat!", bromde h\j. „Nou, dan
ben jij óók een zeureend!
Weet je watwe zullen
het eens aan iemand vra
gen!" Ze trippelden het bos
in en stonden weldra voor
een diep hol. „Wie woont
hier?", riep Jantje door de
gang. In het hol woonde een
slimme vos. Hij was zo slim
dat hy direct zijn stem ver
draaide en heel vriendelijk
terugriep: „Hier woont een
erg lief diertje! Kom maar
binnen!" Jantje gaf Pietje
een knipoogje en samen
waggelden ze de donkere
gang in. De vos likte zijn
bek af toen hij het smake
lijke tweetal zag aankomen.
„Meneersprak Jan
tje. „Kunt U mij zeggen wat
een zeureend isik zeg
dat het een flinkerd is!"
„Natuurlijk!" lachte de vos
vriendelijk, terwijl hij zijn
grote kop met scherpe tan
den zoveel mogelijk achter
zijn krant verborg. Jantje
keek Pietje trots aan. „Zie
je wel!", zei hij. „Ik ben een
flinkerd!" Maar Pietje, die
goed oplette, en niet zoveel
sprak, zag ineens de grote,
begerige ogen van de vos
Vandaag was het
een drukke dag
Voor onze Mies de Muis,
Ze waste de gordijntjes
Van haar kleine
muizenhuis.
boven de krant uibkomen.
Hij pakte Jantje beet en
rende met hem het hol uit.
„Hiééér julliedomme
eenden!", schreeuwde de
vos. Met een grote sprong
dook hij naar de vluchtende
diertjes. Maar Pietje had
de uitgang van het hol al
bereikt eh was weldra met
de verschrikte Jantje in het
hoge gras verdwenen. Plons.
plonsdaar schoten ze
beiden, bibberend van sna
vel tot zwemvliezen de sloot
weer in en kropen dicht te
gen hun moeders aan.
Toen ze het hele verhaal
hadden verteld kreeg Pietje
var. de beide moeders een
zoentje op zijn kopje en Jan
tje kreeg twee maal een
draai om zijn oren.
„Weet je wat je bent?",
bromde Jantje's moeder
kwaad. „Een zeureend!",zei
Jantje deemoedig. „En wat
is een zeureend!", vervolgde
moeder, „Dom!", antwoord
de Jantje.
En nu moet ze zichzelf
nog wassen,
Dat '8 fris en gezond.
Maarwaar is nu die
handdoek toch
Mies grijpt en graait
in het rond.
Een vreemde
stad
In een stad waren drie
parken. De straten in de
stad liepen allemaal recht,
maar de parken waren rond
en ook de laantjes in de
Hoera.... ze heeft
de handdoek al,
Ze droogde vlug haar
snoet,
Maar toen ze eind'lijk
kijken kon
Schrok Miesje zich
een hoed/
parken liepen In de rondte
mee. In de vacantie bezoch
ten 'n drietal scholieren deze
stad. Eerst dwaalden ze er
een beetje rond maar omdat
ze graag zoveel mogelijk
wilden zien kochten ze
een plattegrond. „Hé, wat
„Ik droogde me aan de
gordijnen af
Hoe kon ik dat verzinnen?
Nu moet ik, grutjes wat
een straf,
Weer héél op nieuw
beginnen!"
vreemd is deze stad ge
bouwd!". zei er een. „Het
lijkt wel een doolhof!'*
„Ja" zei een ander. „Nu je
het zegt, een doolhof lijkt
het zeker wel en het brengt
me meteen op een goed
idee. Laten we eens probe
ren alle parken van de stad
te gaan bezoeken. We rus
ten dan steeds wat uit op de
pleintjes B. C. D. Maar we
mogen niet tweemaal de
zelfde weg .open of krui
sen!" De scholiereh bogen
zich over de plattegrond en
gingen op stap. Willen jul
lie het ook eens proberen?
Je begint bij de pijl links bo
ven, gaat eerst naar B. dan
naar C en D, èn komt ten
slotte by de pijl rechts Do
ven weer uit. Prettige wan
deling hoor!