Arrestaties na de bevrijding leidden tot onverkwikkelijke machtsstrijd Moorden in de Harskamp Delegatie naar Londen Ernstige critiek op de Regering en Generaal Kruis 5 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 26 MEI 1951 Regering week voor dreigement Wie schreef bedreigingen aan het adres van Procureur-Generaal? (Van onze parlementaire redacteur.) Hij duizenden zijn in de dagen, nadat de Duitsers in Mei 1915 smade lijk waren afgetrokken, mannen en vrouwen gearresteerd, die als N.Si B.'ers bekend stonden of met Mussert's beweging sympathiseerden, of hand- en spandiensten aan de verslagen vyand verleend hadden. Links en rechts werden z\j opgehaald door de Binnenlandse Strijdkrachten, door functionarissen en doorJa, door wie eigenlijk Wie hadden in die periode arrestatie-bevoegdheid Daar is in die bewogen tjjd veel gehar rewar over geweest en onverkwikkelijke moeilijkheden hebben zich erbij voorgedaan. De parlementaire enquête-commissie doet er in het vyfde deel van haar verslag een boekje over open. In de strjjd om het arrestatie- vraagstuk ziet men naast de reeds bestaande instanties, namelijk 't Mi litair Gezag, de B.S. en de politie, vertegenwoordigd door de heer Speyart van Woerden, procureur-ge neraal bij het Gerechtshof in 's Her togenbosch twee andere groepen op treden. In de eerste plaats de illegali teit met als representanten de Ge meenschap Oud-Illegale Werkers Ne derland (G.O.I.W.N.) en in de tweede plaats afzonderlijke prominente ille gale figuren, aldus constateert de commissie. De verwarring was dus wel volkomen. In het centrum van deze strijd' staat de politie, aldus het verslag. Door de procureur-generaal wordt bepleit, dat de arrestaties en de vrij lating van politiek verdachten in wettelijke banen geleid moet worden en dat de politie voldoende gezuiverd is om in deze haar taak te vervul len. Voorzover het apparaat niet op voldoende sterkte is. kan het wor den aangevuld door betrouwbare il legalen als hulppolitie aan te trek ken. Daartegenover wordt van de zijde van de illegaliteit gesteld, dat de po litie niet voldoende gezuiverd is en daardoor niet het vertrouwen van de bevolking heeft, tengevolge waar van het noodzakelijk is, mede om redenen van binnenlandse rust, dat de arrestaties op de bestaande voet worden voortgezet. Wat de op 10 Februari 1945 door generaal Kruis tot stand gebrachte regeling betreft, concludeert de commissie, dat daarbij voor het be vrijd gebied werd vastgehouden aan de beginselen, neergelegd in zyn door de minister van Justitie goedgekeur de accoord met de procureur-gene raal van 7 December 1944, terwijl voor het nog te bevryden gebied be langrijke concessies aan de illegali teit werden gedaan. BEDREIGING. Intussen had de illegaliteit even wel ook voor het bevrijde gebied einde Januari 1945 een belangrijke concessie bereikt de verwijdering van de procureur-generaalDe mili taire commissaris te Breda, de heer Van Boetzelaer, kreeg op een gege ven moment een briefje in handen, dat de indruk maakte afkomstig te zijn van illegale zijde en waarin be dreigingen aan het adres van de pro cureur-generaal werden geuit. De heer Van Boezelaer is met dit briefje naar de chef staf Militair Gezag te Brussel gereisd, die vervolgens met hem naar Londen is vertrokken om de regering van een en ander op de hoogte te stellen. De bedreiging werd blijkbaar als zo ernstig voorgesteld, dat de minis ter-president op advies van de heer Kruis een brief schreef aan de in Ne derland vertoevende minister van Justitie, de heer Van Heuven Goed hart, met het verzoek om onmiddel lijk met de procureur-generaal naar Londen te komen. Nadat deze heren aan dit