„Met eervol ontslag" Stilleven„Vrou w-met-PenseeF' op het Americain-terras Verkeersongevallen veroorzaakt door dieren Van Vrouw tot Vrouw Op 'i Matje I 4 PROVINCIALE ZE EOW SE COORANT ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1951 AMSTERDAMS PODIUM Een jonge vrouw zag het Leidseplein, doch De dag was nog niet len einde en de avond nog niet begonnen. Het was dat aarzelende, weifelende uur van Amsterdam, met boven het Leidseplein ragfijne schermen cellofaanachtlg brons-bruin licht. Vreemd licht. Myste rieus licht. Niemand die het kan weergeven in woorden of met kleur. Rem brandt kon het en hjj was er bezeten van. Op het terras van Americain zat wat publiek. Een zonderling mixture van volksgenoten en wat vreemde lingen. Benevens wat levend meubilair van Stadsschouwburgen omliggende theatertjes. Cor Hermus las een avondblad of deed alsof. Eduard Verkade, alsmaar dromend over Hamlet, ging verloren en in zichzelf gekeerd voorbij. Een gezin zat ijs te eten. Een journalist was bezig een stukje te schrijven over iets. Twee jonge luitenants zaten ernstig achter twee flesjes tonic-met- een-schyfje. En in dc hoek, vlak bjj de ingang naar het restaurant, zat dat meisje. Ten slotte waren ook wjj er. Het is over dat meisje, dat wfl vandaag Iets willen zeggen. Het is niet iets belangrijks, maar we konden het toch om de een of andere reden niet in de pen houden. Haar haar was zwart en zwart wa ren ook haar ogen en haar wimpers Zwart de lange, misschien iets tè lange, oorhangers. Wij waren blijk baar even na haar op dat terras ge komen, want toen wy bestelden, kreeg zij haar kleintje koffie. Het viel ons op dat ze de kellner niet zag. Ze was duidelijk zichtbaar ver weg met haar gedachten, hetgeen niets vreemds is op het terras van Ameri cain. Wij lazen een krant, maar af en toe keken wij naar het meisje. Het was alsof ze bezig was met iets daar op het Plein. Ze keek naar de over kant en aldoor naar hetzelfde punt. Ineens greep ze een grote tas. diep te daaruit op een klein, handig inkt potje. een ragfijn penseeltje en begon tc tekenen. Ook dót is niets vreemds op het terras van Americain: men kan dat iedere dag daar meemaken. Wij konden van onze plaats net een stukje van het schetsblok zien, waarvan het bovenste blad zich ging vullen met snelle, neurveuze penseel streken. Het penseel danste en slier de over het papier en wel zo snel, dat wij begrepen dat dat meisje een artiste was. Dat haden we al kunnen weten, trouwens, door haar vreemde en kleurige kledingcombinatie. Van de honderd vrouwen zouden er om trent de vyf en negentig bespottelijk en ordinair mee hebben uitgezien. Zij niet. Zij mocht en kon al dat fels en hards en kleurigs dragen omdat ze het nu eenmaal op een bepaalde ma nier droeg. Hoevergeef me, ik kan het niet beschrijven. Maar man nen zullen het wel begrijpen. Vrou- en nóg beter. Zo tekende die jonge, donkere, kleu rige artiste iets van het Leidseplein, dat daar lag te dromen in al dat bronsbruin avondlicht. Zij was haar koffie allang vex-geten. Zoals wij vergaten de krant te lezen. Dat ging een half uur door. Verka de was al thuis en Hermus zojuist met hoog opgetrokken schouders heengegaan. De journalist zat ver moeid. en vol met Weltschmerz voor zich uit te staren en de luitenants overwogen ernstig nóg een tonic met-schijfje te nemen. Zij tekende al die tijd door. Streek na streek en lijn na lijn met dat klei ne, dunharige penseel, die haast een pen was, zo scherp. Een dansend, vi brerend, deinend penseel over het stug en levenloos papier. We vroegen ons af hoe lang dat door zou gaan en hielden haar kopje koffie in het oog. Dat moest nu steenkoudzijn. Maar misschien hield ze wel alleen van zulke koffie. Ze was tenslotte geen doorsnee-meisje maar artiste. Het was niet moeilijk dat te zien. Omdat ze als een vioolsnaar gespan nen was Ze was in trance en zicht baar