Stamperius tekende een Zeeuws dorp uit 1870 In Wilhelminadorp beleefden de drie Japen hun avonturen Veldwachter geducht Arnoldi had er de wind onder HERINNERINGEN AAN M'N VADER ALS IN EEN CAMERA OBSCURA... Voor het scherm valt VRIJDAG 11 MEI 1951 PROVINCIAL! ZEEUWSE COURANT J. Stamperius ijverde voor frisse jeugdboeken Zijn jeugd leverde stof voor verhalen. „J. STAMPERIUS". Met kloeke letters heeft de bakker van Wilhelmina dorp In 186? ztfn handtekening neergepend onder de notulen In het kerke- raadsboek van de Hervormde Gemeente. Enkele bladzijden verder staat een andere naam, ditmaal lij klein kriebelschrift: J. Cllnge Doorenbos. De hul. dige predikant van Wilhelminadorp, ds. G. Nutbey, die ons het boek toont, gaat mtt zijn wijsvinger langs de geel geworden bladzijde. „Was predi kant van 1889 tot 1873", zegt hjj zakelijk en klapt dan de lijvige foliant dicht. Stamperius en Clinge Doorenbos. Twee namen, ruim tachtig jaar geleden neergeschreven op het blanke papier van een toen nog nieuw kerkeraads- boek door twee mannen in de kracht van hun leven. Beiden waren zjj va der van een stel gezonde jongens, die misschien op het ogenblik, dat de pennen over het degelijke perkament van hel notulenboek krasten, ergens aan de Kanaaldijk zwierven, samen met hun vriend, de zoon van schipper Ossewaarde. En met zijn drieën keken ze wellicht naar het lossen en laden by de boot van de schipper, die het graan uit de vruchtbare Wllhelmina- polder uaar Rotterdam bracht. „De drie Japen", zo stonden ze in Wilhelminadorp bekend: Jaap van bakker Stamperius, Jaap van Clinge Doorenbos en Jaap van schip per Ossewaarde, drie jongens van om en bij 12 jaar, die in Goes op school gingen. Tweemaal per dag legden de afstand WilhelminapolderGoes af over de weg langs het kanaal, toen nog niet bestraat, een gewone lande lijke grintweg met kuilen en als het geregend had met grote plas sen. Langs die weg, in het dorp en in de stad beleefden de Japen hun grote avonturen, leverden zij slag met jon- fens van andere scholen, plaagden zij e oude vrachtrijder en vlogen ze als hazen naar allerlei windrichtingen als de veldwachter zich liet zien. Hier, in deze omgeving spelen zich de „drie-Japenboeken" af van J. Stam perius, ae zoon van de bakker. De aanleiding tot het schrijven van deze avonturen was het grote gebrek aan goede jeugdlectuur aan het einde van de vorige eeuw. „Ziet hier lieve wichtjes, Een bundel gedichtjes, Ver maakt U er mee In deze stjjl ongeveer waren de jeugdboeken uit die tijd geschreven en het was dan ook geen wonder, dat er in onderwijskringen dikwijls ge klaagd werd. Ook toen sprak men over „onderwijsvernieuwing" en in die dagen ging het er om, los te ko men van de dreunende en hoogdra vende stijl uit de eeuw der predikan ten-dichters, waarvan het kind bijna niets begreep. In de leesboekjes, die in die jaren gebruikt werden, zegt bijvoorbeeld de vader tot zijn zoontje: „Ge moet goed opletten, Cornells, op dat Ge wijs en bekwaam wordet „Geef ons iets anders!" was de kreet van de jonge onderwjjzers- garde omstreeks 1890 en één van de mannen, die deze kreet van harte aanhief, was de heer J. Stamperius, toen hoofd van een school te Amsterdam. Er ver scheen echter weinig, dat bruik baar was en daarom besloot hg hetzelf eens te proberen. In de toen normale spreektaal nu alweer verouderd schreef Stamperius een paar jongensboe ken, waarvoor hy de stof ontleen de aan zyn eigen jeugdherinne ringen: de avonturen met zijn twee vrienden. Bij de verschijning waren deze boekjes hoogst modern en zij hadden een groot succes. De schrijver ging van het standpunt uit, dat zijn jeug