verzoek voldaan hadden, is het verdere verloop van zaken aldus geweest, dat de procureur-geheraal met ingang van 16 Februari 1945 zijn functie tydelyk neerlegde en tot Juni 1945 buiten functie is gebleven. De commissie heeft van deze ge beurtenis en van de daarover voor haar afgelegde verklaringen een uiterst onbehaaglijke indruk gekre gen. Het is haar niet gelukt uit deze te genstrijdige verklaringen de werke lijke herkomst van het briefje waar mede de heer Van Boetzelaer naar generaal Kruis is gegaan, te recon strueren. De commissie, wil niet ver helen de indruk te hebben, dat in deze niet door alle getuigen do waar heid Is gesproken. zy acht dit een feit van dusdanig belang, dat naar haar oordeel een justitieel onderzoek In deze gewettigd is. Het heeft de commissie voorts in hoge mate bevreemd, dat, indien de bedreiging van de procureur-generaal inderdaad ernstig genomen is, nie- man, ook generaal Kruis niet, daarin aanleiding heeft gevonden de heer Speyart van Woerden onmtddellyk te waarschuwen. Tot zijn aankomst te Brussel, een aantal dagen later, is deze van de mogelijkheid, dat er een aanslag op hem gepleegd zou worden, onkundig gelaten. De commissie keurt de reactie van de regering en van generaal Kruis op de tegen de procureur-generaal ge richte bedreiging af. Men is hier ge weken voor een bedreiging met ter reur, die wellicht nog gefingeerd is geweest, hetgeen uit een oogpunt van handhaving van het gezag niet toe laatbaar geacht kan worden. Overleg tussen de procureur-gene raal, de heer Speyart van Woerden, en de leidende figuren van de illegali teit, acht de commissie onmogelijk. De tegenstellingen waren daarvoor te groot. Voor de onmogelijkheid van dit overleg draagt, naar het oordeel van de commissie, de procureur-generaal, die een zeer weinig plooibaar man is, de grootste schuld, hoewel er ook aan de zijde van de illegaliteit figu ren waren, met wie zeer moeilijk te spreken viel. Het had op de weg van generaal Kruis gelegen te trachten het verschil van inzicht te overbrug gen. Uit geen enkele verklaring is naar voren gekomen, dat generaal Kruis daartoe pogingen in het werk heeft gesteld. De commissie betreurt het ten zeerste, dat zulks niet is ge schied. VERDEEL EN HEERS. In stede van te trachten de bij het arrestatieprobleem betrokken par tijen tot overeenstemming te bren gen, heeft de heer Kruis, naar de me ning van de commissie, mede tot ver sterking van zijn eigen positie tegen over de regering, de politiek van het „verdeel en heers" gevoerd en is daarbij einde 1944 en begin 1945 over geheld naar 't standpunt van de par tij, die naar zijn mening de meeste moeilijkheden zou kunnen veroorza ken de illegaliteit. Later heeft hij in zijn „Beschikking Instelling Centrale Adviescommissie" van 4 April 1945 weer een gedeelte van de concessies, die hij in Februari 1945 aan de ille galiteit had gedaan, teruggenomen. Deze opportunistische politiek van generaal Kruis kan de commissie niet bewonderen, te meer daar z\j ten ge volge heeft gehad, dat de impasse, waarin het arrestatieprobleem was komen te verkeren, maanden en maanden heeft voortgesleept, zulks ten koste van de gearresteerden en in het bijzonder van de onschuldigen onder hen. Tenslotte is de commissie uit de afgelegde verklaringen gebleken, dat met betrekking tot de arrestaties in het nog te bevryden gebied, noch door de regering, noch door de chef staf Militair Gezag is overwogen, of wellicht voor dit gebied niet een re geling had moeten worden gereed ge maakt, waarbij met minder arresta- I ties werd volstaan voor het geval bij de bevryding daarvan tevens de oor log zou zijn geëindigd. GENERAAL KRULS. SCHIETEN