Grootscheepse diefstal van plantagegronden I I MIDDELBURGSE BURGEMEESTERS BLEVEN ORANJE TROUW Op 'i Mal je IN DEN YNGELSCHEN KRAAYER 'l Viswuutje DINSDAG 6 JUNI 1951 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT DE MIERENPLAAG VAN DELI Indonesische bevolking verbouwt rijst op de kostelijke tabaksgronden (Van onze correspondent). Een der meest merkwaardige en ernstige euvelen, die in Indonesië na de revolutie ontstaan zyn, vormt het vraagstuk van de onwettige grond- occupaties, door de Nederlandse planters wel aangeduid als „de mieren- plaag". Toen In dit land een periode van wetteloosheid heerste, begonnen talloze Indonesiërs en Chinezen, uit verre kampongs, om redenen van vei ligheid of occonomische aard naar de steden gedreven, ln en om die steden huisjes te bouwen en gronden te bewerken, voor him levensonderhoud. ZIJ vroegen zich niet af wie de rechtmatige eigenaars van die gronden waren. Zy streken er by honderden op neer en met behulp van rottan, bamboe en atap, Indonesiës onmisbare bouwmateriaal voor kampongwoningen, bouw den ze hun huisjes of winkeltjes, soms ook van hout, bedekt met plaat ijzer, een enkele maal zelfs van steen. Het is duideiyk, dat het aanzien der steden daar niet op vooruit ging; 'grote bouwterreinen, of zelfs parti culiere erven, werden langzamerhand met deze slordige bouwsels geoccu peerd. Ook de hygiëne werd door dit alles uiteraard weinig bevorderd. In Soerabaja is men nu, met zach te drang, begonnen deze „onwettige occupanten" te verwijderen en hen andere terreinen, buiten de gemeente aan te wtfzen. Deze maatregelen heb ben veel moeilijkheden, protesten en demonstraties tot resultaat. Zyn de gevolgen van deze onwetti- fe grondoccupaties in de steden voor et economische leven niet al te ern stig te noemen, in het cultuurgebied van Deli heeft zich zulk een „mie- renplaag" ontwikkeld, die zeer ern stige financiële en economische con sequenties voor land en volk mee brengt. Zoals de lezer weet, is een gedeelte van de Delische bodem by uitstek ge schikt voor het planten van de be roemde Deli-tabak, een uniek pro duct, dat voor sigaren-dekblad ge bruikt wordt en dat in kwaliteit zijns gelijke ln de wereld niet heeft. De beste tabaksgronden liggen rondom de voornaamste stad van Nrd. Suma tra, Medan. De tabakcultuur is een wisselbouw, d.w.z. dat de kostbare gronden, nadat ze eenmaal zijn afge- oogst, altijd eerst enige jaren braak moeten liggen, alvorens ze weer de zelfde geschiktheid vertonen om het exclusieve Deli-tabaksproduct te kunnen voortbrengen. Nu bestond reeds voor de oorlog onder de toenemende Indonesische bevolking van Deli een grote behoef te aan eigen gronden, ten behoeve waarvan de tabakscultures toen gro te arealen van hun concessies voor volksplantingen hebben vrijgegeven, een tegemoetkomende politiek die na de oorlog op royale wijze is voort- fezet. Zoals te begrijpen valt betrof It in hoofdzaak niet de gronden, die zich het allerbeste voor de tabaks cultuur lenen, en dat zijn, gelijk op gemerkt, juist de concessiegebieden, welke men rondom de stad aantreft. ROOFBOUW. En wat is er nu in de revolutie ge beurd en wat geschiedt nu nog elke dag? De bevolking vindt bet gemakkelij ker, om wat dichter by de stad te zitten en gronden te occuperen, die de cultuurmaatschappijen voor hun tabak reeds „plantklaar" hebben ge maakt, zodat zy zelf geen ontgin ningswerk behoeft te verrichten. En zo vestigen zich honderden, ja dui zenden Indonesiërs op de kostbare Erond der