In 1365 werden in Vlissingen reeds vissersschepen gebouwd JIMMY BROWN, sportheld no. 7 ATTILA, KONING DER HUNNEN, BIJ PARIJS NEERGESLAGEN I LEVENSVERZEKERINGSGELDEN DINSDAG 14 AUGUSTUS 1951 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT GESCHIEDENIS VAN DE ZEEHONDENWERF Later ook voor marine, kaapvaart, koopvaardij en walvisvangst Wanneer men over Vlissingen en de scheepsbouw spreekt of schrijft, denkt men In het algemeen ln de eerste plaats aan „De Schelde". Nie mand zal zich hierover verbazen, want het enorme scheepsbouwbedrijf, dat reeds zo menig trots zeekasteel voor Nederlandse of buitenlandse rederijen afleverde, bepaalt eigenlijk het karakter van de Vllssingse sa menleving in veel belangrijker mate dan welk ander bedrijf ook. Wat do Philips Is voor Eindhoven, ls „De Schelde" voor Vlissingen. En toch is er in Vlissingen ook buiten „De Schelde" nog scheepsbouw. Scheepsbouw van een geheel eigen aard zelfs, ln alle bescheidenheid be dreven op een plaats, waar volgens de oude stadsarchieven vele eeuwen achtereen de scheepstimmerlieden hun bedrijf uitoefenden. Onlangs heeft de heer W. de Bruine, archivaris der gemeente Vlissingen, op verzoek van de eige naren van de ,,Zeehondenwerf", een onderzoek in de archieven ingesteld en zijn rapport vermeldt tal van inte ressante bijzonderheden, die toch wel waard zijn eens aan de vergetelheid te worden ontrukt. Het scheepstimmerbedrijf is in Vlissingen reeds zeer vroeg uitge oefend. Waarschijnlijk is men begon nen met het bouwen van vissers schepen voor de haringvaart, maar in 1365 vermeldt de kroniekschrij ver toch reeds, dat hier ook koop vaarders werden gebouwd, die op Frankrijk, Engeland en de Oostzee landen voeren. Toch kan er toen nog geen scheepsbouw zijn geweest op de plaats, waar nu de Zeehondenwerf ligt, want de z.g. Engelse Haven werd pas in 1444 gegraven. Al spoe dig daarna kwamen echter aan de Zuidzijde enkele scheepswerven en deze moeten zelfs vrij grote schepen hebben afgeleverd. In het gemeente-archief bevindt zich een brief uit het jaar 1570, waarin de landsoverheid burgemees ter en schepenen gelast onmiddellijk 'vijftien scheepstimmerlieden naar Arnemuiden te zenden om de sche pen gereed te maken, waarmede de Koningin d.w.z. de gemalin van Philips II naar Spanje zou ver trekken. Men neemt aan, dat dit timmerlieden zijn geweest van de latere Zeehondenwerf, die dus reeds over vrij veel personeel moet hebben beschikt. VOOR DE MARINE. Na de opstand tegen Spanje nam de scheepsbouw in Vlissingen sterk toe en in 1574 verleende Prins Wil lem van Oranje aan de stad zelfs een privilege, waarbij haar werd toegestaan de stad en de havens uit te breiden om de scheepsbouw be ter te kunnen beoefenen. In deze tijd kwam ook de bouw van oorlogssche pen meer op de voorgrond: die voor de Admiraliteit en voor de stad kregen voorrang voor de voor par ticulieren bestemde schepen. Wanneer we de bekende kroniek schrijver Bor mogen geloven, heb ben zich bij de oorlogsvloot der Ne derlanden in de zestiende en zeven tiende eeuw reeds zeer vele in Vlis singen gebouwde schepen bevonden. Ook kaperschepen waren nog al eens van de Vlissingse werven afkomstig. De bloeitijd van de scheepsbouw in Vlissingen lag in de zeventiende eeuw; er lagen toen werven aan de Engelse haven, maar ook aan de la ter gegraven Oosterhaven, dus op de plaats waar men tegenwoordig de Houtkade en het Stadhuis vindt. De grote