„Met eervol ontslag"
Stilleven„Vrou w-met-PenseeF'
op het Americain-terras
Verkeersongevallen
veroorzaakt door dieren
Van Vrouw tot Vrouw
Op 'i Matje
I
4
PROVINCIALE ZE EOW SE COORANT
ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1951
AMSTERDAMS PODIUM
Een jonge vrouw zag het
Leidseplein, doch
De dag was nog niet len einde en de avond nog niet begonnen. Het was
dat aarzelende, weifelende uur van Amsterdam, met boven het Leidseplein
ragfijne schermen cellofaanachtlg brons-bruin licht. Vreemd licht. Myste
rieus licht. Niemand die het kan weergeven in woorden of met kleur. Rem
brandt kon het en hjj was er bezeten van. Op het terras van Americain zat
wat publiek. Een zonderling mixture van volksgenoten en wat vreemde
lingen. Benevens wat levend meubilair van Stadsschouwburgen omliggende
theatertjes. Cor Hermus las een avondblad of deed alsof. Eduard Verkade,
alsmaar dromend over Hamlet, ging verloren en in zichzelf gekeerd voorbij.
Een gezin zat ijs te eten. Een journalist was bezig een stukje te schrijven
over iets. Twee jonge luitenants zaten ernstig achter twee flesjes tonic-met-
een-schyfje. En in dc hoek, vlak bjj de ingang naar het restaurant, zat dat
meisje. Ten slotte waren ook wjj er. Het is over dat meisje, dat wfl vandaag
Iets willen zeggen. Het is niet iets belangrijks, maar we konden het toch
om de een of andere reden niet in de pen houden.
Haar haar was zwart en zwart wa
ren ook haar ogen en haar wimpers
Zwart de lange, misschien iets tè
lange, oorhangers. Wij waren blijk
baar even na haar op dat terras ge
komen, want toen wy bestelden,
kreeg zij haar kleintje koffie. Het
viel ons op dat ze de kellner niet zag.
Ze was duidelijk zichtbaar ver weg
met haar gedachten, hetgeen niets
vreemds is op het terras van Ameri
cain.
Wij lazen een krant, maar af en
toe keken wij naar het meisje. Het
was alsof ze bezig was met iets daar
op het Plein. Ze keek naar de over
kant en aldoor naar hetzelfde punt.
Ineens greep ze een grote tas. diep
te daaruit op een klein, handig inkt
potje. een ragfijn penseeltje en begon
tc tekenen. Ook dót is niets vreemds
op het terras van Americain: men
kan dat iedere dag daar meemaken.
Wij konden van onze plaats net
een stukje van het schetsblok zien,
waarvan het bovenste blad zich ging
vullen met snelle, neurveuze penseel
streken. Het penseel danste en slier
de over het papier en wel zo snel,
dat wij begrepen dat dat meisje een
artiste was. Dat haden we al kunnen
weten, trouwens, door haar vreemde
en kleurige kledingcombinatie. Van
de honderd vrouwen zouden er om
trent de vyf en negentig bespottelijk
en ordinair mee hebben uitgezien. Zij
niet. Zij mocht en kon al dat fels en
hards en kleurigs dragen omdat ze
het nu eenmaal op een bepaalde ma
nier droeg. Hoevergeef me, ik
kan het niet beschrijven. Maar man
nen zullen het wel begrijpen. Vrou-
en nóg beter.
Zo tekende die jonge, donkere, kleu
rige artiste iets van het Leidseplein,
dat daar lag te dromen in al dat
bronsbruin avondlicht. Zij was haar
koffie allang vex-geten. Zoals wij
vergaten de krant te lezen.
Dat ging een half uur door. Verka
de was al thuis en Hermus zojuist
met hoog opgetrokken schouders
heengegaan. De journalist zat ver
moeid. en vol met Weltschmerz voor
zich uit te staren en de luitenants
overwogen ernstig nóg een tonic
met-schijfje te nemen.
