Arrestaties na de bevrijding leidden tot
onverkwikkelijke machtsstrijd
Moorden in de Harskamp
Delegatie naar Londen
Ernstige critiek op de Regering en
Generaal Kruis
5
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 26 MEI 1951
Regering week voor dreigement
Wie schreef bedreigingen aan het adres
van Procureur-Generaal?
(Van onze parlementaire redacteur.)
Hij duizenden zijn in de dagen, nadat de Duitsers in Mei 1915 smade
lijk waren afgetrokken, mannen en vrouwen gearresteerd, die als N.Si
B.'ers bekend stonden of met Mussert's beweging sympathiseerden, of
hand- en spandiensten aan de verslagen vyand verleend hadden. Links en
rechts werden z\j opgehaald door de Binnenlandse Strijdkrachten, door
functionarissen en doorJa, door wie eigenlijk Wie hadden in die
periode arrestatie-bevoegdheid Daar is in die bewogen tjjd veel gehar
rewar over geweest en onverkwikkelijke moeilijkheden hebben zich erbij
voorgedaan. De parlementaire enquête-commissie doet er in het vyfde deel
van haar verslag een boekje over open.
In de strjjd om het arrestatie-
vraagstuk ziet men naast de reeds
bestaande instanties, namelijk 't Mi
litair Gezag, de B.S. en de politie,
vertegenwoordigd door de heer
Speyart van Woerden, procureur-ge
neraal bij het Gerechtshof in 's Her
togenbosch twee andere groepen op
treden. In de eerste plaats de illegali
teit met als representanten de Ge
meenschap Oud-Illegale Werkers Ne
derland (G.O.I.W.N.) en in de tweede
plaats afzonderlijke prominente ille
gale figuren, aldus constateert de
commissie. De verwarring was dus
wel volkomen.
In het centrum van deze strijd'
staat de politie, aldus het verslag.
Door de procureur-generaal wordt
bepleit, dat de arrestaties en de vrij
lating van politiek verdachten in
wettelijke banen geleid moet worden
en dat de politie voldoende gezuiverd
is om in deze haar taak te vervul
len. Voorzover het apparaat niet op
voldoende sterkte is. kan het wor
den aangevuld door betrouwbare il
legalen als hulppolitie aan te trek
ken.
Daartegenover wordt van de zijde
van de illegaliteit gesteld, dat de po
litie niet voldoende gezuiverd is en
daardoor niet het vertrouwen van
de bevolking heeft, tengevolge waar
van het noodzakelijk is, mede om
redenen van binnenlandse rust, dat
de arrestaties op de bestaande voet
worden voortgezet.
Wat de op 10 Februari 1945 door
generaal Kruis tot stand gebrachte
regeling betreft, concludeert de
commissie, dat daarbij voor het be
vrijd gebied werd vastgehouden aan
de beginselen, neergelegd in zyn door
de minister van Justitie goedgekeur
de accoord met de procureur-gene
raal van 7 December 1944, terwijl
voor het nog te bevryden gebied be
langrijke concessies aan de illegali
teit werden gedaan.
BEDREIGING.
Intussen had de illegaliteit even
wel ook voor het bevrijde gebied
einde Januari 1945 een belangrijke
concessie bereikt de verwijdering
van de procureur-generaalDe mili
taire commissaris te Breda, de heer
Van Boetzelaer, kreeg op een gege
ven moment een briefje in handen,
dat de indruk maakte afkomstig te
zijn van illegale zijde en waarin be
dreigingen aan het adres van de pro
cureur-generaal werden geuit. De
heer Van Boezelaer is met dit briefje
naar de chef staf Militair Gezag te
Brussel gereisd, die vervolgens met
hem naar Londen is vertrokken om
de regering van een en ander op de
hoogte te stellen.
De bedreiging werd blijkbaar als
zo ernstig voorgesteld, dat de minis
ter-president op advies van de heer
Kruis een brief schreef aan de in Ne
derland vertoevende minister van
Justitie, de heer Van Heuven Goed
hart, met het verzoek om onmiddel
lijk met de procureur-generaal naar
Londen te komen. Nadat deze heren
aan dit verzoek voldaan hadden, is
het verdere verloop van zaken aldus
geweest, dat de procureur-geheraal
met ingang van 16 Februari 1945 zijn
functie tydelyk neerlegde en tot Juni
1945 buiten functie is gebleven.