bloei van de kaapvaart in de eerste helft van de zeventiende eeuw was aan deze bedrijvigheid natuurlijk niet vreemd. Ook de West-Indische Compagnie heeft in Vlissingen schepen laten bouwen, waarschijnlijk op de plaats, waar nu de hellingen van „De Schel de" liggen. De schepen van de ge broeders Lampsins, die eveneens op de West voeren, kwamen echter van de werf aan de Engelse haven, juist tegenover het huis, waar de ver maarde Cornelis Lampsins woonde. WALVISVAARDERS. De walvisvaart is al evenzeer van Vlissingen uit beoefend en ongetwij feld heeft men hier dus ook wal visvaarders gebouwd of verbouwd. De vondsten van walvisbeenderen in de omgeving van de Zeehondenwerf duiden hier overigens ook op. Na de zeventiende eeuw is het met de scheepsbouw in Vlissingen bergafwaarts gegaan. In 1746 waren er bijv. nog maar twee werven, waar van één eigendom moet zijn geweest van zekere Izaak Buusé, die in deze jaren steun van de stad nodig had om zgn helling te kunnen repare ren. In 1775 waren de werven en hellingen zelfs al eigendom van de stad geworden. Rond 1800 onder de Franse bezetting nota bene! waren het vooral Engelse scheeps bouwers, die op deze werven hun be drijf uitoefenden en voornamelijk kustvaarders voor de smokkelhandel op Engeland bouwden. Aan de andere kant liet Keizer Napoleon hier ook werken aan zijn „invasievloot" tegen Engeland. VERVAL EN HERSTEL. Het jaar 1811 bracht zelfs het tijdelijk einde van de oude scheeps timmerwerf aan de Engelse Haven en pas na de bevrijding en het her stel van het Nederlandse gezag wenden door de Engelse scheepsbou wers (o.a. Robert Freeman) en het stadsbestuur pogingen in het werk gesteld de hellingen te herstellen en net oude bedrijf weer nieuw leven in te blazen. Sinds 23 April 1816 is. dé stad eigenaresse van het ter rein, dat sindsdien aan scheepsbou wers werd verhuurd. Toen de werf in 1838 aan de Engelsman John Lowes werd verpacht, werd zij voor het eerst in de officiële stukken „Zeehondenwerf" genoemd, maar 't schijnt wel vast te staan, dat zij reeds veel vroeger zo werd genoemd. Hoe en wanneer deze naam ontstond viel tot dusver echter niet na te gaan. Na 1860 waren er zelfs geen vas te scheepsbouwers meer, doch werd de werf slechts naar behoefte in ge bruik uitgegeven. NIEUW LEVEN. Dit is tegenwoordig gelukkigweer anders en sinds 1945 is het de firma „Zeehondenwerf", die hier haar be drijf uitoefent; dat voor 'n belangrijk gedeelte bestaat uit de reparatie van visserschepen en jachten. Vooral sinds men hier beschikt over een modern uitgeruste sleephelling, waar op men in zeer korte tijd door mid del van een electrische lier de scheep jes op de wal kan zetten met twee of drie man in een half uur tje! worden hier vele reparaties* uitgevoerd en kan men zeggen, dat dit bescheiden bedrijf naast de gro te broer ,,De Schelde" mede op Vlis singen het stempel drukt van een stad van scheepsbouwers. 1500 JAAR GELEDEN Eerste treffen tussen Oost en West. Het was omstreeks de zomer van het jaar 451, toen dc Hunnenkoning Al-lila een aanval ondernam op West-Europa. In de Catalaunische vlakte ten Oosten van Parijs, ongeveer op de plaats waar thans C'halons sur Marne ligt, kwam het tot een bloedig treffen tussen Oost en West. Het eind van deze strijd was, dat de grote veldheer der Hunnen tot de aftocht gedwongen werd. Dat is dus nu 1500 jaar geleden. !c 'i I I 62 De aarde draait om haar as, dat weet tegenwoordig