J
Verschillende aspecten
moderne Nederlandse
van de
poëzie
Emmy Andriesse, fotografe van
het gewone, dat zo bijzonder is
C
SOPHOCLES' „ANTIGONE" NA
JAREN WEER IN AMSTERDAM
ZATERDAG 31 MEI 1952
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
LETTERKUNDIGE KRONIEK.
Niet alleen van „Atonaal"
het heil verwachten......
SDION VINKENOOG, EEN JONG DICHTER „die nooit Bloem leest
maar dit keer toch bloem heeft gelezen" schreef voor de door hem uit
het werk van elf modernistische Nederlandse dichters samengestelde bun
del „ATONAAL" een sympathiek-arrogante inleiding, waarin hy veel
ware dingen zegt en anderzins opzetteiyk prikkelt tot tegenspraau door
de eenzijdigheid van zyn beweringen. „Ik vind dat het een mooie bloem
lezing geworden is" zegt hy quasie-naief aan het eind, en daarmee kan
men het volkomen eens zyn. „Atonaal" is een representatieve bundel die
een uitstekende indruk geeft van wat er op het ogenblik onder de jonge
dichters, die met de traditie gebroken hebben en die zich spiegelen aan
buitenlandse dichters als Erza Pound, T.S. Eliot, Artaud, Char, Garcia
Lorca en vele anderen, leeft. Wat Simon Vinkenoog echter mogelyk een
ogenblik uit het oog verloor, is dat men het „provincialisme" niet opheft
door simpelweg te leven in zyn tyd, zich dienovereenkomstig te uiten, en
buitenlandse schryvers te lezen. De verzen van b.v. Jan Hanlo en Koos
Schuur, opgenomen in deze bundel, zyn even provincialistisch als het in
Vinkenoogs inleiding gewraakte werk van de dichters van vóór 1940.
„Deze nieuwe poëzie is waarschyn-
lijk niet voor uitleg vatbaar, dit in
tegenstelling tot de poëzie der gene
raties die deze dichters voorafgingen;
elke psychologische, psychoanalyti
sche of philologische verklaring moet
op een gegeven moment onherroepe
lijk haar onmacht bekennen. De on
macht van elke exegese tegenover
een gevoel, een stilte een woord".
Ziedaar een van Vinkenoogs typische,
half ware en half tot tegenspraak
prikkelende uitlatingen: dit geldt im
mers voor elk waarlyk kunstwerk.
Men kan boekdelen schryven over een
werkelyk gedicht: het zal zijn myste
rie daardoor nooit prys geven. Een
andere interessante passage uit de in
leiding luidt: „Wij zijn overigens nog
steeds niet op de hoogte van de
structuur van ons leven en de waar
de daarvan. Wij zijn in dit opzicht
even ver als toen wij voor enige tien
tallen eeuwen aanvingen .„cultuur
mensen" te zijn. De wéntenschap
schynt te falen, de religie brengt
geen openbaring meer en het zou
door HANS WARREN
slechts aan de kunst voorbehouden
zyn de bindingen met het leven te
onderhouden. De veranderingen die
eventueel plaats gehad hebben en die
in staat zouden kunnen zyn in ons
leven een radicale verandering te
weeg te brengen, d.w.z. de laatste ont
dekkingen van atoomgeleerden en na
tuurfilosofen, zijn nog niet tot ons
doorgedrongen; hun werk is slechts
aan 'n zeer beperkte groep specialis
ten bekend, die op haar beurt niet in
staat blijkt te zyn ons de omvang
en de betekenis van die ontdekkingen
mede te delen, met. als gevolg: Wy
leven in het mets, wij weten niets en
teren op een culturele erfenis die
reeds lang óp en verdeeld is. Een
veel misbruikt woord kan niet uit
blijven: wij leven in de chaos, als
men wil: de zinloosheid. En als ver
scheidene dezer tamelijk willekeurig
bijeengebrachte gedichten zinloos of
chaotisch mogen schijnen, dan zijn
zij niets anders dan een gevolg van
de hierboven geschetste ontwikkeling
en is het ons niet toegestaan de nieu
we dichtkunst daar een verwyt van
te maken, zelfs als het vers van de
nieuwe generatie een verbeten preg
nante toon heeft die het een a-poë
tisch aanschijn verleent. Het signaal
staat niet rood, hetstaat niet groen,
het brandt niet. Er is geen reden
meer, er is geen uitweg, wij kunnen
niet springen en evenmin struikelen".