OP OUD SS-ERS Waren de Zeeuwen van 1-14-R.I. ie voortvarend (Van onze parlementaire redacteur). Het is geen verheffend beeld, dat uit het verslag van de parlementaire enquête-commissie oprijst, van de behandeling, die de duizenden politieke delinquenten hebben ondergaan, die direct na de bevrijding in kampen wer den ondergebracht. Met name in de Harskamp hebben zich tonelen afge speeld, die met de onmenselijke methoden, die de Duitsers tegenover hun gevangenen toepasten, kunnen wedijveren. Zo verklaarde een van de door de commissie verhoorde getuigen, de aal moezenier W. H. Arts, die midden Augustus 1945 voor het eerst in de Harskamp kwam en er gebleven is, totdat het kamp werd opgeheven, dat er heel wat schietpartijen zijn voor gekomen. Er werd menigmaal in de lucht geschoten, maar er zijn ook schietpartijen geweest, die de gren zen te buiten gingen. Wanneer de gedetineerden het kamp binnenkwa men. zeiden de bewakers soms dat staat onherroepelijk vast ,.Ik neem de dieje en jij de dieje". Of: „Wij zullen ze nog eens laten sprin gen" (van een vier meter hoge to ren), of: „Wij zullen ze nog eens laten lopen". En dan gingen ze ge woon op de barakken schieten. Toen hebben zij ook die Geurts doodge schoten, die mijnwerker; dat was toevallig niet zo'n erg slechte; die is heel mooi gestorven; die heeft al len vergiffenis geschonken. WIE WAREN VERANTWOOR DELIJK? Uiteraard heeft de commissie een uitvoerig onderzoek naar deze schiet partijen ingesteld. Deze ergerlijke misdragingen in de Harskamp vinden haar oorzaak in een grote mate van tuchteloosheid, gevoegd bij rancune-gevoelens tegen over de gevangen S.S.-ers, bij de trocpcnondcrdelen, die belast waren met de buitenbewaking. De bevelvoe rende officieren gingen zichzelf bo vendien, volgens voor de commissie afgelegde verklaringen, ook aan ban deloosheid te bulten, getuige de dronkemanspartijen, die meermalen plaats vonaen. DE ZEEUWEN- Aangezien er vóór 28 November 1945 geen gemeenschappelijke com mandant voor de buitenbewaking was. berust de verantwoordelijkheid voor het voordien gebeurde op de commandanten van de troepenonder delen, die vóór die datum met de bewaking belast waren. Dit zijn in de eerste tijd onderdelen van de stoottroepen geweest, terwijl van Augustus 1945 af daarvoor ingescha keld werden gezagstroepen en later compagnieën van 1-14 R.I., hoofdza kelijk bestaande uit Zeeuwen. Verschillende getuigen verklaren, dat speciaal één der compagnieën van 1-14 R.I. zich daaraan in bijzon dere mate heeft schuldig gemaakt. De bataljonscommandant, majoor Toussaint, noemt in dit verband de 4e compagnie en ze§ft, dat op dit op treden van deze compagnie behalve het feit, dat zij uit nog niet volledig opgeleide soldaten bestond, ook van invloed is geweest een toespraak, die door de compagniescommandant Bas- tiaanse tot de compagnie is gehouden, toen deze de buitenbewaking ging aanvaarden. In deze toespraak zou kapitein Bastiaanse gezegd hebben: „Wan neer zij een voet dwars zetten of iets verkeerds doen, dan direct schieten. By wyze van spreken: Liever niet één levend overblijven dan dat er één uitkomt". De heer Bastiaanse, zelf als ge- Lunch mei prof. Gerbrandy (Slot van pag. 3) De Voorzitter Zo zijn er dus ze ventien personen bij elkaar gebracht. Wie zijn er voor Zeeland gegaan Antwoord De heer De Roo, loco burgemeester van Goes, de heer Van Oorschot, eerste wethouder van Vlis- singen, de heer Koch, thans overle den, voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Zeeland, wonende te St. Jansteen, toen tijde lijk werkzaam bij het Militair Gezag in Zeeuwsch-Vlaanderen en de heer Ramondthans overleden, landbou wer uit