Enquête-commissie doet haar vijfde boekje open Spanningen tussen de Regering en het Militair Gezag Een delegatie naar Londen Regering trad niet krachtig genoeg op tegen Generaal Kruis Lof voor prof. Gerbrandy Vijfde deel verslag parlementaire enquête-commissie verschenen Politieke oriëntatie speelde geen rol van betekenis Scherpe critiek maar ook waardering SATERDAG 26 MEI 1901 PftOVfJfCJAL* ZEEUWSE COURANT Ministers-kwartiermakers werden tegengewerkt (Van onze parlementaire redacteur.) Het Militair Gezag, dat zodra het Zuiden van ons land in 1944 bevrp svas, het bewind ln handen nam en na de totale capitulatie van de Duit sers in het begin van Mei 1945 ook bestuursbevoegdheden ging uitoefenen in de overige provincies, heeft vele goede dingen verricht, maar de critiek op de organisatie van het M.G. en op de wijze, waarop het zyn arbeid verrichtte, voert toch de boventoon. Uitvoerig heeft de parlementaire commissie de werking van het Mili tair Gezag onderzocht en z(j is daarby gestuit op een ernstige zaak, name lijk de verhouding tussen het M.G. en de regering. Er blykt sprake ge weest te zijn van een hoogst bedenkelijke gezagscrisis. Een van de belangrijkste terug- keermaatregelen, die de Nederlandse regering in Londen tot stand ge bracht heeft, is het besluit van 11 De cember 1943, waarin regelen voor de bijzondere staat van beleg werden uitgevaardigd. Op grond van dit be sluit zyn het M.G. voornamelijk twee taken toebedacht geweest. In de eerste plaats het contact met de geallieerde militaire autoritei ten, een liaisontaak, waarbij het streven er zoveel mogelijk op gericht moest zyn om de in het bevrijde ge bied noodzakelijke maatregelen door het Nederlandse Militaire Gezag te doen geschieden en, voorzover dit niet mogelijk was, daarop invloed uit te oefenen. In de tweede plaats de eigen taak, die het Militair Gezag te venrullen had, zolang de regering nog niet aanwezig was en waarvoor het M.G. met zo groot mogelijke bevoegdheden moest worden uitgerust om die doeltreffend te kunnen ver vullen. BELGIË DEED HET BETER De commissie vestigt er de aan dacht op, dat in België een veel be tere regeling was getroffen. Daar kwam bij de bevrijding de zorg voor het herstel van het binnenlands be stuur en voor de handhaving van de openbare orde niet te liggen bij een militaire autoriteit, doch in handen Geen compromissen. (Van onze parlementaire redacteur). „Het zal de grote verdienste zijn van het eerste kabinet-Gerbrandy, dat het binnen enkele maanden de terughoudendheid, die bij de gealli eerden bestond, volledig heeft over wonnen" aldus schryft de parle mentaire enquête-commissie in het vyfde deel van haar verslag. En zij voegt eraan toe, vooral om dat zij in tal van concrete situaties critiek moet leveren op de toenmali ge minister-president: „Voor een aanzienlijk deel is dit te danken ge weest aan de persoonlijkheid van de nieuwe leider van het kabinet, prof mr. P. S. Gerbrandy. Door zijn on verzettelijkheid ten aanzien van de doelstelling van de oorlog, die zowel in als buiten de Nederlandse kring te Londen in hoge mate werd ge waardeerd, is hy gebleken de juiste man te zijn geweest om op dat kri tiek ogenblik in ons volksbestaan de leidende plaats in te nemen." De commissie is ervan overtuigd, dat prof. Gerbrandy zijn zware en verantwoordelijke taak heeft opge vat als een roeping en stelt uitdruk kelijk vast, dat het optreden van de heer Gerbrandy als minister-presi dent in September 1940 van grote be tekenis is geweest voor het vormen en verwezenlijken van de doelstelling, waardoor de Nederlandse regering zich verder bij de oorlogvoering heeft laten leiden: geen compromissen, maar strijd totdat het Koninkrijk geheel zou zijn bevrijd. van personen, die