tabakHmaatnchappyen: ZU juwen er hun huisjes en planten er ryst of maïs en de Nederlandse plan ters zitten met hun handen in het haar. Want weliswaar la die grondoccu- patie onwettig en dus verboden, maar de tabaksmaatschappyen beschikken zelf uiteraard niet over de machts middelen om de mensen van de gronden te verjagen. Dit zouden het Bestuur en de politie behoren te doen. En nu is het pijniyke in de situatie, dat de Indonesische autoriteiten het er wel allemaal over eens zyn, dat hier een ernstig euvel om een op lossing schreeuwt, maar dat men tot dusver nergens heeft ingegrepen. Het schijnt wel of men bevreesd is door de drastische maatregelen, die nodig zyn, de nevolking tegen zich in 't har nas te jagen; en men gevoelt zich naar het lijkt niet voldoende stevig in het zadel om zyn gezag ten volle te doen gelden. De gevolgen van dit alles ziin uitermate ernstig. Immers, de Deli sche tabakscultuur is een der belang rijkste deviezenbronnen voor Indo nesië. En de uitoefening van dit grootbedryf wordt thans door de on wettige grondoccupaties vrijwel iede re dag meer bedreigd. POLITIEK. Volgens sommige kringen, ligt aan die „mierenplaag" ook een politieke manoeuvre ten grondslag en zouden de occupaties der beste tabaksgron den achter de schermen door com munistische leiders worden gediri- ?eerd, niet om de bevolking te nelpen die heeft immer voldoende anaere arealen ter beschikking), maar om zodoende het buitenlandse „grootka- H.M. de Koningin by de jeugd t(kiens haar bezoek aan het eiland „Brienen- oord*' in de Maas bij Rotterdam, waar Zaterdag 500 jongens en meisjes uit Nederlandse clubhuizen l>(jeen waren. Geen werk in de confectie- industrie. Steeds meer schoenfabrieken komen stil te liggen. All gevolg van de sterk terugge lopen afzet van confectie-artikele.i hebben zich in de afgelopen weken ln verschillende bedrijven moeilijk heden geopenbaard. Ofschoon ver- wacht wordt, dat deze afzetmoeliyk- heden slechts van tydelijke aard zul len zijn, zU'i verscheidene confectle- i bedrijven, voornamelijk ln Twente en Oost-Gïlderland. er toe «verge- gaan om korter te werken. Voor het jvrwmeel is een wachtgeldregeling getroffen. I Inmiddels ligt het werk in ver schillende schoenfabrieken practisch I stil Er komen geen orders binnen en bij 'Robinson zal deze week bijv. I hoogstens 2 3 dagen gewerkt wor den. By Swift heeft men nog voor enkele dag-en werk ln 4c afd. bodem onderdelen. Inmiddels zijn voor nog 'enkele fabrieken de wachtgeldrege- lingen goedgekeurd. De minister van sociale zaken heeft in beginsel besloten de wacht geldregeling 1946 voor de schoenin dustrie van toepassing te verklaren. Op de aanvragen der afzonderlijke ondernemingen zal door de minister van geval tot geval nader worden beslist. a pitaal" te vernietigen. Hoewel dc juistheid van deze bewering moeiiyk te bewyzen valt. lykt dit lang geen onwaarschijnlijke veronderstelling. Misschien ls dit een der redenen, waarom de regering dit moeilyke vraagstuk slechts met de uiterste voorzichtigheid benadert, vrezend voor uitgebreide reacties en ophit sing der bevolking tegen het huidige gezag in Indonesië. Aan de andere kant betekent dit zich snel uitbreidend euvel 'n niet te onderschatten ondermijning van Mc economie van Indonesië, zodat men wel ten zeerste moet hopen, dat aan deze toestand spoedig paal en perk wordt gesteld. (Nadruk verboden). 