dige lezers iets van zijn verhalen moesten opsteken een juist stand punt voor een onderwijzer en zo komt het, dat men tussen de gebeur- VELDWACHTER ARXni.ni fi*m„.een streng gezicht vol rimpel*. tenissen van het boek door, kleine leerzame en lezenswaardige verhan delingen vindt. In „Het veerhuis aan de Oosterschelde" bijvoorbeeld wordt tydens een tocht van een paar jon gens langs de zeedijk een overzicht gegeven van de werkzaamheden aan een zinkstuk. Voorts komt dikwijls de moraal om het hoekje kijken en daarbij dit moet tot eer van Stamperius worden gezegd spaart de schrijver zich zelf allerminst. Als de drie Japen iets uithalen, dat eigenlijk niet door de beugel kan, speelt Jaap van de bak ker, de ik-persoon uit deze vertellin gen, de minder mooie rol en komen de beide anderen er altijd beter af. Nimmer wordt echter verzuimd het verkeerde weer goed te maken. ANDERE WERKEN Later schreef Stamperius ook tal van andere kinderboeken, o.a. over Frans Naerebout, Edison, Het ver dronken land van Reimerswaal, de to ren van Zierikzee e.a., maar de „Ja pengeschiedenissen" znn vooral in Zeeland ongetwijfeld zyn bekend ste werken geworden. Niet alle ver halen zyn authentiek. Ons is bijvoor beeld gebleken, dat de geschiedenis van Hein de .Veerman, zoals die voor komt in „Het veerhuis aan de Oos terschelde" (Katse Veer) grotendeels op fictie berust. Met enkele familie leden van de veerman spraken wc over dit boekje, waarbij vast kwam te staan, dat de hierin vermelde fei ten in het geheel niet klopten met de werkelijkheid. Ook het archief van „De Wilhelminapolder" liet hier over geen twijfel: een veerman, die op jeugdige leeftyd de dienst van zijn ziek geworden vader overneemt, heeft in de tijd, waarin het verhaal zich afspeelt, niet bestaanDe docu menten spraken duidelijke taaL WEINIG VERANDERD. Wie thans Wilhelminadorp bezoekt en de jongensboeken van Stamperius heeft gelezen, zal veel aantreffen, dat in de afgelopen tachtig jaar onveran derd is gebleven. Nog altijd is er de bakkerswinkel, waarin destijds vader Stamperius brood verkocht en waar de jonge Jaap opgroeide, nog altijd is er de pastorie, waar ds. Clinge Doo renbos woonde, is er het vriendelijke kerkje en is er het „bos", waarin de gens zovele avonturen beleefden, fs de school van meester Snijder, die zij bezochten, voordat ze naar Goes gingen, staat er nog en is thans de werkplaats van de wagenmaker. Zo ligt daar Wilhelminadorp aai het kanaal va'n Goes naar Goese Sas, een dorpje, dat in de afgelopen halve eeuw door een paar boeken bekend werd bij menige Hollandse jongen.., WIJLEN J. STAMPERIUS ,Jaap van de Bakker" MEVROUW M. J. MOLANUS-STAMPERIUS: „Zeeland betekende voor hem alles „Vader gebruikte my alt» proefkonijn voor zjjn boeken", zegt mevrouw M. J. Molanus-Stamperius uit Rotterdam, „hij vertelde zijn nieuw verhaal, ter wijl Ik by hem op schoot zat. Scherp lette hy dan op of Ik wel luisterde. Als ik met rijn baard speelde in die tijd had vader een mooie baard, waarop ik als kind erg trots was dan klopte er tets niet, maar als ik stil was, dan wist hy, dat het boek het wel zou doenLater werden de rollen om gekeerd: toen gebruikte mevrouw Molanus haar vader als „proefkonijn", omdat ook zy het heerlijk ambacht van de schrijver was gaan beoefenen. „Altijd verliep de samenwerking tussen ons belden uitstekend", glimlacht 7-Ü, „ln zoverre, dat vader altyd mijn opmerkingen welwillend incasseerde, terwijl ib niet toestond, dat hy mijn copy verbeterde-^.." Mevrouw Molanus, die vele boeken uit de Scandinavische talen in het Nederlands vertaalde, is moeder van twee reeds lang volwassen zoons, waarvan