Algemene Rekenkamer doet een boekje
open over Beheersinstituut
i VREEMDE
Beeldje
r
SNELLE TOENEMING VAN DE
NEDERLANDSE BEVOLKING
J/éet Chinese
VRLJDAG 11 MEI 1951
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
S
Beheer of wanbeheer
Vooral bij de Stichting Kunstbezit
was het een chaos.
Zoals reeds in het kort gemeld, Is thans verschenen een verslag van de
Algemeno Rekenkamer over het beleid van het Nederlands Beheersinsti
tuut. In dit verslag, dat overigens met nadruk vaststelt de feiten te willen
zien in het <lcht vai> de moeilijke omstandigheden waaronder zij zich
voordeden. Desalniettemin moest melding worden gemaakt van een niet
onbelangryt aantal gevallen van fraude en wanbeheer, terwijl ook andere
ongewenste toestanden worden gesignaleerd.
Voor die Stichting was nl. een
schilderij aangekocht met gelden,
verkregen tengevolge van een ge-
gedwongen verkoop op last van
de vijand. In de boeken van de
Kröller-Müller Stichting was in
uitgaaf verantwoord 28.000, doch
in de boeken van de verkopers
kwam in ontvangst slechts 8000
voor. Het verschil moet gedeeld
zQn tussen een employé van de
Stichting en een derde.
Hoewel de Stichting Kunstbezit nog
niet werd opgeheven, is toch haar be
heer op 1 Juli 1950 overgenomen
door het Bureau Herstelbetalings- en
Recuperatiegoederen van het depar
tement van Financiën. Het verdient
in elk geval aanbeveling, dat de
Stichting Kunstbezit zo spoedig mo
gelijk wordt geliquideerd.
ERNSTIGE FRAUDES
Het verslag zet uiteen, dat een wei
nig vaste lijn is gevolgd met betrek
king tot de financiering van de Cen
trale Vermogens Opsporingsdienst.
Een post „kastekort" ad 142,225
heeft betrekking op fraude, gepleegd
door een ambtenaar die dit bedrag
had opgenomen om daarmee z.g. „tip-
felden" te betalen en ten behoeve van
e verantwoording ervan valse kwi
tanties heeft overgelegd. De betrok-
Wat de Stichting Nederland Kunst
bezit betreft, behandelt het verslag
de cumulatie van inkomsten bij leden
van het personeel, de trage doorzen
ding van rapporten en het ontbreken
ener wettelrjke regeling van de gel
delijke aansprakelijkheid van het Rijk
De Rekenkamer meent, dat de
Stichting niet zozeer beheer heeft
gevoerd ten behoeve van 't Beheers
instituut, doch dat zij veeleer is op
getreden als een soort acquisitiedienst
voor de openbare kunstverzamelin
gen. Hierop zou dan echter de conclu
sie passen, dat er weinig aanleiding
bestaat, het Beheersinstituut te
belasten met de kosten van dit werk
welke meer dan 100.000 hebben be
dragen en slechts voor een gedeelte
op de beheerde vermogens konden
worden verhaald.
Volgens de accountantsrapporten
bevond zich de administratie in slech
te toestand.
De accountants hebben bijv. niet
steeds een Indruk kunnen krijgen van
de juistheid van gedeclareerde bedra
gen, omdat het nodige bewijsmateri
aal daarvoor ontbrak.
Het Beheersinstituut heeft aan de
minister van financiën medegedeeld
dat bij de opruiming van de chaos
die het van de Stichting had over
genomen, voorlopig gebleken was
dat schadevergoeding wegens ver
miste goederen tot een bedrag van
150.000 werd geëist. Het heeft dan
ook geweigerd het Stlchtingsbestuui
van zijn beheer te dechargeren en de
beoordeling van de maatregelen, wel
ke tegen de Stichting, c.q. haar or
ganen, te nemen zouden zijn. aan de
ministers van O., K. en W. en van Fi
nanciën overgelaten. Welke maatre
gelen deze genomen hebben is niet be
kend.