1 6 JUNI 1951 DE STENEN SPREKEN Twee tanden De krulharige, dikke jongen trad onbeschroomd voor de rechterstoel en lachte al zijn tanden bloot. Er zijn nu eenmaal schuldige zielen, die de mo rele kracht missen om bedroefd en verslagen te zyn vanwege de slinge ringen op him levenspad. Hun ge moed is als het verenpak van een eend: het water der berispingen en der straffen loopt er sneller af, dan het er op kwam. Professor Waterink zal er wel een geleerde verklaring voor hebben, maar de rechter was vanochtend niet met z'n psychologi sche been uit bed gestapt en de op geschoten jongeling kreeg dus, bij wyze van soep-vooraf, een hartige toespraak over het berouw, welks be gin het einde van de toorn is. Ware de jongen geen loodgietershulp doch litterator geweest, dan zou hy Borne hebben geciteerd, die in zyn woelige dagen zei, dat over niets berouw heb ben het begin van alle wijsheid is. Hy kreeg er overigens geen gelegen heid voor, want de Kadi sneed a pri ori alle theorie de keel af, door de eenvoudige constatering, dat het een schande moet heten als een jong ge zel z'n baas per vuistslag van twee tanden berooft. De geslagene fluisterde een bezwa rend getuigenis. Hij was een dier kleine zelfstandigen, die in deze da gen alleen kunnen rond komen als ze veel kinderbijslag krijgen. Maar hij had slechts één dochter van even dertig jaren en voorts werd zijn leven versomberd door een steeds groeien de collectie aanslagbiljetten en dwangbevelen. „De belasting vreet me helemaal op, zodoende kon ik die jongen niet houwe. Maar toen ik dat zei, werd 'ie kwaad. Het ene woord haalde 't andere uit en toen ik wou sussen sprong 'ie op me af en sloeg er twee tanden uit". De rechter wilde weten, of de lood gieter veel pijn had gehad. Nou, dat werd een kliniekpraatje van veel bloed en merakelse scheuten in de onderkaak. Zes nachten wakker en z'n maal gedaan met aspirine. En die knaap stond maar te lachen. „Het ging met om de belasting; de baas rookte iedere dag tien sigaren van dertig centenMaar hij wou me an z'n dochter hebbe. Die is acht jaar ouwer en ik heb zelf al 'n meis- sie". Daar moest de rechter wel even van op kijken, maar hy ging er niet op in. Tenslotte blyft het ontoelaatbaar, een potentiële schoonvader af te drogen, omdat z'n dochter niet knap is. üp die manier zou een kwart van de be volking worden uitgeroeid; de schoon heidskoninginnen wonen niet om het andere huis. Het werd vijftig gulden boete en een week voorwaardelijk plus beta ling van de doktersrekening. De jongen nóm het lachend en knikte nadrukkelijk in de richting van de tribune, waar, met een kleur van op winding, een pril stukje schoonheid Rat in een wit, zomers jurkje. Tja. Was het niet de briljante ma dame De Staël, die ons leerde dat •lies begrijpen, alles vergeven is? Napraatje naar aanleiding van de Academiedagen. De heer L. A. J. Burgersdijk Jr. te Velp schrijft ons: Mag ik iets van Uw plaatsruimte vragen voor een napraatje naar aan leiding van een der vele voordrachten gehouden te Middelburg bij de Aka- demie-dagen. Toen ik" Dr. Meertens aan het slot zyner interessante be schouwing der Zeeuwse dialecten zijn opwekking hoorde, dat er nog andere culturele gebieden konden ontgonnen worden, waarvan hij er enige opnoem de, had ik bij de doorgaans volgende discussie, die, helaas, daar de ont vangst in de burgerzaal ons wachtte, in eens moest worden afgebroken hem willen wijzen op de gevelstenen. Juist in het huis, waar hij in zijn jon gensjaren woonde (Dam 71) en dat later mijn woonhuis is geworden tot einde 1940, toen de Provincie het gekocht heeft om er de Provinciale Bi