Schoondijke. die echter door familieomstandigheden de reis niet kon medemaken. De Voorzitter U hebt er dus met uw drieën over gesproken, hoe de de legatie zou worden samengesteld. Welke was de leidende gedachte bij de beantwoording van de vraag, hoe u aan de mensen moest komen. Het was natuurlijk niet zo eenvoudig de beste mensen uit de verschillende ge ledingen van de bevolking bij elkaar te krijgen. Welke richtlijnen zijn daarbij toegepast POLITIEKE ORIËNTATIE Antwoord Ik heb er naar ge streefd zoveel mogelijk de grootste richtingen uit Zeeland te doen verte genwoordigen. De heer Koch, thans overleden, was een Katholiek indus trieel uit St. Jansteen, de heer Van Oorschot was toen nog S.D.A.P., wethouder uit Vlissingen, de heer De Roo was een vrijzinnig liberaal, loco burgemeester, accountant van Goes, en de heer Ramond was een Gerefor meerd landbouwer uit Schoondijke. De Voorzitter In zoverre speelde de vroegere politieke richting dus wel een rol. Antwoord Ik wilde zoveel moge lijk de voornaamste richtingen van Zeeland vertegenwoordigd zien, in- irbeiaers, landbouw en de dustrie, arbei zakenwereld. De heer Stokvis Op een bepaalde politieke grondslag Antwoord Neen, dat toch niet. Ik wilde echter toch als het ware alle richtingen hebben, Katholiek, Pro testant, Vrijzinnig. DE VERNIEUWINGSGEDACHTE. De VoorzitterIn die tijd is wel eens beweerd, dat in die delegaUè, hoewel daarin personen waren, die gerekend konden worden tot be paalde geestelijke en staatkundige stromingen, in het algemeen alleen die personen waren opgenomen, die men beschouwde als voorstanders van hetgeen men in die tijd noemde de vernieuwingsgedachte. Begrijpt u de tegenstelling, die ik hiermede tot uitdrukking wil brengen? Is deze op merking, die in het bevrijde Zuiden in die tijd herhaalde malen werd ge maakt, naar uw oordeel juist of niet juist Antwoord Bedoelt u de opmer king, dat bij de samenstelling van de delegatie uitsluitend daarnaar geke ken is De Voorzitter Niet uitsluitend. Het zou er practisch op neergeko men zijn, dat, onverschillig uit welk politiek milieu de verschillende leden van de delegatie afkomstig waren, zij toch en dus ook in hun eigen politiek milieu representanten waren van hetgeen men in die tijd de vernieuwingsgedachte noemde. Antwoord Dat is niet opzettelijk gebeurdik heb speciaal gekeken naar de geschikte personen. De Voorzitter Kwam het er in feite wel op neer Antwoord Neen, dat kan ik niet zeggen. Ik kan niet zeggen, dat alle personen de voormannen waren van de vernieuwingsgedachte. De Voorzitter: Wel overwegend, wanneer u de gehele delegatie van zeventien personen beschouwt Antwoord Het is een moeilijke vraag, die u stelt. Ik heb dat nooit bij alle personen nagegaan. Wat de personen uit Limburg en Brabant betreft, zullen de andere heren het weten. De heer Stokvis De voorzitter spreekt over Zeeland. Antwoord: De vernieuwingsge dachte is ook zo betrekkelijk. Noemt u de vernieuwingsgedachte een zeker enthousiasme, dat algemeen bij de bevrijding heerste, een zeker ideaal voor samenwerking in de ruime zin des woords. dan kan men zeggen, dat iedereen dit had. Of deze personen echter de prototypen van de vernieu wing waren, dat kan ik ook niet zeg gen, het was gemengd. Jonkvrouwe Wttewaal van Stoet wegen U hebt dus meer gekeken naar bepaalde bevolkingsgroepen dan naar een bepaald uitgesproken ten dens op dat moment GEOGRAFISCHE VERDELING. Antwoord Ik heb gekeken naar de bevolkingsgroepen en, wat voor Zee land ook van belang is, naar de geo grafische ligging, Zeeuwsch Vlaande ren, Zuid-Beveland en Walcheren. Dat heeft ook een rol gespeeld. Eigen lijk was dit bijna punt één. Ik moest