Bij de bekroonde dichtbundels
Hoornik en Edinga
van
D
De grondslagen van het succes van
„Bobbeltje" en „De vier kolonels"
C
DE MARSEILLAISE" ONTSTOND
IN EEN RUMOERIGE APRILNACHT
ZATERDAG 26 APRIL 1952
PROVINCIALE ZEEUWSS COURANT
LETTERKUNDIGE KRONIEK.
Het dode en het levende vers
DE GEDICHTENBUNDELS van Ed. Hoornik „Het Menselijk Bestaan"
en van Hans Edinga „De Vrouw van de Herfst" vragen er bijna om, ge
lijktijdig onder de aandacht te worden gebracht: ze verschenen te zelfder
tijd in volkomen eendere, aantrekkelijke uitvoering bij Daamen, nadat
ze allebei eind Januari j.L met een regeringsreisbeurs waren bekroond.
Het laatste zal evenwel na al de rumoeren rondom de regeringsbemoei
ingen met kunstenaars zelfs by naive zielen niet eens meer de verwachting
wekken dat deze verzen ook inderdaad voortreffelijk zijn. Het is echter
een reden te meer om deze bundels naast of liever tegenover elkaar te
zetten: zelden werd wellicht eenzelfde prijs toegekend aan twee werken
van zo ongelijke kwaliteit en men twijfelt werkelijk aan de capaciteiten
van een jury die zonder onderscheid diepte en oppervlakkigheid, vermogen
en onvermogen in poëticis gelijkelijk bekroont.
Er bestaat poëzie, de goede, waar
in men bij het herlezen steeds nieu
we schoonheden ontdekt. De woord
groeperingen die de dichter gebruik
te doen steeds opnieuw ontroeringen
en herinneringen opwellen; kortom:
de verzen leven, ze lelden als het wa
re een zelfstandig bestaan, los van
hun schepper. Bij elke herlezing ope
nen ze een bron van fantasie in de
lezer, en tenslotte worden ze zijn
eigen bezit. Zulke verzen staan er in
de bundel van Hoornik.
Er zijn ook gedichten die bij eerste,
oppervlakkige lezing treffen door een
gemakkelijk aansprekende allemans-
door HANS WARREN
verbeelding en -uitbeelding. Elkeen
herkent er vluchtig iets van zichzelf
in. Maar het is geen gebeurtenis,
men wordt niet wakker geschud, de
eigen fantasie en ontroering slapen
voorgoed in, en bij elke herlezing
verliezen de verzen aan waarde. De
poëtische ontroering van hun schep
per, die er toch geweest moet zijn,
heeft geen bestendige vorm gekre
gen, de verzen zijn dood, hulzen zon
der inhoud.
HET MENSELIJK BESTAAN.
Als men de bundel van Hoornik
leest, voelt men onmiddellijk dat hier
een dichter van kwaliteit zich zo eer
lijk mogelijk op zijn bestaan heeft be
zonnen, gekweld als hij werd door
een nachtmerrie van gevoelens waar
van hij zich al dichtend moest bevrij
den. In een dichterlijke eruptie van
twee dagen maakte hij zgn status
quo op, perste hij zijn levenservarin
gen in die dertien sonnetten, bijna
stuk voor stuk zeer goede verzen. Zo
begint hrj zijn cyclus:
AL WAT IK WAS..
Al wat ik was ging onder in de Lethe.
Wat ben ik nog? Een Ujkgezicht,
een vlek,
een dode huid met schubben overdekt,
een hemd, gedragen, en toen
weggesmeten,
een willekeurig ding, gelijk vergeten,
een spataar als een vraagteken
gerekt,
een mogelijkheid in pijn en lust
verwekt,
een schepsel Gods, door duivelen
bezeten.
uliurele
.avalcade
ANTHONY ASQU1TH gaat een film
in technicolor maken van het beken
de stuk van Oscar Wilde „De Ernst
van Ernst". De mannelijke hoofdrol
len worden gespeeld door Michael
Redgrave en Michael Denison. Joan
Greenwood en een nieuwe ster, Do
rothy Tutin, vormen de tegenspeel
sters van de twee Michals.