ZWARTE KA>
De accountantsdienst is bij het op
nemen van de kasgelden op het be
staan van een z.g. zwarte kas gestuit
Uit die kas werden uitgaven bestre
den, welke niet door de Rekenkamei
zouden kunnen worden goedgekeurd
Hoewel volgens die verklaring deze
manipulaties gering in omvang wai
ren (het saldo bij de ontdekking be
droeg slechts 150.is deze aange
legenheid aan de justitie doorgegeven
Thans ruim 2 jaar nadat het vo
renstaande voor de eerste maal werd
gerapporteerd Is nog niet aan de
Rekenkamer medegedeeld, tot welke
slotsom het onderzoek heeft geleid
Op 8 Februari 1947 heeft het de
partement van buitenlandse zaken
'n bedrag van 15.000 aan de Stich
ting overgemaakt voor de aankoop
uit haar bezit van een schilderij van
Jan van Goyen, welke schilderij aan
de Zwitserse regering is aangebo
den. Aan de Rekenkamer is niet be
kend of de wetgever hiertoe zijn me
dewerking heeft verleend. Ook had
de Stichting, als blijk van waardering
voor de gepresteerde diensten, aan
een van haar ambtenaren bij dien?
vertrek een schilderij aangeboden:
deze schenking is op aandrang van
het departement van financiën ech
ter te niet gedaan.
In de derde plaats zijn er moeilijk
heden over het herstellen van een on
rechtmatige da" in de bezettings
tijd gepleegd tegenover de Stichting
„Kröller-Müller".
VERHALEN
Vreemde verhalen sterke verha
len. We kennen ze allemaal van onze
buurman, die 's morgens om 4 uur de
polder in trok en toen met een snoek
van één-meter-vijf-en-twintig thuis
kwam. Of van de levenslustige rente
nier uit dat kleine villaatje, die zo'n
formidabel jager is.
Jagerslatijn visserslatijnMaar
bestaat er ook bridgerslatijn?
Je zou het haast gaan geloven, als
je dat Reuter-bericht uit Amerika
leest. In de soos van een klein stadje
in de States bood William Anderson
op een kaartavondje zeven harten.
Zonder blikken of blozen, want hij haa
er dertien. Stelt U zijn schrik voor
toen Jim Parker zijn buurman, er
glashard zeven schoppen overheen
bood. En ze maakte, want hij had er
nok dertien van één kleur. Groot slam:
Wie doet je wat?
Toch is het gebeurd, dat iemand nog
iets deed in een analoog geval. Dat
is al twaalf jaar geleden, maar hel
staat in de analen van de bridgers op
getekend als een nog niet geëvenaard
curiosum, 't Gebeurde natuurlijk óók
in Amerika.
Groot slam harten, zei Zuid. Groot
slam schoppen, volgde West en dom
weg daaroverheen maakte Noord er
groot slam sans-atouvan. En ze wer
den gemaakt ook, want Oost had im
mers niet één schopje om zijn maat
aan slag te brengen!
Van sterke verhalen gesproken
Een man, die een feestje had bijge
woondtrof bij thuiskomst een onbe
kende aan. die zich in de gang van zijn
bretels had opgehangen. Bretels, die
hij nota bene uit een kast van de be
woner had weggenomen. Deze maakte
het lichaam los en belde de politie en
het Rode Kruis op Toen hij weer in
de gang kwam, bleek de „dode" te zijn
verdwenenmet medeneming van
de bretels. Ook in Amerika!
kene werd in verband hiermede ver
oordeeld. Ook de kassier-boekhouder
pleegde frauduleuze handelingen, om
trent de omvang waarvan de Alge
mene Rekenkamer thans nog geen
volledig beeld heeft; volgens de voor
lopige gegevens is het bedrag ten
minste op 70.000 te stellen. De be
trokkene en enkele medeplichtige
ambtenaren werden onmiddellijk ont
slagen. Naar aanleiding van het
voorgevallene, besloot de minister
van Financiën tot liquidatie van de
Centrale Vermogens Opsporings
dienst.
Voor de Rekenkamer rees voorts
de vraag, of de functie van beheerder
kon samengaan met die van rijks
ambtenaar. De Kamer geeft een lijst,
waaruit blijkt dat dit in pl. m. 250
gevallen is voorgekomen. Zij wil ove
rigens niet blind zijn voor het ver
dienstelijk werk, dat verschillende
ambtenaren-beheerders hebben ver
richt.