Zij tekende al die tijd door. Streek
na streek en lijn na lijn met dat klei
ne, dunharige penseel, die haast een
pen was, zo scherp. Een dansend, vi
brerend, deinend penseel over het
stug en levenloos papier.
We vroegen ons af hoe lang dat
door zou gaan en hielden haar kopje
koffie in het oog. Dat moest nu
steenkoudzijn. Maar misschien hield
ze wel alleen van zulke koffie. Ze
was tenslotte geen doorsnee-meisje
maar artiste.
Het was niet moeilijk dat te zien.
Omdat ze als een vioolsnaar gespan
nen was Ze was in trance en zicht
baar geïnspireerd. Op het Plein, en op
het licht boven het Plein. Waarschijn
lijk wilde ze dat licht grijpen, vast
houden, om het daarna stevig aan
dat papier te kluisteren.
Ineens stond ze op en voor het
eerst kon ik haar recht in het ge
zicht zien. Dat was geen plezierig
gezicht. Het had niets jongs meer en
niets liefs. Het was een hard gezicht
en zowel de wanhoop als de teleur
stelling stonden er diep ingebijteld.
Ze rukte het bovenste vel van het
blok. frommelde het tot een balletje
in elkaar, en stak het in de tas. Ze
deed het kui-kje op 't flesje met Oost-
Indische inkt en stopte gejaagd het
penseel weg. Ze pakte een kleine
portemonnaie en gooide wat geld op
het schoteltje van het koude kopje
koffie. Ze greep haar tas en liep
weg, het Plein op. Ze verdween in de
richting van de Leidsegracht.
Niemand had er op gelet. De ijs-
eters niet, de tonic-luitenants niet,
noch de tx-ieste journalist, die aan
zichzelf al meer dan genoeg scheen
te hebben. Wat overbleef was een
stilleven van een tafeltje met het
ene, volle kopje koude koffie. Met
ernaast een glaasje water en een bis
cuit je. En een lege stoel.
Het ging schemeren en ergens in
de aandonkerende avond liep nu op
de Leidsegracht een jonge artiste
zonder veel hoop. Want in dat ge
zicht was niet veel hoop meer over.
Ondanks de agressieve oorhangers
en die haast bi-utaal-bloedrode lin
nen rok. Het was mislukt. En het
was de mislukking, die met reuzen
letters op dat gezicht gekoi-ven stond.
Ze kon het niet. Ze greep dat Plein
in de avond niet. Misschien de stenen
van de gevels nog. Maar niét het
licht.
We hebben maar betaald en gin
gen heen. Het was ineens niet goed
meer, op het terras van Americain.
Er was niets meer aan.
Een paar neonbuizen smeulden
K.N.A.C. zal dit vraagstuk
bestuderen.
(Van onze Haagse redactie)
Den Haag, Aug. Het Is de K.N.
A.C. opgevallen, dat in de statistie
ken van de verkeersongevallen de
dieren een grote rol spelen. Zowel ln
binnen- als buitenland komt het vaak
voor, dat dieren (in de steden meest
al loslopende honden, op het platte
land paarden) direct of Indirect by
verkeersongelukken zUn betrokken,
ze soms veroorzaken, dikwyis er het
slachtoffer van zyn.
Een enquête wees b.v. uit, dat ln
een jaar tijds in Rotterdam bij 480
ongevallen dieren betrokken waren.
In Utrecht beliep dit aantal 175. In
kleinere plaatsen zyn de aantallen
natuurlijk kleiner: Wassenaar 50,
Zwolle 25, Almelo 25, Woensdrecht
25. Leeuwarden 5 en Harderwyk 5.
Het opvallende verschil tussen
Woensdrecht en Harderwyk is waar
schijnlijk te wijten aan het feit, dat
door de eerste gemeente een grote
verkeersweg loopt.
