v,\
Onze
Vrouioenpagina
m
C
Souvenirs uit 't oudste Huis
der Mensheid
39 -
I
Op 'itAaije
In de greep van
de Woestijn
Van Vrouw tot Vrouw
Wilt U een strop?
/kl i'
Oir-tA
l$l
s
PROVINCIALS ZEEUW BB COURANT
ZATERDAG 15 MAART 1952
Inspiratie in steen
Tot de volstrekt onvergetelijke momenten in mijn leven behoort het
ogenblik, dat ik enkele jaren geleden, samen met een Nederlands be
stuursambtenaar op Nieuw-Guinea, de rotstekeningen zag in een der
geheimzinnige spelonken in de buurt van de Maccluergolf. Ondanks het
feit, dat de „wetenschappelijke" kant van die tekeningen een totaal
gesloten boek voor me was. Ondanks het feit, dat ik nooit één uur ge
wijd heb aan de studie der prae-historie.
Maar daar waren die vreemde, geheimzinnige tekeningen: handen,
menselijke verschijningen, en allerlei niet precies te definiëren voor
stellingen. De bestuursambtenaar zei niets en ik zweeg. Maar m'n ver
beelding ging op dat zelfde ogenblik hevig te keer, en probeerde de
tijd te achterhalen dat mensen deze tekeningen aan het tekenen
waren. Ik zal dat uur in die schemerige, vreemde grot nooit meer ver
geten. Het maakte een diepe indruk op me. Zó diep als de belangrijkste
momenten in 's mensen leven. En toch waren het maar stuntelige, ge
brekkige, zeer onvolkomen tekeningen. Onbekend is WIE ze tekenden.
Onbekend ook wanneer het gebeurde. Bekend is alleen dat het men
sen waren, die dat deden. Bewoners van „het huis der mensheid",
zoals men deze planeet zou kunnen noemen. Een troepje mensen, die
als eerste huurders van dit „huis" daarin ronddoolden. Stenen Tijd-
perkers. 4
Niet zo lang daarna mocht, ik het
Stenen Tijdperk zelf zien, en ook
dat was onvergetelijk. Ergens in
het hart van dat Pacific-eiland
bleek nog een vergeten, verdoolde
groep dezer mensen te leven. Niet
in een reservaat, niet in een muse
um, maar zo maar in een vallei,
verloren in het grimmige, woeste
rotsgebergte van Centraal Nieuw-
door ANTH. VAN KAMPEN
Guinea. De allermerkwaardigste
ervaring, die ik daar opdeed, was
wel hoe verbijsterend ver en tege
lijk hoe verbijsterend dicht, deze
mensen van ons afstaan. En ieder
uur van iedere dag realiseerde ik
mij dat het zo begonnen was. Zo
leefden wij, 'n onvoorstelbaar aan
tal eeuwen terug in de grijze mist
der eeuwen. Zo werkten, joegen,
dansten en sliepen onze allerverste
voorvaders en -moeders. Van hen
zijn wij afkomstig; van hen het re
sultaat in het jaar 1952.
In deze dagen vindt in het Am
sterdamse Tropeninstituut een ex
positie plaats van rotstekeningen,
die men aantrof in verscheidene de
len van deze aarde. Men reprodu
ceerde ze op een verbazend knappe
manier, en na een tentoonstelling in
Frankrijk kan het Nederlandse volk
er kennis van nemen. Ik geef toe,
dat men zulke dingen aanzienlijk
Advertentie
Srel niet langer
voor de vraat-
zuchtige motten,
nu U volop
geMITINiseorde,
motvrije wol
kunt kopen
beter in hun oorspronkelijk milieu
kan zien, maar wie krijgt de kans
daartoe? Centraal Afrika, Nieuw-
Güinea en soortgelijke oorden staan
nu eenmaal niet op de programma's
der reisverenigingen en slechts een
enkeling is zo fortuinlijk, dat z'n
weg voert naar deze achterhoeken
der aarde.