Het is de vraag of de hier samen
gebrachte dichters, Hans Andreus,
Itemco Campert, de Belg Hugo Claus,
de uit Wemeldinge geboortige Jan
Elburg, Jan Hanlo, Gerrit Kouwe-
naar, Hans Lodeizen, Lucebert, Paul
Rodenko, Koos Schuur (en Simon
Vinkenoog zelf), allen deze woorden
onderschrijven, 'maar zij geven wel
een duidelyk beeld van de verwarrin
gen en de zinloosheid van hun be
staan. Gelukkig dat velen van hen,
vooral Paul Rodenko (van de ge
noemden ongetwyfeld de belangrijk
ste), maar ook vooral Hans Andreus,
Remco Campert, Hans Lodeizen,
Kouwenaar en Lucebert, die allen in
deze rubriek al eens ter sprake kwa
men positief getuigen van een talent
dat "althans nog schoonheid schenkt
in de zinloosheid. En als we nu luiste
ren naar dit nagelaten gedicht van de
jong-gestorven Hans lodeizen, is er
dan werkelijk zo bar veel veranderd?
Toen de dag was weggelopen
in het zachte
gras en de nacht haar jurk wellustig
neerspreidde, een sluier over de
bloemen,
toen het donker was en de
nachtegaal zong,
heb lk je ogen herkend overal
om me heen.
nu is het avond: donker als altijd
wanneer de zon's handengewuif
vrolijk is ondergegaan of als
een waaier
is toegevouwen voor de hemel waar
vogels als een waterval zingen.
en zo stil als nooit ben ik langs de
paden van de tuin gegaan, lachend
tegen de nacht; zal ik zeggen hoe
droevig de geuren roken die
langzaam
deinden op de wind als
zeilschepen
Al met al is „Atonaal" een zeer
aanbevelenswaardige bloemlezing
voor ieder, die in onze hedendaagse
dichtkunst belang stelt..
BUNDELS VAN BUDDINGH'
EN WIJNEN
In zijn later weik, sluit C. Bud-
dingh' bij de zojuist genoemde dich
ters aan. Zijn bundel „Water en Vuur"
bevat verzen, geschreven tussen 1940
en 1951 en mag dus als representa
tief worden beschouwd voor deze
dichter, wien eerste werk, ,,Het Ge-
irriteerde Lied" in 1941 verscheen.
Buddingh' speelt hoog spel door in het
Stemmen ontwaken. Als het vuur
gaat doven
trekt de rook weg. Ik ben een
en al oor.
In „Wichelroedeloper" heeft van
Tienhoven zijn oorspronkelijk dich
terschap opnieuw overtuigend bewe
zen en deze mooie bundel zal dan
ook ongetwijfeld zyn weg vinden.
Van der Molens „Voor Dovemans
oren" bevat een cyclus van twee maal
dertien kunstig en strak gebouwde
verzen waarvan vooral die in de
tweede serie, als de geliefde gestor
ven is, van een sombere pracht en
ontstellende diepte van gevoelens
zyn:
„Maar dat gij dood zijt kan ik
niet geloven.
Gy zijt alleen veranderd van bestaan,
de goden hebben u van plaats
verschoven,
een vingerbreedte Uit de tijd vandaan.
De dichter zoekt de dode geliefde,
vers „Zwammen" te laten drukken, sP?°r
ren als hy roept is het In dove oren.