De K.N.A.C., overwegende dat het
wellicht mogelijk zal zyn, in het be
lang van mens en dier, het aantal
ongevallen, waarbij dieren betrokken
zyn. te doen verminderen, heeft zich
in verbinding gesteld met de Neder
landse Vereniging tot bescherming
van dieren en daar uiteraard onmid
dellijk alle medewerking ondervon-
C eTezamen hebben de Dierenbescher
ming en de K.N.A.C. het „Comité
Dieren in het Wegverkeer" opgericht,
welk comité dit vraagstuk in studie
zal nemen. Het secretariaat van het
comité Is gevestigd: Lange Vijver
berg 10, Den Haag.
langs de gevels aan. De betovering
brak en het goede, nobele licht van
Amsterdam, tussen de late dag en
het aanrypen van,de nacht, stierf.
Het was weer avond.
ANTHONY VAN KAMPEN.
Onderzoek naar schipbreuk
mr. J. A. W. Burger.
De waarnemend inspecteur-gene
raal voor de Scheepvaart, de kapitein
ter zee buiten die :t C. Moolenburgh.
heeft een onderzoek gelast ln zake
het vergaan van het jacht „Caro".
waarmee mr. J. A. W. Burger, lid der
Tweede Kamer en oud-minister van
Binnenlandse Zaken, Zaterdagavond
te Scheveningen schipbreuk heeft ge
leden, aldus verneemt De Telegraaf.
Onderzocht zal worden, waarom
mr. Burger, toen het weer ongunstig
werd, niet de haven van Hellevoet-
sluis of Hoek van Holland is binnen
gelopen en wat de oorzaak is, dat het
jacht benoorden de havenpier te
Scheveningen op de basaltblokken te
rechtkwam. Voorts zal het onderzoek
zich uitstrekken tot de lading, die het
schip aan boord heeft gehad, aldus
nog steeds genoemd blad.
Een bommenwerper B-50 van de Amerikaanse luchtstrijdkrachten stortte kort na het vertrek van het vlieg
veld nabij Seattle neer. De machine kwam op een huis terecht en vloog in brand. Negen personen werden ge
dood en twaalf liepen verwondingen op. Men vreest echter dat het aantal slachtoffers hoger zal zyn. Op de foto
zien we de brandende resten van het vliegtuigi Brandweerlieden zyn bezig het vuur te bestreden.
DE TIENDE MUZE zoals men de filmkunst pleegt te noemen is
nog jong: de filmtechniek bestaat amper een halve eeuw en eerst sinds een
vUf en twintigtal jaren is by het experimenteren met de film het begrip
kunst aan de orde. In deze vyf en twintig jaren is er een felle en nog niet
volstreden stryd gestreden om algemeen erkenning te verwerven voor dc
film als kunstvorm, evenwaardig aan andere vormen van kunst zoals dans,
muziek, toneel, beeldende kunst en literatuur. Vaak stuitte men daarbij op
een vooroordeel, dat film alleen maar techniek zou zyn (en daarom dan
géén kunst) of teveel bij andere kunsten zou aanleunen, i.e. tonee) en lite
ratuur, om als zelfstandige kunstvorm te kunnen gelden. Dergeiyke voor
oordelen hebben by de verdedigers van de filmkunst ook weer tot vooroor
delen geleid en zo hoort men vaak als dogma verkondigen, dat een film
eerst dan pas werkeiyk kunst is, wanneer ze vry is gehouden van iedere
bemoeiing met andere kunsten. En in het byzonder predikt men dan wel,
dat een film, die sterk beheerst wordt door het toneel, geen kunst kan zyn.
De verdedigers van een dergelijk
standpunt erkennen het bestaan van
filmkunst alleen maar bij de gratie
van camei-a-instelling, beeldvlakcom
positie, bèeldrhythmen en montage-
dynamiek, alles beheerst door één en
kele kunstenaar de regisseur, die
dan moet volstaan met zich te be
dienen enkel van de uitdrukkingsmo
gelijkheden van de film. Hoe zinloos
en eenzijdig een dergelijk dogma
tisch standpunt kan zijn, bewijst
duidelijk de film „The Browning
Vei-sion" („Met eervol ontslag"),
een rolprent, die- volgens het dogma
geen fimkunst kón zijn, omdat daar
in het aandeel van literator en ac
teur bepaald niet ondergeschikt is
aan dat van de regisseur. Niettemin
blijkt „The Browning Version" een
zeer aangrijpend werk, dat men zon
der enige twijfel kunst moet heten.