Ik kan u een bezoek aan deze
vreemde expositie met de meest
mogelijke nadruk aanbevelen. Het
zal lang duren eer ge opnieuw de
kans krijgt te zien, wat uw allerver
ste voorgeslacht vastlegde in en op
steen en hoè dat gebeurde. Ge ziet
de mannen jagen en de vrouwen
arbeiden op het veld. Ge ziet hun
dansen. Ge ziet iets van hun vreug
den en iets van hun verdriet. Alle
maal dingen, die er toen waren en
er nu nog zijn. En ge/zult u, met
mij, verbazen over de zuiverheid
om die gevoelens z o uit te beelden.
Als ge over een schamele hoeveel
heid verbeeldingskracht beschikt, is
het uitermate ontroerend. Omdat
het zo begon. En ook omdat deze
voorlopers der mensheid tóen al de
niet te stuiten drang bezaten zich te
moeten uiten. Zoals de mensen zich
vandaag uiten met schrijven, met
schilderen, met beeldhouwen, met
zingen, met muziek, met toneel, met
film. Al deze media kende men niet,
in die voorhistorische dagen. Één
wel: men had de rotsen, men had
zelf een stuk steen, een harde vis
graat, een menselijk of dierlijk bot.
En daarmee groef, stak, beitelde,
kraste men in de rotsen, met ge
kleurde aarde, mineralen of wat
dan ook. Om te getuigen. Om iets te
zeggen. Om wat achter te laten voor
hen, die na hen kwamen. Een bood
schap van de ene mens aan de an
dere, samen het huis der mensheid
bevolkend. De boodschap van de
naakte, zwervende nomade aan
hem, die rijen van eeuwen later zou
komen kijken. En zich verbazen. En
zich ontroeren over zoiets ouds, zo
iets wonderlijks en zoiets intèns
menselijks. Een herinnering in
steen, een aan de rotsen toever
trouwd souvenir van de voorlopers
der mensheid.
Men mag wel aannemen dat het
leven der mensen, die deze tekenin-.
gen maakten, aan huiveringwek
kend barbaarse wetten onderhevig
was. Nooit zal de strijd om 't naakt
bestaan zo wreed en onbarmhartig
zijn geweest als in die dagen. En
toch legde deze woeste mens zijn
gevoelens vast in steen. Toch gaf
hij een boodschap door.
Is dat niet diep ontroerend?
Het is wellicht te overwegen in
de komende dagen eens één film,
één toneelstuk of één cabaretavond
te laten lopen om één uur af te zon
deren voor deze versteende poëzie,
deze keiharde inspiratie, en de in
rotsen bewaarde ontroeringen van
wezens, waarmee wij met een mil-
lioen ragfijne draden zijn verbon
den.
>-
Het „Witte Huls" te Washington. Hier znllen H. M. de Koningin en Z.
K.H. Prins Bernltard de eerste nacht van hun verblijf in de Ver. Staten
logeren, althans" wanneer de restauratie van het gebouw voordien
gereed komt.
FEUILLETON
DOOR
M. VERNON
79
„Wat is dat voor geheimzinnigs!"
riep ze uit. „Er is iets dat ik niet be
grijp. U doet voortdurend uitkomen
dat Gary niet niet deugde op de
een of andere manier. Waarom ver
telt u me de waarheid niet? Ik denk
natuurlijk dat u vooringenomen te
gen hem was, maar als u werkelijk
iéts weet, waarom zegt u dat dan niet
IDEALE LUIERS
PI K FLAN E L,
HYDROPHIEL,
ONDERLEGGERS.
^■jdojnioaki PRODUCT
Moederweelde.
En nooit worden die moeders wij
zer! Het instinct van de kloekhen,
die haar kuikens desnoods tegen een
wolf verdedigt, schijnt vooral aanwe
zig te zijn in net soort vrouwen, dat
breder van basis dan van inzicht is.