bliotheek, die in de Lange Delft bij het bombardement geheel verwoest was, een voorlopig onderdak te verschaffen, zijn gevelstenen van ouds aangebracht, waarlijk sprekende ste nen, wellicht uit verschillende tijden door onderscheiden eigenaars. Op de hoogte der boven-verdieping ziet men drie bij elkaar behorende stenen met inscriptie: Met Christo 1638 Ryck in alls. Het is een aardige toespeling op de naam van de toenmalige bewo ner: de kunstschilder Francois Rijck- hals. Hy is zyn loopbaan in Middel burg begonnen, maar heeft deze, net als Vader Cats, vervolgd eerst in Dordrecht en tenslotte in Den Haag Hij heeft wel niet de roem van Cats geëvenaard, 'k Had by mijn weten nooit een schilderstuk van Rijckhals gezien. Maar kort voor de Middel burgse Akademiedagen heb ik in Haarlem, waar het Nederlands Klas siek Verbond ontvangen werd in het gereorganiseerde Frans Hals-Museum, even bij het langs lopen een aardig schilderijtje van Frangois Rijckhals ontdekt; het stelde een boerenerf voor met een kerktorentje im't ver schiet; het zou dus best een Zeeuws stukje kunnen zijn. Doch in Haarlem, waar we de thans van de vergeelde vernislaag gereinigde, helder lichten de schutterstukken van Frans Hals moesten zien, was de tijd ook beperkt. GEVELSTEEN AAN DE DAM. Doch het wordt tyd dat ik terugkeer tot het bovengenoemde huis in Mid delburg, waar boven de ramen der be nedenverdieping een vrij grote steen is aangebracht (waarschijnlijk uit een oudere tijd dan die van Rijckhals) met de afbeelding van een kraaiende haan en daaronder in een. golflijn de woorden: In Den Yngelschen Kraayer Ook hier is evenals in „Rijck in alls" een woordspeling. Hij, die deze steen (misschien wel eind 16e eeuw) heeft ingezet, was waarschijnlijk een schip per, die met een zogenaamde „crayer" (een volgens Webster's Dictionary nu verouderd woord voor een klein zee scheepje) van de Middelburgse haven, waaraan zyn huis stond, naar Enge land een veerdienst onderhield. Na deze zogenaamd wetenschappe lijke mededelingen wil ik met een aardigheid eindigen. Toen myn vrouw en ik pas woonden in dat huis (ik spreek nu van een tijd ongeveer 35 jaar geleden) werden er bij myn vrouws familie nog al eens grappen gemaakt op die naam. Myn schoon vader, Ds. Bleeker, bij de wat oudere Middelburgers nog wel bekend, vatte het plan op, als hij eens op reis was, een briefkaart te sturen met het adres: Mét Ingang van 1 Juni zijn de „Indi sche Pensioenfondsen" opgeheven. De werkzaamheden van de voormalige direc tie dier fondsen worden voortgezet door de „Stichting tot verzorging en afwikke ling van pensioens-aangelegenheden be treffende gewezen overheidspersonen' van Indonesië". ..Aan de bewoners van den Yngel schen Kraayer Hij zou dan uit de te schrijven me dedeling niets laten blijken, waaruit de post zou kunnen opmaken, wie be doeld waren. Nu moet ik nog eerst vermelden, dat het huis, thans: Dam 71, toen vol gens een verouderd wijksysteem ge nummerd was: no. 6. Toen de bedoel de briefkaart ten Postkantore te Mid delburg kwam, heeft de post niet het soms wel eens gebruikelijke zinnetje gebezigd: „Zonder nader adres niet mogelijk te bestellen" en de briefkaart aan afzender terug gestuurd, wat hier trouwens onmogelijk was; neen, de Post was (om ook eens een woordspe ling te maken) goed op haar post en schreef met potlood op 't adres: „Zie Dam 6". De grap was dus uitstekend gelukt. Na ontvangst heb ik terstond aan het mij wel bekende adres een briefkaart teruggeschreven: een kraaiende