ieder kind. Iemand die met zijn voeten hoven op de Noord pool slaat draait dus in 24 uur één maal om, d.w.z. hij komt in die tijd in precies dezelfde stand te staan als hij oorspronkelijk stond. Datzelfde is het geval aan de eve naar; ook daar keert een bepaald piint na 24 uur in zijn oorspronkelijke stand terug. Maar dat punt heeft dan inmid dels 40.000 km. afgelegd. De draaiings snelheid, die precies op deiNoordpool 0 Icm. is, bedraagt aan de evenaar on geveer 1600 km. per uur. Wat er gebeurt, wanneer iets met een grote snelheid in het rond wordt geslingerd, weet ook iedereen: het heeft de neiging om uit zijn baan te vliegen. Denk maar aan de slinger, die losgelaten wordt! Nu heeft een mens op de evenaar ook de neiging om weggeslingerd te worden, maar de zwaartekracht van de aarde houdt hem gelukkig vast. Wan neer we ons indenken, dat de zwaarte kracht bijv. 100 is, en de kracht, die hem wil wegslingeren 10, dan blijft er altijd nog een kracht van 90 over die hem vasthoudt. Vrees behoeft die man aan de eve naar dus niet te hebben. Integendeel, hij kan zich gelukkig prijzen, want wanneer hij gaat hoogspringen, heeft hij maar een kracht van 90 te overwin, nen om van de grond te komen. Ter wijl de man aan de Noordplool een kracht van 100 moet teniet doen om zich in de lucht te kunnen verheffen. Al naar gelang men van de evenaar Noordelijker (of Zuidelijker) komt, moet men geleidelijk aan een grotere kracht dan 90 overwinnen, tot uitein- inn aVl de polen de volle last van ■tirmo^.worden overwonnen. Waaruit dus blijkt, dat spring-re cords thteoretisch alleen vergelijkbaar zijn, wanneer zij op dezelfde breedte worden behaald. Gelukkig dat dit alles slechts theorie is, want in de practijk is van die gro tere kracht die moet worden overwon nen, niets te bemerken. Dat blijkt wel daaruit, dat geen enkel hoogterecord ooit aan de evenaar werd gemaakt. Nu we het toch over springen heb ben, mag ik er misschien wel eens de aandacht op vestigen dat hagelstenen naar boven vallenvoor zij op de grond belanden! H. Pétillon. De tijd onmiddellijk voorafgaande aan de periode der Middeleeuwen is er een geweest van grote beroering. In de geschiedenis is deze bekend als de tijd der volksverhuizingen. Ger maanse stammen trokken naar West en Zuid en déden hevige aanvallen op het innerlijk verzwakte West Ro- neinse Rijk. Het hele Europa van die lagen was in beweging. Overal leerste onrust, onveiligheid en onze kerheid. Dat het Westen de onstuimige :racht der aanvallen van de Hunnen egers omstreeks een half millioen man tellende kon weerstaan, was te danken aan een zij het tijdelijke gezamenlijke krachtsinspanning. De onderline .twisten werden ge staakt en samen en in vereniging dwongen de legers van Romeinen, Galliërs en Germanen de gevreesde vijand tot de aftocht. Is er eigenlijk wel iets nieuws on der de zon? Ook thans weer is er een dreiging uit het Oosten, welke men door het beramen van gezamenlijke afweermaatregelen tracht te keren, nog vóór het te laat is. DE KOMST DER HUNNEN. Omstreeks het jaar 375 versche nen de Hunnen voor het eerst in Eu ropa. Het was een woest Mongools nomadenvolk, dat tengevolge van woelingen in zijn vaderland China moest wijken naar het Westen. De daar wonende volksstammen, verbijs terd door hun onstuimige en woeste kracht, werden op hun beurt voort gedreven of overmeesterd. Het waren halve wilden, deze Hun nen of Hiong-Nou. Eten, drinken