in deze materie bedreven waren en die voor him op treden verantwoordelijk waren aan de ministers. Zij geeft toe, dat het verloop der krijgsverrichtingen hier te lande anders dan in België zeer ten ongunste heeft gewerkt. De moeilijkheden tussen de rege ring en het M. G. zijn reeds kort na de bevrijding van het Zuiden des lands ontstaan. In stryd met de verwachtingen bleek het niet mogelijk, dat de rege ring aanstonds naar het bevrijde ge deelte des lands terugkeerde. Van geallieerde zyde bestonden daar tegen bezwaren. Ook aan de mi nisters individueel werd dit niet toegestaan. Doch toen bekend werd, .dat de Engelse Koning een bezoek had ge bracht aan de troepen in Nederland, was de heer Gerbrandy, aangezien generaal Kruis, de chef staf van het M.G., blijkbaar in deze niet voldoen de invloed bij de geallieerde militaire autoriteiten kon of wilde uitoefenen, wel genoodzaakt deze zaak op hoog niveau te behandelen. Na een be spreking van de heer Gerbrandy met Churchill en na een bezoek van de heren Gerbrandy en van Lidt de Jeude aan het hoofdkwartier van Eisenhower te Versaillles, werd be reikt, dat goed gevonden werd, dat enige ministers-kwartiermakers naar bet bevrijde gebied zouden gaan. De commissie heeft uit de afge legde verklaringen en de te harer beschikking staande stukken de overtuiging geput, dat dit niet naai de zin van generaal Kruis was en dat deze ook na de van geallieerde zyde verkregen toestemming, met weinig vreugde de ministers-kwar tiermakers naar Oisterwyk zag gaan. De komst van de ministers-kwar tiermakers in het bevrijde Zuiden heeft dan ook een grote reeks moei lijkheden tussen deze ministers en de chef staf Militair Gezag tengevolge gehad. De aard van de taak van de mi nisters van Binnenlandse Zaken en van Justitie bracht hen onmiddellijk in aanraking met vele problemen, die zich in het bevrijde gebied voorde den. Was het wonder, dat deze mi nisters, ziende hoeveel er te doen was en ziende hoeveel er verkeerd ging men denke bijv. aan het arrestatie- vraagstuk de behoefte gevoelden om. waar mogelijk, regelend en coördinerend op te treden Dit werd hun echter èn door de omstandigheden èn door de geringe medewerking van de zijde van het M.G., vrijwel onmogelijk gemaakt. Zij resideerden in het hotel „Bosch en Ven" te Oisterwyk en waren daar practisch van alle ambtelijke hulp verstoken. Hun departementen te Londen waren ontvolkt, doordat vele ambtenaren naar het M.G. waren overgegaan. Het Militair Gezag ze telde evenwel te Brussel en de func tionarissen daarvan waren niet ter beschikking van de ministers. De mi nister van Binnenlandse Zaken heeft gepoogd hierin te voorzien door te 's-Hertogenbosch een eigen bureau te formeren. VERBITTERDE WORSTELING. Men kan dan ook van de komst van de ministers-kwartiermakers ln het Zuiden op 25 November 1944 af tot de ontslagaanvrage van het kabi net op 24 Januari 1945 een lange en verbitterde worsteling constateren tussen een aantal naar Nederland overgekomen ministers en de chef staf Militair Gezag. Een worsteling, waarbjj het moet geconstateerd worden de chef staf aan de win nende hand is gebleven. Hier openbaarde zich het bezwaar van het besluit, dat alleen de Kroon instructies kon geven aan de chef staf. De individuele minister in Ne derland vermocht met de wet in de hand tegenover de chef staf niets en het tot stand brengen van instruc ties door de Kroon bleek vrijwel on mogelijk. Het feit, dat de ministers in Oister wyk verbleven en de chef staf in Brussel zetelde, wekte de moeilijk heden in hoge mate in de hand. Eerst begin April 1945 heeft het M.G, Brussel verlaten en zich tc Breda gevestigd. De commissie acht het bepaald een fout, zowel in psy chologisch als in technisch en be stuurlijk