J Verschillende aspecten moderne Nederlandse van de poëzie Emmy Andriesse, fotografe van het gewone, dat zo bijzonder is C SOPHOCLES' „ANTIGONE" NA JAREN WEER IN AMSTERDAM ZATERDAG 31 MEI 1952 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 7 LETTERKUNDIGE KRONIEK. Niet alleen van „Atonaal" het heil verwachten...... SDION VINKENOOG, EEN JONG DICHTER „die nooit Bloem leest maar dit keer toch bloem heeft gelezen" schreef voor de door hem uit het werk van elf modernistische Nederlandse dichters samengestelde bun del „ATONAAL" een sympathiek-arrogante inleiding, waarin hy veel ware dingen zegt en anderzins opzetteiyk prikkelt tot tegenspraau door de eenzijdigheid van zyn beweringen. „Ik vind dat het een mooie bloem lezing geworden is" zegt hy quasie-naief aan het eind, en daarmee kan men het volkomen eens zyn. „Atonaal" is een representatieve bundel die een uitstekende indruk geeft van wat er op het ogenblik onder de jonge dichters, die met de traditie gebroken hebben en die zich spiegelen aan buitenlandse dichters als Erza Pound, T.S. Eliot, Artaud, Char, Garcia Lorca en vele anderen, leeft. Wat Simon Vinkenoog echter mogelyk een ogenblik uit het oog verloor, is dat men het „provincialisme" niet opheft door simpelweg te leven in zyn tyd, zich dienovereenkomstig te uiten, en buitenlandse schryvers te lezen. De verzen van b.v. Jan Hanlo en Koos Schuur, opgenomen in deze bundel, zyn even provincialistisch als het in Vinkenoogs inleiding gewraakte werk van de dichters van vóór 1940. „Deze nieuwe poëzie is waarschyn- lijk niet voor uitleg vatbaar, dit in tegenstelling tot de poëzie der gene raties die deze dichters voorafgingen; elke psychologische, psychoanalyti sche of philologische verklaring moet op een gegeven moment onherroepe lijk haar onmacht bekennen. De on macht van elke exegese tegenover een gevoel, een stilte een woord". Ziedaar een van Vinkenoogs typische, half ware en half tot tegenspraak prikkelende uitlatingen: dit geldt im mers voor elk waarlyk kunstwerk. Men kan boekdelen schryven over een werkelyk gedicht: het zal zijn myste rie daardoor nooit prys geven. Een andere interessante passage uit de in leiding luidt: „Wij zijn overigens nog steeds niet op de hoogte van de structuur van ons leven en de waar de daarvan. Wij zijn in dit opzicht even ver als toen wij voor enige tien tallen eeuwen aanvingen .„cultuur mensen" te zijn. De wéntenschap schynt te falen, de religie brengt geen openbaring meer en het zou door HANS WARREN slechts aan de kunst voorbehouden zyn de bindingen met het leven te onderhouden. De veranderingen die eventueel plaats gehad hebben en die in staat zouden kunnen zyn in ons leven een radicale verandering te weeg te brengen, d.w.z. de laatste ont dekkingen van atoomgeleerden en na tuurfilosofen, zijn nog niet tot ons doorgedrongen; hun werk is slechts aan 'n zeer beperkte groep specialis ten bekend, die op haar beurt niet in staat blijkt te zyn ons de omvang en de betekenis van die ontdekkingen mede te delen, met. als gevolg: Wy leven in het mets, wij weten niets en teren op een culturele erfenis die reeds lang óp en verdeeld is. Een veel misbruikt woord kan niet uit blijven: wij leven in de chaos, als men wil: de zinloosheid. En als ver scheidene dezer tamelijk willekeurig bijeengebrachte gedichten zinloos of chaotisch mogen schijnen, dan zijn zij niets anders dan een gevolg van de hierboven geschetste ontwikkeling en is het ons niet toegestaan de nieu we dichtkunst daar een verwyt van te maken, zelfs als het vers van de nieuwe generatie een verbeten preg nante toon heeft die het een a-poë tisch aanschijn verleent. Het signaal staat niet rood, hetstaat niet groen, het brandt niet. Er is geen reden meer, er is geen uitweg, wij kunnen niet springen en evenmin struikelen". Het is de vraag of de hier samen