Daarbij is het een kunstwerk, dat
juist door de mogelijkheden van de
filmtechniek een byzonder intense
werking kon krijgen, sterker dan hel
Alle mensen die mij aardige
en uitvoerige brieven hebben
geschreven met aan het eind de
vraag: hoe Saskia daar nu over
denkt? willen misschien nog
wel een weekje of wat geduld
hebben. Dit is geen tijd voor
problemen, weet u. Dit is een
tijd. om in een ligstoel, languit
op een grasveld, te mijmeren
over de vele genoeglijkheden
des levens die ons altijd nog
gebleven zijn, zoals een schut
ting vol klimrozen, een hemel
van het blauwste blauw en een
moot, hartverwarmend boek.
Die laatste zijn er werkelijk
nog en zelfs meer dan u denkt,
al moet u er teel af en toe met
een lantarentje naar zoeken.
Als ik er ditmaal één ietwat
ondeugend onder uw aandacht
schuif, is dat in de eerste plaats
omdat ik zelf zo aan dat boekje
verknocht ben. En bovendien,
omdat het, voor ons vrouwen
speciaal, heel goed is dit soort
boekjes vooral niet te vergeten.
Ik zal u straks zeggen, waarom
Maar eerst moet ik het ple
zier hebben u iels van het ver
haal te vertellen. „Een klok
voor Adano" door John Hersey
en als u nu maar over het
kleinste greintje fantasie be
schikt hoort u onmiddellijk dat
hier iets heel charmants staat te
gebeuren. De titel van het En
gels origineel, dat hier naast mij
ligt, heeft nog iets meer melo
die: „A bell for Adano". Een
„klok" is een nuttig voorwerp,
allereerst bestemd om de tijd
aan te wijzen, eenvoudig door
te slaan; er zit iets mannelijks
in het woord. Maar een „bell"
is wat lichter, wat romantischer,
wat vrouwelijker. En „bell" be
hoort ergens, hoog in een witte
slanke toren, met muzikale vro
lijkheid te klepelen in de fijne
zuivere atmosfeer van een Ita
liaanse dag.
Dat is ook precies wat er ge
beurt in de laatste regels van
het verhaal, als de „bell" einde
lijk op haar plaats hangt, na
een dikke twee honderd pagi
na's verwikkelingen
„Het was een mooi ge
luid in de zomerlucht. De
toon was goed en moest wel
luid geweest zijn dat men die
zó ver horen kon. Alleen
maar een klok", zei de chauf
feur. „Dat zal elf uur zijn'.
„Ja", zei de Majoor. Hij keek
over de heuvels naar de zee,
en de dag was zo helder als
de klank van de klok zelf,
maar de Majoor kon niet erg
helder horen of denken. „Ja",
zei hij, „elf uur".
En als tl zover gekomen bent
met lezen, laat u het boek op
uw schoot liggen en staart
peinzend voor tt uit, met het
spijtig gevoel dat u hier af
scheid moet nemen van een ge
beuren, even kleurrijk en dra
matisch, zij het in het klein, als
het leven zelf maar bovenal:
afscheid van een eenvoudig, be
minnelijk en rechtschapen mens.
En dat de kleine Italiaanse stad
Adano, die op dit onverwachte
melodieuze luiden uitloopt om
met open mond op de piazza
naar het ongedachte wonder in
de klokketoren van het stad
huis te staren dat deze kleine
gemeenschap met al haar heb
belijkheden en charmes onver
biddelijk haar beste vriend ver
loren heeft.