De commissie heeft van deze ge
beurtenis en van de daarover voor
haar afgelegde verklaringen een
uiterst onbehaaglijke indruk gekre
gen.
Het is haar niet gelukt uit deze te
genstrijdige verklaringen de werke
lijke herkomst van het briefje waar
mede de heer Van Boetzelaer naar
generaal Kruis is gegaan, te recon
strueren. De commissie, wil niet ver
helen de indruk te hebben, dat in
deze niet door alle getuigen do waar
heid Is gesproken. zy acht dit een
feit van dusdanig belang, dat naar
haar oordeel een justitieel onderzoek
In deze gewettigd is.
Het heeft de commissie voorts in
hoge mate bevreemd, dat, indien de
bedreiging van de procureur-generaal
inderdaad ernstig genomen is, nie-
man, ook generaal Kruis niet, daarin
aanleiding heeft gevonden de heer
Speyart van Woerden onmtddellyk te
waarschuwen. Tot zijn aankomst te
Brussel, een aantal dagen later, is
deze van de mogelijkheid, dat er een
aanslag op hem gepleegd zou worden,
onkundig gelaten.
De commissie keurt de reactie van
de regering en van generaal Kruis op
de tegen de procureur-generaal ge
richte bedreiging af. Men is hier ge
weken voor een bedreiging met ter
reur, die wellicht nog gefingeerd is
geweest, hetgeen uit een oogpunt van
handhaving van het gezag niet toe
laatbaar geacht kan worden.
Overleg tussen de procureur-gene
raal, de heer Speyart van Woerden,
en de leidende figuren van de illegali
teit, acht de commissie onmogelijk.
De tegenstellingen waren daarvoor te
groot. Voor de onmogelijkheid van dit
overleg draagt, naar het oordeel van
de commissie, de procureur-generaal,
die een zeer weinig plooibaar man is,
de grootste schuld, hoewel er ook
aan de zijde van de illegaliteit figu
ren waren, met wie zeer moeilijk te
spreken viel. Het had op de weg van
generaal Kruis gelegen te trachten
het verschil van inzicht te overbrug
gen. Uit geen enkele verklaring is
naar voren gekomen, dat generaal
Kruis daartoe pogingen in het werk
heeft gesteld. De commissie betreurt
het ten zeerste, dat zulks niet is ge
schied.
VERDEEL EN HEERS.
In stede van te trachten de bij het
arrestatieprobleem betrokken par
tijen tot overeenstemming te bren
gen, heeft de heer Kruis, naar de me
ning van de commissie, mede tot ver
sterking van zijn eigen positie tegen
over de regering, de politiek van het
„verdeel en heers" gevoerd en is
daarbij einde 1944 en begin 1945 over
geheld naar 't standpunt van de par
tij, die naar zijn mening de meeste
moeilijkheden zou kunnen veroorza
ken de illegaliteit. Later heeft hij in
zijn „Beschikking Instelling Centrale
Adviescommissie" van 4 April 1945
weer een gedeelte van de concessies,
die hij in Februari 1945 aan de ille
galiteit had gedaan, teruggenomen.
Deze opportunistische politiek van
generaal Kruis kan de commissie niet
bewonderen, te meer daar z\j ten ge
volge heeft gehad, dat de impasse,
waarin het arrestatieprobleem was
komen te verkeren, maanden en
maanden heeft voortgesleept, zulks
ten koste van de gearresteerden en
in het bijzonder van de onschuldigen
onder hen.
Tenslotte is de commissie uit de
afgelegde verklaringen gebleken, dat
met betrekking tot de arrestaties in
het nog te bevryden gebied, noch
door de regering, noch door de chef
staf Militair Gezag is overwogen, of
wellicht voor dit gebied niet een re
geling had moeten worden gereed ge
maakt, waarbij met minder arresta- I
ties werd volstaan voor het geval bij
de bevryding daarvan tevens de oor
log zou zijn geëindigd.
GENERAAL KRULS.
SCHIETEN OP OUD SS-ERS
Waren de Zeeuwen van 1-14-R.I.
ie voortvarend
(Van onze parlementaire redacteur).
Het is geen verheffend beeld, dat uit het verslag van de parlementaire
enquête-commissie oprijst, van de behandeling, die de duizenden politieke
delinquenten hebben ondergaan, die direct na de bevrijding in kampen wer
den ondergebracht. Met name in de Harskamp hebben zich tonelen afge
speeld, die met de onmenselijke methoden, die de Duitsers tegenover hun
gevangenen toepasten, kunnen wedijveren.