gebrachte dichters, Hans Andreus, Itemco Campert, de Belg Hugo Claus, de uit Wemeldinge geboortige Jan Elburg, Jan Hanlo, Gerrit Kouwe- naar, Hans Lodeizen, Lucebert, Paul Rodenko, Koos Schuur (en Simon Vinkenoog zelf), allen deze woorden onderschrijven, 'maar zij geven wel een duidelyk beeld van de verwarrin gen en de zinloosheid van hun be staan. Gelukkig dat velen van hen, vooral Paul Rodenko (van de ge noemden ongetwyfeld de belangrijk ste), maar ook vooral Hans Andreus, Remco Campert, Hans Lodeizen, Kouwenaar en Lucebert, die allen in deze rubriek al eens ter sprake kwa men positief getuigen van een talent dat "althans nog schoonheid schenkt in de zinloosheid. En als we nu luiste ren naar dit nagelaten gedicht van de jong-gestorven Hans lodeizen, is er dan werkelijk zo bar veel veranderd? Toen de dag was weggelopen in het zachte gras en de nacht haar jurk wellustig neerspreidde, een sluier over de bloemen, toen het donker was en de nachtegaal zong, heb lk je ogen herkend overal om me heen. nu is het avond: donker als altijd wanneer de zon's handengewuif vrolijk is ondergegaan of als een waaier is toegevouwen voor de hemel waar vogels als een waterval zingen. en zo stil als nooit ben ik langs de paden van de tuin gegaan, lachend tegen de nacht; zal ik zeggen hoe droevig de geuren roken die langzaam deinden op de wind als zeilschepen Al met al is „Atonaal" een zeer aanbevelenswaardige bloemlezing voor ieder, die in onze hedendaagse dichtkunst belang stelt.. BUNDELS VAN BUDDINGH' EN WIJNEN In zijn later weik, sluit C. Bud- dingh' bij de zojuist genoemde dich ters aan. Zijn bundel „Water en Vuur" bevat verzen, geschreven tussen 1940 en 1951 en mag dus als representa tief worden beschouwd voor deze dichter, wien eerste werk, ,,Het Ge- irriteerde Lied" in 1941 verscheen. Buddingh' speelt hoog spel door in het Stemmen ontwaken. Als het vuur gaat doven trekt de rook weg. Ik ben een en al oor. In „Wichelroedeloper" heeft van Tienhoven zijn oorspronkelijk dich terschap opnieuw overtuigend bewe zen en deze mooie bundel zal dan ook ongetwijfeld zyn weg vinden. Van der Molens „Voor Dovemans oren" bevat een cyclus van twee maal dertien kunstig en strak gebouwde verzen waarvan vooral die in de tweede serie, als de geliefde gestor ven is, van een sombere pracht en ontstellende diepte van gevoelens zyn: „Maar dat gij dood zijt kan ik niet geloven. Gy zijt alleen veranderd van bestaan, de goden hebben u van plaats verschoven, een vingerbreedte Uit de tijd vandaan. De dichter zoekt de dode geliefde, vers „Zwammen" te laten drukken, sP?°r ren als hy roept is het In dove oren. ,,Ik loop onder het laatste licht ver loren te zoeken naar een bron, een doide bron". Somber en bitter zijn de- dat hij alleen maar „Zwammen kan over zichzelf en alles wat het leven (hem) onthouden heeft" want ver- geers zoekt men naar een houvast om zich over deze dichter een oordeel te vormen. Nu eens schrijft hij een sonnet als „Steeds zwermen" dat in de kwatrijnen eerder aan Hélène Swaith doet denken dan aan een hedendaags dichter, en dan weer poëzie die kennelijk hevig beïnvloed is door F. Garcia Lorca, waarvan overigens een goede vertaling (De Heldere Dood) werd opgenomen. Een definitief, eigen geluld hoort men in deze verzen nog niet. Het „modernisme" dat in het late re werk van Buddingh' althans „echt" aandoet, is volkomen namaak en pose in de bundel „Tegenzin" van Nico Wijnen. Hiervan valt werkelyk helaas niet goeds te zeggen. Men kan mogelijk eens hartelyk met een vriend lachen om de verbijsterende onzin in b.v. „Heidenröslein"maar met poëzie heeft dit alles niets te maken. VAN TIENHOVEN EN VAN DER MOLEN „De Windroos" bracht tenslotte nog twee nieuwe afleveringen,, „Wichelroedelopen" van H. J. van Tienhoven, en „Voor Dovemans oren" van W. J. van der Molen. Van Tienhoven (geb. 1923) publiceerde in 1950 zijn eerste bundel ,Kristalkijken" en in Januari van dit jaar werd hem voor een andere bundel een rege ringsreisbeurs toegekend. „Wichel roedelopen" bevat mooie verzen, b.v. METAMORPHOSE Eenzame berken. En de grijze tijd scheurt van hun bast de grijze schilferingen. Ik hoor mijh koude door hun nerven zingen. Ik ruk zilveren flarden van mijn huid. Wij zijn de melaatsen van 't middag-uur. Koud vuur, koud vuur. Dood blad aan dode twijgen, te ouid geworden om beschroomd te nijgen als de wind aanraast en de hemel scheurt. En langzaam boren zich mijn wortels in het dode stuifzand, waar het levend water hoorbaar bevriest in onderaardse aders en 't wachten op de jongste dag begint. Hier is het modernisme niet lan ger een geafficheerde houding; hier zyn de ondefinieerbare gevoelens doorgedrongen tot in de diepte van de ziel en het mysterie en van daar uit weergegeven in een bevredigende vorm. In tegenstelling tot Buddingh' heeft van Tienhoven een geheel eigen geluid: ernstig en speels tegelijk en vooral fris. Hij is niet helemaal ver stikt in het asfalt van de stad maar een stedeling die de band met het achterland nooit geheel heeft verlo ren. Als tegenstelling tot het kosmi sche „Metamorphose" dit intieme, speelse interieur: ZONDAG De bijl staat in het blok. Ik zie het vuur trage rookwolken aan het hout onttrekken. Ik vul de ketel en ga tafel dekken. De stilte is onschendbaar. Negen uur. "Wanneer ik fluister tot de koffiekan krijg ik geen antwoord en pas jaren later beleef ik deze kamer weer het water begint te zingen als volwassen man. De geur van verse koffie wandelt door het huis: de Zondagmorgen klimt naar boven. ze verzen, vaak met een haast apo calyptische gloed beschenen. HET LAATSTE GRAF Om voor uw dood het laatste graf te zijn moet ik voortaan de aarde toe behoren, opener worden, groeien met meer Pijn, dieper nog naar de levenssappen boren: een boom, geworteld in een berg- ravijn. Tot in de grond wil lk uw sterven breken. maar ontoereikend ben ik, te vervuld van alle dingen die mij hier ontbreken; ik moet meer steen zijn, met gelijk geduld de oerkracht binnen in mij laten spreken. Tot gij door al myn gronden heen komt breken, een lichaam, vlekkeloos en zonder schuld, waar alle menselijkheid uit is geweken. Waarlijk, de Nederlandse poëzie is geenszins dood; het hoge gehalte handhaaft zich. en het is niet enkel van het ..réveil" van „Atonaal" dat men het heil moet .verwachten. De tijd zal leren wat blijvend is, uit „Atonaal" én van de anderen. „Atonaal" en „Tegenzin" zijn uitga ven van A. A. M. Stols; de bundels van Buddingh', van Tienhoven en Van der Molen verschenen bij de U. M. Holland te Amsterdam. PLANKEN-PROMENADE. In een voorstelling, die het A.T.G., met Caro van Eyck, tot eer strekt. (Van een speciale correspondent). „KT IS BIJNA TIEN JAREN GELEDEN, dat een Nederland» toneel- eezclschap het belaamde klassieke stuk „Antigone" van de grote Griek se treurspeldichter Sophocles op riin repertoire had en hot heelt velen dan rook niet weinig verheugd, dat het Amsterdams Toneelgerelschap. hoewe lhelnas eerst laat In het seizoen, tnch niet heelt nagelaten dit mach- tig dramatisch gebeuren In de Stadsechounburg van Amsterdam te doen h Hcte"cn dan nu geschied Is: Amsterdam, Nederland zo ge wilt, heelt de ganse geladenheid, die Sophocles gelegd heelt In dit. een van zijn vele, meesterwerken, kunnen beleven hl het spel van Caro van Eyck als „An tigone" en van Albert van DaLsum als Kreon en In het spel ook van alle overigen, die tezamen dit drama uit de Griekse sagenwereld tut leven wisten te brengen. Een van <le foto's van Emmy Andriesse, gemaakt in een Loudens park. met een treffende uitbeelding van de zieligheid van de twee rustende vrouwen. Een drama, waarin de zonen van de tragische Oedipus elkaar de macht