Neen, ik zal u het verhaal niet
in finesses vertellen. Het ver
haal van deze jonge Ameri
kaanse majoor Victor Joppolo,
een onmiskenbare Italiaan, on
danks zijn uniform, die bij de
bevrijding van een havenstadje
de opdracht krijgt hier als
„Town-major" het burgerlijk
oppergezag uit te oefenen.
Hij is een mens met gebreken
zo goed als deugden, maar met
een warm hart voor de wezen
lijke belangen van de mensen,
die, in zijn persoon, worden toe
vertrouwd aan de zorg van een
zo onpersoonlijk en mechanisch
reagerend organisme als een be
zettingsleger. En de tweeslach
tigheid van zijn positie: mens
en tegelijk militair zijn (welke
tenslotte, na een conflict waar
in hij moedig besluit mens te
blijven, op zijn ontslag uitloopt)
wordt in het verhaal met stille
humor gedemonstreerd door de
openingsscène.
Majoor Joppolo, zittend aan
een enorm gebeeldhouwd
schrijfbureau in een immense
met marmer bevloerde, met
brocaat behangen zaal in het
verlaten stadhuis van Adano,
probeert eerst plichtsgetrouw de
eindeloze reeks militaire voor
schriften door te lezen, die be
stemd zijn als: Instructies aan
officieren voor burgerlijke za
ken. Maar de lijst is zo lang en
de dag is zo warm, en het stadje
rondom zo stil, met hier en daar
lijken in de uitgestorven straten
dat hij het stapeltje papieren
opneemt, in tweeën en daarna
in vieren scheurt, verfrommelt
en in de prullemand gooit. Om
daarna uit zijn actetas een noti
tieboekje op te diepen, eveneens
vol aantekeningen over aller
hande bxirgerlijke voorzienin
gen, maar dat achterin een
bladzijde bevat met: Notities
voor Joppolo van Joppolo.
En deze heerlijke notities lui
den, kort om de hoek: „Gooi je
zelf niet weg. Wees altijd toe
gankelijk voor het publiek.
Houd er geen gunstelingen op
na. Spreek Italiaans wanneer
dat maar mogelijk is. Verlies je
kalmte niet. Als voorschriften
falen, improviseer". Kijk; en
met dat laatste regeltje her
schept hij de stad Adano tot ie
ders genoegen zelfs van zijn
verveelde ondergeschikten
van een armoedige vuile en be
drukte negorij tot een plaats,
waar de kinderen en zelfs de
volwassenen weer lachen, waar
behoorlijk voedsel, genoeg wa
ter, orde en recht voor allen en
zelfs, o mirakel der mirakelen,
een klok in de toren zijn weer
gekeerd een klok, die einde
lijk, als het bevrijde hart van
Adano zelf, helder hangt te
zingen.
MaarK hij tekent er tegelijk
zijn eigen vonnis mee. Want hij
is militair en als militair be
hoort hij geen hart te hebben,
geen intuïtie voor de gevoelens
van zijn „onderdanen", geen
persoonlijk inzicht en geen be
reidheid tot charmant en humo
ristisch inmproviseren. Hij be
hoort alleen maar, tot het bitte
re eind, te gehoorzamen aan
voorschriften, ook als die vol
strekt stompzinnig zijn en uit
gevaardigd door een incompe
tente en verwaten superieur in
een aanval van uitzonderlijk
slecht humeur.
De klok luidt boven een ge
lukkig Adano, maar Majoor
Joppolo, met zijn geschilderd
portret onder de arm, wordt
teruggestuurd naar Algiers:
wegens het opzettelijk en zon
der overleg herroepen van be
velen, uitgevaardigd door de
generaal M
Het is goed zulke dingen nog
eens met aandacht te lezen,
weet u in een tijd waarin ge
neraals en voorschriften en mi
litaire noodzaak weer gewichti
ger dreigen te worden dan
klokken, en alles waarvan zij
het symbool zijn: vrede en lie
felijkheid en cultuur en de har
telijke gezindheid van mens tot
mens.