BEHEER VAN ROERENDE
GOEDEREN
Een onderdeel, dat tot bijzonder
veel klachten aanleiding heeft gege
ven. is 't beheer van de roerende goe
deren Voor een groot deel is de oor
zaak van de moeilijkheden gelegen
in de omstandigheden waaronder het
in beheer nemen van die goederen
plaats had. Ook wordt geconstateerd
dat het hoofdkantoor van het Be
heersinstituut veel heeft gedaan om
klaarheid te brengen in gevallen,
waarin beschuldigingen aan 't adres
van het Beheersinstituut werden ge
uit. Verdediging was echter vaak niet
mogelijk door gebrek aan bewijs.
Het Rijk heeft van Januari '47 t/m
Augustus 1950 onroerende goederen,
behorende tot verschillende vermo
gens, overgenomen. De koopsommen
dezer goederen (in tot. 2.493.287,85
werden tot dusver nog niet aan het
Beheersinstituut voldaan. De Kamer
mag niet nalaten de aandacht erop te
vestigen, dat uitgaven tot een bedrag
van bijna 2%. millioen gulden ten on
rechte zo lang buiten de begrotings
boekhouding blijven.
De „Evertsen" en „Van Galen" samen In Hongkong. Hier liggen ze tegen
de kant; een ogenblik, waar (door de bemanning van de „Evertoeft") lang
naar Is uitgekeken.
WIJ GROEIEN VAST, IN TAL EN LAST..
Lager sterftecijfer dan In de meeste andere landen.
(Van onze Haagse redacteur).
Den Haag, Mei W(j behoeven niemand meer te vertellen, dat de bevol
king van Nederland onrustbarend toeneemt. Als er één probleem Is, waar
mede ons land te kampen heeft, dan is het wel met zijn overbevolking. Toch
ztyn er landen, waar de groei der bevolking, in percenten uitgedrukt, die
van ons land ongeveer evenaardt of zelfs overtreft. Dat bewijzen de laatste
cUfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
In 1939 telde Nederland 8.761.000
inwoners. Tien jaar later was dit
aantal gestegen tot 9.945.000, in 1950
waren hei er 10.103.000. De gemid
delde jaarlijkse toeneming over de
periode 19451950 bedroeg 1,8%. In
België was dat 0.8%, Luxemburg
1 in Frankrijk 1,5%, in het Ver
enigd Koninkrijk 0,6%, in Denemar
ken 1,1%, in Noorwegen 1,3%.
Me leve 'ier in Zeeland op onze
eilande, buten de steë oof'zae-
kelek as landbouwers. Ma op
de waetere die as ons omrien-
ge, waerke d'r ok 'n groot deel
vo'ulder broodje; as vissersman;
beurtschipper of op de vêre. Ma
die twi beroepe leve naest me-
kaorezonder d'r eige ooit mee
mékaore te oemoeie. Nie da'n
boer wat 'eid tege'n vaeresgast,
of omgekeerd, ma ze kenne me-
kaore geweunweg nie, ze leve
totael verschillend en toch zo
dichte biemekaore!
'n Boer is nie gaere op 't waeter
en z'n broodje za'n dae zeker
nie zoeke! En 'n vissersman
weet nie vee van 'n boerebe-
drief, da zou a'gauw scheêf gae.
't Is 'ier nie zoas op Texel,
waeras de joenge kaerels eest
vaere to da' ze zo'n jaer of der
tig bin, om dan boer torre en te
bluve!
Ma 'ier 'ouwd'n boer nie van da
gedobber onder ze voete! En
'n vaeresman is deu'gaens nie
bangeg vo sturm en golve, ma
op z'n dood van poerde, koeie
of aore grote beeste.
En toch ze 'n ienkelen keer
mekaore wè's nodeg weetje!
Zo goeng et mee Piet en Cr'saon
die as aollebei op 't waeter ui-
der brood verdienden. En in den
oorlog krege ze gebrek an aere-
pels, dus vroge ze Joos die as 'n
gróót 'of ao': „Zè, e, Joos, me
kunne zeker wè'n mudde of wa'
aerepels bie joe bekomme'
„Bel jaet joen!" zeid'n, ,,'t is da'fc
net klaer stae om weg te gae,
ma wete je dat of je doe.': 'ier
pakt deze karre ma, den 'it loopt
dae in de weie, ier an de muur
'angt z'n tuug en d'aerepels stae
in zakke in de schure! Alld, dag
'oor, ik moe noe weg mee 't
bootje nae d'aore kante. De
vrouwe is thuus enne, de cente
komme wè terechte".
