Enquête-commissie doet haar vijfde boekje open
Spanningen tussen de Regering en het
Militair Gezag
Een delegatie naar Londen
Regering trad niet krachtig genoeg op
tegen Generaal Kruis
Lof voor prof. Gerbrandy
Vijfde deel verslag parlementaire
enquête-commissie verschenen
Politieke oriëntatie speelde geen
rol van betekenis
Scherpe critiek maar
ook waardering
SATERDAG 26 MEI 1901
PftOVfJfCJAL* ZEEUWSE COURANT
Ministers-kwartiermakers werden
tegengewerkt
(Van onze parlementaire redacteur.)
Het Militair Gezag, dat zodra het Zuiden van ons land in 1944 bevrp
svas, het bewind ln handen nam en na de totale capitulatie van de Duit
sers in het begin van Mei 1945 ook bestuursbevoegdheden ging uitoefenen
in de overige provincies, heeft vele goede dingen verricht, maar de critiek
op de organisatie van het M.G. en op de wijze, waarop het zyn arbeid
verrichtte, voert toch de boventoon.
Uitvoerig heeft de parlementaire commissie de werking van het Mili
tair Gezag onderzocht en z(j is daarby gestuit op een ernstige zaak, name
lijk de verhouding tussen het M.G. en de regering. Er blykt sprake ge
weest te zijn van een hoogst bedenkelijke gezagscrisis.
Een van de belangrijkste terug-
keermaatregelen, die de Nederlandse
regering in Londen tot stand ge
bracht heeft, is het besluit van 11 De
cember 1943, waarin regelen voor de
bijzondere staat van beleg werden
uitgevaardigd. Op grond van dit be
sluit zyn het M.G. voornamelijk twee
taken toebedacht geweest.
In de eerste plaats het contact
met de geallieerde militaire autoritei
ten, een liaisontaak, waarbij het
streven er zoveel mogelijk op gericht
moest zyn om de in het bevrijde ge
bied noodzakelijke maatregelen door
het Nederlandse Militaire Gezag te
doen geschieden en, voorzover dit
niet mogelijk was, daarop invloed uit
te oefenen. In de tweede plaats de
eigen taak, die het Militair Gezag te
venrullen had, zolang de regering
nog niet aanwezig was en waarvoor
het M.G. met zo groot mogelijke
bevoegdheden moest worden uitgerust
om die doeltreffend te kunnen ver
vullen.
BELGIË DEED HET BETER
De commissie vestigt er de aan
dacht op, dat in België een veel be
tere regeling was getroffen. Daar
kwam bij de bevrijding de zorg voor
het herstel van het binnenlands be
stuur en voor de handhaving van de
openbare orde niet te liggen bij een
militaire autoriteit, doch in handen
Geen compromissen.
(Van onze parlementaire redacteur).
„Het zal de grote verdienste zijn
van het eerste kabinet-Gerbrandy,
dat het binnen enkele maanden de
terughoudendheid, die bij de gealli
eerden bestond, volledig heeft over
wonnen" aldus schryft de parle
mentaire enquête-commissie in het
vyfde deel van haar verslag.
En zij voegt eraan toe, vooral om
dat zij in tal van concrete situaties
critiek moet leveren op de toenmali
ge minister-president: „Voor een
aanzienlijk deel is dit te danken ge
weest aan de persoonlijkheid van de
nieuwe leider van het kabinet, prof
mr. P. S. Gerbrandy. Door zijn on
verzettelijkheid ten aanzien van de
doelstelling van de oorlog, die zowel
in als buiten de Nederlandse kring
te Londen in hoge mate werd ge
waardeerd, is hy gebleken de juiste
man te zijn geweest om op dat kri
tiek ogenblik in ons volksbestaan
de leidende plaats in te nemen."
De commissie is ervan overtuigd,
dat prof. Gerbrandy zijn zware en
verantwoordelijke taak heeft opge
vat als een roeping en stelt uitdruk
kelijk vast, dat het optreden van de
heer Gerbrandy als minister-presi
dent in September 1940 van grote be
tekenis is geweest voor het vormen
en verwezenlijken van de doelstelling,
waardoor de Nederlandse regering
zich verder bij de oorlogvoering heeft
laten leiden: geen compromissen,
maar strijd totdat het Koninkrijk
geheel zou zijn bevrijd.
van personen, die in deze materie
bedreven waren en die voor him op
treden verantwoordelijk waren aan
de ministers. Zij geeft toe, dat het
verloop der krijgsverrichtingen hier
te lande anders dan in België
zeer ten ongunste heeft gewerkt.