,,Ik loop onder het laatste licht ver
loren te zoeken naar een bron, een
doide bron". Somber en bitter zijn de-
dat hij alleen maar „Zwammen kan
over zichzelf en alles wat het leven
(hem) onthouden heeft" want ver-
geers zoekt men naar een houvast
om zich over deze dichter een oordeel
te vormen. Nu eens schrijft hij een
sonnet als „Steeds zwermen" dat in
de kwatrijnen eerder aan Hélène
Swaith doet denken dan aan een
hedendaags dichter, en dan weer
poëzie die kennelijk hevig beïnvloed
is door F. Garcia Lorca, waarvan
overigens een goede vertaling (De
Heldere Dood) werd opgenomen. Een
definitief, eigen geluld hoort men in
deze verzen nog niet.
Het „modernisme" dat in het late
re werk van Buddingh' althans
„echt" aandoet, is volkomen namaak
en pose in de bundel „Tegenzin" van
Nico Wijnen. Hiervan valt werkelyk
helaas niet goeds te zeggen. Men kan
mogelijk eens hartelyk met een
vriend lachen om de verbijsterende
onzin in b.v. „Heidenröslein"maar
met poëzie heeft dit alles niets te
maken.
VAN TIENHOVEN EN VAN
DER MOLEN
„De Windroos" bracht tenslotte
nog twee nieuwe afleveringen,,
„Wichelroedelopen" van H. J. van
Tienhoven, en „Voor Dovemans
oren" van W. J. van der Molen. Van
Tienhoven (geb. 1923) publiceerde in
1950 zijn eerste bundel ,Kristalkijken"
en in Januari van dit jaar werd hem
voor een andere bundel een rege
ringsreisbeurs toegekend. „Wichel
roedelopen" bevat mooie verzen, b.v.
METAMORPHOSE
Eenzame berken. En de grijze tijd
scheurt van hun bast de grijze
schilferingen.
Ik hoor mijh koude door hun
nerven zingen.
Ik ruk zilveren flarden van mijn
huid.
Wij zijn de melaatsen van 't
middag-uur.
Koud vuur, koud vuur. Dood blad
aan dode twijgen,
te ouid geworden om beschroomd
te nijgen
als de wind aanraast en de hemel
scheurt.
En langzaam boren zich mijn
wortels in
het dode stuifzand, waar het
levend water
hoorbaar bevriest in onderaardse
aders
en 't wachten op de jongste dag
begint.
Hier is het modernisme niet lan
ger een geafficheerde houding; hier
zyn de ondefinieerbare gevoelens
doorgedrongen tot in de diepte van
de ziel en het mysterie en van daar
uit weergegeven in een bevredigende
vorm. In tegenstelling tot Buddingh'
heeft van Tienhoven een geheel eigen
geluid: ernstig en speels tegelijk en
vooral fris. Hij is niet helemaal ver
stikt in het asfalt van de stad maar
een stedeling die de band met het
achterland nooit geheel heeft verlo
ren. Als tegenstelling tot het kosmi
sche „Metamorphose" dit intieme,
speelse interieur:
ZONDAG
De bijl staat in het blok. Ik zie
het vuur
trage rookwolken aan het hout
onttrekken.
Ik vul de ketel en ga tafel dekken.
De stilte is onschendbaar. Negen
uur.
"Wanneer ik fluister tot de koffiekan
krijg ik geen antwoord en pas
jaren later
beleef ik deze kamer weer
het water
begint te zingen als volwassen
man.
De geur van verse koffie
wandelt door
het huis: de Zondagmorgen klimt
naar boven.
ze verzen, vaak met een haast apo
calyptische gloed beschenen.
HET LAATSTE GRAF
Om voor uw dood het laatste graf
te zijn
moet ik voortaan de aarde toe
behoren,
opener worden, groeien met meer
Pijn,
dieper nog naar de levenssappen
boren:
een boom, geworteld in een berg-
ravijn.