Zo verklaarde een van de door de
commissie verhoorde getuigen, de aal
moezenier W. H. Arts, die midden
Augustus 1945 voor het eerst in de
Harskamp kwam en er gebleven is,
totdat het kamp werd opgeheven, dat
er heel wat schietpartijen zijn voor
gekomen. Er werd menigmaal in de
lucht geschoten, maar er zijn ook
schietpartijen geweest, die de gren
zen te buiten gingen. Wanneer de
gedetineerden het kamp binnenkwa
men. zeiden de bewakers soms dat
staat onherroepelijk vast ,.Ik
neem de dieje en jij de dieje". Of:
„Wij zullen ze nog eens laten sprin
gen" (van een vier meter hoge to
ren), of: „Wij zullen ze nog eens
laten lopen". En dan gingen ze ge
woon op de barakken schieten. Toen
hebben zij ook die Geurts doodge
schoten, die mijnwerker; dat was
toevallig niet zo'n erg slechte; die
is heel mooi gestorven; die heeft al
len vergiffenis geschonken.
WIE WAREN VERANTWOOR
DELIJK?
Uiteraard heeft de commissie een
uitvoerig onderzoek naar deze schiet
partijen ingesteld.
Deze ergerlijke misdragingen in de
Harskamp vinden haar oorzaak in
een grote mate van tuchteloosheid,
gevoegd bij rancune-gevoelens tegen
over de gevangen S.S.-ers, bij de
trocpcnondcrdelen, die belast waren
met de buitenbewaking. De bevelvoe
rende officieren gingen zichzelf bo
vendien, volgens voor de commissie
afgelegde verklaringen, ook aan ban
deloosheid te bulten, getuige de
dronkemanspartijen, die meermalen
plaats vonaen.
DE ZEEUWEN-
Aangezien er vóór 28 November
1945 geen gemeenschappelijke com
mandant voor de buitenbewaking
was. berust de verantwoordelijkheid
voor het voordien gebeurde op de
commandanten van de troepenonder
delen, die vóór die datum met de
bewaking belast waren. Dit zijn in
de eerste tijd onderdelen van de
stoottroepen geweest, terwijl van
Augustus 1945 af daarvoor ingescha
keld werden gezagstroepen en later
compagnieën van 1-14 R.I., hoofdza
kelijk bestaande uit Zeeuwen.
Verschillende getuigen verklaren,
dat speciaal één der compagnieën
van 1-14 R.I. zich daaraan in bijzon
dere mate heeft schuldig gemaakt.
De bataljonscommandant, majoor
Toussaint, noemt in dit verband de
4e compagnie en ze§ft, dat op dit op
treden van deze compagnie behalve
het feit, dat zij uit nog niet volledig
opgeleide soldaten bestond, ook van
invloed is geweest een toespraak, die
door de compagniescommandant Bas-
tiaanse tot de compagnie is gehouden,
toen deze de buitenbewaking ging
aanvaarden.
In deze toespraak zou kapitein
Bastiaanse gezegd hebben: „Wan
neer zij een voet dwars zetten of
iets verkeerds doen, dan direct
schieten. By wyze van spreken:
Liever niet één levend overblijven
dan dat er één uitkomt".
De heer Bastiaanse, zelf als ge-
Lunch mei prof. Gerbrandy
(Slot van pag. 3)
De Voorzitter Zo zijn er dus ze
ventien personen bij elkaar gebracht.
Wie zijn er voor Zeeland gegaan
Antwoord De heer De Roo, loco
burgemeester van Goes, de heer Van
Oorschot, eerste wethouder van Vlis-
singen, de heer Koch, thans overle
den, voorzitter van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken in Zeeland,
wonende te St. Jansteen, toen tijde
lijk werkzaam bij het Militair Gezag
in Zeeuwsch-Vlaanderen en de heer
Ramondthans overleden, landbou
wer uit Schoondijke. die echter door
familieomstandigheden de reis niet
kon medemaken.
De Voorzitter U hebt er dus met
uw drieën over gesproken, hoe de de
legatie zou worden samengesteld.