De moeilijkheden tussen de rege
ring en het M. G. zijn reeds kort
na de bevrijding van het Zuiden des
lands ontstaan.
In stryd met de verwachtingen
bleek het niet mogelijk, dat de rege
ring aanstonds naar het bevrijde ge
deelte des lands terugkeerde. Van
geallieerde zyde bestonden daar
tegen bezwaren. Ook aan de mi
nisters individueel werd dit niet
toegestaan.
Doch toen bekend werd, .dat de
Engelse Koning een bezoek had ge
bracht aan de troepen in Nederland,
was de heer Gerbrandy, aangezien
generaal Kruis, de chef staf van het
M.G., blijkbaar in deze niet voldoen
de invloed bij de geallieerde militaire
autoriteiten kon of wilde uitoefenen,
wel genoodzaakt deze zaak op hoog
niveau te behandelen. Na een be
spreking van de heer Gerbrandy met
Churchill en na een bezoek van de
heren Gerbrandy en van Lidt de
Jeude aan het hoofdkwartier van
Eisenhower te Versaillles, werd be
reikt, dat goed gevonden werd, dat
enige ministers-kwartiermakers naar
bet bevrijde gebied zouden gaan.
De commissie heeft uit de afge
legde verklaringen en de te harer
beschikking staande stukken de
overtuiging geput, dat dit niet naai
de zin van generaal Kruis was en
dat deze ook na de van geallieerde
zyde verkregen toestemming, met
weinig vreugde de ministers-kwar
tiermakers naar Oisterwyk zag gaan.
De komst van de ministers-kwar
tiermakers in het bevrijde Zuiden
heeft dan ook een grote reeks moei
lijkheden tussen deze ministers en de
chef staf Militair Gezag tengevolge
gehad.
De aard van de taak van de mi
nisters van Binnenlandse Zaken en
van Justitie bracht hen onmiddellijk
in aanraking met vele problemen, die
zich in het bevrijde gebied voorde
den. Was het wonder, dat deze mi
nisters, ziende hoeveel er te doen was
en ziende hoeveel er verkeerd ging
men denke bijv. aan het arrestatie-
vraagstuk de behoefte gevoelden
om. waar mogelijk, regelend en
coördinerend op te treden
Dit werd hun echter èn door de
omstandigheden èn door de geringe
medewerking van de zijde van het
M.G., vrijwel onmogelijk gemaakt. Zij
resideerden in het hotel „Bosch en
Ven" te Oisterwyk en waren daar
practisch van alle ambtelijke hulp
verstoken. Hun departementen te
Londen waren ontvolkt, doordat vele
ambtenaren naar het M.G. waren
overgegaan. Het Militair Gezag ze
telde evenwel te Brussel en de func
tionarissen daarvan waren niet ter
beschikking van de ministers. De mi
nister van Binnenlandse Zaken heeft
gepoogd hierin te voorzien door te
's-Hertogenbosch een eigen bureau te
formeren.
VERBITTERDE WORSTELING.
Men kan dan ook van de komst
van de ministers-kwartiermakers ln
het Zuiden op 25 November 1944 af
tot de ontslagaanvrage van het kabi
net op 24 Januari 1945 een lange en
verbitterde worsteling constateren
tussen een aantal naar Nederland
overgekomen ministers en de chef
staf Militair Gezag. Een worsteling,
waarbjj het moet geconstateerd
worden de chef staf aan de win
nende hand is gebleven.
Hier openbaarde zich het bezwaar
van het besluit, dat alleen de Kroon
instructies kon geven aan de chef
staf. De individuele minister in Ne
derland vermocht met de wet in de
hand tegenover de chef staf niets en
het tot stand brengen van instruc
ties door de Kroon bleek vrijwel on
mogelijk.
Het feit, dat de ministers in Oister
wyk verbleven en de chef staf in
Brussel zetelde, wekte de moeilijk
heden in hoge mate in de hand.
Eerst begin April 1945 heeft het
M.G, Brussel verlaten en zich tc
Breda gevestigd. De commissie acht
het bepaald een fout, zowel in psy
chologisch als in technisch en be
stuurlijk opzicht, dat de overplaat
sing niet veel eerder is geschied.