Tot in de grond wil lk uw sterven
breken.
maar ontoereikend ben ik, te vervuld
van alle dingen die mij hier
ontbreken;
ik moet meer steen zijn, met
gelijk geduld
de oerkracht binnen in mij
laten spreken.
Tot gij door al myn gronden heen
komt breken,
een lichaam, vlekkeloos en zonder
schuld,
waar alle menselijkheid uit is
geweken.
Waarlijk, de Nederlandse poëzie is
geenszins dood; het hoge gehalte
handhaaft zich. en het is niet enkel
van het ..réveil" van „Atonaal" dat
men het heil moet .verwachten. De
tijd zal leren wat blijvend is, uit
„Atonaal" én van de anderen.
„Atonaal" en „Tegenzin" zijn uitga
ven van A. A. M. Stols; de bundels
van Buddingh', van Tienhoven en
Van der Molen verschenen bij de U.
M. Holland te Amsterdam.
PLANKEN-PROMENADE.
In een voorstelling, die het A.T.G., met
Caro van Eyck, tot eer strekt.
(Van een speciale correspondent).
„KT IS BIJNA TIEN JAREN GELEDEN, dat een Nederland» toneel-
eezclschap het belaamde klassieke stuk „Antigone" van de grote Griek
se treurspeldichter Sophocles op riin repertoire had en hot heelt velen
dan rook niet weinig verheugd, dat het Amsterdams Toneelgerelschap.
hoewe lhelnas eerst laat In het seizoen, tnch niet heelt nagelaten dit mach-
tig dramatisch gebeuren In de Stadsechounburg van Amsterdam te doen
h Hcte"cn dan nu geschied Is: Amsterdam, Nederland zo ge wilt, heelt
de ganse geladenheid, die Sophocles gelegd heelt In dit. een van zijn vele,
meesterwerken, kunnen beleven hl het spel van Caro van Eyck als „An
tigone" en van Albert van DaLsum als Kreon en In het spel ook van alle
overigen, die tezamen dit drama uit de Griekse sagenwereld tut leven
wisten te brengen.
Een van <le foto's van Emmy Andriesse, gemaakt in een Loudens park.
met een treffende uitbeelding van de zieligheid van de twee rustende
vrouwen.
Een drama, waarin de zonen van
de tragische Oedipus elkaar de macht
om Thebe betwisten; een macht, die
na hun beider dood komt aan hun oom
Kreon dan koning Kreon. Koning
Kreon verbiedt het begraven van een
van zyn neven, Polyneikes. Dit gebod
wordt echter overtreden door de doch
ter van Oedipus (de verbannen ko
ning), Antigone. Zij acht de godde
lijke geboden hoger dan enig andere
wet of ander bevel, door mensen uit
gevaardigd en hiermede is het con
flict geschapen: een treffen tussen
de onverbiddelijke wil des konings,
die handelt naar het verstand, en de
onverzettelijke wil van de vrouw, die
handelt naar het gevoel.
Antigone begraaft het lijk van
haar broer en wordt gestraft; zij
wordt levend ingemetseld en de
smeekbeden van Haemon. Kreons
zoon die verliefd is op Antigone, ba-
iten niet. Wel komt Kreon op zijn
daad terug, nadat de ziener Teiresias
i hem voor de gevolgen heeft gewaar
schuwd. maar dan is het te laaf, An
tigone is reeds gestorven, Haemon
Dleegt zelfmoord en na het vernemen
van deze tijding, begeeft ook Kreons
echtgenote Eurydice zich vrijwillig
in de dood.
Deze tragedie, die de jonge Sopho
cles 2400 jaar geleden een vaste
plaats bezorgde naast enkele andere
grote Attische treurspeldichters en
waarmede hij de tragische poëzie der
Grieken welhaast tot een volkomen
heid opvoerde, is in de loop der hon
derden eeuwen gaaf en zuiver geble
ven; een kunstwerk, dat de Tyd trot
seerde en dat geen syllabe inboette
aan kracht en schoonheid. Sophocles
weet ook de mens van de twintigste
eeuw na Christus te treffen, te ont
roeren en mee te slepen door zijn
schepping, ontsproten aan de klare
bron van zijn toen nog jeugdige geest,
die de mens naar waarde wist te
schatten. Niet te hoog, niet te laag.