er een in Zuid-Amerika en de ander in Australië woont, maar als zij over haar vader vertelt is zij eigen lijk alleen maar dochterDochter van een man, die zeer veel voor haar betekende, aan wie zy met de grootst mogelijke eerbied terugdenkt en over wie zij graag en met piëteit spreekt. Zo kreeg voor ons op een stille mid- WILHELMIN ADORP VROEGER Op de voorgrond de nog steeds bestaande pastorie, links de molen, die reeds jaren geleden werd afgebroken. In deze molen waren de drie Japen geregelde gasten. Jaap van de bakker, Jaap van de dominee en Jaap van de schipper. Dat waren de namen van drie jongens, die omstreeks 1870 in Wilhelminadorp jpgroeiuen en daar bekend stonden om hun kattekwaad. Toch werden zU later respectabele burgers in de raaatschappy: één schoolopziener, één dok ter en nummer drie dominee. In de negentiger jaren stelde Jaap van de bakker, de heer J. Stamperius, hun avonturen te boek en deze verhalen werden lange tijd verslonden door oud en jong, vooral ln Zeeland en op Zuid-Beveland waar velen immers de drie Japen gekend hadden. Met groot plezier las men daar, hoe Stamperius zovele bekende figuren uit de „pol der" zoals Wilhelminadorp meestal werd genoemd had getekend: de oude veldwachter, Jantje met z'n ezelskarretje, veerman Hein, de mole naarsknecht en zovele anderen. AI deze mensen vervullen een rol in de Jo lige avonturen van de „Drie Japen", avonturen van een jeugd, die opgroei de in eeu tyd. die reeds byna een eeuw achter ons ligt. Een onzer redacteuren bezocht onlangs een aantal mensen, die vrywel allen de leeftyd der zeer sterken hadden bereikt en met hen sprak hy over de Wilhelminapolder van toen en over de boeken van Stamperlus. Door hun verhalen kregen de vertellingen van Jaap van de bakker nieuwe glans en scheen hf>t alsof al die avonturen nog maar kort geleden beleefd wer den. By het luisteren naar die herinneringen moet men onwillekeurig den ken aan de woorden van Nicolaas Beets in de inleiding tot de „Camera Obscura": „De schaduwen en schimmen van Nadenken, Herinnering en Verbeel ding vallen in de ziel als in een Camera Obscura, en sommige zo treffend en aardig, dat men lust gevoelt ze na te tekenen en, met ze wat by te wer. ken, op te kleuren en te groeperen, er kleine schilderyen van te maken Maar dan komt de waarschuwing van Beets, die ook by het lezen van Stamperlus' boeken niet geheel overbodig is: „Men moet er evenwel geen portretten op zoeken; want niet alleen staat er honderdmaal een neus van Herinnering op een gezicht van Verbeelding, maar ook is de uitdrukking des gelaats zo weinig bepaald, dat een zelfde tronie dikwijls op wel vijftig onderscheiden mensen geiykt". Hiernevens drukken wjj enkele artikelen af: ten dele indrukken van een „camera obscura", gemonteerd met schaduwen en schimmen van Naden ken, Herinnering en Verbeelding, zoals ze voorkwamen in de boeken van Jaap van de bakker en in de verhalen van hen, met wie wij over deze din gen spraken. dag in een kleine kamer van een Rot terdams huis de figuur van wijlen J. Stamperius gestalte in de verhalen van zijn dochter. „Hij gaf mij een voor die tjjd origi nele opvoeding", zegt zy, „waarvan hö later spyt had als haren op zjjn hoofd. Ik zei bijvoorbeeld ,,jy" en „jou" tegen hem. Zelfs nu nog klinkt dit wat progressief in de oren van vele ouders, maar vader liet het my al vóór 1900 doen!" „Zeeland betekende voor hem al les. Minstens eenmaal per jaar ging hy naar zijn geboorteland, waar hy zyn broers en zyn zusters opzocht. De leden van het bakkersgezin waren erg op elkaar gesteld". BetreJ itrekkelijk jong verliet mevrouw Molanus' vader de