en slapen deden ze te paard. Althans de mannen. Vrouwen en kinderen voer den ze mee in wagens. De naam van de grootste onder de Hunnen Attila zal voor altgd ln de geschiedenis voortleven. In 433 had hij met zijn broer Bleda van zijn oom Rugilas het toenmalige rijk, waarvan het centrum lag in de Hon gaarse laagvlakte, geërfd. Attila had een heerszuchtige na tuur; hij duldde niemand als zijn ge lijke naast zich. In 444 ruimde hij zijn broer dan ook door sluipmoord uit de weg. HEER EN MEESTER. De Hunnenkoning was ongetwijfeld een groot staatsman en strateeg. Hg slaagde er in een reusachtige volke renbond tot stand te brengen in een rijk, dat zich uitstrekte van de Wolga tot aan de oevers van de Rijn. DE GEWEIGERDE BRUTD. Na de veldtocht op de Balkan eiste Attila van de West Romeinse keizer Valentinianus diens zuster Honoria als bruid en de helft van het keizer rijk als bruidsschat. Toen dat gewei gerd werd, trok de Hunnenaanvoer- der met onweerstaanbare kracht over de Rijn, alles verwoestend wat op zijn weg kwam. Moord en plundering, roof en brandstichting waren aan de orde van de dag. „Waar Attila's paard de voet zet. daar groeit geen gras meer", zo heette het in die dagen. Al gemeen sprak men over Attila als „De Gesel Gods". Zo trok hg steeds verder op naar het Westen. Hij stormde Gallië het hedendaagse Frankrgk dat toen nog gedeeltelijk Romeins gebied was, binnen, veroverde Metz en be dreigde Parijs. Oostwaarts van deze stad kwam het tot een moorddadig treffen tussen Romeinen, Franken, West-Goten, Bourgondiërs en Saksen enerzijds en anderzijds de Hunnen met de door hen onderworpen Germa nen. Tegenover zich vond Attila de Romeinse veldheer Aëtius, een krijgs man even bekwaam als hij, onder wiens bevelvoering de Westelijke troepen meester van het terrein ble ven en de Hun tot de aftocht noopten. Asyl voor Poolse matrozen. Aan de twaalf Poolse matrozen, die de vorige week op de Poolse mij nenveger H.G. 1 hun officieren op sloten en het schip naar Ystad in Zuid-Zweden brachten, is asyl ver leend in Zweden. Zweden heeft een verzoek van de Poolse regering om de mannen te in terneren, teneinde hun ontsnapping naar het buitenland te beletten, van de hand gewezen. Het wereldgebeuren Visserscheepjes worden op de Zeehondenwerf in zeer korte tyd op de helling gezet om de nodige reparaties te ondergaan. ENORME KAPITALEN! Wat wordt er mee gedaan? (Van onze economische medewerker). Gemeeniyk maken wjj ons nooit een goede voorstelling van wat de le vensverzekering in en voor ons land betekent. Natuurlijk, leder van ons heeft wel uitgemaakt of een levensverzekering nuttig voor hem zou zyn of niet, maar verdere beschouwingen zal hy aan dit onderwerp wel niet hebben vastgeknoopt. Wij hebben in Nederland ongeveer 60 levensverzekeringsmaatschappUen, die eind 1950 in totaal verzekerd hadden voor 14,5 milliard gulden. Dit be drag is dus niet zo heel veel kleiner dan het inkomen van alle Nederlanders tezamen in dat jaar. Wel was dit bedrag niet geheel in Nederland afgesloten, maar voor on geveer 90 pet was dit het geval. Als wij nu eens gaan berekenen wat dit wil zeggen per hoofd der bevolking, dan komen wij op circa 1200 verze kerd bedrag voor elke man, vrouw en kind. In 1939 was dit, als wij reke ning houden met de waardedaling van ons huidige geld ca. 10Ö0-, zo dat de verzekeringsgedachte groeien de is. Bij de levensverzekering onder scheiden wij de. kapitaalverzekering, waarbg de verzekerde of diens erf genamen na verloop van tijd een be- dfag ineens ontvangt en de rentever zekering, waarbij er periodiek uitke ringen worden gedaan (gewoonlijk spreken wij in dit geval van een lijf rente). Als derde vorm kennen de maatschappijen dan nog de volksver zekering, de verzekering voor kleine bedragen (maximaal 500.