haan er op getekend met deze woorden er bij, als ik ze me nog goed herinner: De Kraaier kraait victorie. Want dat 's een reuze-glorie! „Wat 's dat voor een adres?" De post zet: „Zie Dam zes". En stopt het in mijn bus: Zo'n branie ben ik dus. Hier geldt dus inderdaad wel. zij het ook in wat gewijzigde zin, de be kende spreekwijze: De stenen spre ken. L. A. J. BURGERSDIJK Jr. Driehonderd jaar geleden was er oproer in de Zeeuwse hoofdstad. Na het overlijden van Stadhouder Willem II op 6 November 1650 werd zyn acht dagen later geboren zoon van de ambten en waardigheden, door zijn voorvaderen bekleed, uitgefloten. Ofschoon Zeeland meer Oranjege zind was dan de andere gewesten, bezweek ook dat gewest door de aan drang van Holland. Zelfs werd bet Eerste Edelschap, dat de jonge Oranje- orst als erfenis toekwam, vernietigd, niettegenstaande de vertegenwoor diger van de Eerste Edele, Joh. de Knuyt daar herig tegen protesteerde. noemde burgemeesters op de preek stoel. Zy waren die heren toen niet best gezind, daar deze in de vroed schap doorgedreven hadden, dat het plaatsengela ln de kerk werd ver hoogd. Destijds was er een nauwe band tussen kerk en regering. Op 6 Juni 1651 kwam het tot een Toch waren er twee burgemeesters van Middelburg, die gaarne zouden zien, dat de jonge prins in Zeeland tot stadhouder werd benoemd of hem ten minste daartoe te doen voorbe schikken. Het waren mr. Hendrik Thibaut, heer van Aagtekerke en doctor Jacobus van Landsbergen. Om hun doel te bereiken hadden zy ge daan weten te krijgen, dat lungs on- wettelyke weg het college van 12 kiezers werd benoemd, waarvan de meesten Oranjegezind waren. Toen dat bekend werd, waren vele burgers ontstemd. Vooral waren zij op Van Landsbergen verbeten. Enkele predi kanten bemoeiden zich er ook mee en kapittelden de handelingen der ge- 't Wuu/je do vroeherjaere bie ons lanst kwam mee visjes he ieure za'k nooit verhele Ze kwam uut dien 'oek van Walcheren waer as de vrouwe- liengen niet de korte witte mus sen draehe, en toch ok nie de machteg hróte zoas in Zuud- Beveland. Mae zo'n bitje d'r tussenin. En dae weunde ze zelf ok. Ze liep aoltied op 'n drafje en jammerden bie ieder straetje: „scharretjóé .s! Ze ao' aoldei^ande nis bie d'r en ok gornet, mae ze riep ienkel mae da ze scharretjes ao', da was zo de heweunte. An d'r blauwe jok schommel den d'r „mamden" zoas ze zelf zeide. Ze dee net of z* aesi oo, mae da was hin waer 'oor, wan ze wou verköópe en dae vo moej' stille stae En d'r praetje kon ze machteg hoe doe! As ze Moeder zag. was 't„i, vrouwe, moei dan hin mooie cis- jes Zovee lekkere toenge- tjes zokke dikke pronte vis, kiek toch is an, en dan ieuw ze de twi mooiste in d' oogte, „enne, nie diere weetje, bie mien eeKiek toch is 'ier, bin do' héén mooie visjes? En dan eete je lekker 'oor! En zovee hoeiekoop Jae, d'r bin mense die as liever vleis mae dan moei ok vèè betaele weetje Vleis is zovee diere en visjes nie, toe dat, wete julder ok wè En julder bin nog a' mee 'n hroot uus'ouwe aenoe dan moete je juust vis ete Mee z'n oevee'n bin je dan? ,JZesse!" zei Moeder. „Zo, zesse, kiek noe za'k et is eel hoed mee julder maeke, dan pak ik de mooiste der uut kiek wat dienke je doer is van?" „Zo", zei Moeder „en wa kos te die noe?" rfJae kiek", zei ze ,Je wille noe juust toengetjes en dar's de dierste vis zoas je wete En de vis is den lesten tied nog a priezeg 'oor! Jae, netze vange zovee weinig en sommeste scheepjes komme noer 'uus mee naebie nikst dus e, om'at