provincie Zeeland om de kweekschool in Haarlem te be zoeken. Later werd hy hoofd van een school te Amsterdam, doch ging om gezondsheidsredenen met vervroegd pensioen. Na zyn herstel in 1906 werd hij op 46-jarige leeftyd tot schoolop ziener benoemd. Reeds in zijn Am sterdamse tyd trad Stamperius op de voorgrond en was in brede kring ge zien. „Kent C het verhaal van de orgel mannen?" vraagt zjjn dochter. „BjJ de Inhuldigingsfeesten ln 1898 stelde de Vereniging tot verbetering van de Volkszang op initiatief van vader, die bestuurslid was, aan alle orgel draaiers voor om ln de weken vóór de inhuldiging van Koningin Wilhelmlna uitsluitend vaderlandse wijsjes te spelen. De orgelmannen gingen op dit voorstel in, men werd het eens over de financiële kant en daardoor was Amsterdam by de inhuldigingsfeesten ln muzikaal opzicht wel ln een zeer vaderlandse stemming". De Zeeuwse bakkerszoon ging ech ter nog verder: in de feestweek trok hij van het ene café naar het andere en wist, staande op een wankel tafel tje, de aanwezige gasten tot enthou siaste volkszang te brenj WILHELMINADORP IN DE VORIGE EEUW Een man van gezag, voor wie jong en oud respect had Nog steeds leeft de herinnering aan hem voort. „Eensklaps veranderde het toneel. Midden onder 't geschreeuw en 't ru moer werd er op eens een naam uitgeroepen, een eenvoudige, onschuldige naam, die echter op ons allen een geduchte uitwerking had. „KEES!" riep er een. Hoe hard dt jongens van ons dorp wel lopen konden in die dagen, toon den zy by deze gelegenheid; want al was een wedstryd in 't harddraven altgeschreven geworden met honderden guldens als pryzen, dan geloof lk toch niet, dat de jongens hun benen meer gerept zouden hebben dan ze nu deden. In een ogenblik waren ze allen verdwenen en toen de veldwachter onder de kastanjeboom stond, vertoonden zich voor zyn vergramde blikken wel de duidelijke sporen van 't bedryf der knapen, maar de daders zelf zag men nog slechts in de verte, vluchtend als hazen voor de jagershon<L~~." De veldwachter van Wilhelmina dorp was een man van gezag en had er by de jongens van de „polder" de wind onder, zoals blykt uit boven staand fragment uit Stamperius' boekje „De oude veldwachter". Ook de ouderen echter hadden respect voor hem, want hy was een man met grote levenservaring, niet ongeletterd en begaafd met een ryke fantasie. Ergens vertelt Stamperius, dat Kees op de hoek tegenover de brug, by de bakkerswinkel, waar de „klapbank" was aangebracht 's avonds het nieuws vertelde van de Frans-Duitse oorlog, die toen aan de gang was. Het zol derkamertje, waar Jaap van de bak ker zijn huiswerk zat te maken, was juist boven de klapbank, zodat hy alles kon verstaan: .de veldwachter, zo wat de enige die geregeld de krant las, deed een lang verhaal van een bloedig gevecht tussen de Fran sen en Duitsers. Hy vertelde met een vuur, alsof hy er zelf by ge weest was Wie was dew militante figuur, deze veldwachter, die tot op hoge leeftyd dienst deed en altijd vergezeld was van zyn onafscheldeiyke stok? Hjj heette geen Kees zo noemde Stam perius hem in zyn boeken maar droeg een naam, die even kort was en die ook in de oren van de belha mels van toen klonk als een zweep slag: BRAM!! VELDWACHTER ARNOLDI. Bram Arnoldi, de veldwachter uit de polder„Tja, die hebben we goed gekend", vertellen de oudere in woners van het dorpje langs het ka naal. Hy was een man, die in de Wil helminapolder was opgegroeid en die er zyn vader ln het ambt was opge volgd. Bram Arnoldi kreeg de rang van veldwachter, zyn vader had de ti tel van „Gerechtsdienaar" gedragen. Als de ouden van dagen uit de Wil helminapolder