opzicht, dat de overplaat sing niet veel eerder is geschied. De commissie kan zich overigens niet aan de indruk onttrekken, dat de in Nederland vertoevende ministers zich bij het bepalen van hun houding in te sterke mate zonder tot posi tieve daden te komen hebben la ten beïnvloeden door gevoelens van wrevel tegenover de chef staf M.G., van wie zij reeds weinig medewer king hadden ondervonden om him overkomst naar het bevrijde gebied te bevorderen. Bovendien had de heer Kruis in een brief van 12 November 1944 aan de minister-president gewe zen op het in zyn ogen onwenselijke van zulk een overkomst en dat in be woordingen, die van een ambtenaar op een zo hoge post tegenover de re gering allerminst verwacht hadden kunnen worden. De commissie kan dan ook zeer wel begrijpen, dat den- brief van gene raal Kruis in de Ministerraad is ge kwalificeerd met het woord „insu bordinatie" en zU kan liet alleen maar betreuren, dat de regering hier op niet op krachtiger wijze heeft gereageerd. D<* zaak is echter afge daan in een onderhoud op 21 Novem ber 1944 tussen de minister-presi dent en de minister van Oorlog ener zijds en de heer Kruis anderzijds, waarbij deze laatste zijn verontschul digingen heeft aangeboden. Hoe weinig effectief deze wijze van afdoening was, bleek wel uit de daarop volgende weekrapporten van de chef staf M.G. van 1 en 8 De cember 1944, waarin dezelfde toon als in de brief van 12 November 1944 was te beluisteren. DIEPE TEGENSTELLING. Door de eis van genei-aal Kruis, dat alleen hij aan het personeel van de staf M.G. orders zou kunnen ge ven en niet de ministers, is een diepe tegenstelling tussen beide partijen ontstaan. Op 17 December 1944 schrijven de in Nederland vertoe vende ministers, dat aan generaal Kruis ontslag moet worden verleend. Hei ontslag volgde echter niet. Intussen werden de moeilijkheden nog verscherpt door de brieven van 1 en 5 Januari 1945 van de heer Kruis aan de minister van Oorlog, waarvan de laatste een reflex was op besprekingen op die datum tussen de voorzitter van de Raad van ministers en de minister van Oorlog met de chef staf M.G. In deze brief schrijft de heer Kruis „Indien het in de bedoeling van de Raad van Ministers ligt, om als voorwaarde van mijn hand having als chef staf Militair Ge zag een verklaring van loyali teit aan de regering te vragen, dan moet ik vaststellen, dat ik niet bereid ben een dergelijke verklaring af te leggen". (Vervolg op pag. 4) Hulde voor Koningin Withelmina Zij was personificatie van strijdend Nederland. (Van onze parlementaire redacteur.) „Het is de parlementaire enquête commissie door het diepgaand onder zoek, dat zij heeft ingesteld en uit het omvangrijke materiaal dat te haret kennis is gebracl.t, vele malen geble ken, hoe Koningin Wllhelmina in de jaren 1940—1945 in den vreemde, de personificatie is geweest yin het ge knechte en strijdende Nederland, hoe de eerbied voor Haar persoonlijkheid, die Zij u-ist op te wekken, ons land ten goede i* gekomen en hoe Zij door Haar onversaagdheid en onverzette lijkheid de krachtsinspanning van de landgenoten in en buiten bezet gebied telkenmale heeft toeten op tc voeren tot het peil. dat nodig was om de overwinning te behalen. Zij heeft daarmede het Nederlandse volk on schatbare diensten bewezen". Aldus schrijft de commissie in de inleiding van het vijfde deel van haar verslag. Zij meent gerechtigd te zijn tot dit oordeel, zonder afbreuk te doen aan artikel 55 ran de Grondwet, dal bepaalt, dat de Koning onschend baar is en de ministers verantwoor delijk zijn. Handelingen van het Staatshoofd kan en mag de commis sie niet onderzoeken en zij heeft dat ook niet gedaan, ln het gehele Ver slag is steeds uitgegaan van de ver antwoordelijkheid ran