En dae stoenge ze noe! Ze keke
mekaore 's an en Piet zei: „gae
jie da beest even 'aele, dan doen
ik impersant die zakke op de
karre"
„Laete ons saeme die zakke op
de karre zétte, dat gae makkele-
ker". docht Cr'saon.
Afijn 't was gauw'ebeurd, en
toe nae de weie. Zo as ze 't ek-
ken openzette goeng den 'it d'r
vandeu nae 't ende van de weie
en dae goeng 'n in 'n dulve stae
kieke. En toe ze dichterbie
kwaeme, wupten 'n paor kere
z'n achterpote in d'oogte en dee
zo schoef, da de slikklonters deu
de rondte spetterden.
„Verroest", zei Piet, „da's 'n
lief beesje zè!"
Wae moe je zo'n aokelegen bok
noe beetpakke?" vroeg Cr'saon
op veiligen afstand.
jAenoegeweunan z'n e
an z'n kop wees Piet nae
de voo'kante van "t wilde beest.
Ma ie ieuw z'n kop zo'öóge en
trok z'n grote tanden bloot, da'
Cr'soan liever nae 'n aore piek
wee zocht om beet te pakke as
dien gevaerleken kop!
D'r was nie vee an te doe. De
staert zou Plet wè durreve pak
ke, ma' die ellendige pote zaete
dae zo dichte bie! En a't 'n ze
noe ma stille 'ieuw!
fP)i£ cms op tclutp
Ieder van 'n kante naederden
ze'eel verzichteg en z"oopten da
den aoren ma' durreve zou. Ma'
aneens draoiden dien 'it z'n
eige omme, en mee gank goeng
'n d'r van deu! En de twi maets
d'r achteran! En ma' lope!
„J'eid et 'ékken open'elaete",
riep Cr'saon buten asem.
Zou da kreng et zie? docht Piet,
en jae 'oor, ie was 't euletje a
over en goeng gelokkeg op 'uus
of!
„Zo, zo", zei de bezinne, ,,'aele
julder zo den 'it uut de weie,
je meuge wè blie weze dafn
naer'uus kwam! Afijnik 'n
vastgezet, dus je gae je gank
ma".
En 't is zot 'oor, ma zo gevaer-
lek as dien 'it in de weie dee;
zo zoete was 'n tuus!
Ie liet z'n eige optuuge en in 't
lemoen zette, en was zovee kalm
da de twi maots wee moed kre
ge. Ze zeie zoies van „braef' en
de'e eest 'n paer rieme verkeerd,
ma eindelienge zat 't dan zo'n
bitje ingespanne!
't Kopstel schêêf en z'n buük-
riem te los, ma afijn 't zat toch!
Ze goenge nest mekaere op de
bok zitte en Piet riep: allé
veruutl!"
Ma den 'it verroerde z'n eige nie
en keek nae de grond.
„Toe dan, allé 'up!" riep Piet,
ma nee 'oor, den 'it verstoeng
'ulder bepaeld nie.
Cr'saon wouw 'et vriendelek
perbére en zei: „toe dan joen,
veruut mien bêêsjel"
Piet wier kwaed en riep: „allé,
schiet op, lammen ezel!"
Ma den 'it zag 'n sukerpee,
draoiden dwas vo' de karre en
begon te vrete! Cr'saon sproeng
van de karr, pakten den 'it an
z'n kopstel en goeng trekke, en
jae'oor, ie dee drie, vier stappe
en goeng wee stae prakkezere.
Zo lank as je trok, liep 'n mee
en as j'op'ieuw dan von den 'it
et ok wè genogt. Afijn, je zou
d'r van uut je vel springe.'.'
En toe kwam de bezinne bute
kieke. „Bin je nog nóg a nie
weg?" zeide ze.
„Jae mens, dien 'it toil nie", zei
Piet.
„O", zei ze, „da's nie èrreg 'oor,
kiek dae in 't 'oekje van stal
stae de zweepe, j'eid 'n' zoma 'n
tikje te gee en ie gaet al!"