vo julder is, za'k mae zèhe'n riesdaelderNoe da's naebie nikst .Nee", zei Moeder, da's mien tevéé". ,,'t Is zondezei ze, „te diere, oe is 't meuhelekMae mens oe ka'je-t zèhe, vo zovee hrote pronte visse! En wat zou jie dan wille?" Eén fuufteg", zei Moeder ^óeonsojptc&txfo „Do's noe praet van nikst ee", zei ze, „dan hoen 'k mae deic heloo'k, wan da's noe eelemaele nikst vo zovee visse en zokke pronte! Mae ik wete was; ik za der een dubbeltje öfdoe en dan za'k ze voo je schoonmaeke ok nog, dan eije ze zomae klaer in je panne! zu'me 't mae doe?" „Nee", zei Moeder; „ik betaele éénfuuftlg t Is toch zonde," zei ze, „oe is 't noe toch meuhelek! Ik kan 't tvezelijk niet doe, dan è'k d'r mien centen nie uut" „Noe", zei moeder „dan moeje mae voerder hoe, ik vin et te vee". Eest jammerde ze dat et on- meuhelek was en da ze feliet zou hoe én do me bie aolle vis- leurders meer cente zouwe moe- te hee' as bi 'eur! enz. En zo goeng et nog 'n póösje deu' en eindelienge kreeg Moeder de visjer vo twi hulden. En dan miek ze ze schoon, gauw en 'andeg. En in 'n mach teg blommeg 'umeur! 't Wéér was zo pront ee, en ze kwam nog is gauw terug en dan zou ze de mooiste visjes vo ons be- waere, zoas ze aoltied dee, enz. En dan mee'n zwaoi pikte ze de 'aeken van 't jok in d' engsels van der manden, „dag 'oor!" riep ze nog en was trek wee op gank mee d'r sloffelende muien en 't was wee:,, scharretjóéjsF Onderlest kwam ze nog is lanst, vee ouwer, mae nog aol tied welbespraekt. „Mooie visjes kope? Zovee lekkere visjes en nie diere zoas je wete." Moeder was a jaeren dood. En ze zei: „'t Is jammer dat je Moeder d'r nie mi is ee! Ik ieuw vee van d'r 'oor, jae weze- lek! Enne, wa'k vroog vo de vis was aoltied hoed weetje wè Nooit is öfdienge of zo, wan wa 'k vroog da betaelde ze zo- ma, jae, jae, léve en laete léve ee' Jae as aolle mense zo waere as je Moeder, dan zou 't wè hae En noe è'k wee pronte visjes, en nie diere ^zoas je wete. Enz. enz. Tehenwoordeg zie je de visleurders mee bakfietse en bromfietse overao iiae toe rië, mae vroeher was 't lóópe vo de wuufjes die as kwetterende hanze achteranmekaore liepe te waggele en te schommele mee ulder jok. Ze leefden 'oofdzae- kelek van kwattasukelaoi-repen en 'n ienkel stik brood mee 'n gornetje da ze over g' ouwe aodde. Wan as je noe hlad Mn kook of bakvis mog dan kwam de gornet an de beurte. „I, moei dan hin mooie gor- netjes Kiek toch is an, zokke hrote! En as je ze dan mae liet deu klesse, dan iciere z'a hroter en mooier en op den duur leek et wè. of je olifanten kocht vo je tmuf cente in plekke van gor- netjes. En z' ao 'n vaste heweunte; lanst de mooie en hrote 'uzen verkocht ze de gornet vo vuuf cente 'n blikke kommetje vol, en in kleine ziestraetjes was 't vi ere of zelfs drie cente 't ei hes- te kommetje! Dat was eihelek éél hoed ge- zie van dat wuufje Jae en dat in den tied da Mi nister Lieftinck nog in de wieg lag! Mae j' eid aoltied mense die der wa van zèhe ee.' Wan de meester mee z'n pietalaere- jasje an, kwam over z'n on der deure kxeke en zei: „dat mag je zo nie doeF' „I" zei ze jei mense die zouwe doodvalle over één centje enne... zo dus dat eije in de haete meester! Noe ik vin et mensdom mae vee vernufteg 'oor! Mae ze was t zelf ok weetje, wan ze stak d'r duum der bie in 't kommetje en zei: „bedaer mae, jie kriegt ze ok vo vier cente 'oor/" En zo kwam et toch wee over een uut En 'n ieder kreeg et ziene, den kleinen man vo wa minder en den duurderen man vo wat meer en zo is 't nog 't