de ministers voor het gevoerde beleid, maar deze woorden van hulde heeft z\j niet aan Koningin Wilhelmina willen onthou den. DOCUMENT VAN HISTORISCH BELANG (Van onze parlementaire redacteur) De parlementaire enquête-commissie, die een omvangrijk onderzoek in stelt naar het regeringsbeleid gedurende de jaren 1940 tot en met 1945, heeft weer een uitvoerig verslag van haar werkzaamheden het licht doen zien. Dit vijfde deel behandelt de ministers- en kabinetscrisis en de voor bereiding van de terugkeer uit Londen, onder welk laatste onderwerp sa- mengevat zyn de beschouwingen over de Staten-Generaal, het Militair Gezag en de Vertrouwensmannen. In de zomer van 1950 verscheen Dit vijfde deel is in staatkundig en het vierde deel van het Verslag, dat staatsrechtelijk opzicht het belang- het licht deed schijnen over het Eng- rijkste deel van de totale arbeid van land-Spiel, dat zoveel stof heeft doen de commissie, aangezien het de alge- opwaaien. Aanvankelyk lag het in de mene, politieke gegevens bevat, die bedoeling het vijfde deel in December het onderzoek opleverden. Het is 1950 uit te geven, doch vooral door daarom van groot historisch gewicht de ziekte van de voorzitter van de en zal voor de latere geschiedschrij- parlementaire enquête-commissie, vers van onschatbare waarde zijn, mr. L. A. Donker, is dat onmogelijk vooral, omdat 't interessante verhoren gebleken. bevat van personen, die tijdens de oor- De commissie heeft het zich weer logsjaren in Nederland eu Londen op niet gemakkelijk gemaakt. Het ei- de voorste plaatsen stonden en omdat genlyke verslag telt 909 bladzijden. onder de bijlagen zeer merkwaardige De bijlagen, die in een aparte band en verhelderende stukken voorko- zijn ondergebracht, beslaan 583 blad- men. Zo treft men er in aan de com- zyden en ae in een derde band verza- plete notulen van de vergaderingen melde verhoren, eisen 984 bladzijden, van de ministers-kwartiermakers en Er werden in totaal 162 verhoren af- van de vergaderingen van de Ver genomen van 119 personen. Sommige trouwensmannen met de Generale ondervraagden kwamen dus meer Staf. dan eenmaal voor de commissie. Vrywel over de gehele lyn kwamen de leden der commissie tot eenstem mige conclusies. Slechts op v\jf pun ten van ondergeschikt belang bleek een der commissie-leden een andere mening te zijn toegedaan. Hoewel nu reeds vyf delen van het Verslag verschenen zijn, heeft de commissie nog heel wat werk voor de boeg. Dat is aanleiding geweest om de mogelijkheid van een andere werkmethode te onderzoeken, vooral bestaande in een vertraging van het tempo, aangezien de leaen der com missie met arbeid overvoerd zijn. Hierover is overleg gepleegd met de seniores van dc Tweede Kamer. De zer dagen is een beslissing gevallen. Inmiddels zijn voor het deel van het Verslag, dat het beleid van de re gering tegenover de uitgewekenen zal bevatten, de verhoren reeds ge houden en is zelfs het verslag in concept gereed. Ook het deel. dat zal handelen over het militaire beleid is reeds in concept gereed. Uiterst moeilijk is het onderzoek naar de verhoudingen en de verbindingen tus sen de Londense regering en de ille galiteit. Wel heeft de commissie hier over al Verscheidene personen ge hoord, maar het meeste werk moet toch nog verricht worden. Wat het Indonesisch beleid tenslot te aangaat, beschikt de commissie wel reeds over veel, archiefmateriaal, maar er zijn nog maar weinig ve:_ho- ren afgenomen. Onvermoeid en zeer nauwgezet ar beidt de commissie door. Reeds de eerste vier delen van het Verslag wekten grote bewondering voor de wijze, waarop de commissie haar taak opvat, het vijfde deel heeft de goede reputatie, die van haar uitgaat, volledig bevestigd. DE ZEEUWSE BELANGEN IN 1945 In de