Ge zoudt achter dat gezellige, ronde
genre niet de. ziedende drift zoeken,
waarin ze telkens weer, als eruptieve
vuleanen uitbarsten zodra de spruiten
van een andere kloekhen aan de was
dom van hun eigen nest komen.
Pieternella, huisvrouw van J. D„
stond vanochtend terecht omdat ze
Margaretha B., de moeder van zeven
welgeschapen snotneuzen, een klap
in het gezicht had gegeven, haar ver
volgens aan haren en oorlel trekkend.
De oorlog was ontstaan uit een ru
zie tussen het enige kind van Pieter-
nella en een der spruitsels van Mar
garetha. Het ging om een karretje...
Ze kwam an me eer as ouwer van
me kind, zei Pieternella. 'k Laat me
jong as fesoendeiyko vrouw niet ver-
schandeliseren door die van ,héér-
daar". 't Zfln net beesten.
Maar Margaretha, die btj het ge
vecht een tand verloor („met ontzet
tende pijn in me kaakgebeente")
sprak een woord, dat van rustige
wijsheid getuigde. Ze zei: Toen deze
mevrouw-hier nog liep te vloeken as
'n dragonder zaten de kindertjes al
weer lief te spelen in de zandbak. De
ze mevrouw-nier most er 'n stuk of
zes bij hebben, dan wor'je wol wijzer.
De rechter knikte en cr speelde
een glimlach om zijn lippen, alsof
de roerselen van een moederziel hem
een geopend boek waren. Hij veroor
deelde Pieternella tot veertig gulden
boete. Over het verlies aan lichame
lijk schoon, dat Margaretha had gele
den, werd niet gerept. Het w&s er
trouwens niet en het was er vermoe
delijk nooit geweest,
D\
uitnodiging was te
vriendelijk om af te
slaan, al kwamen tijd en
plaats mij wat erg ongelegen.
Een reis naar de koude verla
tenheid van Bakkeveen en dat
nog in de winter, is geen hal
ve maatregel. Maar: een dag
meeleven met het gebeuren
op een volkshogeschool wilde
ik mij om nog zoveel niet la
ten ontgaan. En wij zijn in
de provincie wel een tikje
ruige kou gewend immers. De
stevige jas aan en de kraag
tot de oren, op Allardsoog zou
de kachel wel branden.
En hoe! Een knaap van een
goedmoedige kolomkachel, zo
een die alleen nog maar be
staat in de genoeglijke herin-
dering aan het schoollokaal
onzer jeugd, stond daar in le
vende lijve te snorren met een
zingende ketel als begeleiding
bovenop. En of dat nog geen
hitte genoeg was, laaide daar
rond de lange tafel het vuur
op van een geanimeerd debat.
Een vijftiental jongedochters,
kennelijk de bloem van het
platteland, waren in zeven-
derlei tongval bezig met de
spreker en elkaar heftig van
mening te verschillen. Wat
kan een mens zich hartelijker
entree wensen: is er een ge
zonder democratisch ver
schijnsel dan een nummertje
békvechterij?
Aldus schoof ik verrukt aan
in de kring, met een brok
kantkoek in de ene en een
kop koffie in de andere hand,
aan de groene zijde van de
jonge, pittige leidster, en luis
terde aandachtig naar de dis
cussie over het voor en tegen
van het scheuren van gras
land.
Die leidster, tussen twee
haakjes, zou een hoofdstuk
apart zijn. Ik noem het nogal
wat, om, daar als grootstede-
linge zich in te graven in een
der verlatenste contreien die
men zich denken kan, op een
afgelegen vollcshogeschool, en
er evenwel fleurig en keurig,
in een eigen gebreide jumper
op een schotse rok, met geest
drift discussies te leiden, hof
felijk gasten te ontvangen en
van een heterogeen gezel
schap jonge boerinnen het
hartelijk middelpunt te zijn.
