Zeeland oud... Jasper Anthonisse maakte van Biervliets fanfare een keurkorps ZEELAND NIEUW EEN DETECTIVE-ROMAN VAN HET ALLERBESTE GEHALTE Editie Zeeuws-Vlaanderen VRIJDAG 8 FEBRUARI 1952 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT HIJ MOEST ONDERWIJZER WORDEN. „Fanfaremuziek is een kunst" VADER ANTHONISSE UIT BIERVLIET vond dat zjjn zoon Jasper onderwijzer moest worden en zond hem daarom naar de Normaalschool in Oostburg. Schoolmeester is een eerzaam beroep, waaraan een redelyk sa laris en pensioen is verbonden en dat kan niet worden gezegd van het mu zikantenvak, waarover Jasper steeds maar bleef zeuren. Daarom: onder wijzer en géén musicus, besliste papa. Overigens was het wel begrijpelijk, dat de jongen zich tot de toonkunst voelde aangetrokken, want van zjjn achtste jaar af blies hy met grote animo op de saxofoon en van zijn tiende speelde hij piano. De wil van zijn vader was echter althans in die eer ste jaren een onverbiddelijke wet en dus volgde zoonlief braaf de lessen aan de Oostburgse Normaalschool. Drie jaar hield hij dat vol, maar toen ging het werkelijk niet meer langer en moest vader Anthonisse zjj het met enige vrees in het hart de jongen toestaan om leerling te worden van het Gents Conservatorium. Dat alles is thans zeventien jaar feleden en tot nu toe heeft de va- er van Jasper weinig spijt gehad over zijn toestemming, want inmid dels heeft de jongeman van toen zich ontwikkeld tot een musicus van grote naam op het gebied van de harmonie- en fanfaremuziek. Piano was oorspronkelijk zijn hoofdvak, maar na het eindexamen conserva torium ging hij zich meer toeleggen op de blaasmuziek. Dat lag in de lijn van Anthonisse, omdat hij als het ware opgegroeid is met de Biervliet- se fanfare, waarin hij van jongsaf meespeelde. Vele malen trok hij naar solistenconcoursen en nooit kwam hy met een tweede prijs thuis: altijd was Jasper nummer één en dikwijls vermeldde het diploma de lof van de jury. In 1942 werd hij benoemd tot dirigent van de muziekvereniging „Harmonie" in Biervliet, zodat hij zich ook als orkestleider kon ont plooien. Door de oorlogsomstandig heden was het echter met de mu ziekbeoefening minder rooskleurig gesteld en na de bevrijding zag het er aanvankelijk nog slechter uit. Toch begon toen pas de grote tijd van de Biervlietse fanfare. Het verhaal is bekend cn behoeft hier niet te worden herhaald: Men weet dat er hard gewerkt is en dat er op de puinhopen van liet Zeeuwsch-Vlaamse land een fan farecorps is ontstaan, dat de faam van Zeeland tot ver bulten de grenzen heeft gebracht. Dat is vooral het werk van Jasper Anthonisse, de man die van zijn vader geen musicus mocht wor den en die later met een corpsje van vier-en-twintig man op inter nationale concoursen grote ensem bles met een gevestigde reputa tie volkomen wegspeelde „Waarin is het geheim van dit suc ces gelegen?" zo zal men zich af vragen en wie deze vraag aan An thonisse voorlegt krijgt een een voudig antwoord te horen: „Hard werkenZo eenvoudig ligt de zaak toch niet, want alleen hard werken is niet voldoende om tot zulke verbluffende resultaten te ko men: daarvoor is ook een grote vak kennis nodig. Anthonisse kent van elk instrument de mogelijkheden en de moeilijkheden omdat hij ze allen virtuoos kan bespelen en hij houdt ulturele cavalcade Jasper Anthonisse. voorts terdege rekening met de in dividuele capaciteiten van zijn men sen, „Zuiverheid is nummer één" meent Anthonisse terecht, „daarop kan niet genoeg worden gehamerd. Verder moet men trachten de men sen zover te krijgen dat zij hun in strument leren bespelen met dezelf de souplesse en het zelfde gemak, waarmede bijvoorbeeld een beroeps violist speelt. Dan is er wat te be reiken". OOK EEN KUNST Er is in Nederland nog altijd een groot aantal mensen men treft ze helaas ook onder musici aan die de harmonie- en fanfaremuziek niet au serieux nemen en een beetje sma lend neerzien op het „getoeter" van de vele corpsen. Dat vindt onder meer zijn oorzaak in het feit, dat er te weinig vakbekwame verdedigers van deze kunst te vinden