geïnspireerd. Op het Plein, en op het licht boven het Plein. Waarschijn lijk wilde ze dat licht grijpen, vast houden, om het daarna stevig aan dat papier te kluisteren. Ineens stond ze op en voor het eerst kon ik haar recht in het ge zicht zien. Dat was geen plezierig gezicht. Het had niets jongs meer en niets liefs. Het was een hard gezicht en zowel de wanhoop als de teleur stelling stonden er diep ingebijteld. Ze rukte het bovenste vel van het blok. frommelde het tot een balletje in elkaar, en stak het in de tas. Ze deed het kui-kje op 't flesje met Oost- Indische inkt en stopte gejaagd het penseel weg. Ze pakte een kleine portemonnaie en gooide wat geld op het schoteltje van het koude kopje koffie. Ze greep haar tas en liep weg, het Plein op. Ze verdween in de richting van de Leidsegracht. Niemand had er op gelet. De ijs- eters niet, de tonic-luitenants niet, noch de tx-ieste journalist, die aan zichzelf al meer dan genoeg scheen te hebben. Wat overbleef was een stilleven van een tafeltje met het ene, volle kopje koude koffie. Met ernaast een glaasje water en een bis cuit je. En een lege stoel. Het ging schemeren en ergens in de aandonkerende avond liep nu op de Leidsegracht een jonge artiste zonder veel hoop. Want in dat ge zicht was niet veel hoop meer over. Ondanks de agressieve oorhangers en die haast bi-utaal-bloedrode lin nen rok. Het was mislukt. En het was de mislukking, die met reuzen letters op dat gezicht gekoi-ven stond. Ze kon het niet. Ze greep dat Plein in de avond niet. Misschien de stenen van de gevels nog. Maar niét het licht. We hebben maar betaald en gin gen heen. Het was ineens niet goed meer, op het terras van Americain. Er was niets meer aan. Een paar neonbuizen smeulden K.N.A.C. zal dit vraagstuk bestuderen. (Van onze Haagse redactie) Den Haag, Aug. Het Is de K.N. A.C. opgevallen, dat in de statistie ken van de verkeersongevallen de dieren een grote rol spelen. Zowel ln binnen- als buitenland komt het vaak voor, dat dieren (in de steden meest al loslopende honden, op het platte land paarden) direct of Indirect by verkeersongelukken zUn betrokken, ze soms veroorzaken, dikwyis er het slachtoffer van zyn. Een enquête wees b.v. uit, dat ln een jaar tijds in Rotterdam bij 480 ongevallen dieren betrokken waren. In Utrecht beliep dit aantal 175. In kleinere plaatsen zyn de aantallen natuurlijk kleiner: Wassenaar 50, Zwolle 25, Almelo 25, Woensdrecht 25. Leeuwarden 5 en Harderwyk 5. Het opvallende verschil tussen Woensdrecht en Harderwyk is waar schijnlijk te wijten aan het feit, dat door de eerste gemeente een grote verkeersweg loopt. De K.N.A.C., overwegende dat het wellicht mogelijk zal zyn, in het be lang van mens en dier, het aantal ongevallen, waarbij dieren betrokken zyn. te doen verminderen, heeft zich in verbinding gesteld met de Neder landse Vereniging tot bescherming van dieren en daar uiteraard onmid dellijk alle medewerking ondervon- C eTezamen hebben de Dierenbescher ming en de K.N.A.C. het „Comité Dieren in het Wegverkeer" opgericht, welk comité dit vraagstuk in studie zal nemen. Het secretariaat van het comité Is gevestigd: Lange Vijver berg 10, Den Haag. langs de gevels aan. De betovering brak en het goede, nobele licht van Amsterdam, tussen de late dag en het aanrypen van,de nacht, stierf. Het was weer avond. ANTHONY VAN KAMPEN. Onderzoek naar schipbreuk mr. J. A. W. Burger. De waarnemend inspecteur-gene raal voor de Scheepvaart, de kapitein ter zee buiten die :t C. Moolenburgh. heeft een onderzoek gelast ln zake het vergaan van het jacht „Caro". waarmee mr. J. A. W. Burger, lid der Tweede Kamer en oud-minister van Binnenlandse Zaken, Zaterdagavond te Scheveningen schipbreuk heeft ge leden, aldus verneemt De Telegraaf. Onderzocht zal worden, waarom mr. Burger, toen het weer ongunstig werd, niet de haven van Hellevoet- sluis of Hoek van