Maar dit terzijde: het debat
ziedde kokend heet verder, 'n
stadsmens kon er machtig
veel van leren, ook al omdat
de spreker, die het dagelijks
krantenhalfuurtje leidde,
manmoedig zijn grond verde
digde. Alzo zeilden wij met
grote bochten, via dat ge
scheurde grasland en de hy
giëne bij het zuivelbedrijf
over de compostverwerving
op de Raad van Europa aan
maar liepen aan de grond
in een bericht vol stadhuis
woorden en tongangels over
het Perzische oliegeschil.
Ên kijk, hier had ik nu
graag alle krantenschrij-
vers, tot en met de heren van
het A.N.P., rond de tafel ge
had om te constateren, hoe
bitter weinig zelfs deze pien
tere jonge vrouwen van een
gewoon bxiitenlands nieuws
bericht begrijpen. Bij de jon
ge mannen is het precies zo,
vertelde de spreker, zes van
(fen dag op
Allardsoog
de tien laten bij navraag
doodgewoon verstek gaan.
Wie kan ook van een een
voudig mens, hoe verstandig
ook, vergen, dat hij of zij na
zijn vermoeiende dagtaak ge
noeg belangstelling zal op
brengen om woorden als prio
riteit, privileges, periferie in
een woordenboek te gaan op
zoeken om nog niet te spre
ken van de lawine van afkor
tingen die nergens na te slaan
zijn: F.A.O., E.CA., Nato,
Unesco, de vakmensen strui
kelen nog bij de verklaring.
Zou het nu heus niet moge
lijk zijn, het hoogweledelge-
boren Nederlands van de
nieuwsberichten in begrijpe
lijke, smeuïge taal om te zet
ten, zodat iedereen ze voor
zijn genoegen leest en van al
die gebruikelijke afkortingen
dagelijks een rijtje mèt ver
klaring op een vaste plaats
tussen het nieuws af te druk
ken?
De belangstelling voor het
wereldgebeuren, nu zo be
denkelijk om het nulpunt, zou
met sprongen stijgen.
Maar toy zijn te ver toegge-
dwaald van de lange tafel en
de vijftien glundere vrouws
personen, die zo levendig de
spreuk van Allardsoog in toe
passing brengen: „Onderzoek
alle dingen en behoud het
goede".
Want dat doen zij, dag aan
dag, zes weken lang, en met
een hoofd en hart vol van dat
goede keren zij weer naar
haar eigen dorp, het kader dat
voorop gaat bij de emancipa
tie van het platteland.
Nxi vind ik, eerlijk gezegd,
bedoelde emancipatie een ei
genaardige aangelegenheid.
Het platteland heeft, alleen al
wat werklust, culturele be
langstelling, evenwichtigheid
en schone traditie aangaat zo
veel voor op de stad, dat men
eerder geneigd zou zijn de
zaak om te keren en de stede
ling ter heropvoeding een
tijdje de boer op te sturen.
Maar, en dat moest ik toe
geven: het zelfbewustzijn, het
besef van eigen kunnen ont
breekt nog teveel, vooral bij
de plattelandsvrouw. Om dit
te wekken en te stimuleren
wordt deze zesweekse cursus
op Allardsoog gehouden, als
sluitstuk van de opvoeding
der jonge boerinnen. Deze be
oogt, zij het beknopt, pTacti
sche, maatschappelijke en cul
turele vorming, en omvat
daarom niet alleen onderwer
pen als woninginrichting,
gymnastiek, handwerken, zin
gen, het lezen van krant en
boek, maar ook het spreken
over een zelfgekozen onder
werp, het leiden van een ver
gadering of een debat, het
schrijven van notulen en het
ontvangen en bedanken van
een spreker. Wie hier ander
halve maand met stand- en
leeftijdgenotenx heeft gepraat
en gewerkt en allerhande le
venswijsheid opgestoken,
keert straks in haar eigen om
geving terug als een bewust
levende vrouw, die durft op
te treden.