zijn, zoals Jasper Anthonisse. En voorts omdat er teveel dirigenten zijn, die het niet aandurven de platgetreden paden met hun corpsen te verlaten. ,,Mcn moet proberen het repertoire te vernieuwen" aldus Anthonisse, „de laatste tjjd wordt er met name in Nederland veel oorspronkelyke muziek voor ons gecomponeerd, bij voorbeeld door Gerard Boedijn. Ook België, waar Zeeuwsch Vlaanderen zich enigszins op oriënteert, heeft belangrijke componisten, die het zich een eer rekenen voor onze corpsen te schrijven". Wie kennis neemt van het reper toire van Biervliet komt tot de merkwaardige ontdekking, dat dit corps bijna meer moderne werken uitvoert dan de doorsnee symphonie- orkesten. Het is geen wonder, dat de dirigent correspondeert met vooraan staande componisten in ons land, die allen op de hoogte blijken te zijn van de grote prestaties van Biervliet. Met fraaie Franse volzinnen schre ven vorig jaar de Waalse kranten over deze fanfare, die zulke eminen te dingen deed en zulk een schone muziek blies tijdens het concours in Dours. Men speelde toen een com positie van Bdedijn, die zoveel in druk maakte, dat er later een dele gatie naar Biervliet kwam om het werk nog eens te horen Betere reclame én voor de Neder landse componisten én voor de Ne derlandse fanfaremuziek kan men zich wel niet wensen. De naam van de Nederlandse toonkunst wordt waarlijk niet alleen uitgedragen door de grote orkesten op hun buitenland se tournee's. Dat wordt ook gedaan door vier en twintig Biervlietenaars onder leiding van een kundig en enthousiaste jonge man! Anthonisse wil zijn corps in de dorpsgemeenschap in de toekomst Op 14 Februari zal aan Prinses Marijke een klokje over handlgd worden met het verzoek dit aan haar moeder ter hand te stellen. u Dit kleuterklokje zal door H.M. de Koningin aan Presi dent Truman overhandigd worden, als symbool voor het klokkenspel dat aan het Amerikaanse volk zal worden overgedragen, zodra dit gereed is. Op het klokje zal het boven afgebeelde embleem dat de volgende voorstellingen symboliseert worden aange- Vanuit Amsterdam komt de gestileerde twijg met vier oranje appelen voorstellende de vier kinderen van het Oranje huis, symboliserend de jeugd van Nederland. Vanuit de laatste cn kleinste appel komt Marijke, die aansluit op de* vuist met de fakkel van het Amerikaanse vrijheidsbeeld, tegelijk het symbool van de vrije wereld. Uit de fakkel komt de kaart van Amerika waarop gem arkeerd de stad Nleuw-Amsterdam, het latere New- York. Tussen Nederland en Amerika ligt de Oceaan waarop het eerste schip van Amsterdam naar Nieuw- Amsterdam vaart, als symbool van de eerste band tus sen Nederland en Amerika. Het embleem is ontworpen door de schilder Louis Meys, terwijl de beeldhouwer Gerard van Remen Jr. het gletmodel vervaardigde. Ben van Eyselstein verzorgde de tekst. een groter plaats geven: hij peinst over instructieve concerten, waarbij een toelichting wordt gegeven zon der dat het té zwaar wordt. Men zal echter voorzichtig dienen te zoe ken naar de juiste vorm voor deze voorlichtende taak, „Het moet met goede muziek gebeuren" zegt An thonisse, „geen concessies in de richting van de amusementsmuziek. Wij hebben een eigen kunst en het Is niet onze taak amusementsmuziek als de „klokken van Arnemuiden" te spelen. Dat zou van een slechte smaak en een slecht inzicht In onze muziek getuigen". ARS LONGA ,,Ars longa, vita brevis": De kunst duurt lang, het leven daarentegen kort. Deze spreuk staat te lezen op de woning van Jasper Anthonisse te Biervliet. Het is ecliter te hopen, dat Anthonisse naar menselijke begrip pen lang, zeer lang zal mogen wer ken voor zyn kunst, die .in Zeeland zulk een grote plaats inneemt. •a -x-fr w DE „London Studio Company", een klein toneelgezelschap uit de Britse Hoofdstad, gaf in Den Haag een op voering van „The man of destiny" van Shaw en van Christopher Fry's „A phoenix too frequent". Er waren vele bloemen voor de acteurs, die bo vendien van het talrijke publiek een hartelijke ovatie in ontvangst moch ten nemen. OP VERZOEK van het bestuur van