plenaire zitting van de Parlementaire Enquête-commissie op Dins dag 22 Augustus 1950, werd als getuige gehoord jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, Commissaris der Koningin in Zeeland. Tegenwoordig waren de heer Donker, voorzitter, jonkvrouwe Wttewaafl van Stoetwegen en de heren Koersen en Stokvis, alsmede de heer Hulgens, griffier. Aan de orde waren de punten van het Enquêtebesluit j. en o. De getuige legt de eed af en de voorzitter merkt daarna het volgende op: In het najaar van 1944 en in het begin van 1945 was de toestand zo, dat van ons land alleen bevrijd was het Zuiden, beneden de grote rivieren. In verschillende opzichten is dit een overgangstoestand geweest, ook in staatkundig opzicht. In die periode zyn er in het bevryde Zniden op poli tiek gebied verschillende dingen gebeurd, die niet zonder belang zyn ge weest voor de verdere ontwikkeling van zaken. Eén van die gebeurtenis sen ls geweest het gaan van een delegatie van zeventien personen naar Londen. Ik meen, dat dit einde Januari 1945 is geweest. Deze delegatie is met de bedoeling voorlichting te geven, naar de Engelse hoofdstad ge gaan. Zoudt u ons in het raam van de situatie van die tyd een beeld kun nen geven van het ontstaan en het werk van deze delegatie, zoals u dit hebt meegemaakt Misschien kunt u het best beginnen met mede te delen, op welke wijze u met deze problemen na de bevrijding ln aanraking bent gekomen. Antwoord Vry onverwacht ben ik met deze problemen in aanraking ge komen. Ongeveer 30 December 1944 heb ik een oproep gekregen om in Londen by de Koningin te verschij nen en ik heb toen diverse problemen bespx-oken. De Koningin uitte de wens voorgelicht te worden, niet politiek, maar meer over de behoeften en wen sen van het bevryde deel van Ne derland. ALLEEN NAAR LONDEN. De VoorzitterAls ik het dus goed begrijp, bent u omstreeks ein de December 1944 reeds alleen naar Londen geweest. AntwoordBegin Januari. Ik kreeg de uitnodiging ongeveer 30 December 1944 en 3 of 4 Januari ben ik naar Engeland overgestoken. De VoorzitterWelke functie be kleedde u in die tyd Antwoord: Ik was by het Mili tair Gezag in Zeeland. Sinds 15 De cember was ik gemilitariseerd en ik was toen majoor Militair Gezag. Er was een militair commissaris, een toegevoegd officier en een majoor voor algemene zaken en dat was ik. Overste Slot was militair commissa ris van Zeeland, luitenant-kolonel Wiittrlch was de eerst toegevoegde officier tot ongeveer Maart/April en tot die datum was ik majoor Militair Gezag. Vóór 15 December als burger en vanaf 15 December als militair en als geboortig uit Zeeland, was ik be last met adviseren over de plaatse lijke verhoudingen. Het was geen omlijnde functie, maar het was de be doeling, dat ik later de eersttoege- voegd officier, ais deze naar het Noorden zou gaan, zou opvolgen. De Voorzitter Wat was uw bur- gen'unctie geweest Antwoord Tot 6 Mei 1943 was ik lid van Gedeputeerde Staten van Zee land, uit welke functie ik toen door de Duitsers ben ontslagen. Sindsdien. had ik geen burgerfunctie meer, nog wel een kleine byfunctie by de eva cuatie. De Voorzitter Op een gegeven moment hebt u dus, los van uitnodi gingen. van andere personen, het verzoek ontvangen naar Londen te komen Antwoord Juist. De Voorzitter Daarna bent u weer in Nederland teruggekeerd. Hoe i.: vervolgens het verloop van zaken ge weest OVERLEG. Antwoord In overleg met Brabant en Limburg is een representatieve missie samengesteld uit alle lagen van de bevolking, die de Koningin zou kunnen voorlichten omtrent de noden en behoeften in het bevryde gebied van Nederland. De VoorzitterWas er, toen u de eerste maal te Londen was, reeds over gesproken, dat er zulk een de legatie zou komen Antwoord Toen