-), waar bij de premie wekelijks door een bode geïnd wordt. DE GROEPEN. Gaan wij nu na, hoe het totaal ver zekerde bedrag van 14,5 milliard gul den over deze drie groepen verdeeld is, dan blijkt, dat de kapitaalverzeke ring ca. 45 van de koek opeist, de renteverzekering ca. 40 en de volksverzekering ca. 15 Wellicht nog belangrijker dan deze cijfers, die op zich zelf alleen maar zeggen tot welke bedragen het Ne derlandse volk een levensverzekering heeft aangegaan, is de stroom gelds die periodiek naar de verzekeringsr maatschappijen toevloeit, door het betalen van pensioenpremies en koop sommen. Per kwartaal kan dit ge steld worden op ongeveer 120 milli oen gulden of 12,- per hoofd der be volking: dit is dus iets minder dan 1.- per week, die voor elke Neder lander ten behoeve van een verzeke ring wordt betaald. Omgekeerd vloeien er uit de kas sen van de maatschappijen ook weer gelden terug aan uitkeringen en wel ca. 36 millioen gulden per kwartaal oftewel ca. 28 cent per week naar elke Nederlander. Uit deze berekening blijkt wel, dat de vermogens van de maatschappijen nog steeds groeien, vermogens die dus dienen om in de toekomst de ver zekerde bedragen en lijfrenten te kunnen uitbetalen. Deze vermogens kunnen vanzelf sprekend niet onbelegd blijven; voor al omdat het hier gaat om enorme bedragen, waarvan de opbrengst me de dient om de stabiliteit van de maatschappijen te vergroten en de verzekerden grotere zekerheid te ge ven. De Nederlandse maatschappijen hebben voor niet minder dan ca. 1.3 milliard gulden belegd en wel in hy potheken, huizen, effecten, schatkist biljetten, leningen op schuldbekente nis e.d. Wij zien dus, dat de ontvangen premies en koopsommen weer naar het economische huishouden terug stromen: de overheid krygt een deel. er worden huizen voor gekocht en de industrie wordt er mee gefinancierd. Doch dit laatste voor slechts ca. 10 VERWIJTEN. Een van de grote verwijten, die men de levensverzekeringsmaat schappijen nu juist doet. is dat zij die grote sommen gelds die haar toe stromen. niet op ruime schaal ter be schikking stelt van het bedrijfsleven, voor uitbreiding en oprichting van nieuwe industrieën. Het antwoord is echter: „Dat is ons te riskant". „Wie garandeert ons, dat wij het volle bedrag weer terug krygen Bedragen, die niet van ons zijn maar die de verzekerden ons in vol ver trouwen hebben gegeven". Hier ligt inderdaad een probleem. Onze industrie schreeuwt om geld, bij de levensverzekeringsmaatschap pijen is veel geld maar zij durven het niet op grote schaal ter beschikking te stellen. Het laatste woord is hier over nog niet gesproken. I)E 6 REUZEN. Ten slotte nog dit opmerkelgke. Wij hebben 59 maatschappijen in ons land. Zes hiervan behoren wat je noemt tot de reuzentezamen hebben deze voor niet minder dan 8.5 mil liard verzekerd, dat is dus ca. 60 van het totaal verzekerde bedrag. Die andere 51 maatschappijen verde len dc overige 6 milliard gulden on der elkaar. De reclame, die sommige maatschappijen maken, is kennelgk goed besteed: zij krijgen die