Welke was de leidende gedachte bij
de beantwoording van de vraag, hoe
u aan de mensen moest komen. Het
was natuurlijk niet zo eenvoudig de
beste mensen uit de verschillende ge
ledingen van de bevolking bij elkaar
te krijgen. Welke richtlijnen zijn
daarbij toegepast
POLITIEKE ORIËNTATIE
Antwoord Ik heb er naar ge
streefd zoveel mogelijk de grootste
richtingen uit Zeeland te doen verte
genwoordigen. De heer Koch, thans
overleden, was een Katholiek indus
trieel uit St. Jansteen, de heer Van
Oorschot was toen nog S.D.A.P.,
wethouder uit Vlissingen, de heer De
Roo was een vrijzinnig liberaal, loco
burgemeester, accountant van Goes,
en de heer Ramond was een Gerefor
meerd landbouwer uit Schoondijke.
De Voorzitter In zoverre speelde
de vroegere politieke richting dus wel
een rol.
Antwoord Ik wilde zoveel moge
lijk de voornaamste richtingen van
Zeeland vertegenwoordigd zien, in-
irbeiaers, landbouw
en de
dustrie, arbei
zakenwereld.
De heer Stokvis Op een bepaalde
politieke grondslag
Antwoord Neen, dat toch niet. Ik
wilde echter toch als het ware alle
richtingen hebben, Katholiek, Pro
testant, Vrijzinnig.
DE VERNIEUWINGSGEDACHTE.
De VoorzitterIn die tijd is wel
eens beweerd, dat in die delegaUè,
hoewel daarin personen waren, die
gerekend konden worden tot be
paalde geestelijke en staatkundige
stromingen, in het algemeen alleen
die personen waren opgenomen, die
men beschouwde als voorstanders
van hetgeen men in die tijd noemde
de vernieuwingsgedachte. Begrijpt u
de tegenstelling, die ik hiermede tot
uitdrukking wil brengen? Is deze op
merking, die in het bevrijde Zuiden
in die tijd herhaalde malen werd ge
maakt, naar uw oordeel juist of niet
juist
Antwoord Bedoelt u de opmer
king, dat bij de samenstelling van de
delegatie uitsluitend daarnaar geke
ken is
De Voorzitter Niet uitsluitend.
Het zou er practisch op neergeko
men zijn, dat, onverschillig uit welk
politiek milieu de verschillende leden
van de delegatie afkomstig waren,
zij toch en dus ook in hun eigen
politiek milieu representanten
waren van hetgeen men in die tijd
de vernieuwingsgedachte noemde.
Antwoord Dat is niet opzettelijk
gebeurdik heb speciaal gekeken
naar de geschikte personen.
De Voorzitter Kwam het er in feite
wel op neer
Antwoord Neen, dat kan ik niet
zeggen. Ik kan niet zeggen, dat alle
personen de voormannen waren van
de vernieuwingsgedachte.
De Voorzitter: Wel overwegend,
wanneer u de gehele delegatie van
zeventien personen beschouwt
Antwoord Het is een moeilijke
vraag, die u stelt. Ik heb dat nooit
bij alle personen nagegaan. Wat de
personen uit Limburg en Brabant
betreft, zullen de andere heren het
weten.
De heer Stokvis De voorzitter
spreekt over Zeeland.
Antwoord: De vernieuwingsge
dachte is ook zo betrekkelijk. Noemt
u de vernieuwingsgedachte een zeker
enthousiasme, dat algemeen bij de
bevrijding heerste, een zeker ideaal
voor samenwerking in de ruime zin
des woords. dan kan men zeggen, dat
iedereen dit had. Of deze personen
echter de prototypen van de vernieu
wing waren, dat kan ik ook niet zeg
gen, het was gemengd.
Jonkvrouwe Wttewaal van Stoet
wegen U hebt dus meer gekeken
naar bepaalde bevolkingsgroepen dan
naar een bepaald uitgesproken ten
dens op dat moment
GEOGRAFISCHE VERDELING.
Antwoord Ik heb gekeken naar de
bevolkingsgroepen en, wat voor Zee
land ook van belang is, naar de geo
grafische ligging, Zeeuwsch Vlaande
ren, Zuid-Beveland en Walcheren.
Dat heeft ook een rol gespeeld. Eigen
lijk was dit bijna punt één. Ik moest
zorgen, dat geen deel van Zeeland
werd vergeten. De heer Koch was
voor Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, de
heer Ramond voor West Zeeuwsch-
Vlaanderen, de heer De Roo voor
Zuid-Beveland, de heer Van Oorschot
voor Walcheren. De geografische ver
deling was in zekere zin punt één.