om Thebe betwisten; een macht, die na hun beider dood komt aan hun oom Kreon dan koning Kreon. Koning Kreon verbiedt het begraven van een van zyn neven, Polyneikes. Dit gebod wordt echter overtreden door de doch ter van Oedipus (de verbannen ko ning), Antigone. Zij acht de godde lijke geboden hoger dan enig andere wet of ander bevel, door mensen uit gevaardigd en hiermede is het con flict geschapen: een treffen tussen de onverbiddelijke wil des konings, die handelt naar het verstand, en de onverzettelijke wil van de vrouw, die handelt naar het gevoel. Antigone begraaft het lijk van haar broer en wordt gestraft; zij wordt levend ingemetseld en de smeekbeden van Haemon. Kreons zoon die verliefd is op Antigone, ba- iten niet. Wel komt Kreon op zijn daad terug, nadat de ziener Teiresias i hem voor de gevolgen heeft gewaar schuwd. maar dan is het te laaf, An tigone is reeds gestorven, Haemon Dleegt zelfmoord en na het vernemen van deze tijding, begeeft ook Kreons echtgenote Eurydice zich vrijwillig in de dood. Deze tragedie, die de jonge Sopho cles 2400 jaar geleden een vaste plaats bezorgde naast enkele andere grote Attische treurspeldichters en waarmede hij de tragische poëzie der Grieken welhaast tot een volkomen heid opvoerde, is in de loop der hon derden eeuwen gaaf en zuiver geble ven; een kunstwerk, dat de Tyd trot seerde en dat geen syllabe inboette aan kracht en schoonheid. Sophocles weet ook de mens van de twintigste eeuw na Christus te treffen, te ont roeren en mee te slepen door zijn schepping, ontsproten aan de klare bron van zijn toen nog jeugdige geest, die de mens naar waarde wist te schatten. Niet te hoog, niet te laag. REGIE EN SPEL De regie van zulk een uit de oud heid stammende tragedie, met een koor van rei-zeggers, de klassieke sfeer en zovele andere factoren, is een zware opgaaf, waarmede regis seur A. Defresne was belast. Defresne is er helaas niet geheel ln geslaagd de juiste sfeer te scheppen; noch om voldoende eenheid in stijl bij de spe lers te bewerkstelligen. Dat het niettemin een voorstelling is geworden die nog lang in de her innering zal voortleven, dankt men vooral aan de nog jonge Caro van IK ZIE, IK ZIE, WAT JIJ NIET ZIET. Eyck, die van haar eerste waarlijk klassieke rol (Antigone) een creatie heeft gemaakt; bewogen doorwrocht en fascinerend. Albert van Dalsurn speelde koning Kreon, veelal impo sant, soms enigszins onbeheerst. De ziener Teiresias werd door Louis van Gasteren uitnemend vertolkt en bij de rei-zeggers waren het met name Paul Huf en Johan Schmitz die opvielen door zuivere zegging. De vertaling van Petrus van Lier, die tevens de muziek componeerde, voldeed goed en zo heeft het A.T.C., ondanks een enkele tekortkoming, dan toch voor een voorstelling zorg gedragen, die dit gezelschap tot eer strekt. Zomertentoonstellingen in Amsterdams „Stedelijk". In het Stedelijk Museum te Am sterdam zullen gedurende de zomer 1952 de volgende tentoonstellingen gehouden worden: 1. „De duivel ln de kunst", 6 Juni tot 29 September 1952; een tentoon stelling, georganiseerd door het Am sterdams studenten corps, ter gele genheid van het 320-jarig bestaan van de universiteit van Amsterdam. 2. „Vals en Echt", 6 Juni tot 29 September 1952, een expositie, welke trachten wil het oude probleem van de vervalsing van kunstwerken op wetenschappelijke wjjze te behande len. De opzet van de tentoonstelling Is gebaseerd op wetenschappelijke principes en zal, naar men hoopt, enig nieuw licht op het vraagstuk wer pen, opdat de vakman kan worden geholpen en de vervalser ontmoedigd. 