uitgaven dubbel en dwars terug in de stijging van het verzekerde bedrag, in een stijging van de ontvangsten en dus ook in een stijging van haar winst. (Nadruk verboden). MacCarthy Het ls begrgpeiyk. dat In dr Ver. Sla- ten gewaakt wordl tegen hel inslui pen van onbetrouwbare elementen in I het ambtenarenapparaat. Van een re- I geringsfunctionaris moet betrouw baarheid verwacht kunnen worden en geen stille sympathie vooreen vreem- I dc mogendheid. De manier echter [waarop op 't ogenblik het onderzoek i naar de loyaliteit van ambtenaren (wordt verricht bergt vele gevaren in 'zich, waartegen toonaangevende bla den al enige malen gewaarschuwd hebben. Zij hebben dc aandacht er op <1 gevestigd, dat ambtenaren, die deel uitmaken van buitenlandse missles en I ambassades, aan een angstpsychose ten prooi zyn, geboren uit vree», dat wat z(J op het moment te goeder trouw doen, zeggen of rapporteren, later gedurende een politieke cam pagne tegen hen kan worden uitge speeld. Het is begrijpelijk, dat zij op dit soort boemerangs niet gesteld zyn. Volgens do New York Times heeft men aan het State Department in Washington de indruk, dat speci aal vertegenwoordigen» in het Verre Oosten zich tegenwoordig geweld aandoen om hun rapporten ln zulke vage bewoordingen ln te kleden, dat commissies van onderzoek hen later niet op het matje kunnen roepen. In zulk een sfeer gaat betrouwbaarheid op den duur geiyk staan met fel en schreeuwerig anti-communisme en de tweede wereldoorlog heeft toch wel geleerd, dat anti-Moskou gezind heid op zichzelf geen waarborg is voor vaderlandsliefde De man in de Ver. Staten, die het de Republikeinse senator van Wis- al zeer bont maakt op dat gebied is consln, Joseph R. MacCarthy. kwel duivel van minister Acheson en groot inquisiteur van het State Depart ment. MacCarthy heeft sindt een paar jaar de gewoonte in krasse taal te beweren, dat het regeringsapparaat wemelt van communistische spionnen en meelopers, in het bgzonder dan Achesons departement Dat de sena tor daarmee te goeder naam en faam bekend staande staatslieden en diplo maten door het siyk sleurt deert hem weinig. Evenmin, dat hij zijn bewerin gen met geen schijn van bewfys kan staven. Zijn jongste stunt is het aan wijzen van Trumans reizende ambas sadeur, dr. Philip Jessup, van de con sul-generaal in Algiers John Carter Vincent en van een aantal andere ambtenaren als „communist". Vincent gaf als commentaar: „Per- sooniyk gaat ine de campagne van MacCarthy de keel uithangen". Het is een gelukkig verschijnsel, dat meerdere Amerikanen genoeg krygen van de ketterjacht, ook in de Senaat. Senator Willam Benton van Con necticut heeft vorige week een reso lutie ingediend, waarin gevraagd wordt MacCarthy uit de Senaat te bannen. Grondslag voor deze resolu tie was een rapport van een speciale commissie uit het Congres over „vui le practyken" om dc uitslag van de stembus te beïnvloeden. Uit dit rap port blg'kt. dat zich bij de nederlaag van de bekende democratische sena tor Milliard E. Tydings in Maryland vreemde dingen hebben voorgedaan. Tijdens de verkiezingsstrijd in No vember vorig jaar vonden de kiezers van Maryland op een goede dag een pamflet in de bus. „Om niet te verge ten", heette het blaadje, dat onder meer een foto bracht van senator Ty dings in gesprek met Earl Browdër, een van Amerika's meest beruchte communisten. Dit wekte nogal op zien. Tot bleek, dat de foto van Ty