de Sint Gregoriusvereniging heeft het Nederlandse episcopaat de mogelijk heid geopend, dat in de toekomst or gelconcerten kunnen worden gegeven in Rooms Katholieke kerken SOMMIGE KUNSTENAARS zijn bijzonder veelzijdig. Zo heeft de Weense schilder en dichter Franz Hrastnik, wiens toneelstuk Der Ma ler Vincent" in 1945 met groot succes te Wenen werd opgevoerd, de laatste hand gelegd aan een roman over Fransiscus van Assisi „VEELZIJDIG" IS ook het boek „De Doolhof', dat zoals men weet door niet minder dan acht Nederlandse let terkundigen werd geschreven. Op 1 Maart zal bekend worden gemaakt, welke gedeelten door hen werden ge schreven. Er zal op 28 Februari in Den Haag een debatavond naar aanleiding van deze roman worden gehouden, waar aan zal worden deelgenomen door An na Blaman, Max Dendermonde, Al fred Kossmann en Adriaan van der Veen als schrijvers en prof dr. Garmt Stuiveling als aanklager, Gabriel Smit als verdediger en Jaap Buys Jr. als voorzitter. TOT NU toe meende men, dat Mendelssohn slechts één vioolconcert had geschreven, doch het blijkt dat er nog een van zijn hand bestaat. Voor een uitverkochte Carnegie Hall heeft Yehudi Menuhin namelijk te New York de eerste uitvoering gege ven van een tot nu toe onbekend vioolconcert van Felix Mendelssohn- Bartholdy. Yehudi Menuhin kreeg dit concert (in d kleine terts) verleden jaar Mei van een afstammeling der Mendels- sohn-familie te Londen. Het werd in 1822 te Berijn gecomponeerd, toen Mendelssohn dertien jaar was. Het tot nog toe bekende vioolconcert in e klein werd twintig jaar later gecom poneerd. De Vlissingse gevangentorer 1950 Bastion zoeki emplooi Toen iemand eens aan de ou de Von Menzel de Duitse historieschilder vroeg, waar om hij nu nooit eens een mooi meisje had geportretteerd, gaf hij ten antwoord, dat hij daar niets aan vond; die gladde ge zichtjes deden hem niets, zei hij; veel liever had hij een boer, een oud wijfje, een physiono- mie, waar het leven zijn ver haal aan uitgeschreven had. Ten slotte brengt deze anecdote nu niet zulk bijster verrassend nieuws; we kennen allemaal de beroemde ets van Rembrandts Moeder, de apostelkoppen van Jan Toorop, we weten allemaal, hoe een gegroefd gelaat kan boeien om zijn diepe menselijk heid, om de merktekenen van de dapperheid, de wijsheid, de taaiheid, waarmee het gestre den, geleden, gewonnen heeft soms. Terwijl hoe lief dan ook het jonge gezicht vaak nog niet meer is dan een vrien delijk vraagteken, een vage droom, een teder blanco, dat om inhoud vraagt. Dezelfde tegenstelling spreekt uit de bovenstaande prentjes. Glad en onpersoonlijk, 'n beetje harkerig zelfs, staat daar dat stijve kasteeltje van 1750; het kan zijn, dat de graveur hier de hoofdschuldige is in ieder ge val heeft het bouwsel van het plaatje niet heel veel allure. Eerbiedrvaardig van haveloze gehavendheid maar die stand hield! staat daar tegenover het geruïneerd restant van de ze dag. Als een oud, oud man, zó oud, dat Hij er zwak en be verig en een beetje zielig van is geworden, maar van ontegen zeggelijke waardigheid. Ook het naief gebrek aan eerbied en goede vormen, waarmee het kind de ouderdomsgebreken wel bejegent, is present: de pe danterie van het piepjong over- steekbordje op de voorgrond, levert de hier gebruikelijke dis sonant. De bunker daarentegen, hoe monsterlijk ook van origine en botte vorm, heeft het intus sen zó te kwaad gehad, dat hij, althans op deze foto, niet mis staat. Het is een wonderlijk ge zelschap. En wat moeten we er nu mee? Opruimen, zeggen de radica len. Men kan dit advies zeker geen sentimentaliteit verwijten en het heeft de charme der ge makkelijkheid. Maar toie 't sil houet van Vlissingen kent en liefheeft, die wijst het af. De Gevangentoren is een der mar kantste massa's uit het stads beeld, van gelijke karakteristie ke waarde als de kranen van „de Schelde", De Ruyter, de Sint Jacób, het Arsenaal. Op ruimen zou een verlies voor Vlissingen zijn. De ruine dan maar laten staanVlissingens eer te na!