DE NEDERLANDSE componiste
Joh. Bordewijk-Roepman heeft een
nieuw koorwerk gecomponeerd
tekst van A. Bertrand „Les cinq
doigts de la main". Het is getoonzet
als een suite voor zes vierstemmige
mannenkoren.
IN OOSTENRIJK wordt onder de
titel „Meister der Gegenwarteen
cultureel film vervaardigd over het
werk van de beeldhouwer Fritz Wo-
truba, de schilder Herbert Boeckl,de
graficus Alfred Kubin en de archi
tecten Josef Hoffmann en Clemens
Holzmeister. De film wordt besloten
met een kort overzicht over de ge
schiedenis van de „Wiener Philhar-
moniker."
IDA LUPINO, die de hoofdrol speelt
van een blind meisje in een nieuwe
Amerikaanse film ,Jlet licht scheen
in de duisternis", heeft een week
lang doorgebracht in een kliniek
voor oogziekten in Los Angeles, ten
einde te weten hoe zij haar rol het
beste kan spelen.
DE SCHILDER FRED SIEGER uit
Amsterdam heeft de eerste jyrijs ge
wonnen van een epositie, die onder
de naam ,£en Amerikaan in Parijs"
in de hoofdstad werd gehouden. Deze
tentoonstelling werd georganiseerd
door de Stichting ,JCunst en Bedrijf."
VOLGENDE MAAND zal in Am
sterdam het „Concours Gabriel Fau-
ré" worden gehouden, waaraan door
verscheidene Nederlandse vocalisten
wordt deelgenomen. De eerste prijs
winnaar zal worden uitgenodigd tot
het geven van een liederenavond in
Parijs en Amsterdam en tot het ge
ven van een radioconcert in Frank
rijk en Nederland.
DE „NEDERLANDSE COMEDIE"
heeft in de Koninklijke Schouwburg
de première gegeven van „Aanklacht
tegen een onbekende", een spel in
twee bedrijven van Georges Neveux.
Het werk, dat in een provinciestad
in Rusland omstreeks 1910 speelt,
werd door een matig bezette schouw
burg hartelijk ontvangen.
Ik ben zo blindlings aan mijzelf
verknocht,
dat ik dit aai-ds bestaan zou
kunnen
als ik de dood een oogwenk
overmocht.
Wanneer ik verzen schrijf, is het
alleen
wat zich als leven voordoet uit te
dagen:
het lichaamloze, want de rest is steen.
Na een paar verzen waarin de
dichter zich op zijn streven, op dood
en leven bezint, stuit men op dit son
net, een der schoonste uit onze mo
derne letteren:
EEN VROUW BEMINNEN......
Een vrouw beminnen is de dood
ontkomen,
weggerukt worden uit dit aards
bestaan,
als bliksems in elkanders zielen
slaan,
tezamen liggen, luisteren en dromen,
meewiegen met de nachtelijke bomen,
elkander kussen en elkander slaan,
elkaar een oogwenk naar het
leven staan,
ondergaan en verwonderd
bovenkomen.
„Slaap je al?" zeg ik, maar zij
antwoordt niet;
woordeloos liggen we aan elkaar
te denken:
twee zielen tot de rand toe vol
verdriet.
Ver weg de wereld, die ons niet
kan krenken
vlakbij de sterren, die betoovrend
wenken,
t' Is of ik dood ben en haar
achterliet
Dan volgen verzen van liefde en
twijfel; het eveneens prachtig „Ik
ben de kleine dochter", en het klas
siek gelijnde „Op school stonden ze",
het schrijnende „Dansend. Onder".
Maar gelukkig volgt de bevrijding in
„De Ochtend", het laatste vers. De
benauwende beltlemming is van de
dichter afgevallen, hij heeft zich vrg-
geschreven:
Over mijn vochtig en vermoeid
gezicht
vallen de eerste warme zonnestralen. 4c
Ik adem, ik doe niets dan ademhalen.