is er inderdaad over gesproken, dat er uit het be vrijde gebied een delegatie zou ko men. Over de politiek is nooit gespro ken, het ging echt om de behoeften, noden, wensen en stemmen, zoals die leefden bij de bevolking van het be vrijde gebied van Nederland. De VoorzitterU zegt, dat er over de politiek niet is gesproken, maar wanneer u spreekt over de wensen en de stemming der bevolking, dan na dert u dit terrein toch wel. Antwoord Ik bedoel, dat er nooit is gesproken over politieke partyen. De VoorzitterOns is medege deeld, dat deze delegatie aldus zou zyn samengesteld, dat u de leden voor Zeeland had uitgenodigd, de heer WyffeLs die voor Limburg en de heer Beel, die voor Noordbrabant. Antwoord Inderdaad. De Voorzitter Door wie Ls aan u en aan de heren Wyffels en Beel dit verzoek gedaan Antwoord Hoe dit by de heer Wijf fels en de heer Beels is gebeurd, weet ik niet, daarvan ben £k niet op de hoogte. De VoorzitterWie heeft u ge- V. (Van onze parlementaire redacteur). In het vyfde deel van het verslag van de parlementaire enquête-commissie zijn in het byzonder die onderwerpen be handeld waarbij zich moeilijk heden en met name kwesties van meer algemene aard heb ben voorgedaan. Dit zou bij op pervlakkige kennisneming van het rapport ten onrechte de indruk kunnen wekken, dat er bij de door de Nederlandse re gering in de oorlogsjaren ver richte arbeid uitsluitend moel- lykheden en een tot critiek aan leiding gevend beleid zyn ge weest. De commissie waarschuwt met de nxeeste klem tegen het vestigen van zulk een indruk. Er is ook zeer veel verricht, dat tot geen enkele critiek aan leiding geeft, doch dat daar door ook minder in aanmerking kwam om in den brede behan deld te worden. Ook dc nor male parlementaire contröle houdt zich in veel sterkere ma te bezig met wat afwijkt van de gewone gang van zaken dan met wat normaal verloopt. Bo vendien kan een analyse van de in bepaalde situaties ontstane problemen in vele gevallen ry- ke lering voor de toekomst op leveren. vraagd een bepaald aantal mensen- uit Zeeland byeen te zoeken Antwoord Er is met de Koningin gesproken en Zy wilde graag eens spreken met mensen uit alle rangen en standen uit het bevrijde gebied. DK VERDELING. De VoorzitterDat begrijp ik, maar tenslotte is er een verdeling ge maakt. waarby het aantal personen uit Limburg, Brabant en Zeeland werd vastgesteld. Antwoord Dat hebben wij onder ling gedaan. De Voorzitter Is de heer De Quay daarby ook nog betrokken geweest? Antwoord Ik heb er over gespro ken, maar hy is er nooit by betrok ken geweest. De Voorzitter Het verzoek aan u en aan de heren Beel en Wijffels is dus niet van de heer De Quay uitge gaan Antwoord Neen, althans aan mij persooniyk niet. De Voorzitter U hebt dus met elkaar uitgemaakt hoeveel personen er van ieder van de provincies in de delegatie moesten zijn Antwoord Er is getracht een goe de oplossing te vinden, naargelang het aantal inwoners en de diverse functies. (Vervolg op pag. 4) ln het begin van 1945 trok een delegatie van zeventien Zuid-Nederlanders naar Lon den om daar met de Koningin en de ministers een aantal pro blemen van het bevrijde gebied te bespreken. Onder hen be vond zich de Commissaris van de Koningin in Zeeland, die deswege door de parlementaire enquête-commissie gehoord is. Om onze lezers een indruk te geven van de wyze, waarop zo'n verhoor werd afgenomen en tevens om aan te tonen, op welke manier de Commissaris getracht heeft de belangen van Zeeland te behartigen, geven wy hierby het volledige verslag van de ondervraging van jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, zoals dat in het vyfde rapport van de commissie is opgeno men.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1951 | | pagina 5