SASKIA.
Harmonie van film
en toneel.
Waarlijk grote kunst
oorspronkelyke toneelwerk op de
planken had: alle dogma's ten spyt
dus wel degeiyk filmkunst
Deze film dankt haar hoge peil
aan de samenwerking van drie
kunstenaars: de toneelschrijver Te
rence Rattigan de acteur Michael
Redgrave en de regisseur Anthony
Asquith. Rattigan schreef „The
Browning Version" oorspronkelijk
voor het toneel in de vorm van een
korte één-acter: een byzonder sterk
werkje, dat by de opvoeringen te
Londen groot succes oogstte. Hij
heeft het gegeven opnieuw bewerkt
voor de film en dan zo, dat men bij
het zien van de film geen ogenblik
de indruk krijgt met een uitgespon
nen kort toneelstuk te doen te heb
ben; de filmversie heeft een kern
achtigheid en zeggingskracht, die
volkomen verantwoord zijn.
Hoofdfiguur in Rattigan's stuk
en scénario is een moegewerkte le
raar aan een jongenskostschool,
Crocker-Harris, die gedwongen is
van school te verandex-en en tot het
inzicht komt als paedagoog volko
men mislukt te zijn. Daarmee hangt
samen de mislukking van zijn huwe
lijk met een jongere, alleen in ter
men van materieel geluk denkende
vrouw, die geestelijk niet bü hem
past en haar onbevredigd-zyn op
hem wreekt. Met haar ontrouw,
waarin hij allang berust heeft, tracht
zij haar man te kwetsen, de genade
slag brengt zij hem echter toe op de
laatste schooldag, wanneer een en
kele leerling de scheidende leraar
het gevoel bezorgt, niet geheel voor
niets gewerkt te hebben, door hem
uit medelijdende waardering een
klein geschenk (een vertaling door
Brownxng van de Agamemnon) aan
te bieden: de vrouw wil dan haar
man duidelijk maken, dat dit
schenk slechts als hoon en een
spotting bedoeld is.
Crocker-Harris, die dan alle ge
loof in zichzelf verloren heeft, her
vindt ten slotte toch zyn gevoel van
eigenwaarde in een houding van
strijdbaar aanvaarden van de verne
deringen in het leven.
En daar krygt dan deze figuur een
indrukwekkende tragische groot
heid.
STERKE ROL.
Michael Redgrave speelt deze zie
lige, wat verharde en in zfln mense
lijke kleinheid toch imponerende le
raarsfiguur met een intense geladen
heid; een der mooiste en sterkste
vertolkingen, die we de laatste jaren
in een film zagen. En wie deze nog
jonge acteur in het zojuist geëindig
de Holland-Festival hier zag optre
den, begrijpt niet hoe diezelfde Red
grave zonder enige make-up, be
halve wat grijzend gemaakt haar en
een bril in deze film zo ten voe
ten uit deze oude, getrapte, teleur
gestelde man werkelijk levend wist
te maken. Tegenover hem geeft
Jean Kent ten volle de moreel ge
schokte niet alleen weerzin-, maar
ook deernis-wekkende echtgenote te
zien. Verder zjjn er nog voortreffe
lijke vertolkingen o.a. van Nigel
Patrick als haar minnaar en van de
jeugdige Brian Smith als de leerling
Taplow.
Anthony Asquith heeft „The
De onschuld.
De dikke verdachte kwam de zo
merse rechtszaal «tinnen in 'n hèl-
blauwe trui van dikke wol. Hij droeg
een zwart petje in de eerbiedige han
den en zijn verdere stoffelijke delen
waren omhuld door een broek van
bruine manchester. Ik mag er geen
eed op doen, maar ge moogt op mijn
gezondheid aannemen, dat de bolle
man voorts nog een jaeger borstrok
droeg en een gebreide onderbroek met
een dubbel kruis tegen het kouvat
ten. Voorwaar, deze blozende zondaar
maakte de indruk van Oudhollandse
degelijkheid, zoals ze u tegenstraalt
van de puien der boerenleenbanken en
van de gezichten dier fi'isse kinderen,
wier moedex-s meer naar de groene
zeep dan naar de lippenstift grijpen.