zorgen, dat geen deel van Zeeland werd vergeten. De heer Koch was voor Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, de heer Ramond voor West Zeeuwsch- Vlaanderen, de heer De Roo voor Zuid-Beveland, de heer Van Oorschot voor Walcheren. De geografische ver deling was in zekere zin punt één. De VoorzitterU hebt medege deeld, dat deze delegatie by de Ko ningin op bezoek is geweest en de nodige voorlichting heeft verschaft. Welke contacten heeft men verder nog te Londen gehad Antwoord Practisch heel weinig Ik heb enkele mensen gesproken, maar verdere contacten zijn er niet geweest. De Voorzitter Is er nog contact geweest met de Ministers of met de heer Gerbrandy, die begin Februari weer kabinetsformateur is gewor den Antwoord Het gezelschap is een keer bij minister Gerbrandy we zen lunchen en toen is er over alge mene zaken gesproken, hetgeen ik zelf ook verscheidene malen heb ge daan. Begin November heb ik de heer Gerbrandy een keer in Zeeland ont vangen, waarbij over de verschillen de problemen is gesproken, en toen ik hem weer te Londen zag, is er ge sproken over de problemen van het bezette gebied, in het bijzonder over de bevoorrading en de voorziening met levensmiddelen van het toen nog bezette Nederland. De Voorzitter Als ik het goed begrijp, is de voorlichting van de de legatie in de eerste plaats gericht ge weest tot de leden van het Kabinet. Antwoord Neen. KABINETSFORMATIE. De Voorzitter Heeft de delegatie ook nog een rol gespeeld bij de Ka binetsformatie, die in die tijd han gende was? Einde Januari 1945 was het Kabinet afgetreden en 8 Februari heeft de heer Gerbrandy weer een op dracht gekregen en daaruit is de for matie van het nieuwe Kabinet op 23 Februari 1945 voortgevloeid. Heeft de delegatie de Kabinetsformateur bijv. suggesties aan de hand gedaan voor nieuwe ministers, die hij zou kunnen vragen AntwoordDeze delegatie, be staande uit zeventien personen, heeft de Koningin in de ruime zin des wooras op de hoogte gebracht van de problemen, die in het bevrijde gebied lagen. De VoorzitterHeeft de heer Ger brandy met de delegatie niet gespro ken over de Kabinetsformatie AntwoordDe heer Gerbrandy, Mr. L. A. Donker (P.v.d.A.) heeft er met ons nooit over gespro ken. De Voorzitter Ik zou mij kunnen voorstellen, dat het voor de heer Ger brandy, die bij zijn Kabinetsformatie rekening moest houden met het feit, dat het bevrijd was en dus van zelfsprekend een aantal ministers uit het bevrgde Zuiden in zijn nieuwe Kabinet moest opnemen, niet geheel zonder belang zou zijn geweest, als de delegatie uit het bevrijde Zuiden, die in het algemeen voorlichting kwam geven, hem daarover had ge- infonneerd. Omgekeerd zou ik kun nen begrgpen, dat de delegatie, die vervuld was van de belangen van het bevryde Zuiden en daarover voorlich ting wilde geven, misschien zelf ook de wens had daarover met de heer Gerbrandy contact op te nemen. SLECHTS EEN LUNCH. Antwoord Behalve bij die lunch is deze delegatie van zeventien perso nen in pleno niet in contact met minister Gerbrandy geweest. De Voorzitter Ook niet met de andere ministers Antwoord: De delegatie is niet in contact met andere ministers ge weest. Ik heb hiervan geen aanteke ningen gemaakt, maar voor zover ik mg kan herinneren, zijn wij met ons zeventienen niet met andere minis ters in contact geweest. De heer Stokvis Deze lunch had uiteraard niet een uitgesproken za kelijk karakter Antwoord Neen. Er werd natuur lijk wel over zaken gesproken, maar het was niet bepaald om het een en ander te vragen. De heer Stokvis Er was dus geen conferentie aan verbonden Antwoord Neen. De Voorzitter Is het u bekend, of individuele leden van