REGIE EN SPEL
De regie van zulk een uit de oud
heid stammende tragedie, met een
koor van rei-zeggers, de klassieke
sfeer en zovele andere factoren, is
een zware opgaaf, waarmede regis
seur A. Defresne was belast. Defresne
is er helaas niet geheel ln geslaagd
de juiste sfeer te scheppen; noch om
voldoende eenheid in stijl bij de spe
lers te bewerkstelligen.
Dat het niettemin een voorstelling
is geworden die nog lang in de her
innering zal voortleven, dankt men
vooral aan de nog jonge Caro van
IK ZIE, IK ZIE, WAT JIJ NIET ZIET.
Eyck, die van haar eerste waarlijk
klassieke rol (Antigone) een creatie
heeft gemaakt; bewogen doorwrocht
en fascinerend. Albert van Dalsurn
speelde koning Kreon, veelal impo
sant, soms enigszins onbeheerst. De
ziener Teiresias werd door Louis van
Gasteren uitnemend vertolkt en bij de
rei-zeggers waren het met name Paul
Huf en Johan Schmitz die opvielen
door zuivere zegging.
De vertaling van Petrus van Lier,
die tevens de muziek componeerde,
voldeed goed en zo heeft het A.T.C.,
ondanks een enkele tekortkoming,
dan toch voor een voorstelling zorg
gedragen, die dit gezelschap tot eer
strekt.
Zomertentoonstellingen in
Amsterdams „Stedelijk".
In het Stedelijk Museum te Am
sterdam zullen gedurende de zomer
1952 de volgende tentoonstellingen
gehouden worden:
1. „De duivel ln de kunst", 6 Juni
tot 29 September 1952; een tentoon
stelling, georganiseerd door het Am
sterdams studenten corps, ter gele
genheid van het 320-jarig bestaan
van de universiteit van Amsterdam.
2. „Vals en Echt", 6 Juni tot 29
September 1952, een expositie, welke
trachten wil het oude probleem van
de vervalsing van kunstwerken op
wetenschappelijke wjjze te behande
len. De opzet van de tentoonstelling
Is gebaseerd op wetenschappelijke
principes en zal, naar men hoopt, enig
nieuw licht op het vraagstuk wer
pen, opdat de vakman kan worden
geholpen en de vervalser ontmoedigd.
3. „Floris Verster", 7 Juni tot 7 Ju
li 1952. Deze expositie werd georga
niseerd in samenwerking met het
stedelijk museum „de Lakenhal" te
Leiden, waar zij in de afgelopen
maand reeds getoond werd.
Schweitzer gelooft in nieuwe bloei
van Europa's cultuur.
Dr. Albert Schweitzer, is door liet ge
meentebestuur van Arnhem uitgeno
digd ter gelegenheid van de opening
van de internationale tentoonstelling
van beeldhouwkunst in Sonsbeek een
rede te houden over de culturele taak
van het oude Europa. Schweitzer
heeft echter geantwoord, dat hij tot
zyn spijt niet aan de uitnodiging kan
voldoen. In zijn brief, schrijft hy, dat
het onderwerp hem na aan het hart
ligt.
„Want niets", zo schrijft Schweit
zer, „kan in de wereld onze cultuur
ver\%ngen. Zjj heeft schade geleden,
zij heeft aan autoriteit ingeboet.
Maar ver van Europa levend beseft
men eerst, wat zij toch nog voor de
wereld betekent. De wereld heeft
haar nodig, zjj Is onvervangbaar. Ze
ker, wanneer zjj weer tot nieuwe
bloei komt, wat ik geloof en hoop".