Jawel dezulken worden schaars, maar
hosanna in de keuken! ze zijn
d'r nog!
Deze goedgeklede, wclgebuikte Ja
cobus D. had dus zijn uiterlijk mee.
Maar hij had de dagvaarding tegen.
Er waren planken en balken gestolen
en die waren tei-uggevonden op zijn
erf, verborgen achter het schuurtje.
Ik ben kompleet onschuldig, ik
snap er niks van en ik weet er niks
van en ik wil d'r perséé niks mee te
maken hebben vanwege me goeie
naam.
De rechter keek de verdachte 's
even aan en las toen een paar regel
tjes van 't strafblad. Dat was drie
maal diefstal, tweemaal belediging en
een mishandeling fris van de lever.
Ik wil niets van uw eergevoel
zeggen, sprak de Kadi, maar wat ik
hier voorlees, dat zijn toch feiten,
nietwaar
De man trok zyn manchester broek
eens op en zei, dat het ene feit het
andere niet was.
Hoe kwam dat gestolen hout
achter uw schuurtje te liggen?, wilde
de rechter weten.
Juist!, zei de dikke met grote
verheffing van stem. Juist!, dat is
nou maar sjuridies de vraag. Als ik
wist wie me dót geflikt heit, dan
sting ik hier morgen voor moord.
Wie me dót geleverd heit, is ze leven
geen dag meer zeker!
Kom. kom, filosofeerde de rech
ter, zoejet u nou niet teveel naar de
splinter in andermans oog zonder te
kijken naar de balk op uw erfje
De dikke kon deze fijnzinnigheid
glad niet waarderen. Dat hout had
daar gelegen, welzeker, dat was ge-
konsteteerd, dat mocht gezeld, maar
wat bewéés dat nou? Wat zei dat nou
sjuridies zogezeid
Verdenkt u iemand?, viste de
rechter, maar de verdachte schudde
mistroostig het hoofd, Nee, hij had
zich gek geprakkezeerd, nachten
wakker liggend, wie 'm dót nou ge
flikt had. Wót een rötstreek
Er kwam een getuige, die gelóófde
gezien te hebben, dat Jacobus met
planken liep te sjouwen, maar het
was een donkere avond geweest en
het regende dat het klapte, met per
missie. Nee, vastigheid had 'ie niet.
't Kon Jacobus geweest zijn, maar
om dat nou te zweren, nee
Het bleek dat de getuige bij de po
litie heel wat positiever was geweest.
Maar de eed maakte hem zéér voor
zichtig.
En zo moest de rechter, nadat de
officier zonder een zweem van twij
fel drie maanden had geëist, met te
genzin tot vrijspraak concluderen.
Dank u wel. zei de dikke. Recht
is recht! En goeiemi/ddag samen.
Maar er kwam van achter de groene
tafel geen wedergroet
De Duitse minister van verkeer, dr.
Hans Seebohm. bracht Donderdag een
bezoek aan zijn Nederlandse ambtgenoot
minister H. H. Wemmers. Er werden di
verse algemene verkeersvraagst ukken,
speciaal met het oog op het Europese
verkeersbeleid, besproken.
Browning Version" met zeer veel ge
voel voor sfeer verfilmd in sobere
realistische trant. De film heeft
zeer zeker enkele zwakheden maar
over het algemeen ls ze een in
drukwekkend getuigenis geworden
van een harmonisch huwelyk tussen
toneel en filmkunst. Er zit een mee
slepende, haast obsederende stuwing
in het geheel, dat vol fijnzinnig ge
plaatste détails werd opgebouwd tot
een film van grote aangrijpende
kracht, waarvan de toeschouwer diep
onder de indruk geraakt.
LONG-SHOT.