De VoorzitterU hebt medege
deeld, dat deze delegatie by de Ko
ningin op bezoek is geweest en de
nodige voorlichting heeft verschaft.
Welke contacten heeft men verder
nog te Londen gehad
Antwoord Practisch heel weinig
Ik heb enkele mensen gesproken,
maar verdere contacten zijn er niet
geweest.
De Voorzitter Is er nog contact
geweest met de Ministers of met de
heer Gerbrandy, die begin Februari
weer kabinetsformateur is gewor
den
Antwoord Het gezelschap is
een keer bij minister Gerbrandy we
zen lunchen en toen is er over alge
mene zaken gesproken, hetgeen ik
zelf ook verscheidene malen heb ge
daan. Begin November heb ik de heer
Gerbrandy een keer in Zeeland ont
vangen, waarbij over de verschillen
de problemen is gesproken, en toen
ik hem weer te Londen zag, is er ge
sproken over de problemen van het
bezette gebied, in het bijzonder over
de bevoorrading en de voorziening
met levensmiddelen van het toen nog
bezette Nederland.
De Voorzitter Als ik het goed
begrijp, is de voorlichting van de de
legatie in de eerste plaats gericht ge
weest tot de leden van het Kabinet.
Antwoord Neen.
KABINETSFORMATIE.
De Voorzitter Heeft de delegatie
ook nog een rol gespeeld bij de Ka
binetsformatie, die in die tijd han
gende was? Einde Januari 1945 was
het Kabinet afgetreden en 8 Februari
heeft de heer Gerbrandy weer een op
dracht gekregen en daaruit is de for
matie van het nieuwe Kabinet op 23
Februari 1945 voortgevloeid. Heeft de
delegatie de Kabinetsformateur bijv.
suggesties aan de hand gedaan voor
nieuwe ministers, die hij zou kunnen
vragen
AntwoordDeze delegatie, be
staande uit zeventien personen, heeft
de Koningin in de ruime zin des
wooras op de hoogte gebracht van de
problemen, die in het bevrijde gebied
lagen.
De VoorzitterHeeft de heer Ger
brandy met de delegatie niet gespro
ken over de Kabinetsformatie
AntwoordDe heer Gerbrandy,
Mr. L. A. Donker
(P.v.d.A.)
heeft er met ons nooit over gespro
ken.
De Voorzitter Ik zou mij kunnen
voorstellen, dat het voor de heer Ger
brandy, die bij zijn Kabinetsformatie
rekening moest houden met het feit,
dat het bevrijd was en dus van
zelfsprekend een aantal ministers uit
het bevrgde Zuiden in zijn nieuwe
Kabinet moest opnemen, niet geheel
zonder belang zou zijn geweest, als
de delegatie uit het bevrijde Zuiden,
die in het algemeen voorlichting
kwam geven, hem daarover had ge-
infonneerd. Omgekeerd zou ik kun
nen begrgpen, dat de delegatie, die
vervuld was van de belangen van het
bevryde Zuiden en daarover voorlich
ting wilde geven, misschien zelf ook
de wens had daarover met de heer
Gerbrandy contact op te nemen.
SLECHTS EEN LUNCH.
Antwoord Behalve bij die lunch is
deze delegatie van zeventien perso
nen in pleno niet in contact met
minister Gerbrandy geweest.
De Voorzitter Ook niet met de
andere ministers
Antwoord: De delegatie is niet in
contact met andere ministers ge
weest. Ik heb hiervan geen aanteke
ningen gemaakt, maar voor zover ik
mg kan herinneren, zijn wij met ons
zeventienen niet met andere minis
ters in contact geweest.
De heer Stokvis Deze lunch had
uiteraard niet een uitgesproken za
kelijk karakter
Antwoord Neen. Er werd natuur
lijk wel over zaken gesproken, maar
het was niet bepaald om het een en
ander te vragen.
De heer Stokvis Er was dus geen
conferentie aan verbonden
Antwoord Neen.
De Voorzitter Is het u bekend,
of individuele leden van de delegatie
of groepen van hen over politieke
aangelegenheden contact met één of
meer der ministers hebben gehad
Hebt u zelf zulke contacten gehad?