Holland is binnen gelopen en wat de oorzaak is, dat het jacht benoorden de havenpier te Scheveningen op de basaltblokken te rechtkwam. Voorts zal het onderzoek zich uitstrekken tot de lading, die het schip aan boord heeft gehad, aldus nog steeds genoemd blad. Een bommenwerper B-50 van de Amerikaanse luchtstrijdkrachten stortte kort na het vertrek van het vlieg veld nabij Seattle neer. De machine kwam op een huis terecht en vloog in brand. Negen personen werden ge dood en twaalf liepen verwondingen op. Men vreest echter dat het aantal slachtoffers hoger zal zyn. Op de foto zien we de brandende resten van het vliegtuigi Brandweerlieden zyn bezig het vuur te bestreden. DE TIENDE MUZE zoals men de filmkunst pleegt te noemen is nog jong: de filmtechniek bestaat amper een halve eeuw en eerst sinds een vUf en twintigtal jaren is by het experimenteren met de film het begrip kunst aan de orde. In deze vyf en twintig jaren is er een felle en nog niet volstreden stryd gestreden om algemeen erkenning te verwerven voor dc film als kunstvorm, evenwaardig aan andere vormen van kunst zoals dans, muziek, toneel, beeldende kunst en literatuur. Vaak stuitte men daarbij op een vooroordeel, dat film alleen maar techniek zou zyn (en daarom dan géén kunst) of teveel bij andere kunsten zou aanleunen, i.e. tonee) en lite ratuur, om als zelfstandige kunstvorm te kunnen gelden. Dergeiyke voor oordelen hebben by de verdedigers van de filmkunst ook weer tot vooroor delen geleid en zo hoort men vaak als dogma verkondigen, dat een film eerst dan pas werkeiyk kunst is, wanneer ze vry is gehouden van iedere bemoeiing met andere kunsten. En in het byzonder predikt men dan wel, dat een film, die sterk beheerst wordt door het toneel, geen kunst kan zyn. De verdedigers van een dergelijk standpunt erkennen het bestaan van filmkunst alleen maar bij de gratie van camei-a-instelling, beeldvlakcom positie, bèeldrhythmen en montage- dynamiek, alles beheerst door één en kele kunstenaar de regisseur, die dan moet volstaan met zich te be dienen enkel van de uitdrukkingsmo gelijkheden van de film. Hoe zinloos en eenzijdig een dergelijk dogma tisch standpunt kan zijn, bewijst duidelijk de film „The Browning Vei-sion" („Met eervol ontslag"), een rolprent, die- volgens het dogma geen fimkunst kón zijn, omdat daar in het aandeel van literator en ac teur bepaald niet ondergeschikt is aan dat van de regisseur. Niettemin blijkt „The Browning Version" een zeer aangrijpend werk, dat men zon der enige twijfel kunst moet heten. Daarbij is het een kunstwerk, dat juist door de mogelijkheden van de filmtechniek een byzonder intense werking kon krijgen, sterker dan hel Alle mensen die mij aardige en uitvoerige brieven hebben geschreven met aan het eind de vraag: hoe Saskia daar nu over denkt? willen misschien nog wel een weekje of wat geduld hebben. Dit is geen tijd voor problemen, weet u. Dit is een tijd. om in een ligstoel, languit op een grasveld, te mijmeren over de vele genoeglijkheden des levens die ons altijd nog gebleven zijn, zoals een schut ting vol klimrozen, een hemel van het blauwste blauw en een moot, hartverwarmend boek. Die laatste zijn er werkelijk nog en zelfs meer dan u denkt, al moet u er teel af en toe met een lantarentje naar zoeken. Als ik er ditmaal één ietwat ondeugend onder uw aandacht schuif, is dat in de eerste plaats omdat ik zelf zo aan dat boekje verknocht ben. En bovendien, omdat het, voor ons vrouwen speciaal, heel goed is dit soort boekjes vooral niet te vergeten. Ik zal u straks zeggen, waarom Maar eerst moet ik het ple zier hebben u iels van het ver haal te vertellen. „Een klok voor Adano" door John Hersey en als u nu maar over het kleinste greintje fantasie be schikt hoort u onmiddellijk dat hier iets heel charmants staat te gebeuren. De titel van het En gels origineel, dat hier naast mij ligt, heeft