Als ik mij een persoonlijk woord
mag veroorloven: ik vind „Het Men
selijk Bestaan" Hoorniks beste werk;
het is alsof hij al zijn poëtische ga
ven in deze kleine, gave cyclus heeft
geconcentreerd: Rijper en overtui
gender dan ooit te voren, getuigt dit
boekje van Hoorniks groot dichter
schap.
DE VROUW VAN DE HERFST.
Neemt men het bundeltje van
Hans Edinga ter hand, dan vindt
men binnen het kader van zegge tien
verzen een onstuitbare opeenvolging
van huwelijks -en liefdesconflicten op
rijm, een spelen met driehoeksver
houdingen, vooral met vroegere ge
liefden die zich nog doen gelden: twee
vrouwen om één man (in het titel-
vers) of twee mannen om één vrouw
(In vier andere verzen), afgewisseld
met de meest vervelende en banale
andere gedichten in een clichétaal
waar men eenvoudig van gruwt, zon
der een sprank orginaliteit. Het doet
nu eens denken aan het poëziealbum
dat de kinderen op de lagere school er
op na houden, dan weer aan de school
schriften van een dichterlijk aange
legde gymnasiast of aan ontboeze
mingen van de tachtigers op hun
smalst. Als men kans ziet zijn lachen
in te houden bij het „koninkrijk" en
de weinig fraaie slotregel accepteert,
kan men „Tantalus'r mogelijk het
meest geslaagde vers noemen:
TANTALUS
Het water steeg tot aan mijn mond
omhoog
ik mocht niet drinken.
Zodra 'k mijn lippen naar de
spiegel boog,
zag ik hem zinken.
Haar liefde hield zij als een
druiventros
juist buiten mijn bereik.
Pal voor de poorten van haar
koninkrijk
liet zij mij los.
Maar nooit kwam -het geluk zo
rakelings nabij
als in dat schemeruur:
toen was er vrede tussen haar en mij,
aan 't blokkenvuur.
Ik voeld'haar blik intens op mij
gericht
en wist (nog voor haar stem
het uitsprak)in dit flakkerende licht
leek ik op hèm
Dat was het ogenblik, waarop het
water
niet zou geweken zijn,
de tros gevallen in mijn hand. Zij
schreef mij later:
het zou gewonnen zijn.
Ed. Hoornik: Het Menselijk Bestaan.
Hans Edinga: De Vrouw van de
Herfst.
Uitgaven van D. A. Daamen,
's-Gravenhage 1952.
Een scène uit de film ,,An American in Paris", het verhaal van een talent
loze schilder in Parijs, dat verweven is met muziek van Gershwin, dans-
nummers en shows tot een vlotte „musical", die thans in Nederland draait.
Bovenstaande foto toont Leslie Caron en Gene Kelly in het op schilderijen
van de douanier en Zondagsschilder Rousseau geïnspireerde slotballet.
Boeken van wijlen
dr Willem Kloos worden
geveild.
BjJ van Stockum's antiquariaat te
Den Haag zal van Dinsdag 29 April
tot en met Donderdag 1 Mei a.s. pu
bliek worden verkocht een verzame
ling boeken, grotendeels uit de let
terkundige bibliotheek van wyien dr.
Willem Kloos.
Op de khkdagen, die tot en met
Zondag woraen gehouden, kan men
nog kennis nemen van verscheidene
byzondere werken uit binnen- en bui
tenlandse litteratuur. Byzonder van
wege de daarin door de schrijver»
met de hand geschreven opdrachten
aan het echtpaar Kloos. bijzonder In
vele gevallen tevens omdat het ge
nummerde exemplaren betreft van
boeken, die destijds in een beperkte
oplage 'voor het eerst werden uitge
geven.
Men kan op de kijkdagen voor het
laatst byeen zien een gedeelte van de
boekenschat, die jaren lang de boe
kenkasten en -rekken van Willem en
Jeanne Kloos in hun huis aan de Re-
gentesselaan in de residentie hebben
gevuld.
Twee k drieduizend banden van de
leider der „beweging van tachtig"
zullen onder de hamer Komen.