Daarom verwonderden na
afloop twee dingen mij bo
venmate. Ten eerste, dat uit
het hele land nog geen twin
tig boerinnetjes zich voor de
ze cursxis aanmeldden. En ten
tweede, dat de grote stad naar
deze frisse boerenjeugd kwam
luisteren in de gedaante van
een sigaretten-rokende dame,
met lippen en nagels in bes-
«ensaprood, SASKIA.
ronduit? Ik wil Gary verdedigen
ik weet zeker dat als u me vertelt
wat u tegen hem heeft, ik het kan
uitleggen en ophelderen".
Juffrouw Frask schudde haar
hoofd.
„Neen. ik kan het je niet vertellen
nog niet, in elk geval", sprak ze.
„Misschien later. Voor het ogenblik
moet je me vertrouwen wanneer ik
je zeg dat ik een goede reden heb
voor wat ik je vertelde. Probeer nu
wat te slapen, dan voel je je wel be
ter wanneer het ochtend wordt".
•„Ik zal me nooit meer goed voelen"
dacht het meisje verdrietig, maar ze
liet zich gehoorzaam terugzakken in
de kussens en sloot haar ogen.
Ze had het gevoel dat ze opeens
oud was geworden, maar weldra viel
ze, uitgeput door alle emoties, toch in
slaap.
Ze werd wakker doordat juffrouw
Frask haar zachtjes bij haar schou
ders schudde.
„Sta maar op", ried ze haar „Sheik
Amid wil je spreken".
Een donkerrode blos kleurde de
wangen van het meisje toen de her
innering terug kwam. Ze stond op
het punt te weigeren hem te zien,
toen ze besefte dat dat nutteloos zou
zijn. Als hij van plan was met haar
te spreken, zou hij da,t doen, dat wist
ze nu uit bittere ervaring. Dus zwaai
de ze met opeengeklemde kaken haar
benen uit bed, zei- tegen juörouw
Frask dat ze een minuut of tien nodig
zou hebben en begon zich op te fris
sen. Ze voelde zich lamlendig en even
moe als voordat ze ging slapen, maai
ze had geen tijd meer voor een bad:
en ze moest zich ermee tevreden
stellen haar gezicht en handen met
fris welriekend water af te spoelen
en schone kleren aan te trekken.
Ze had geen idee wat Amid haar te
zeggen zou hebben, en toen ze tracht
te te bedenken wat zij zelf zou zeg
gen, weigerden haar hersens dienst
Éindelijk echter schreed ze met opge
heven hoofd, gereed voor de strijd, de
andere kamer in.
Amid bleef echter doodrustig onder
haai' indrukwekkende entree en
wendde zich slechts met opgetrok
ken wenkbrauwen tot Jane Frask.
„In orde, baa3. ik verdwijn", zei ze
vrolijk, en ging met een boek naar
het balkon.
Ben Hasrif bekeek met een ernstig
gezicht het bleke gezichtje van het
meisje. Mara deed haar best zijn
blik koeltjes te negeren; toen er
echter verscheidene seconden waren
voorbijgegaan zonder dat hij iets had
gezegd, had ze het gevoel dat ze zou
gaan gillen wanneer de stilte niet
werd verbroken.
„Wel Sheik?" snauwde ze hem
ijzig toe. „Wat is het doel van dit ön-
welkome bezoek?"
Sheik Amid vertrok geen spier en
zijn ogen lieten niet af van haar ge
zicht.
„Ik kom je vragen of je met me
wil trouwen", was het verbazingwek
kende antwoord.
Een ogenblik keek ze hem met on
gelovige ogen aan. Toen begon ze te
lachen en er klonk iets van hysterie
in haar stem.
Een donkere blos steeg op onder
ben Hasrif's bruine huid.
„Ik wist niet, dat dat zo'n grappig
idee was", merkte hij stijfjes op.
..GraDDie-!" Marars stem was vol
,U vindt het blijkbaar
„Grappig!"
verachting.
V/j. g. SS*.