de delegatie of groepen van hen over politieke aangelegenheden contact met één of meer der ministers hebben gehad Hebt u zelf zulke contacten gehad? Antwoord: Het is mg bekend, dat individuele leden en groepen contact met een of meer Ministers hebben gehad. Over welk onderwerp is mij niet bekend. Zelf heb ik zulke con tacten. uitsluitend alleen, gehad, waarbij ook over politiek is gespro ken. De Voorzitter: Bent U persoonlyk nog bij de problemen van die tijd be trokken geweest, behalve dan bij deze reis naar Londen? Antwoord: Behoudens deze reis naar Londen ben ik nimmer bij deze problemen betrokken geweest. De Voorzitter: Hebt U verder geen contacten meer met Londen gehad Antwoord: Neen. Ik ben er twee maal geweest en verder heb ik geen contacten meer met Londen gehad. De Voorzitter: Weet U nog precies de data van de reis van de delegatie Antwoord: Ik meen, dat wij in de laatste dagen van Januari zijn over gestoken. Ik kan het niet precies aangekomen Antwoord: Ik schat 1 of 2 Febru ari. "De Voorzitter: Wanneer bent U te ruggekomen Antwoord: Ongeveer 9 of 10 Fe bruari. GEEN VASTE GEDRAGSLIJN. De Voorzitter: Op welke wijze is de voorlichting door de delegatie gege ven? Was het zo, dat ieder van deze zeventien personen uiting gaf aan de dingen, die hem speciaal bezighielden, of was er met het oog op de voor lichting een soort gemeenschappelijke gedragslijn voor de delegatie vastge steld? Antwoord: Iedereen gaf voorlich ting over de diverse zaken, die hem het meest pasten. De Voorzitter: Er was dus geen temeenschappelijke gedragslijn van e delegatie vastgesteld? Antwoord: Neen. helemaal niet. Er is van tevoren geen overleg gepleegd omtrent een te volgen gedragslijn. Iedereen gaf voorlichting omtrent het punt, waarvan hij zien achtte des kundig te zgn. De Voorzitter: Was er bij de dele gatie ook iemand, die men zou kun- Jkvr. Mr. C. W. I. Wtt«, waal van Stoetwegen (GÖ.U.I tuige gehoord, geeft toe by het aan vaarden der buitenbewaking tot zijn compagnie een toespraak gehouden te hebben, doch niet van de inhoud als door de heer Toussaint vermeld. Hg heeft tot zijn mensen gezegd, dat hg van de heer Toussaint vernomen had, dat het daar een rommeltje was en dat aan de consignes scherp de hand moest worden gehouden. STRAFRECHTELIJKE VERVOLGING. De commissie acht voor het optre den van de compagnieën van 1-14 R. I. dp bataljonscommandant Tous saint in hoge mate verantwoordelijk. Uit door hem zelf afgelegde verkla ringen is wel duidelgk geworden, dat hy weinig gezag had over zijn man nen en dat hij niet het nodige heeft gedaan om het optreden van de manschappen, dat zulke ernstige ge volgen heeft gehad, te voorkomen of daaraan op krachtdadige wyze een einde te maken. Hij is zelfs in ge breke gebleven om het vereiste on derzoek in te stellen en, zo nodig, de militaire justitie in te schakelen. De commissie acht het wenselijk, dat ook in andere gevallen dan in de Harskamp, waarin strafbare fei ten ten opzichte van in bewaring ge stelden is gebleken, de strafrechtelij ke repercussie niet zal uitblijven. Immers in Nederland behoren practij- ken, welke aan die der nazi's herin neren, niet straffeloos te kunnen ge schieden Het Militair Gezag (Slot van pag. 3) De commissie constateert, dat te gen de herhaalde dreigingen van ge neraal Kruis om ontslag te nemen, niet krachtig genoeg door de rege ring is opgetreden en concludeert, dat de hoogst ernstige gezagscrisis tussen de hoogste organen van het Staatsgezag ten tijde van de over gang van bezetting naar bevrijding, waarby rekening gehouden moest worden met de mogeiykheid van re- volutionnaire situaties, de ergste ge volgen met zich gebracht