nog iets meer melo die: „A bell for Adano". Een „klok" is een nuttig voorwerp, allereerst bestemd om de tijd aan te wijzen, eenvoudig door te slaan; er zit iets mannelijks in het woord. Maar een „bell" is wat lichter, wat romantischer, wat vrouwelijker. En „bell" be hoort ergens, hoog in een witte slanke toren, met muzikale vro lijkheid te klepelen in de fijne zuivere atmosfeer van een Ita liaanse dag. Dat is ook precies wat er ge beurt in de laatste regels van het verhaal, als de „bell" einde lijk op haar plaats hangt, na een dikke twee honderd pagi na's verwikkelingen „Het was een mooi ge luid in de zomerlucht. De toon was goed en moest wel luid geweest zijn dat men die zó ver horen kon. Alleen maar een klok", zei de chauf feur. „Dat zal elf uur zijn'. „Ja", zei de Majoor. Hij keek over de heuvels naar de zee, en de dag was zo helder als de klank van de klok zelf, maar de Majoor kon niet erg helder horen of denken. „Ja", zei hij, „elf uur". En als tl zover gekomen bent met lezen, laat u het boek op uw schoot liggen en staart peinzend voor tt uit, met het spijtig gevoel dat u hier af scheid moet nemen van een ge beuren, even kleurrijk en dra matisch, zij het in het klein, als het leven zelf maar bovenal: afscheid van een eenvoudig, be minnelijk en rechtschapen mens. En dat de kleine Italiaanse stad Adano, die op dit onverwachte melodieuze luiden uitloopt om met open mond op de piazza naar het ongedachte wonder in de klokketoren van het stad huis te staren dat deze kleine gemeenschap met al haar heb belijkheden en charmes onver biddelijk haar beste vriend ver loren heeft. Neen, ik zal u het verhaal niet in finesses vertellen. Het ver haal van deze jonge Ameri kaanse majoor Victor Joppolo, een onmiskenbare Italiaan, on danks zijn uniform, die bij de bevrijding van een havenstadje de opdracht krijgt hier als „Town-major" het burgerlijk oppergezag uit te oefenen. Hij is een mens met gebreken zo goed als deugden, maar met een warm hart voor de wezen lijke belangen van de mensen, die, in zijn persoon, worden toe vertrouwd aan de zorg van een zo onpersoonlijk en mechanisch reagerend organisme als een be zettingsleger. En de tweeslach tigheid van zijn positie: mens en tegelijk militair zijn (welke tenslotte, na een conflict waar in hij moedig besluit mens te blijven, op zijn ontslag uitloopt) wordt in het verhaal met stille humor gedemonstreerd door de openingsscène. Majoor Joppolo, zittend aan een enorm gebeeldhouwd schrijfbureau in een immense met marmer bevloerde, met brocaat behangen zaal in het verlaten stadhuis van Adano, probeert eerst plichtsgetrouw de eindeloze reeks militaire voor schriften door te lezen, die be stemd zijn als: Instructies aan officieren voor burgerlijke za ken. Maar de lijst is zo lang en de dag is zo warm, en het stadje rondom zo stil, met hier en daar lijken in de uitgestorven straten dat hij het stapeltje papieren opneemt, in tweeën en daarna in vieren scheurt, verfrommelt en in de prullemand gooit. Om daarna uit zijn actetas een noti tieboekje op te diepen, eveneens vol aantekeningen over aller hande bxirgerlijke voorzienin gen, maar dat achterin een bladzijde bevat met: Notities voor Joppolo van Joppolo. En deze heerlijke notities lui den, kort om de hoek: „Gooi je zelf niet weg. Wees altijd toe gankelijk voor het publiek. Houd er geen gunstelingen op na. Spreek Italiaans wanneer dat maar mogelijk is. Verlies je kalmte niet. Als voorschriften falen, improviseer". Kijk; en met dat laatste regeltje her schept hij de stad Adano tot ie ders genoegen zelfs van zijn verveelde ondergeschikten van een armoedige vuile en be drukte negorij tot een plaats, waar de kinderen en zelfs de volwassenen weer lachen, waar behoorlijk voedsel, genoeg wa ter, orde en recht voor allen en zelfs, o mirakel der mirakelen, een klok in de toren zijn weer gekeerd een klok, die