- Éen lapmiddel, dat niets lapt. Restaureren dan? Wat prettig, dat dit geen finan ciële rubriek is; we mogen hier veilig dromen. Als we dan eens droomden van een cultureel centrum, waar avant-garde-ten- toonstellinkjes konden worden gehouden, kleine voorhoede-ex posities van jonge mensen, zoals Rotterdam dat een tijdlang deed in zijn Delftse Poort? Als we eens droomden van kamermu ziekavonden, Haydn, Mozart, in costuum, bij kaarslicht, zoals een Overijsselse kring die 's winters op het kasteel Vosber gen arrangeert? Als we eens droomden van een terrasje met vacantiegenoegens en zomerse fleurigheid onder het al-ziend oog van een zeer ernstig ober, op de platte kop van die dom me bunker? Als we eens droom den van een gelukkige combi natie van deze drie oplossingen in één? Wie weet? Sommige dromen wórden werkelijkheid. Iemand heeft zelfs eens be weerd, dat er geen realiteit be staat, die niet als droom begon. Mr. J. C. VAN SCHAGEN LETTERKUNDIGE KRONIEK Tsjechow: ,tfet drama op de jacht" DE GROTE RUSSISCHE verteller en toneelschrijver Anton Pawlowitsch Tsjechow (18601904) geniet ln ons land nog steeds niet de bekendheid, die hij verdient. Hij Ls n.l. een der grootste Russische schrijvers van vóór de Revolutie. Daarom is het een verblijdend verschijnsel, dat thans een van zijn omvangrijkste werken, „Het Drama op de Jacht", in een levendige Nederlandse vertaling van S. van Praag, is verschenen. Deze roman (of vertelling, het genre is niet gemakkelijk te bepalen), bezit n.L de eigen schap boeiend en meeslepend te zyn, ja, hij heeft zelfs In de tweede helft een geprononceerde „detective-romaninslag", terwijl bij toch ook aan hoge eisen voor literaire fijnproevers voldoet. Kortom, het ls een boek dat men zelfs de verstokten die beweren „nooit een boek te lezen", in handen zou willen stoppen met een „probeer dit nu nog eens". Tien tegen een zullen zij zich gewonnen geven, want Tsjechow is een meesterlijk verteller, die een ieder weet te boeien. Het verhaal ontwikkelt zich hoofd zakelijk rondom een buitengewoon mooi jong meisje, Olja Skwotsow, dochtertje van een krankzinnig ge worden boswachter op het landgoed van graaf Karnjejew. Dit arme, maar eerzuchtige schepseltje, dat half in 't wiid opgroeide, doet aiie mannen voor zich in liefde ontbran den. Rondom haar smeult dan ook een vuur van hartstochten dat plot seling vernietigend oplaait tijdens een jachtpartij. Wat is er gebeurd? Olja, een in wezen harteloos, lichtzinnig wezentje begint haar carrière ln voorname kringen door het huwelijksaanzoek aan te nemen van een weduwnaar, bijna driemaal zo oud als zijzelf. Het is de niet rijke, maar wel adellijke rentmeester van de gTaaf, genaamd Oerbjenin. Deze Oerbjenin is harts tochtelijk verliefd op haar, maar zij maakt hem en zijn twee kinderen het leven tot een hel. Ze flirt met de schatrijke graaf Karnjejew en met diens vriend, de Don Ju an Kamisch- jow, twee losbollen en fuifnummers, die er geen enkele moraal op na hou den en geregeld de meest fantasti sche braspartijen op touw zetten om hun verveling in het provincieplaatsje te doden. Olja is lichtelijk verliefd op de knappe Kamischjow, met wie ze op de dag van haar huwelijk met Oerb jenin al bijna wegloopt en met wie ze later ook een verhouding heeft. Zij verfoeit de afzichtelijke, ziekelijke graaf; maar als ze tenslotte midden in een nacht wegens een onbeteke nende ruzie bij haar man weg loopt, zoekt ze, half in nachtkleding en zich hevig aanstellend een toevlucht bij de graaf. Ze blijft er. Ze weet haar man te belasteren en hij wordt ontslagen. Dan begint ze met haar nukken de graaf het leven te verzu ren. Deze is haar weldra beu en zint op een middel om haar weg te sturen. Op 'n jachtpartij in een van de gra felijke bossen, tijdens welke zich toch al allerlei verwikkelingen voordoen, wordt op Olja een moordaanslag ge pleegd. Zij sterft in de nacht daarop, zonder de naam van haar moordenaar te willen zeggen. WIE Wie heeft haar vermoord? Haar echtgenoot, die, hoewel hij sedert zijn ontslag ver weg woont, opeens met bebloede handen uit het bos op komt dagen? De boer in 't gevolg van de graaf, die