De commissie kan zich overigens
niet aan de indruk onttrekken, dat de
in Nederland vertoevende ministers
zich bij het bepalen van hun houding
in te sterke mate zonder tot posi
tieve daden te komen hebben la
ten beïnvloeden door gevoelens van
wrevel tegenover de chef staf M.G.,
van wie zij reeds weinig medewer
king hadden ondervonden om him
overkomst naar het bevrijde gebied
te bevorderen. Bovendien had de heer
Kruis in een brief van 12 November
1944 aan de minister-president gewe
zen op het in zyn ogen onwenselijke
van zulk een overkomst en dat in be
woordingen, die van een ambtenaar
op een zo hoge post tegenover de re
gering allerminst verwacht hadden
kunnen worden.
De commissie kan dan ook zeer wel
begrijpen, dat den- brief van gene
raal Kruis in de Ministerraad is ge
kwalificeerd met het woord „insu
bordinatie" en zU kan liet alleen
maar betreuren, dat de regering hier
op niet op krachtiger wijze heeft
gereageerd. D<* zaak is echter afge
daan in een onderhoud op 21 Novem
ber 1944 tussen de minister-presi
dent en de minister van Oorlog ener
zijds en de heer Kruis anderzijds,
waarbij deze laatste zijn verontschul
digingen heeft aangeboden.
Hoe weinig effectief deze wijze van
afdoening was, bleek wel uit de
daarop volgende weekrapporten van
de chef staf M.G. van 1 en 8 De
cember 1944, waarin dezelfde toon
als in de brief van 12 November 1944
was te beluisteren.
DIEPE TEGENSTELLING.
Door de eis van genei-aal Kruis,
dat alleen hij aan het personeel van
de staf M.G. orders zou kunnen ge
ven en niet de ministers, is een diepe
tegenstelling tussen beide partijen
ontstaan. Op 17 December 1944
schrijven de in Nederland vertoe
vende ministers, dat aan generaal
Kruis ontslag moet worden verleend.
Hei ontslag volgde echter niet.
Intussen werden de moeilijkheden
nog verscherpt door de brieven van
1 en 5 Januari 1945 van de heer
Kruis aan de minister van Oorlog,
waarvan de laatste een reflex was op
besprekingen op die datum tussen de
voorzitter van de Raad van ministers
en de minister van Oorlog met de
chef staf M.G. In deze brief schrijft
de heer Kruis
„Indien het in de bedoeling van
de Raad van Ministers ligt, om
als voorwaarde van mijn hand
having als chef staf Militair Ge
zag een verklaring van loyali
teit aan de regering te vragen,
dan moet ik vaststellen, dat ik
niet bereid ben een dergelijke
verklaring af te leggen".
(Vervolg op pag. 4)
Hulde voor
Koningin Withelmina
Zij was personificatie van strijdend
Nederland.
(Van onze parlementaire redacteur.)
„Het is de parlementaire enquête
commissie door het diepgaand onder
zoek, dat zij heeft ingesteld en uit het
omvangrijke materiaal dat te haret
kennis is gebracl.t, vele malen geble
ken, hoe Koningin Wllhelmina in de
jaren 1940—1945 in den vreemde, de
personificatie is geweest yin het ge
knechte en strijdende Nederland, hoe
de eerbied voor Haar persoonlijkheid,
die Zij u-ist op te wekken, ons land
ten goede i* gekomen en hoe Zij door
Haar onversaagdheid en onverzette
lijkheid de krachtsinspanning van de
landgenoten in en buiten bezet gebied
telkenmale heeft toeten op tc voeren
tot het peil. dat nodig was om de
overwinning te behalen. Zij heeft
daarmede het Nederlandse volk on
schatbare diensten bewezen".
Aldus schrijft de commissie in de
inleiding van het vijfde deel van haar
verslag. Zij meent gerechtigd te zijn
tot dit oordeel, zonder afbreuk te
doen aan artikel 55 ran de Grondwet,
dal bepaalt, dat de Koning onschend
baar is en de ministers verantwoor
delijk zijn. Handelingen van het
Staatshoofd kan en mag de commis
sie niet onderzoeken en zij heeft dat
ook niet gedaan, ln het gehele Ver
slag is steeds uitgegaan van de ver
antwoordelijkheid ran de ministers
voor het gevoerde beleid, maar deze
woorden van hulde heeft z\j niet aan
Koningin Wilhelmina willen onthou
den.