dings en Browder een ordinaire truc foto was; iemand had twee poftrct- ten tot één foto gemonteerd. Intussen was de democratische senator na een zittingsperiode van 24 Jaar uit zijn Senaatszetel gewipt. Later kwam de eigenlijke aap uit de mouw: vrijwel al het materiaal voor de valse bro chure was afkomstig van het bureau van senator MacCarthy. Of de tegenaanval van William Benton succes zal hebben staat te be zien. MacCarthy gaat onverdroten verder met zijn campagne, waaraan televisie en radio hun medewerking verlenen. William Benton, die op komt voor elementair fatsoen, wordt zoals begrijpelijk beschuldigd van communisme Tot goed begrip dient er aan toege voegd te. worden, dat ook vele Repu blikeinen weinig waardering hebben voor dergelijk soort „witchhunting" oftewel ketterjagerg. 41. „Ik heb besloten", zei Jimmy tegen de twee chimpansees, „jullie verzorging aan een nieuwe oppasser over te laten. Onze dierentuin is zo langzamerhand veel te groot geworden om door één persoon achterna gelopen te worden en daar om komt er een oppasser, die ik speciaal de apen- verblijven zal toevertrouwen". Trien en Toos luis terden aandachtig toe, maar zij deden of het hen geen snars kon schelen. „U doet maar wat U niet laten kunt", zei Trien op een onverschillige toon en tegen Toos zei ze toen Jimmy was weggewan deld: „Ik ben blij, dat we dat ingebeelde prente- boek niet elke dag meer te zien krijgen. Bah, wat heb ik een hekel aan d i e man". Toos knikte in stemmend. „In elk geval krygen we nü misschien een kans", zei ze, ,.om die nieuwe oppasser op een goocheme manier om de tuin te leiden. Laten we hopen dat het een mannetje is dat niet al te snug ger is. En denk er aan Trien, je vangt meer vlie gen met honing dan met azijn. We moeten pro beren dat nieuwe knulletje een beetje voor ons in te nemen. Ik ben vreselijk nieuwsgierig wat voor een soort man het zal zijn". Vechtpartij Ambonezenkamp in Drente Vertegenwoordigers bureau Z. Molukken afgerost. In het Atnbonese woonoord „8cha.- tenberg" by Westerbork is Zondag ochtend een vechtpartij ontstaan tus sen Ambonezen onderling en afge vaardigden van het bureau Zuld-Mo- 1 ukken. De afgevaardigden van het bureau Zuid-Molukken, benevens de sympa- thiserenden kregen een flinke afram meling, waardoor zij bloedende ver wondingen opliepen. Een persoon moest in het wilhelminaziekenhuis te Assen worden opgenomen. Vier ande ren werden met verwondingen naar het ziekenhuis van het woonoord ge bracht. Tegen de beide afgevaardig den van het bureau Zuid-Molukken door de rijkspolitie proces-verbaal opgemaakt. Tot de gewonden behoort o.a. een vertegenwoordiger van het Bureau Zuid-Molukken Rotterdam, de heer Lebealuw. Een andere vertegenwoor diger van dat bureau, de heer Niku- lujuw werd eveneens gewond, doch kon naar huis terugkeren. De achtergrond van deze onver kwikkelijke affaire is de controverse die bestaat tussen het Bureau Zuid- Molukken Rotterdam (Nikulujuw) en het Bureau Zuid-Molukken Den Haag (Lokollo) en de vechtpartij ging dan ook in hoofdzaak tussen aanhangers van deze beide bureau's. Toen vertegenwoordigers van het bureau Zuid-Molukken Rotterdam, ondanks het verbod van de regering, het kamp wilde betreden, heeft dé kampleiding onmiddellgk de mobile reserve van de rijkspolitie gewaar schuwd. Deze heeft toen de vechten den uit elkaar gejaagd.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1951 | | pagina 5