Dus Piet om de zweepe'. Et ees-
te tikje 'ielp niks en et tweede
ok nie. Bie 't derde lee'n z'n ore
in z'n nek, ma ie bleef stae!
Cr'saon zei: ,je durffn nie slae
gelo'k! 't Lieke wè of je bange
bin".
„Da za je gewaer worre", zei
Piet, en klésü as'n schot uut 'n
geweer, knalde 't over den 'it
z'n rik. Of dat 'ielp! Mee 'n ruk
schoot 'n vooruut!
De twi maots rolden naebie
achterover van den bok in de
karre! En mee gank vloge ze 't
erf of!
„Me moete lienks of 'oor?' brul
den Piet. „Bakboord an'ouweü"
„Dat weet ik werèntig ok wè",
zei Cr'saon, die as de liendes
'ieuw.' En zó as ze van 't erf of-
draoiden, goeng den 'it rechts
of!
„Ik zeide toch nae lienks!" riep
Piet wee. „Aenoe ik trekke
lienks ma dien rofit wil nie
aorsmopperden Cr'saon.
„O, ik zien 't a, die liendes zit
te overkruus, as ik nae lienks
trekke dan gaetn rechts of. 't
Is ma da'me 't wete! Dat me
nie goe gedae bi't inspanne".
Afijn zo reë ze'n poosje recht
'uut en dat goeng wè en Piet
zei: „me bin wè verkeerd gere-
je, ma 't geef nie, noe rieë me
lanst den diek, da's 'n bitj'om
ma niet vee'oor".
En toe' reed'r 'n fietser ulder
achterop. ,£lle, elle!" zeid'n:
„twi zeemans op 'n boere karre!
En 't gae nog goed ok! Eij'noe
ooit zo'ies 'ezie! Enne, is da den
'it van Joos nie? Jaet zië, da
docht ik wè! Ma die kan vee'ar-
der 'oor! Dien 'it eid julder in
de gaete zè! Ie loopt op z'n dooie
gemak, zo bin je merge nog nie
t'uus".
„Ie wil nie'arder!" zei Piet.
„Wacht ma", zei den 'ulpvaer-
degen fietser en ie gaf den 'it 'n
klap en ie kraaiden: „rrrrrrrtü
hhssssssssaaaaa!.'! ttttrrrrrrrr!!.'"
Den 'it lei z'n oren in z'n nek
en begon 't obbele as 'n koei!
En 'n gank!! Ie vloog lanst de
smaolle wegt en bie d'eeste
eule goeng d'r a 'n zak mee
aerepels overboord!
„O! o! dan toch! Stop kreng!'"
riepe de koesiers, ma 't ielp
niks.' En 'elokkeg kwaeme ze
gin mens tege, aors aodde ze
vast brokken 'emaekt!
Noe liep'n wè vee' schoef, ma
ie wier toch ok moei, en te
lange leste goeng 'ntoch voert
mindere en toe duste ze d'r of-
sprienge en 'n bie z'n kop pak
ke. Trillend op de bêênen, den
'it zo goed as de bemannieng,
kwaeme ze tuus! En naeda ze
d'aerepels 'elost aodde, liepe ze
terug ieder an 'n kante van z'n
kop! 't Duurde wè lank, ma ze
wouwe vo' gin geld mi op de
karre.
En ze nooit mi 'n paerd-en-
waege wille sture!
Ma jae, 'oe gaet et Zou 'n
boer et d'r beter ofbrienge as 'n
mog zeile mee 'n schip? Me-
schien wè? Je kan nooit nie
wete, wan mee'n bitje geluk
kom j'ok a'n ènde!
BESPIEGHELAER-
In Zweden 1,2%, in de Ver. Staten
van Amerika 1,7% en in Canada
zelfs 2,7%. Doch de Canadezen
zullen er geen last van hebben: in
hun onmetelijke land is de bevolking
slechts 13.845.000 zielen groot. Er is
ruimte genoeg voor de aanwas
ook voor de immigranten, die men er
onder bepaalde voorwaarden gaarne
zie komen.