DOCUMENT VAN HISTORISCH BELANG
(Van onze parlementaire redacteur)
De parlementaire enquête-commissie, die een omvangrijk onderzoek in
stelt naar het regeringsbeleid gedurende de jaren 1940 tot en met 1945,
heeft weer een uitvoerig verslag van haar werkzaamheden het licht doen
zien. Dit vijfde deel behandelt de ministers- en kabinetscrisis en de voor
bereiding van de terugkeer uit Londen, onder welk laatste onderwerp sa-
mengevat zyn de beschouwingen over de Staten-Generaal, het Militair
Gezag en de Vertrouwensmannen.
In de zomer van 1950 verscheen Dit vijfde deel is in staatkundig en
het vierde deel van het Verslag, dat staatsrechtelijk opzicht het belang-
het licht deed schijnen over het Eng- rijkste deel van de totale arbeid van
land-Spiel, dat zoveel stof heeft doen de commissie, aangezien het de alge-
opwaaien. Aanvankelyk lag het in de mene, politieke gegevens bevat, die
bedoeling het vijfde deel in December het onderzoek opleverden. Het is
1950 uit te geven, doch vooral door daarom van groot historisch gewicht
de ziekte van de voorzitter van de en zal voor de latere geschiedschrij-
parlementaire enquête-commissie, vers van onschatbare waarde zijn,
mr. L. A. Donker, is dat onmogelijk vooral, omdat 't interessante verhoren
gebleken. bevat van personen, die tijdens de oor-
De commissie heeft het zich weer logsjaren in Nederland eu Londen op
niet gemakkelijk gemaakt. Het ei- de voorste plaatsen stonden en omdat
genlyke verslag telt 909 bladzijden. onder de bijlagen zeer merkwaardige
De bijlagen, die in een aparte band en verhelderende stukken voorko-
zijn ondergebracht, beslaan 583 blad- men. Zo treft men er in aan de com-
zyden en ae in een derde band verza- plete notulen van de vergaderingen
melde verhoren, eisen 984 bladzijden, van de ministers-kwartiermakers en
Er werden in totaal 162 verhoren af- van de vergaderingen van de Ver
genomen van 119 personen. Sommige trouwensmannen met de Generale
ondervraagden kwamen dus meer Staf.
dan eenmaal voor de commissie. Vrywel over de gehele lyn kwamen
de leden der commissie tot eenstem
mige conclusies. Slechts op v\jf pun
ten van ondergeschikt belang bleek
een der commissie-leden een andere
mening te zijn toegedaan.
Hoewel nu reeds vyf delen van
het Verslag verschenen zijn, heeft de
commissie nog heel wat werk voor
de boeg. Dat is aanleiding geweest
om de mogelijkheid van een andere
werkmethode te onderzoeken, vooral
bestaande in een vertraging van het
tempo, aangezien de leaen der com
missie met arbeid overvoerd zijn.
Hierover is overleg gepleegd met de
seniores van dc Tweede Kamer. De
zer dagen is een beslissing gevallen.
Inmiddels zijn voor het deel van
het Verslag, dat het beleid van de re
gering tegenover de uitgewekenen
zal bevatten, de verhoren reeds ge
houden en is zelfs het verslag in
concept gereed. Ook het deel. dat zal
handelen over het militaire beleid is
reeds in concept gereed. Uiterst
moeilijk is het onderzoek naar de
verhoudingen en de verbindingen tus
sen de Londense regering en de ille
galiteit. Wel heeft de commissie hier
over al Verscheidene personen ge
hoord, maar het meeste werk moet
toch nog verricht worden.
Wat het Indonesisch beleid tenslot
te aangaat, beschikt de commissie
wel reeds over veel, archiefmateriaal,
maar er zijn nog maar weinig ve:_ho-
ren afgenomen.
Onvermoeid en zeer nauwgezet ar
beidt de commissie door. Reeds de
eerste vier delen van het Verslag
wekten grote bewondering voor de
wijze, waarop de commissie haar
taak opvat, het vijfde deel heeft de
goede reputatie, die van haar uitgaat,
volledig bevestigd.