„ilfi.iÉ. ff
heel gepast om me met uw beledi
gend huwelijksaanzoek lastig te val
len op het ogenblik dat de man die
ik liefheb daar ze wuifde met
haar hand in de richting van de sa
laam lik, „door u vermoord terneer
ligt!"
Amid beet op zijn lip. Ze verweet
hem Cromers dood, omdat hij hen
hier gevangen had gehouden, dacht
hij. Wel, misschien had ze daar tot
op zekere hoogte gelijk in. Maar die
beschuldiging en de verachting,
waarmee ze zijn aanzoek had opge
nomen, kwetsten hem diep, en om
dat hij gekwetst was wilde hij haar
ook nijn doen.
„Hoe eerder je dat vergeet, hoe be
ter het is", antwoordde hij hard
vochtig. „Het is werkelijk het beste
wat er had kunnen gebeuren hoe
wel het ongelukkig is, dat het op de
ze wijze is gebeurd. In ieder geval
moest je Allah dankbaar zijn, dat je
een leven aan de zijde van Gary Cro
mer bespaard is gebleven".
„En dat mij de eer te beurt valt
te trouwen met een inboorling, een
handelaar in blanke slavinnen, een
moordenaar!" smeet ze er onbekookt
uit.
Ben Hasrif deed een stap voor
waarts en zijn gezicht stond donker.
„Wat betekent dat? Wat bedoel
je?" riep hy uit. Hy pakte haar pols
en rammelde haar door elkaar.
„Moet ik dat nog uitleggen?" Ze
staarde onbevreesd en uitdagend te
rug.
„Je moet je verontschuldigingen
aanbieden!" Hij staarde met saamge-
knepen wenkbrauwen op haar neer
en zijn ogen waren woedend en heers
zuchtig.
„Nooit".
Haar hart bonsde en klopte by de
nabyheid van deze man. Ze was bang
voor hem verschrikkeiyk bang.
Maar ze stierf liever dan dat te laten
biyken.
„En ik begryp het niet", vervolgde
ben Hasrif, met een zichtbare po
ging tot zelfbeheersing. „Ik ben geen
handelaar In blanke slavinnen
waarom zeg je dat?" Opeens ging er
een lichtje oij hem op. „Denk je dat
ik jullie daarom hier heb gehouden?"
Hy moest opeens lachen. „Ik verze
ker je dat dat geen ogenblik by me
op is gekomen".
„U kunt niet van me vergen dat ik
dat geloof", sprak Mara en haalde
haar schouders op, „en
Maar Amid scheen haar niet te ho
ren.
(Wordt vervolgd)'
<^\x H
Onze lezeressen kunnen nu zichzelf
of anderen zonder gewetensbezwaar
een strop en bezorgen, mils zy die
strop en het bijbehorende kraagje
naar het hier afgebeelde patroontje
maken.
Zo'n stelletje van vrolijk geruite
zijde zal alleraardigst staan op Uw
zwarte truitje en is ook heel geschikt
om een eenvoudig effen jurkje op
te fleuren. Wat meer gekleed is het
van wit piqué, waarbij U de das niet
met een strop maai- alleen over elk-
geslagen draagt, vastgezet met een
mooie speld. Men kan er trouwens
allerlei soorten materiaal voor ge
bruiken, als hèt maar past bij datge
ne waarop het gedragen zal worden.
Het kraagje is van dubbele stof
en sluit van voren met knoopje en
knoopsgat. U doet wel goed het van
achteren even in de jumper of japon
vast te hechten, zodat het niet scheef
kan gaan zitten. De twee einden van
de das zet U aan elkaar. Aan de
achterkant legt U tussen de twee
dwarse stippeliyntjes een flanellen
voering, waarna U de zykanten naar
achter vouwt en vastzoomt. Het smal
le middengedeelte stikt U tot de
dwarsstreepjes (13) langs de vouw
lijnen nog eens door. Het patroon is
gegeven voor een halswydte van 37
C.M., maar door er middenachter iets
aan of af te knippen, kunt U het
voor iedexe maat veranderen.
Ella Be zeroes,