Andersen's sprookjes voor
de Amerikaanse televisie
Een ScandinavischAmerikaanse
filmmaatschappij gaat in Denemarken
opnamen maken voor 13 filmpjes, ge
baseerd op de sprookjes van H. C. An
dersen. De filmpjes, die ieder een
speeltijd van een half uur zullen heb
ben. zijn bestemd voor de Amerikaan
se televisie. De opnamen zullen wor
den gemaakt in Odense, de geboorte
stad van Andersen.
Zoals bekend toonde men zich enige
tijd geleden in Denemarken veront
waardigd over de nieuwe Amerikaan
se film van Samuel Goldwyn over
het leven van Andersen. Danny Kaye
zal. in deze film de hoofdrol spelen.
Het initiatief van de Scandinavisch-
Amerikaanse filmmaatschappij wordt
als een gevolg van protesten be
schouwd, die in Denemarken tegen de
nieuwe Amerikaanss Andersenfilm
werden gehoord.
2
1 c
De _\peelse muze
y
KLEINE WERELD.
T
2 T
2
Een atoom, dat zo juist middendoor was gespleten,
Zeide: Och, had ik dat maar wat eerder geweten!
In myn jeugd, op de Rijks H.B.S.,
Bij de Roel in de scheikundeles;
Werd ik steeds voor onsplitsbaar versleten.
TT
n
Een oud molecuul stond zó zielig te dromen,
Dat ik vroeg: is U soms iets beroerds overkomen?
Het zei: Och meneer! de moderne idee
Een net molecuul telt vandaag niet meer mee.
De toekomst is aan de atomen.
m I
Twee calorieën, die elkander ontmoetten,
Die wisten niet, wie er het eerste moest groeten.
De éne, die kwam uit de gortepap.
De andere was uit het appelsap.
Toen heb ik bevolen: de zuren, die groeten de zoeten!
JORINGEL.
„VERRASSINGEN" EN „TONEEL OP HET TONEEL"
Maar Bobbeltje wint het..
(Van een onzer redacteuren).
DE TWEE BLIJSPELEN, die op het ogenblik avond aan avond volle
zalen trekken en een daverend succes boeken, zijn „Bobbeltje" van de
Fransman André Roussin en „De liefde van vier kolonels" van Peter
Ustinov, stukken die beide in deze rubriek reeds besproken werden. De
vraag ligt voor de hand, waaraan zij dit succes te danken hebben. Zyn
deze stukken brillant geschreven, worden zg uitzonderlijk goed gespeeld,
hebben zy als „toneel" zo bizonder veel te betekenen?
Natuurlijk zijn Bobbeltje, zowel als
Ustinovs stuk goed geschreven en
worden zij goed gespeeld. Cor Hermus
heeft in Bobbet je zelfs een rol, waar
van hij weinig minder dan een creatie
maakt. Hij krijgt open doekjes en dat
wil bij ons traag reagerende schouw
burgpubliek wat zeggen tegenwoordig.
Beide stukken hebben bovendien de
grote verdienste, dat hun inhoud ver-
Als men de vier kolonels volkomen
met elkaar uitgepraat tegenover
elkaar ziet zitten in de barak aan de
grens tussen Westen en IJzeren Gor
dijn, verwacht niemand, dat zij even
later een voor een met „de Schone
Slaapster" hun ideale liefde zullen
beleven. En nog minder, dat dan de
Fransman de pruikentijd van Molière,
de Engelsman de tijd van Shakespeare
zal kiezen, dat de Amerikaan zich zal
ontpoppen als een in nachtkroegen
ipererende zendeling en dat de Rus
ie tijd van Tsjechov zal kiezen om
<ijn levensdroom in vervulling te zien
gaan. Als klap op de vuurpijl volgt
dan de aankomst van de vier offi
ciersvrouwen in de barak en de
totaal onverwachte reactie der heren
op deze verrassing.