DE ZEEUWSE BELANGEN IN 1945
In de plenaire zitting van de Parlementaire Enquête-commissie op Dins
dag 22 Augustus 1950, werd als getuige gehoord jhr. mr. A. F. C. de
Casembroot, Commissaris der Koningin in Zeeland.
Tegenwoordig waren de heer Donker, voorzitter, jonkvrouwe Wttewaafl
van Stoetwegen en de heren Koersen en Stokvis, alsmede de heer Hulgens,
griffier. Aan de orde waren de punten van het Enquêtebesluit j. en o.
De getuige legt de eed af en de voorzitter merkt daarna het volgende
op: In het najaar van 1944 en in het begin van 1945 was de toestand zo,
dat van ons land alleen bevrijd was het Zuiden, beneden de grote rivieren.
In verschillende opzichten is dit een overgangstoestand geweest, ook in
staatkundig opzicht. In die periode zyn er in het bevryde Zniden op poli
tiek gebied verschillende dingen gebeurd, die niet zonder belang zyn ge
weest voor de verdere ontwikkeling van zaken. Eén van die gebeurtenis
sen ls geweest het gaan van een delegatie van zeventien personen naar
Londen. Ik meen, dat dit einde Januari 1945 is geweest. Deze delegatie
is met de bedoeling voorlichting te geven, naar de Engelse hoofdstad ge
gaan. Zoudt u ons in het raam van de situatie van die tyd een beeld kun
nen geven van het ontstaan en het werk van deze delegatie, zoals u dit
hebt meegemaakt Misschien kunt u het best beginnen met mede te delen,
op welke wijze u met deze problemen na de bevrijding ln aanraking
bent gekomen.
Antwoord Vry onverwacht ben ik
met deze problemen in aanraking ge
komen. Ongeveer 30 December 1944
heb ik een oproep gekregen om in
Londen by de Koningin te verschij
nen en ik heb toen diverse problemen
bespx-oken. De Koningin uitte de wens
voorgelicht te worden, niet politiek,
maar meer over de behoeften en wen
sen van het bevryde deel van Ne
derland.
ALLEEN NAAR LONDEN.
De VoorzitterAls ik het dus
goed begrijp, bent u omstreeks ein
de December 1944 reeds alleen naar
Londen geweest.
AntwoordBegin Januari. Ik
kreeg de uitnodiging ongeveer 30
December 1944 en 3 of 4 Januari ben
ik naar Engeland overgestoken.
De VoorzitterWelke functie be
kleedde u in die tyd
Antwoord: Ik was by het Mili
tair Gezag in Zeeland. Sinds 15 De
cember was ik gemilitariseerd en ik
was toen majoor Militair Gezag. Er
was een militair commissaris, een
toegevoegd officier en een majoor
voor algemene zaken en dat was ik.
Overste Slot was militair commissa
ris van Zeeland, luitenant-kolonel
Wiittrlch was de eerst toegevoegde
officier tot ongeveer Maart/April en
tot die datum was ik majoor Militair
Gezag. Vóór 15 December als burger
en vanaf 15 December als militair en
als geboortig uit Zeeland, was ik be
last met adviseren over de plaatse
lijke verhoudingen. Het was geen
omlijnde functie, maar het was de be
doeling, dat ik later de eersttoege-
voegd officier, ais deze naar het
Noorden zou gaan, zou opvolgen.
De Voorzitter Wat was uw bur-
gen'unctie geweest
Antwoord Tot 6 Mei 1943 was ik
lid van Gedeputeerde Staten van Zee
land, uit welke functie ik toen door
de Duitsers ben ontslagen. Sindsdien.
had ik geen burgerfunctie meer, nog
wel een kleine byfunctie by de eva
cuatie.
De Voorzitter Op een gegeven
moment hebt u dus, los van uitnodi
gingen. van andere personen, het
verzoek ontvangen naar Londen te
komen
Antwoord Juist.
De Voorzitter Daarna bent u weer
in Nederland teruggekeerd. Hoe i.:
vervolgens het verloop van zaken ge
weest
OVERLEG.
Antwoord In overleg met Brabant
en Limburg is een representatieve
missie samengesteld uit alle lagen
van de bevolking, die de Koningin
zou kunnen voorlichten omtrent de
noden en behoeften in het bevryde
gebied van Nederland.