Zij kiest veelal alledaagse
onderwerpen
Het kan geen toeval zijn dat Nederland, dat door vele eeuwen heen
even zovele wereldberoemde schildersscholen heeft voortgebracht, dat Ne
derland in de twintigste eeuw een bijzonder groot aantal bijzonder goede
fotografen bezit. Het moet inderdaad iets zyn in onze atmosfeer en in
onze mentaliteit, die er zo velen toe heeft gebracht op de meest ver
schillende wyzen het gewone, het alledaagse, het allerbekendste en
huiselijkste af te beelden en uit die bekendheid nieuwe schoonheid te
scheppen.
Er zijn onder die vele uitmuntende fotografen in ons land ook verschil
lende vrouwen en wanneer ik uit deze kleinere groep speciaal Emmy An
driesse uitkies om iets over te vertellen, dan is dat stellig niet alleen, om
dat ik haar zelf en haar werk het langste en het beste ken, maar voor
al omdat zjj, misschien meer dan een van de anderen, bjj voorkeur dat
gewone, dat bekende, dat alledaagse als onderwerp kiest en er dan iets
heel bijzonders, iets heel belangwekkends, iets algemeen menselijks van
maakt.
van de maaltijden, die af en toe de
afleggertjes hebben gekregen van
haar mevrouwen en die hun laatste
levensdagen slijten van een mager
spaarduitje, met misschien, een nog
magerder pensioentje. En al deze zie
ligheid, dit drama van de niet geleef
de levens, tegen die achtergrond van
de statige bomen en het majestueuze
grasveld van zo'n rijk Londens park,
In de loop van de jaren heb ik van
Emmy Andriesse werk gezien van al
lerlei aard: mensen, dieren en kinde
ren, stadsgezichten en landschappen,
mode en architectuur, speelgoed en
machtige staalconstructies, maar voor
en boven alles zijn het de mensen die
haar boeien. De gewone mensen met
al hun lief en leed, met al hun vreug
de en schoonheid, met him armoede
m hun zorgen, met hun rijkdom en
ïun werk en amusement. Mensen al-
.ijd mensen, alle soorten mensen......
Van het werk van Emmy Andries-
e is het inderdaad waar, wat een
•fgezaagd Engels gezegde beweert:
.every picture tells a story" ieder
'laatje vertelt een verhaal. Indien
nen van de fotografie kan zeggen
dat zij „literair" is, dat zij verhalend
's dan geldt dat in de hoogste mate
van hetgeen deze fotografie op altijd
weer andere wijze in simpel zwart en
wit voor ons vastlegt.
ZO GEWOON
Alles hierbij is even natuurlijk,
nooit is hier sprake van poseren, van
gecomponeerde groepen of houdingen,
ir.mnn Andriesse de Nederlandse f«- I van het toepassen van speciale, ul-
tografe, wier werk steeds weer ge- I tra-moderne ingenieuze technieken,
tuigt van een warme, menselijke vi- Het is allemaal zó natuurlyk zo
»ie op het leven. 1 vanzelfsprekend, dat de „slachtof
fers" er gewoonlijk niets van mer
ken, dat zij worden gefotografeerd.
Telkens weer zyn er mensen, man
nen, vrouwen of kinderen, heel ge
wone mensen, die haar opeens treffen
door een houding, een uitdrukking,
door iets heel moois, of iets heel droe
vigs, iets zieligs of verhevens, iets
mals of door uitgelaten levensvreug
de van de jeugd of de berusting van
de ouden van dagen.
De foto, die hier Is afgedrukt, ge
maakt in een van de Londense par
ken op een hete zomernamiddag, is
nog altijd een van de meest ontroe
rende die ik van haar ken. De hele
essentie van het kleurloze bestaan
van de verlepte, ongetrouwde Engel
se vrouw uit de heel kleine burger
stand, is hier getroffen tot in het
kleinste detail: de kleurloze regen
mantels, de vaal geregende vormloze
hoeden, de tanige, pezige halsjes, de
zelfgemaakte jurken en de katoenen
kousen en uitgelopen, schoenen. Het
is er allemaal alles, dat deze zusters
of vriendinnen is overgebleven na een
leven van zorgen voor andermans
kinderen. De „nannies", kinderjuf
frouwen uit welgestelde gezinnen, die
altijd geleefd hebben van het over
schot van affectie en het overschot
door ELKA SCHRIJVER.
van zo'n park, waar plaats is en rust
voor iedereen.