3. „Floris Verster", 7 Juni tot 7 Ju li 1952. Deze expositie werd georga niseerd in samenwerking met het stedelijk museum „de Lakenhal" te Leiden, waar zij in de afgelopen maand reeds getoond werd. Schweitzer gelooft in nieuwe bloei van Europa's cultuur. Dr. Albert Schweitzer, is door liet ge meentebestuur van Arnhem uitgeno digd ter gelegenheid van de opening van de internationale tentoonstelling van beeldhouwkunst in Sonsbeek een rede te houden over de culturele taak van het oude Europa. Schweitzer heeft echter geantwoord, dat hij tot zyn spijt niet aan de uitnodiging kan voldoen. In zijn brief, schrijft hy, dat het onderwerp hem na aan het hart ligt. „Want niets", zo schrijft Schweit zer, „kan in de wereld onze cultuur ver\%ngen. Zjj heeft schade geleden, zij heeft aan autoriteit ingeboet. Maar ver van Europa levend beseft men eerst, wat zij toch nog voor de wereld betekent. De wereld heeft haar nodig, zjj Is onvervangbaar. Ze ker, wanneer zjj weer tot nieuwe bloei komt, wat ik geloof en hoop". Zij kiest veelal alledaagse onderwerpen Het kan geen toeval zijn dat Nederland, dat door vele eeuwen heen even zovele wereldberoemde schildersscholen heeft voortgebracht, dat Ne derland in de twintigste eeuw een bijzonder groot aantal bijzonder goede fotografen bezit. Het moet inderdaad iets zyn in onze atmosfeer en in onze mentaliteit, die er zo velen toe heeft gebracht op de meest ver schillende wyzen het gewone, het alledaagse, het allerbekendste en huiselijkste af te beelden en uit die bekendheid nieuwe schoonheid te scheppen. Er zijn onder die vele uitmuntende fotografen in ons land ook verschil lende vrouwen en wanneer ik uit deze kleinere groep speciaal Emmy An driesse uitkies om iets over te vertellen, dan is dat stellig niet alleen, om dat ik haar zelf en haar werk het langste en het beste ken, maar voor al omdat zjj, misschien meer dan een van de anderen, bjj voorkeur dat gewone, dat bekende, dat alledaagse als onderwerp kiest en er dan iets heel bijzonders, iets heel belangwekkends, iets algemeen menselijks van maakt. van de maaltijden, die af en toe de afleggertjes hebben gekregen van haar mevrouwen en die hun laatste levensdagen slijten van een mager spaarduitje, met misschien, een nog magerder pensioentje. En al deze zie ligheid, dit drama van de niet geleef de levens, tegen die achtergrond van de statige bomen en het majestueuze grasveld van zo'n rijk Londens park, In de loop van de jaren heb ik van Emmy Andriesse werk gezien van al lerlei aard: mensen, dieren en kinde ren, stadsgezichten en landschappen, mode en architectuur, speelgoed en machtige staalconstructies, maar voor en boven alles zijn het de mensen die haar boeien. De gewone mensen met al hun lief en leed, met al hun vreug de en schoonheid, met him armoede m hun zorgen, met hun rijkdom en ïun werk en amusement. Mensen al- .ijd mensen, alle soorten mensen...... Van het werk van Emmy Andries- e is het inderdaad waar, wat een •fgezaagd Engels gezegde beweert: .every picture tells a story" ieder 'laatje vertelt een verhaal. Indien nen van de fotografie kan zeggen dat zij „literair" is, dat zij verhalend 's dan geldt dat in de hoogste mate van hetgeen deze fotografie op altijd weer andere wijze in simpel zwart en wit voor ons vastlegt. ZO GEWOON Alles hierbij is even natuurlijk, nooit is hier sprake van poseren, van gecomponeerde groepen of houdingen, ir.mnn Andriesse de Nederlandse f«- I van het toepassen van speciale, ul- tografe, wier werk steeds weer ge- I tra-moderne ingenieuze technieken, tuigt van een warme, menselijke vi- Het is allemaal zó natuurlyk zo »ie op het leven. 