beginnen te vertellen over de tyd van Bram Arnoldi, be hoeft men slechts te luisteren, want dan maakt men kennis met een verle den, zo totaal verschillend van onze dagen, dat men de stille weemoed kan begrepen, waarmede een tachtigjari- J frek een groot voorwerp, dat met een ge over zyn kinderjaren spreekt, Toch was ook toen niet alles ideaal. In het Wilhelminadorp van die dagen werkte de politie niet met bekeurin gen en processen-verbaal, maar hield er een eigen strafmethode op na. Als een jongen iets had uitgehaald, stap te de veldwachter naar de burge meester, die tevens directeur van de polder was en rapporteerde de euvel daden van de knaap. De burgemeester liet de vader by zich komen en deelde hem mede, dat hy die week „een dag verlet" kreegZo kwam het kat tekwaad van de zoon, de vader op een dagloon te staan. DE KELDER. Bang waren de jongens uit die tyd voor de kelder van de veldwachter! Byna geen enkel huis in Wilhelmina dorp had een kelder, maar Arnoldi had er een laten maken. Kreeg hij een jongen te pakken, die een afstraffing nodig had, dan moest de knaap de kelder in. Daar kon hy tussen de aardappelen en de verdere provisie- voorraad van de politieman zyn zon den overdenken... Toen de provincia le weg naar Katse veer werd verbe terd, moest de kelder verdwynen. Hy werd met zand opgevuld. Nu ryden dagelijks de bussen naar het veer over de plaats, waar eens veldwach ter Bram de belhamels in zyn provi siekast opsloot. Arnoldi was een goed vriend van Stamperius' vader en van de schip per, de vader van Jaap Ossewaarde, de latere predikant van Sluis. Geen wonder, dat de bakker zitting had in het huldigingscomité ter gelegenheid van het veertigjarig dienstjubileum van de veldwachter. Dat is een feest geworden, waarover in Wilhelmina dorp nog lang Is gesproken. Ook op Jaap van de bakker heeft deze hul diging grote indruk gemaakt, want hy vertelt er van in „De oude veld wachter" op een manier, die spreekt van groot respect voor deze bejaarde gezagsdienaar. „...Zodra Keet binnenkwam, stond ie burgemeester op en begon een toe spraak. Wat hy zeide, kon ik niet ver staan; ook al omdat de jongens achter mij, die niets zien konden, zo'n leven maakten; maar t was zeker mooi, want zodra de burgemeester uitge sproken had, klapten alle heren in de handen en Kees, ik kon het hem aan zien, was aangedaan. Toen haalde de secretaris uit een hoek van het ver laken bedekt was: hij trok het laken weg en ik zag een mooie, grote leu ningstoel Dat was het geschenk van de burgerij aan de veldwachter. De burgemeester wees Kees op de stoel, dat hij er in zou gaan zitten: maar dut toilde deze blijkbaar niet. Hij ging in militaire houding vlak vóór de stoel staan, bracht de hand aan de uniform pet en sprak met een stem, die buiten duidelijk hoorbaar was: „Ik dank U, burgemeester! Meneren, ik dank U ook. Ik heb veertig jaar de gemeente gediend; ik hoop, dat God mij kracht geeft om 't nog langer te doen". Een kranige vent toch, onze oude veldwachter! Zoals hij daar stond met de grijze baard, met dat strenge ge zicht vol rimpels, met die flinke hou ding en krachtige figuur, was hij waarlijk een veldwachter, waar ons dorp trots op wezen mocht De leuningstoel is van vader op zoon overgegaan en pas kort geleden fesneuvela. De zoon van de veldwach- er, de heer Arnoldi uit Goes, heeft er jaren lang gemak van gehad. Een nuttig geschenk! Vele verhalen hoorden wy in Wil helminadorp. Van „Jantje met zyn ezelskarretje", beter bekend als „Jan. Elne", van de lantaarnopsteker, van de ezel van de bakker, die later werd vervangen door een bonte hit, verba- len uit een vorige