einde lijk, als het bevrijde hart van Adano zelf, helder hangt te zingen. MaarK hij tekent er tegelijk zijn eigen vonnis mee. Want hij is militair en als militair be hoort hij geen hart te hebben, geen intuïtie voor de gevoelens van zijn „onderdanen", geen persoonlijk inzicht en geen be reidheid tot charmant en humo ristisch inmproviseren. Hij be hoort alleen maar, tot het bitte re eind, te gehoorzamen aan voorschriften, ook als die vol strekt stompzinnig zijn en uit gevaardigd door een incompe tente en verwaten superieur in een aanval van uitzonderlijk slecht humeur. De klok luidt boven een ge lukkig Adano, maar Majoor Joppolo, met zijn geschilderd portret onder de arm, wordt teruggestuurd naar Algiers: wegens het opzettelijk en zon der overleg herroepen van be velen, uitgevaardigd door de generaal M Het is goed zulke dingen nog eens met aandacht te lezen, weet u in een tijd waarin ge neraals en voorschriften en mi litaire noodzaak weer gewichti ger dreigen te worden dan klokken, en alles waarvan zij het symbool zijn: vrede en lie felijkheid en cultuur en de har telijke gezindheid van mens tot mens. SASKIA. Harmonie van film en toneel. Waarlijk grote kunst oorspronkelyke toneelwerk op de planken had: alle dogma's ten spyt dus wel degeiyk filmkunst Deze film dankt haar hoge peil aan de samenwerking van drie kunstenaars: de toneelschrijver Te rence Rattigan de acteur Michael Redgrave en de regisseur Anthony Asquith. Rattigan schreef „The Browning Version" oorspronkelijk voor het toneel in de vorm van een korte één-acter: een byzonder sterk werkje, dat by de opvoeringen te Londen groot succes oogstte. Hij heeft het gegeven opnieuw bewerkt voor de film en dan zo, dat men bij het zien van de film geen ogenblik de indruk krijgt met een uitgespon nen kort toneelstuk te doen te heb ben; de filmversie heeft een kern achtigheid en zeggingskracht, die volkomen verantwoord zijn. Hoofdfiguur in Rattigan's stuk en scénario is een moegewerkte le raar aan een jongenskostschool, Crocker-Harris, die gedwongen is van school te verandex-en en tot het inzicht komt als paedagoog volko men mislukt te zijn. Daarmee hangt samen de mislukking van zijn huwe lijk met een jongere, alleen in ter men van materieel geluk denkende vrouw, die geestelijk niet bü hem past en haar onbevredigd-zyn op hem wreekt. Met haar ontrouw, waarin hij allang berust heeft, tracht zij haar man te kwetsen, de genade slag brengt zij hem echter toe op de laatste schooldag, wanneer een en kele leerling de scheidende leraar het gevoel bezorgt, niet geheel voor niets gewerkt te hebben, door hem uit medelijdende waardering een klein geschenk (een vertaling door Brownxng van de Agamemnon) aan te bieden: de vrouw wil dan haar man duidelijk maken, dat dit schenk slechts als hoon en een spotting bedoeld is. Crocker-Harris, die dan alle ge loof in zichzelf verloren heeft, her vindt ten slotte toch zyn gevoel van eigenwaarde in een houding van strijdbaar aanvaarden van de verne deringen in het leven. En daar krygt dan deze figuur een indrukwekkende tragische groot heid. STERKE ROL. Michael Redgrave speelt deze zie lige, wat verharde en in zfln mense lijke kleinheid toch imponerende le raarsfiguur met een intense geladen heid; een der mooiste en sterkste vertolkingen, die we de laatste jaren in een film zagen. En wie deze nog jonge acteur in het zojuist geëindig de Holland-Festival hier zag optre den, begrijpt niet hoe diezelfde Red grave zonder enige make-up, be halve wat grijzend gemaakt haar en een bril in deze film zo ten voe ten uit deze oude, getrapte, teleur gestelde man werkelijk levend wist te maken. Tegenover hem geeft Jean Kent ten volle de moreel ge schokte niet alleen weerzin-, maar ook deernis-wekkende echtgenote te zien. Verder zjjn er nog voortreffe lijke vertolkingen o.a. van Nigel Patrick als haar minnaar en van de jeugdige