al zo lang wellustig naar Olja loerde, en die men betrapt wan neer hij stiekum bloed van zijn jasje wast in een beek? Of nog een ander? Op buitengewoon spannende wi}2e weet Tsjechow de lezer te boeien tot aan de ontknoping en het meesterlijke is daarbij wel, dat men als lezer geenzins bevredigd is met die oplos sing. Men houdt het zekere gevoel: er is een onschuldige gestraft. Men weet ook vrywel stellig, wie de schul dige is. En dan brengt Tsjechow ons de uiteindelijke oplossing in het raam, waarin de eigenlijke vertelling geplaatst is. Het boek bevat nl. een kort voor- en naschrift, waarin Tsjechow zich voordoet als een dag bladredacteur, die van een voorma lig rechter van instructie een manus cript ter beoordeling en opneming krijgt. Hij vertelt ons eerst zijn con tact met dat heerschap, laat ons dan het manuscript lezen, het boek in kwestie dus. (met hier en daar boeiende zgn. „aantekeningen" van Tsjechow). en vermeldt dan tenslot te zyn laatste onderhoud met die schrijvende rechter van instructie, die niemand anders is dan de. Don Juan uit het verhaal zelf. Deze werkwijze is buitengewoon vernuftig: het maakte het Tsjechow mogelijk cri- tische opmerkingen over zijn eigen werk te maken en op die manier als het ware meer afstand tot zyn boek te nemen. Men leide.uit deze uiterst beknopte samenvatting niet ai, dat „Het Dra ma op de Jacht" een doodgewone de tectiveromans ls. Dit karakter krijgt het werk pas in de tweede helft, na de moord, en zelfs dan blijft het nog een. „detective" van het superieure genre. Tsjechow heeft zijn merendeels ab jecte, maar zeer menselijke en vol komen tot leven gebrachte figuren geplaatst in het heerlyke landschap van het grafelijke buiten. Hierdoor waait er door dit boek een frisse wind en een geur van kruiden en bos sen, ondanks de dramatische hande ling. De natuur, de bossen, de vogels, het grote meer, ze zijn haast even belangrijk als de wonderlijke mensen, die zich daarin bewegen. Ook de vele min of meer belaiypij- ke bijfiguren, als de bediende Poli- kan), de afperser Przechocki, het meisje Nadja (een der weinige nobe le Figuren in het boek) zijn alle vol komen tot leven gebracht, en dat niet zozeer door „beschrijvingskunst" als wel door handelingen en gezegden, door hun uitgebreide karakters. Het boek heeft een wonderlijke ge schiedenis gehad. Het verscheen als feuilleton in een onbelangrijke Mos- kouse krant, in 18845. Daarna is het volkomen in vergetelheid geraakt en pas ongeveer 30 jaar na Tsjechows dood, werd het opnieuw uitgegeven in zijn verzamelde werken. En al bereikt dit werk ons Nederlanders, dan ook pas een kleine 70 jaar na zijn ontstaan het blijkt in al die jaren niets aan frisheid en boeiende eigenschappen te hebben in geboet. HANS WARREN A. Tsjechow: Het Drama op de Jacht. J. Philip Krusemans Uitgeverij N.V. Den Haag. NIEUWE BOEKEN Prof. dr. M. A. Beek: AAN BABY- LONS STROMEN. N.V. Uitgevers Mij. Kosmos, AmsterdamAnt werpen. Prof. M. A. Beek. hoogleraar aan de Amsterdamse Universiteit zag van zijn knappe cultuurhistorische studie „Aan Babylons stromen" reeds na korte tijd een tweede druk verschij nen. Dit succes is verdiend, want in zes levendige hoofdstukken laat hij de oude beschaving in het land tussen Eufraat en Tigris tot nieuw leven komen. Men weet, dat overal in het Bijbelse land de bevindingen van vele onderzoekers tot verrassende ontdek kingen en conclusies hebben geleid. Deze resultaten maakt prof. Beek door zyn boek in brede kring bekend. Achtereenvolgens schildert hij de op komst der Babylonische beschaving en de bloei en de ondergang van de grote stad Mari omstreeks 1700 voor Christus. Vervolgens oehandelt hij de Babylonische economie, waarbij blijkt, dat men ook voor 1945 al wist wat geleide economie is. Met hoofd stukken over de bibliotheek van een Assyrische koning, het Babylon van Nebukadnezar en een vergelijking tussen Israël en Babyion besluit prof. Beek dit uitstekende boek, dat ook de leek met ingehouden adem uit leest.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1952 | | pagina 19