Antwoord: Het is mg bekend, dat
individuele leden en groepen contact
met een of meer Ministers hebben
gehad. Over welk onderwerp is mij
niet bekend. Zelf heb ik zulke con
tacten. uitsluitend alleen, gehad,
waarbij ook over politiek is gespro
ken.
De Voorzitter: Bent U persoonlyk
nog bij de problemen van die tijd be
trokken geweest, behalve dan bij deze
reis naar Londen?
Antwoord: Behoudens deze reis
naar Londen ben ik nimmer bij deze
problemen betrokken geweest.
De Voorzitter: Hebt U verder geen
contacten meer met Londen gehad
Antwoord: Neen. Ik ben er twee
maal geweest en verder heb ik geen
contacten meer met Londen gehad.
De Voorzitter: Weet U nog precies
de data van de reis van de delegatie
Antwoord: Ik meen, dat wij in de
laatste dagen van Januari zijn over
gestoken. Ik kan het niet precies
aangekomen
Antwoord: Ik schat 1 of 2 Febru
ari.
"De Voorzitter: Wanneer bent U te
ruggekomen
Antwoord: Ongeveer 9 of 10 Fe
bruari.
GEEN VASTE GEDRAGSLIJN.
De Voorzitter: Op welke wijze is de
voorlichting door de delegatie gege
ven? Was het zo, dat ieder van deze
zeventien personen uiting gaf aan de
dingen, die hem speciaal bezighielden,
of was er met het oog op de voor
lichting een soort gemeenschappelijke
gedragslijn voor de delegatie vastge
steld?
Antwoord: Iedereen gaf voorlich
ting over de diverse zaken, die hem
het meest pasten.
De Voorzitter: Er was dus geen
temeenschappelijke gedragslijn van
e delegatie vastgesteld?
Antwoord: Neen. helemaal niet. Er
is van tevoren geen overleg gepleegd
omtrent een te volgen gedragslijn.
Iedereen gaf voorlichting omtrent het
punt, waarvan hij zien achtte des
kundig te zgn.
De Voorzitter: Was er bij de dele
gatie ook iemand, die men zou kun-
Jkvr. Mr. C. W. I. Wtt«,
waal van Stoetwegen
(GÖ.U.I
tuige gehoord, geeft toe by het aan
vaarden der buitenbewaking tot zijn
compagnie een toespraak gehouden
te hebben, doch niet van de inhoud
als door de heer Toussaint vermeld.
Hg heeft tot zijn mensen gezegd, dat
hg van de heer Toussaint vernomen
had, dat het daar een rommeltje
was en dat aan de consignes scherp
de hand moest worden gehouden.
STRAFRECHTELIJKE
VERVOLGING.
De commissie acht voor het optre
den van de compagnieën van 1-14 R.
I. dp bataljonscommandant Tous
saint in hoge mate verantwoordelijk.
Uit door hem zelf afgelegde verkla
ringen is wel duidelgk geworden, dat
hy weinig gezag had over zijn man
nen en dat hij niet het nodige heeft
gedaan om het optreden van de
manschappen, dat zulke ernstige ge
volgen heeft gehad, te voorkomen of
daaraan op krachtdadige wyze een
einde te maken. Hij is zelfs in ge
breke gebleven om het vereiste on
derzoek in te stellen en, zo nodig, de
militaire justitie in te schakelen.
De commissie acht het wenselijk,
dat ook in andere gevallen dan in
de Harskamp, waarin strafbare fei
ten ten opzichte van in bewaring ge
stelden is gebleken, de strafrechtelij
ke repercussie niet zal uitblijven.
Immers in Nederland behoren practij-
ken, welke aan die der nazi's herin
neren, niet straffeloos te kunnen ge
schieden
Het Militair Gezag
(Slot van pag. 3)
De commissie constateert, dat te
gen de herhaalde dreigingen van ge
neraal Kruis om ontslag te nemen,
niet krachtig genoeg door de rege
ring is opgetreden en concludeert,
dat de hoogst ernstige gezagscrisis
tussen de hoogste organen van het
Staatsgezag ten tijde van de over
gang van bezetting naar bevrijding,
waarby rekening gehouden moest
worden met de mogeiykheid van re-
volutionnaire situaties, de ergste ge
volgen met zich gebracht kon heb
ben.