beste van aol ok nog. Zo goeng et in den tied da' je 'n cent mog gee vo aolles wat noe 'n dubbeltje kost. En probléme aodde me net zo hoed in dien tied, dus wat dat anbelangt bin me nog even vaerre as toen ScharretjóéF' BESPIEGHELAER. uitbarsting. Het grauw, belust op plundering, aangestookt en geholpen door vele burgers, trok naar de Ab- dy, waar de Staten vergaderd waren en waar zich ook de heren Thibaut en Van Landsbergen bevonden. Deze werden naar buiten gedaagd en met de dood bedreigd, De baljuw der stad wist echter beide personen te verbergen. Het oproerige volk trok toen naar het huis van Doctor van Landsbergen, die het meest ge haat was. Hier werd alles vernield, meubels, schilderyen, boeken en por- celein. Nu wilde men naar het nuis van Thibaut om daar hetzelfde te herhalen. Een paar predikanten, wier Invloed op het volk groot was, wisten dat echter te beletten. Zij waren tevre den. dat Van Landsbergen naar hun mening zyn verdiende loon had ge kregen. Er werd nu volgens wettelijke weg een nieuw college van 12 kiezers ge kozen. Thibaut en Van Landsbergen werden uit Zeeland verbannen. Van Landsbergen vertrok naar Den Haag, waar hij in 1657 overleed. Thi baut vestigde zich in Staats-Vlaande ren. waar nij veel bezittingen in lan derijen had. Toen zijn grootste tegenstander, burgemeester Veth. overleden was en de zaak te Middelburg was ge luwd, keerde hy ongehindercLnaar Middelburg terug. Na enige jaren kwam hy weer in de vroedschap, werd eerst Raad, daarna Schepen en zelfs weer burgemeester. Als zodanig heeft hij veel geijverd voor het bou wen van de Oostkerk. Hij overleed op Kerstdag 1667. Zijn prachtig marme ren borstbeeld en dat van zijn vrouw Isabella Porrenaar hangen in de Her vormde kerk te Aagtekerke, waar beiden zijn begraven. B. J. d. M. Cultureel Congres in Utrecht. Te Utrecht is een openbaar congres gehouden van het „Nederlands Cul tureel Contact", dat deels o.m. werd bijgewoond door minister Rutten, en de staatssecretarissen Cals en van Rhyn. Dr. J. A. dc Koning, remonstrants predikant te Utrecht, die de vergade ring presideerde, wees er in zijn ope ningswoord op, dat „Nederlands Cul tureel Contact" met dit congres voor het eerst naar buiten optreedt „De reden van ons werk is", aldus spr„ „dat wij verontrust zyn over het reële beeld van de huidige cultuur. Wij willen door bij elkaar te komen, een over zicht en een inzicht krijgen over en in dat probleem en voorlichting ontvangen voor hen. die betrok ken zijn bü de vrije tijdsbeste ding der volwassenen. Men zal zich nu met nieuw elan hebben aan te gorden en dit zal met spoed dienen te gebeuren". Réferaten werden vervolgens ge houden door prof. dr. F. L. Polak, bui tengewoon hoogleraar te Rotterdam, prof. dr. L A. Diepenhorst hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amster dam en mr. J. Derks, hoofdredacteur van het R.K. dagblad „De Tijd". De vrouw van een zakenman te Bar celona heeft haar beide zoon*, een twee ling van vijf Jaar, vermoord door ze te verdrinken in de badkuip van een hotel badkamer. Volgens de politie verklaarde zij, dat haar man, van wie ze gescheiden leefde, de kinderen bij zich wilde nemen. Ze besloot hen toen te doden. Tengevolge van een geweldige brand, die 26 Mei te Hankou op vier punten uit brak. zijn bijna drieduizend huizen ver woest en vierhonderd gedeeltelijk be schadigd. Door de onervarenheid van dl brandweer woedde de brand 34 uur lang.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1951 | | pagina 7