Wat het aantal levend geborenen
per 1000 inwoners betreft, maakt Ne
derland een uitstekend figuur. Het
bedroeg in 1950. 22,7. Daarmede staat
het boven België met 16,7 levendge
borenen per 1000 inwoners, Luxem
burg met 14.4 fin 1949), Frankrijk
met 21 (in 19491, het Verenigd Ko
ninkrijk met 16.1. Denemarken met
18.9 (In 1949>, Noorwegen met 19.3
en Zweden met 16.5. doch onder de
Verenigde Staten van Amerika met
23.4 en Canada met 26.5 levendgebo
renen op elke 1000 inwoners.
Nederland blijkt een gezond land te
zijn, niet zo zeer door het klimaat
dan wel door de uitstekende medische
verzorging en de hygiënische voor
lichting. Het aantal overledenen Per
1000 inwoners bedraagt er namelijk
minder dan in een van de genoemde
landen. Het waren er in 1950 slechts
7.5 tegen 12.4 in België, 12,6 (in 1949)
in Luxemburg, 13,8 (in 1949) in
Frankrijk, 11,7 in het Verenigd Ko
ninkrijk. 8,9 fin 1949) in Denemar
ken. 8,9 in Noorwegen. 10 in Zweden,
9.6 in de Verenigde Staten van Ame
rika en 9 in Canada.
Het is dus nog niet zo gek wonen
in ons kleine, dichtbevolkte landje...
In ongeveer zestig kantoorgebouwen
te New York zijn de liftjongens in sta
king gegaan, waardoor duizenden em
ployé'.*; genoodzaakt werden talrijke trap
pen te bestijgen.
wer»ldgeb«ur«n
Bezettingsstatuut
Deze week wordt een begin ge
maakt met de besprekingen tussen
vertegenwoordigers van het West-
Duitse ministerie van buitenlands
zaken en van de geallieerde Hoge
Commissie over een wijziging van hei
bezettingsstatuut ln een verdrag tus
sen West-Duitsland en de Westerse
geallieerden. De besprekingen zullen
van de zijde van Duitsland in eerste
Instantie onder leiding van staats
secretaris professor Walter Hallstein
worden gevoerd; pas in het laatste
stadium zal ook Bondskanselier
Adenauer er aan deelnemen.
Volgens welingelichte bronnen te
Bonn zal niet alleen over die vraag
stukken worden gesproken die naar
hun aard uitsluitend bij het sluiten
van een vredesverdrag kunnen wor
den geregeld. In de eerste plaats be
treft dit grensproblemen, als hoeda
nig ook de toekomstige status van het
Saargebied wordt beschouwd. De Ho
ge Commissie heeft medegedeeld dat
de besprekingen tussen de Westelijke
geallieerden en West-Duitsland voor
zover het van Westerse zijde afhangt,
morgen in elk geval zullen worden
aangevangen. De Westelijke geallieer
den die in deze geest een boodschap
aan Bondskanselier Adenauer hebben
gezonden, hebben tevens medegedeeld
dat zij al tot deze stap bereid waren
na de conferentie van het Atlantisch
Pact, welke vorig jaar te Brussel werd
gehouden. Sindsdien hebben deskundi
gen. zowel van West-Duitiïand als van
de Westelijke geallieerden, de wijzi
ging bestudeerd, aldus de medede
ling. De gezamenlijke besprekingen,
welke naar men verwacht geruime
tijd zullen duren, zullen volgens
waarnemers tenminste drie hoofdpun
ten te verwerken hebben. Allereerst
een overeenkomst betreffende het
blijven van Westelijke troepen in W.
Duitsland voor de verdediging van
Europa. Verder het vervangen van de
bezettingskosten welke dit jaar
ruim 5.5 milliard gulden bedragen
door „veilighoidskosten". die West-
Duitslard in het kader van de West-
Europese verdediging zal betalen. En
tenslotte de vervanging van de Britse,
Amerikaanse en Franse Hoge Com
missies door ambassades.
De voornaamste West-Duitse afge
vaardigden bij deze besprekingen zijn
verder nog professor Heinrich Wil
helm Grewe, professor in het volken
recht aan de universiteit te Freiburg
en dr. Hans von Schmoller, hoofd van
het Instituut voor Bezettingsvraag
stukken te Tübingen. De Westelijke
geallieerden zullen door bun politieke
en juridische adviseurs worden verte
genwoordigd. Met deze besprekingen
zal een lang gekoesterde wens van de
West-Duitsers in vervulling gaan. Te
vens zal het de geallieerden daarme
de lukken de pogingen van de Sowjet
Unie om telkens een wig te drijven
tussen het Westen en Duitsland, voor
zover niet onder controle van het
Oosten vallende, te ondervangen. Dit
verdrag is door Duitsers al menigmaal
„geëist" teneinde als gelijkwaardig-
partner in Europa zijn bijdrage voor
defensie enz. te kunnen geven.