Generaal Kruis treft hierin, naar
de mening van de commissie, grote
schuld. Uit zijn in de loop van de
jaren gebleken houding spreekt een
mentaliteit, die de commissie ten
sterkste afkeurt.
De commissie voegt hier echter
onmiddellijk aan toe. dat haars in
ziens de regering in deze nog groter
schuld treft. Immers het was haar
taak geweest om het hoofd van het
Bureau Militair Gezag en later de
chef staf Militair Gezag terstond in
duidelijke bewoordingen kenbaar te
maken, hoe de verhouding tussen
de regering en deze functionaris be
hoorde te zijn en, indien aan deze
aanwyzing niet dadelyk op loyale
wijze gevolg was gegeven, ontslag te
doen volgen.
De verdediging, in het bijzonder
door de heren Gerbrandy en Van
Lidt de Jeude, destijds minister-pre
sident en minister van Oorlog, dat
generaal Kruis onvervangbaar was
en dat hg zo'n grote waardering ge
noot by de geallieerde autoriteiten,
kan de commissie niet aanvaarden.
nen beschouwen als de voorzitter of
de leider?
GEEN ECHTE VOORZITTER.
Antwoord: Een echte voorzitter
van de delegatie was er niet. Ik ben
belast geweest met de reis naar En
geland.
Jonkvrouwe Wttewaal! van Stoet
wegen: Hebt U de reis in orde ge
maakt? Het lykt mij, dat dit in die
tijd nog niet zo eenvoudig was.
Antwoord: Dat was het ook niet.
Wij zgn met een troepentransport
schip naar Engeland gegaan.
Jonkvrouwe Wttewaall van Stoet
wegen: Was U de enige man van het
Militair Gezag?
Antwoord: De heer Koch was ook
van het Militair Gezag, maar hij was
toen nog niet gemilitariseerd. Enke
le Brabantse heren hadden ook bur
gerfuncties bij het Militair Gezag,
Jonkvrouwe Wttewaall van Stoet
wegen: U kende de Brabantse en
Limburgse heren zeker niet? Of had
U ze tevoren weieens gezien?
Antwoord: Tevoren kende ik er
geen enkele; ik heb ze pas bij de de
legatie leren kennen.
Jonkvrouwe Wttewaall van Stoet
wegen: De problemen, die U naar vo
ren bracht, betroffen waarschijnlijk
in hoofdzaak de moeilijkheden in ver
band met de overstromingen?
INUNDATIE EN OPBOUW.
Antwoord: Inderdaad, de inundatie
en de wederopbouw waren de bran
dende problemen.
De Voorzitter: Hebben problemen,
betrekking hebbende op het Parle
ment, de Provinciale Staten, gemeen
teraden en de vragen, hoe men in
Nederland meende, dat deze licha
men in de toekomst geformeerd zou
den moeten worden, of er spoedig
verkiezingen moesten worden ge
houden, enz. de delegatie ook bezig
gehouden
Antwoord: Ik kan mij niet herinne
ren, dat de delegatie zich bezig heeft
gehouden met problemen betreffende
Kamer, Staten en gemeenteraden.
Het belangrijkste was het herstel
en de wederopbouw; ik kan mg niet
herinneren, dat staatsrechtelijke pro
blemen diepgaande zijn aangesneden.
Jonkvrouwe Wttewaall van Stoet
wegen: Deze problemen telden waar
schijnlijk bg de Zeeuwse delegatie be
trekkelijk gering, omdat men zich
-in Zeeland in de eerste plaats moest
bezighouden met de dagelijkse wor
steling met het water?
AntwoordMen dacht er niet over.
De Voorzitter: Wogen die andere
problemen bh" de andere leden zwaar
der?
Antwoord: Brabant en Limburg
hadden ook vele problemen op eco
nomisch en wederopbouwgebied.
De heer Stokvis: Hoeveel bespre
kingen zgn er tenslotte in Engeland
gevoerd
Antwoord: De voorlichting heeft
verscheidene dagen geduurd. Ik durf
het niet juist te zeggen, maar een
gedeelte van drie a vier dagen.
De Voorzitter: Ik ben hiermede ge
komen aan het einde van hetgeen ik
U had te vragen. Hebt U er zelf nog
iets aan toe te voegen?
Antwoord: Neen.
De Voorzitter: Dan dank ik U zeer
voor de inlichtingen, die U hebt ver
strekt en sluit ik het verhoor.