kon heb ben. Generaal Kruis treft hierin, naar de mening van de commissie, grote schuld. Uit zijn in de loop van de jaren gebleken houding spreekt een mentaliteit, die de commissie ten sterkste afkeurt. De commissie voegt hier echter onmiddellijk aan toe. dat haars in ziens de regering in deze nog groter schuld treft. Immers het was haar taak geweest om het hoofd van het Bureau Militair Gezag en later de chef staf Militair Gezag terstond in duidelijke bewoordingen kenbaar te maken, hoe de verhouding tussen de regering en deze functionaris be hoorde te zijn en, indien aan deze aanwyzing niet dadelyk op loyale wijze gevolg was gegeven, ontslag te doen volgen. De verdediging, in het bijzonder door de heren Gerbrandy en Van Lidt de Jeude, destijds minister-pre sident en minister van Oorlog, dat generaal Kruis onvervangbaar was en dat hg zo'n grote waardering ge noot by de geallieerde autoriteiten, kan de commissie niet aanvaarden. nen beschouwen als de voorzitter of de leider? GEEN ECHTE VOORZITTER. Antwoord: Een echte voorzitter van de delegatie was er niet. Ik ben belast geweest met de reis naar En geland. Jonkvrouwe Wttewaal! van Stoet wegen: Hebt U de reis in orde ge maakt? Het lykt mij, dat dit in die tijd nog niet zo eenvoudig was. Antwoord: Dat was het ook niet. Wij zgn met een troepentransport schip naar Engeland gegaan. Jonkvrouwe Wttewaall van Stoet wegen: Was U de enige man van het Militair Gezag? Antwoord: De heer Koch was ook van het Militair Gezag, maar hij was toen nog niet gemilitariseerd. Enke le Brabantse heren hadden ook bur gerfuncties bij het Militair Gezag, Jonkvrouwe Wttewaall van Stoet wegen: U kende de Brabantse en Limburgse heren zeker niet? Of had U ze tevoren weieens gezien? Antwoord: Tevoren kende ik er geen enkele; ik heb ze pas bij de de legatie leren kennen. Jonkvrouwe Wttewaall van Stoet wegen: De problemen, die U naar vo ren bracht, betroffen waarschijnlijk in hoofdzaak de moeilijkheden in ver band met de overstromingen? INUNDATIE EN OPBOUW. Antwoord: Inderdaad, de inundatie en de wederopbouw waren de bran dende problemen. De Voorzitter: Hebben problemen, betrekking hebbende op het Parle ment, de Provinciale Staten, gemeen teraden en de vragen, hoe men in Nederland meende, dat deze licha men in de toekomst geformeerd zou den moeten worden, of er spoedig verkiezingen moesten worden ge houden, enz. de delegatie ook bezig gehouden Antwoord: Ik kan mij niet herinne ren, dat de delegatie zich bezig heeft gehouden met problemen betreffende Kamer, Staten en gemeenteraden. Het belangrijkste was het herstel en de wederopbouw; ik kan mg niet herinneren, dat staatsrechtelijke pro blemen diepgaande zijn aangesneden. Jonkvrouwe Wttewaall van Stoet wegen: Deze problemen telden waar schijnlijk bg de Zeeuwse delegatie be trekkelijk gering, omdat men zich -in Zeeland in de eerste plaats moest bezighouden met de dagelijkse wor steling met het water? AntwoordMen dacht er niet over. De Voorzitter: Wogen die andere problemen bh" de andere leden zwaar der? Antwoord: Brabant en Limburg hadden ook vele problemen op eco nomisch en wederopbouwgebied. De heer Stokvis: Hoeveel bespre kingen zgn er tenslotte in Engeland gevoerd Antwoord: De voorlichting heeft verscheidene dagen geduurd. Ik durf het niet juist te zeggen, maar een gedeelte van drie a vier dagen. De Voorzitter: Ik ben hiermede ge komen aan het einde van hetgeen ik U had te vragen. Hebt U er zelf nog iets aan toe te voegen? Antwoord: Neen. De Voorzitter: Dan dank ik U zeer voor de inlichtingen, die U hebt ver strekt en sluit ik het verhoor.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1951 | | pagina 6