Brian Smith als de leerling Taplow. Anthony Asquith heeft „The De onschuld. De dikke verdachte kwam de zo merse rechtszaal «tinnen in 'n hèl- blauwe trui van dikke wol. Hij droeg een zwart petje in de eerbiedige han den en zijn verdere stoffelijke delen waren omhuld door een broek van bruine manchester. Ik mag er geen eed op doen, maar ge moogt op mijn gezondheid aannemen, dat de bolle man voorts nog een jaeger borstrok droeg en een gebreide onderbroek met een dubbel kruis tegen het kouvat ten. Voorwaar, deze blozende zondaar maakte de indruk van Oudhollandse degelijkheid, zoals ze u tegenstraalt van de puien der boerenleenbanken en van de gezichten dier fi'isse kinderen, wier moedex-s meer naar de groene zeep dan naar de lippenstift grijpen. Jawel dezulken worden schaars, maar hosanna in de keuken! ze zijn d'r nog! Deze goedgeklede, wclgebuikte Ja cobus D. had dus zijn uiterlijk mee. Maar hij had de dagvaarding tegen. Er waren planken en balken gestolen en die waren tei-uggevonden op zijn erf, verborgen achter het schuurtje. Ik ben kompleet onschuldig, ik snap er niks van en ik weet er niks van en ik wil d'r perséé niks mee te maken hebben vanwege me goeie naam. De rechter keek de verdachte 's even aan en las toen een paar regel tjes van 't strafblad. Dat was drie maal diefstal, tweemaal belediging en een mishandeling fris van de lever. Ik wil niets van uw eergevoel zeggen, sprak de Kadi, maar wat ik hier voorlees, dat zijn toch feiten, nietwaar De man trok zyn manchester broek eens op en zei, dat het ene feit het andere niet was. Hoe kwam dat gestolen hout achter uw schuurtje te liggen?, wilde de rechter weten. Juist!, zei de dikke met grote verheffing van stem. Juist!, dat is nou maar sjuridies de vraag. Als ik wist wie me dót geflikt heit, dan sting ik hier morgen voor moord. Wie me dót geleverd heit, is ze leven geen dag meer zeker! Kom. kom, filosofeerde de rech ter, zoejet u nou niet teveel naar de splinter in andermans oog zonder te kijken naar de balk op uw erfje De dikke kon deze fijnzinnigheid glad niet waarderen. Dat hout had daar gelegen, welzeker, dat was ge- konsteteerd, dat mocht gezeld, maar wat bewéés dat nou? Wat zei dat nou sjuridies zogezeid Verdenkt u iemand?, viste de rechter, maar de verdachte schudde mistroostig het hoofd, Nee, hij had zich gek geprakkezeerd, nachten wakker liggend, wie 'm dót nou ge flikt had. Wót een rötstreek Er kwam een getuige, die gelóófde gezien te hebben, dat Jacobus met planken liep te sjouwen, maar het was een donkere avond geweest en het regende dat het klapte, met per missie. Nee, vastigheid had 'ie niet. 't Kon Jacobus geweest zijn, maar om dat nou te zweren, nee Het bleek dat de getuige bij de po litie heel wat positiever was geweest. Maar de eed maakte hem zéér voor zichtig. En zo moest de rechter, nadat de officier zonder een zweem van twij fel drie maanden had geëist, met te genzin tot vrijspraak concluderen. Dank u wel. zei de dikke. Recht is recht! En goeiemi/ddag samen. Maar er kwam van achter de groene tafel geen wedergroet De Duitse minister van verkeer, dr. Hans Seebohm. bracht Donderdag een bezoek aan zijn Nederlandse ambtgenoot minister H. H. Wemmers. Er werden di verse algemene verkeersvraagst ukken, speciaal met het oog op het Europese verkeersbeleid, besproken. Browning Version" met zeer veel ge voel voor sfeer verfilmd in sobere realistische trant. De film heeft zeer zeker enkele zwakheden maar over het algemeen ls ze een in drukwekkend getuigenis geworden van een harmonisch huwelyk tussen toneel en filmkunst. Er zit een mee slepende, haast obsederende stuwing in het geheel, dat vol fijnzinnig ge plaatste détails werd opgebouwd tot een film van grote aangrijpende kracht, waarvan de toeschouwer diep onder de indruk geraakt. LONG-SHOT.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1951 | | pagina 6