eeuw. Stamperlus schreef over die tyd en hij schiep daarmede geen grote literatuur, maar vertelde alleen de jongens en meisjes van Nederland op een prettige ma nier over zyn jeugd ln een Bevelands dorpje. Nu nog leeft daar de herinne ring aan de tyd van Jaap van de Bakker, doch over enige jaren zal ook die herinnering vervlogen zyn^~ Alleen zullen dan misschien by deze of gene, ergens vergeten In een kast, een paar boekjes staan, waarin over „toen" wordt gesproken. Dan is het scherm definitief gevallen. Daarom deze artikelen: Nog eenmaal een hul de aan een uiterst verdiensteiyk man, die de jeugd ln het begin dezer eeuw heeft doen genieten van het gewone, dagelijkse leven ln een Zeeuwse pol- meisie nerde „Ik mocht mee, een klein in een mooie witte jurk", herinnei zich mevrouw Molanus. „Soms is het me, alsof het gisteren gebeurde Jaap van de bakker uit de „polder" was toen voor geen klein geruchtje vervaard. Aan de andere kant was hy een kinderlijk mens, maar dan ln de goe de zin van het woord. Urenlang stond hy bijvoorbeeld het springtouw te draaien, als zijn dochtertje wilde touwspringen. Hy hield van kinderen en de kinderen hielden van hem. Toen mevrouw Molanus in 1944 haar twee de distributiestamkaart afhaalde en de ambtenaar daarby haar naam noemde, sprong er iemand uit de rij mensen achter haar naar voren en vroeg haastig: „Bent U een dochter var. m'n ouwe bovenmeester...?" De man had nog bej^e herinneringen aan Stamperius. NAEREBOUT Dan komt ons gesprek plotseling op Frans Naerebout en op diens standbeeld. Hierover spreekt me vrouw Molanus met grote warmte, want het werk voor het monument van de Vhssingse zeeloods had de bij zondere liefde van haar vader. Met de heer W. Chr. Tegel uit Santpoort nam hy het initiatief tot oprichting van het standbeeld en later werd hij voorzitter van het Uitvoerend Comité. „Vader trok er op uit, ging naar alle grote scheepvaartmaatschappijen om bydragen. Een standbeeld voor Naerebout, een man van de vrede... De stichting was in het jaar 1919, kort na een herige wereldbrand, een daad van byzondere symboliek. Ik zie de onthulling nog gebeuren... de ge hele Zeeuwse familie Stamperlus was aanwezig. Wat een mooie dag was dat toenGeen wonder, dat me vrouw Molanus de werkzaamheden voor de oprichting van het nieuwe standbeeld met grote belangstelling gadeslaat, want daarin ziet zy het herstel yan een werk, dat haar vader zo na aan het hart lag. Onvermoeid werkte „Stam", zoals zijn vrienden hem noemden, op aller lei terrein: hy schreef en verzorgde kinderboeken, redigeerde een paeda- gogisch tydschrift, nam examens af, werkte voor het Dorus-P.ykersfonds, gaf lessenen bleef by dit alles de reële idealist, een man van Zeeuwse bodem. Af en toe ontmoette hy de twee an dere „Japen". By de grootse huldi- sum, met zyn zoon, de dichter en kleinkunstenaar Clinge Doorenbos. mede aanwezig: de jongens van 1870 waren vader en grootvader gewor den. „Ik weet nog", zei dr. Dooren bos toen, „hoe we als jongens elke dag op Jaap van de bakker stonden te wachten, want hy kon zo goed ver tellen, dat we er altyd weer van smulden". In Januari 1936 overleed hy. 77 Jaar oud. Mevrouw Molanus toont ons en kele krantenknipsels uit die tyd. arti kelen waarin deze Zeeuwse jongen met groot respect wordt herdacht. Een ervan is geschreven door een oud-collega van „Jaap van de bak ker" en ae schrtjver besluit zyn arti kel met een simpel gedichtje, waarin Stamperius ten voeten staat uitge beeld: „Dat ik werkend bezwijk Als een knecht van Uw rijk, Die zijn dagwerk gelovig volbracht 1

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1951 | | pagina 7