In Bobbeltje is het verrassingsele
ment al even groot. Niemand ver
moedt,- dat het gehele eerste bedrijf
niets anders is dan de opvoering van
een bedrijf van een blijspel, dat „Bob
beltje" heet. Toneel op het toneel
dus. In het tweede bedrijf blijkt dan
wat in het eerste bedrijf slechts to
neel was, plotseling werkelijkheid ge
worden terwijl in het derde bedrijf
het „toneel op het toneel" weer ver
der wordt gespeeld, maar voor de ac
teurs zelf onaanvaardbaar is gewor
den.
Verrassingen dus, zowel in „Bob
beltje" als in „De liefde van vier ko
lonels". Er is voortdurend bedrijvig
heid op de planken en er gebeurt tel
kens iets anders dan men verwacht
„BOBBELTJE" WINT....
Er is evenwel nog een gemeenschap
pelijke trek in deze beide successtuk
ken. En dat is dat zij beiden „toneeJ
op het toneel" brengen. Is wellicht
daaraan het succes ook ten dele toe
te schrijven? Het is allerminst uitge
sloten.
Die vier „ideale liefdesopnamen"
van de bovengenoemde kolonels zijn
eigenlijk vier kleine afzonderlijke to
neelstukjes. Er staat in de Amster
damse Stadsschouwburg bij iedere op
voering zelfs een echt toneel op het
toneel, met toeschouwers en al en dat
„doet" het uitstekend bij het publiek.
Bij Bobbeltje weten de toeschou
wers nauwelijks wat toneel is en wat
realiteit. En dat verhoogt de attractie
in zeer sterke mate.
Intussen zal menigeen zich wellicht
afvragen, naar welk stuk hij moet
gaan kijken, als hij de keus heeft tus
sen Bobbeltje en De vier kolonels,
sen Bobbeltje en De vier Kolonels.
Het antwoord kan kort zijn: Bobbel
tje wint het toch wel volkomen van
de vier kolonels. Het is geestiger, min
der verbrokkeld, levendiger, biedt
meer speelkansen aan de medewer
kenden. Kortom het boekt meer suc
ces. Met deze wetenschap kan men
zijn voordeel doen.
Binnen enkele maanden werd het
„oorlogslied van het Rgnleger", zo
als Rouget zijn gedicht noemde, over
geheel Frankrijk verspreid, vooral
door toedoen van een vrgwilligers-
leger uit Marseille, dat plunderend en
rovend door het land trok en het lied
in Parys bracht. Sindsdien draagt het
de naam, waaronder het thans be
kend is: „La Marseillaise".
ONBEKEND
„ALLONS, ENFANTS DE LA PATRIE".
Honderdzestig jaar geleden schreef Rouget de 1' Isle
het Franse volkslied.
Op de middag van de vyf en twintigste April van het jaar 1792 werd
in de straten en op de pleinen van Straatsburg een plechtige proclamatie
aangeplakt, die in vlammende bewoordingen de burgers der stad op riep
ten strijde om de volkeren van Europa van hun tyrannen te bevryden.
„Aux armes, citoyens!"
„Te wapen, burgers. Het signaal heeft geklonken en nu gaat het er
om te overwinnen of te sterven!"
Kreten van enthousiasme schalden door de straten en grote groepen
jonge mannen trokken zingend ln een wilde vrijheidsroes door Straats
burg, eensgezind en vastbesloten de tyrannie te verdrgven.
Onder deze geestdriftige schare be
vond zich de genie-kapitein Claude
Rouget de l'Isle, meer dichter en mu
sicus dan militair, die de emoties van
het ogenblik als geen ander beleefde.
„Aux armes, citoyens!" De woorden
van de proclamatie lieten hem niet
los, vooral niet toen hij 's avonds ty-
dens een diner voor officieren en bur
gers ten huize van de burgemeester
geestdriftige toespraken over vrijheid,
gelijkheid en broederschap hoorde.