De VoorzitterWas er, toen u
de eerste maal te Londen was, reeds
over gesproken, dat er zulk een de
legatie zou komen
Antwoord Toen is er inderdaad
over gesproken, dat er uit het be
vrijde gebied een delegatie zou ko
men. Over de politiek is nooit gespro
ken, het ging echt om de behoeften,
noden, wensen en stemmen, zoals die
leefden bij de bevolking van het be
vrijde gebied van Nederland.
De VoorzitterU zegt, dat er over
de politiek niet is gesproken, maar
wanneer u spreekt over de wensen en
de stemming der bevolking, dan na
dert u dit terrein toch wel.
Antwoord Ik bedoel, dat er nooit
is gesproken over politieke partyen.
De VoorzitterOns is medege
deeld, dat deze delegatie aldus zou
zyn samengesteld, dat u de leden
voor Zeeland had uitgenodigd, de
heer WyffeLs die voor Limburg en de
heer Beel, die voor Noordbrabant.
Antwoord Inderdaad.
De Voorzitter Door wie Ls aan u
en aan de heren Wyffels en Beel dit
verzoek gedaan
Antwoord Hoe dit by de heer Wijf
fels en de heer Beels is gebeurd, weet
ik niet, daarvan ben £k niet op de
hoogte.
De VoorzitterWie heeft u ge-
V.
(Van onze parlementaire
redacteur).
In het vyfde deel van het
verslag van de parlementaire
enquête-commissie zijn in het
byzonder die onderwerpen be
handeld waarbij zich moeilijk
heden en met name kwesties
van meer algemene aard heb
ben voorgedaan. Dit zou bij op
pervlakkige kennisneming van
het rapport ten onrechte de
indruk kunnen wekken, dat er
bij de door de Nederlandse re
gering in de oorlogsjaren ver
richte arbeid uitsluitend moel-
lykheden en een tot critiek aan
leiding gevend beleid zyn ge
weest.
De commissie waarschuwt
met de nxeeste klem tegen het
vestigen van zulk een indruk.
Er is ook zeer veel verricht,
dat tot geen enkele critiek aan
leiding geeft, doch dat daar
door ook minder in aanmerking
kwam om in den brede behan
deld te worden. Ook dc nor
male parlementaire contröle
houdt zich in veel sterkere ma
te bezig met wat afwijkt van
de gewone gang van zaken dan
met wat normaal verloopt. Bo
vendien kan een analyse van de
in bepaalde situaties ontstane
problemen in vele gevallen ry-
ke lering voor de toekomst op
leveren.
vraagd een bepaald aantal mensen-
uit Zeeland byeen te zoeken
Antwoord Er is met de Koningin
gesproken en Zy wilde graag eens
spreken met mensen uit alle rangen
en standen uit het bevrijde gebied.
DK VERDELING.
De VoorzitterDat begrijp ik,
maar tenslotte is er een verdeling ge
maakt. waarby het aantal personen
uit Limburg, Brabant en Zeeland
werd vastgesteld.
Antwoord Dat hebben wij onder
ling gedaan.
De Voorzitter Is de heer De Quay
daarby ook nog betrokken geweest?
Antwoord Ik heb er over gespro
ken, maar hy is er nooit by betrok
ken geweest.
De Voorzitter Het verzoek aan u
en aan de heren Beel en Wijffels is
dus niet van de heer De Quay uitge
gaan
Antwoord Neen, althans aan mij
persooniyk niet.
De Voorzitter U hebt dus met
elkaar uitgemaakt hoeveel personen
er van ieder van de provincies in de
delegatie moesten zijn
Antwoord Er is getracht een goe
de oplossing te vinden, naargelang
het aantal inwoners en de diverse
functies.
(Vervolg op pag. 4)
ln het begin van 1945 trok
een delegatie van zeventien
Zuid-Nederlanders naar Lon
den om daar met de Koningin
en de ministers een aantal pro
blemen van het bevrijde gebied
te bespreken. Onder hen be
vond zich de Commissaris van
de Koningin in Zeeland, die
deswege door de parlementaire
enquête-commissie gehoord is.
Om onze lezers een indruk te
geven van de wyze, waarop
zo'n verhoor werd afgenomen
en tevens om aan te tonen, op
welke manier de Commissaris
getracht heeft de belangen van
Zeeland te behartigen, geven
wy hierby het volledige verslag
van de ondervraging van jhr.
mr. A. F. C. de Casembroot,
zoals dat in het vyfde rapport
van de commissie is opgeno
men.