1 vanzelfsprekend, dat de „slachtof fers" er gewoonlijk niets van mer ken, dat zij worden gefotografeerd. Telkens weer zyn er mensen, man nen, vrouwen of kinderen, heel ge wone mensen, die haar opeens treffen door een houding, een uitdrukking, door iets heel moois, of iets heel droe vigs, iets zieligs of verhevens, iets mals of door uitgelaten levensvreug de van de jeugd of de berusting van de ouden van dagen. De foto, die hier Is afgedrukt, ge maakt in een van de Londense par ken op een hete zomernamiddag, is nog altijd een van de meest ontroe rende die ik van haar ken. De hele essentie van het kleurloze bestaan van de verlepte, ongetrouwde Engel se vrouw uit de heel kleine burger stand, is hier getroffen tot in het kleinste detail: de kleurloze regen mantels, de vaal geregende vormloze hoeden, de tanige, pezige halsjes, de zelfgemaakte jurken en de katoenen kousen en uitgelopen, schoenen. Het is er allemaal alles, dat deze zusters of vriendinnen is overgebleven na een leven van zorgen voor andermans kinderen. De „nannies", kinderjuf frouwen uit welgestelde gezinnen, die altijd geleefd hebben van het over schot van affectie en het overschot door ELKA SCHRIJVER. van zo'n park, waar plaats is en rust voor iedereen. Overal, elke dag, zien wij onze me demensen om ons heen. meestal zon der ze te zien. Het is een van de zeer grote verdiensten van Emmy An driesse, dat zy er nooit zomaar aan voorby loopt, dat alles wat menselyk is haar altijd weer pakt, dat zij het weet vast te leggen, ln elke variatie en dat er, uit elke van die duizenden en duizenden opnamen, altijd spreekt een diepe bewogenheid om het men selijke in de mens, een waarachtig mede-lijden en mede-leven en mede- beleven in de zuiverste betekenis van het woord. (Nadruk verboden) James Fassett komt naar het Holland-Festival. Ook dit jaar zal de heer James Fassett als gast van het bestuur van het Holland-Festival naar Nederland komen, teneinde hier opnamen voor de televisie te maken van dit festi val. Zoals bekend, i9 de heer Fassett muzikaal programmaleider van de „Columbia Broadcasting System", een radio-omroepvereniging, die tot de grootste in de Verenigde Stagen behoort en onder andere de bekende „From Coast to Coast"-programma's verzorgt. Vorig jaar heeft de heer Fassett twee uitzendingen van anderhalf uur gewijd aan de culturele aspecten van Nederland en in het bijzonder aan i het Holland-Festival. Culturele Cavalcade VANDAAG wordt de bekende Ne derlandse baszanger V/illem Ravelli, zestig jaar. RaveUi is thans leraar aan de conservatoria van Antwerpen en Den Haag en treedt nog steeds als concertzanger op. OP 6 en 7 JUNI zullen in Den Haag diplomaten van de Britse ambassade in Diligentiaeen opvoering geven van „Playbill" van Terence Rattigan. Reeds eerder traden zij in samen werking met hun Amerikaanse col lega's met veel succes in Den Haag op. Titans wordt gespeeld ten bate van de Stichting lfHet Vierde Prin senkind." DE AMERIKAANSE pianist Fleis- her uit San Francisco 24 jaar oud heeft te Brussel het internationale pianoconcours „Koningin Elizabeth" gewonnen en daardoor beslag gelegd op een geldprijs van frs. 15Q.000 en een gouden ere-medaille. Tweede werd de Zwitser Karl Engel en derde de Italiaanse Maria Tipo. De Nederlandse pianist Willem Andriessen behoorde tot de juryleden. Vorig jaar werd een soortgelijk concours voor violisten gehouden. TE AMSTERDAM werd opgericht een genootschap .Jacob Israël de Haan", dat zich ten doel stelt belang stelling ie wekken en te bestendigen voor het werk van de Joodse dichter en schrijver Jacob Israël de Haan (1881—1924). OP DE BIENNALE 1952 te Venetië zal in het Nederlandse paviljoen een collectie van grafische kunst worden geëxposeerd. Ook de Veerse kunste naar Dirk van Gelder zond hiertoe werk in. OP ZATERDAG 12 Juli zal te Delft de 12e Nationale Beiaardwedstrijd worden gehouden voor alle Neder landse beiaardiers. De eisen voor deze wedstrijd zijn: verplicht nummer, een compositie van Staf Nees, een impro visatie op een gegeven thema, alsme de een vrij nummer. TE HILVERSUM is overleden op 78-jarige leeftijd de kunstschilder R. W. O. de Vries Jr. Hij genoot bijzon dere bekendheid op het terrein van de decoratie.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1952 | | pagina 7