En naarmate er meer wijn vloeide,
werd de geestdrift groter, totdat bur
gemeester Diétrich uitriep: „Een lied
moeten we hebben. Een overwin
ningszang voor onze soldaten!" Men
hief de-glazen, weer werd er op de
revolutie gedronken en op ééns wist
Rouget het: hg zou dat lied schrg-
ven
Haastig verliet hg het drukke ge
zelschap, yide naar huls, greep een
pen en begon. De woorden vormden
zich als vanzelf: „Allons enfants de
la patrie". Zo noemde men immers
de opgeschoten knapen, die als vrij
willigers dienst namen in de bevrij
dingslegers. Brokstukken van de
proclamatie kwamen hem in de ge
dachten en zy voegden zich wonder
wel in de strijdzang, die zich onder
zgn handen ontwikkelde: „Aux armes,
citoyens, formez vos bataillons".
Al schrgvende neuriede hy een me
lodie van Grison, die zich ongeveer
bg het rhythrae en de cadans van de
woorden aansloot. Hij maakte haar
kernachtiger en directer, zodat zy
geheel bg de tekst paste. En zo ont
stond in de nacht van 25 op 26 April
een „krggszang", die later als „la
Marseillaise" tot nationale hymne
van Frankryk verheven zou worden.
In die dagen was het slechts weini
gen van de volbloed-revolutionnairen
bekend, dat hun Marseillaanse iyf-
zang uit Straatsburg afkomstig was
en dat de dichterlgke kapitein der
genie. Rouget de lisle, de woorden
en grotendeels ook de muziek er van
in een ogenblik van inspiratie had
neergeschreven. Toen deze jaren la
ter op erkenning als dichter-compo-
nist aandrong, duurde het geruime
tyd, voordat de Nationale Conventie
hiertoe overging, Rouget de l'Isle
heeft behalve de Marseillaise niets
bijzonders meer gepresteerd. Zijn le
ven is een aaneenschakeling van te
leurstelling en armoede, totdat hij
kort voor zgn dood, oud en der da
gen zat, eindelgk de erkenning kreeg,
die hg verdiende. Louis Philippe, de
„burgerkoning", gaf hem een pen
sioentje plus een ridderorde
„JUBILEUM".
Deze week is het honderdzestig
jaar geleden, dat de „Marseillaise
ontstond in een veelbewogen periode
van Frankrijks historie, maar nog
steeds spreekt uit dit frisse volkslied
een ontembare vrgheidsdrift. Toen
in 1944 de verbonden legers in Nor-
mandië waren geland, troffen zij in
de puinhopen van een platgescho
ten dorp een aantal Franse mannen
aan, dat de beschieting en de landing
had overleefd. Bgna sprakeloos van
geluk begroetten zij hun bevrgders
en met schorre en ontroerde stemmen
hieven zy Rouget's lied aan. Een B.
B.C.-reporter, die zich bij de troepen
bevond, legde deze zang op een plaat
vast en die avond klonken door de
aether de ruwe mannenstemmen, die
de vrije wereld meldden: „ie jour de
gloire est arrivée"De dag der
overwinning was gekomen. De geest
van Rouget de l'Isle was nog onge
brokenook na jaren van Duitse
overheersing.
Blinde Zoeloe's leren braille
schrift.
(Van onze correspondent in
Zuid-Afrika).
Dit jaar zullen vanwege de Natio
nale Blindenraad in Zuid-Afrika voor
het eerst braille-boeken in de taal
der Zoeloe's verschijnen. Het is een
onvergelijkelijk moeilgk werk de blin
de Zoeloe's te leren lezen, maar zodra
de mensen begrepen hebben dat er
een nieuwe wereld voor hen open gaat
behoren zy tot de ijverigste leerlin j
gen, die men zich denken kan. 1
De Nederlandse cineast Max de Haas, die bekendheid heeft verworven
ioor zyn „Ballet van 'n Hoge Hoed" en wiens laatste filmpje „Maskerage"
«vederom df aandacht trok, heeft van bet Directoraat Generaal voor Indus
trialisatie opdracht gekregen een film te maken over de jongens op de La-
jere Technische Scholen. Een van de leerlingen staat achter de boonnachi.
ne terwijl de cameraman. Prosper De Keukeleire, volgens aanwijzingen van
Max de Haas een scène draalt.