Overal, elke dag, zien wij onze me
demensen om ons heen. meestal zon
der ze te zien. Het is een van de zeer
grote verdiensten van Emmy An
driesse, dat zy er nooit zomaar aan
voorby loopt, dat alles wat menselyk
is haar altijd weer pakt, dat zij het
weet vast te leggen, ln elke variatie
en dat er, uit elke van die duizenden
en duizenden opnamen, altijd spreekt
een diepe bewogenheid om het men
selijke in de mens, een waarachtig
mede-lijden en mede-leven en mede-
beleven in de zuiverste betekenis van
het woord.
(Nadruk verboden)
James Fassett komt naar
het Holland-Festival.
Ook dit jaar zal de heer James
Fassett als gast van het bestuur van
het Holland-Festival naar Nederland
komen, teneinde hier opnamen voor
de televisie te maken van dit festi
val.
Zoals bekend, i9 de heer Fassett
muzikaal programmaleider van de
„Columbia Broadcasting System",
een radio-omroepvereniging, die tot
de grootste in de Verenigde Stagen
behoort en onder andere de bekende
„From Coast to Coast"-programma's
verzorgt.
Vorig jaar heeft de heer Fassett
twee uitzendingen van anderhalf uur
gewijd aan de culturele aspecten van
Nederland en in het bijzonder aan
i het Holland-Festival.
Culturele
Cavalcade
VANDAAG wordt de bekende Ne
derlandse baszanger V/illem Ravelli,
zestig jaar. RaveUi is thans leraar aan
de conservatoria van Antwerpen en
Den Haag en treedt nog steeds als
concertzanger op.
OP 6 en 7 JUNI zullen in Den Haag
diplomaten van de Britse ambassade
in Diligentiaeen opvoering geven
van „Playbill" van Terence Rattigan.
Reeds eerder traden zij in samen
werking met hun Amerikaanse col
lega's met veel succes in Den Haag
op. Titans wordt gespeeld ten bate
van de Stichting lfHet Vierde Prin
senkind."
DE AMERIKAANSE pianist Fleis-
her uit San Francisco 24 jaar oud
heeft te Brussel het internationale
pianoconcours „Koningin Elizabeth"
gewonnen en daardoor beslag gelegd
op een geldprijs van frs. 15Q.000 en
een gouden ere-medaille. Tweede werd
de Zwitser Karl Engel en derde de
Italiaanse Maria Tipo. De Nederlandse
pianist Willem Andriessen behoorde
tot de juryleden. Vorig jaar werd een
soortgelijk concours voor violisten
gehouden.
TE AMSTERDAM werd opgericht
een genootschap .Jacob Israël de
Haan", dat zich ten doel stelt belang
stelling ie wekken en te bestendigen
voor het werk van de Joodse dichter
en schrijver Jacob Israël de Haan
(1881—1924).
OP DE BIENNALE 1952 te Venetië
zal in het Nederlandse paviljoen een
collectie van grafische kunst worden
geëxposeerd. Ook de Veerse kunste
naar Dirk van Gelder zond hiertoe
werk in.
OP ZATERDAG 12 Juli zal te Delft
de 12e Nationale Beiaardwedstrijd
worden gehouden voor alle Neder
landse beiaardiers. De eisen voor deze
wedstrijd zijn: verplicht nummer, een
compositie van Staf Nees, een impro
visatie op een gegeven thema, alsme
de een vrij nummer.
TE HILVERSUM is overleden op
78-jarige leeftijd de kunstschilder R.
W. O. de Vries Jr. Hij genoot bijzon
dere bekendheid op het terrein van
de decoratie.