Soekarno naar Oost-Java en Bali.
Donderdagochtend is President Soe
karno per vliegtuig naar Soerabaja
vertrokken voor een bezoek aan Oost-
Java en Bali.
Werkloosheid in dalende lijn.
Gedurende de maand April daalde
het aantal mannelijke werklozen van
86,209 tot 77.255.
Het aantal werkloze vrouwen daal
de van 4672 tot 4368. De vraag naar
vrouwelijk personeel steeg van 17.882
tot 18.070.
FEUILLETON
DOOR
MYRA OAY
18
Julie liep op juffrouw Cartwright
toe. „Luister u eens. Ik wil geen
medebewoonster hebben", barstte ze
uit. „Ik voel er niets voor om een an
der bij me in de kamer te hebben.
Ik wens niet dat u me dat opdringt.
Het is niet wettig. Mijn huis is mijn
alles". Ze kookte van woede bij het
denkbeeld dat juffrouw Hollis daar
intussen in haar kamer troonde. Ze
ging voort: „Ik heb mijn rust nodig.
Ik moet rollen uit het hoofd leren,
dus ik moet absoluut alleen zijn. Ik
moet me helemaal kunnen ontspan
nen als ik niet in de studio werk. Ik
wil geen medebewoonster hebben.
Begrepen? Het kan me niets schelen
wie dat kind hierheen heeft gestuurd.
Het kan me ook geen steek schelen
of ze aardig is. Ik ga nu naar Boven
om haar te vertellen uit mijn kamer
te verdwijnen en er uit te blijven
ook".
Het gezicht van juffrouw Cartwright
begon blauw aan te lopen. Ze mom
pelde iet3 onverstaanbaars.
De oude Jasper verkneuterde zich
inwendig en zei: „Dat was duidelijke
taal, juffrouw Julie!" terwijl hij naar
de gangkast liep om de ladder te ha
len. Hjj stond op de ladder met het
electrische licht te prutsen, toen Ju
lie voor de tweede keer de trap op
stormde. Het laatste wat ze hoorde
was de stem van Jasper, die zei:
Gut, juffrouw Cartwright, u hoeft
hier geen nieuwe lamp. Deze is nog
best. Ziet u wel? Hij doet het nog
best"'.
Julie bereikte haar eigen kamer en
rukte met handen, die beefden van
woede, aan de deurknop. Haar woe
de nam nog toe toen ze bemerkte,
dat de deur al op een kier stond.
.Slordig, stom begon ze.
Maar de woorden bestierven haar
op de lippen. Zonder zich er van be
wust te zijn sloot ze de deur achter
zich en leunde daar op lichtelijk dra
matische wijze tegenaan.
Ze had wel verwacht, dat het licht
in haar kamer zou branden, dat ver
baasde haar niet Wat echter het
bloed in haar aderen deed stollen was
de aanblik van een meisje, dat uitge
strekt op de vloer van het kleine hal
letje van haar flat lag.
Ze lag zowat op de drempel van de
woonkamer. Een dikke enveloppe lag
als een kussen onderhaar hoofd. Ge
lukkig was haar gezicht voor Julie
verborgen. Haar hoed, die zo op die
i van Julie geleek, was achter op haar
hoofd gegleden. Maar toch niet ver
genoeg naar achteren om de wond te
bedekken, ontstaan door de geweldige
klap die haar schedel moest hebben
verbrijzeld. Haar kastanjebruine haar
was van bloed doordrenkt
Julie dacht: „Ik mag niet gaan
gillen". Het was of er twee Julle Pa-
§es waren: de een speelde een zeer
ewogen rol en de andere stond ach
ter de coulissen te regisseren.
Langzaam ontdekte ze dat het zware
bronzen afgodsbeeld, dat op zijn hoge
houten voetstuk vriendelijk had moe
ten staan glimlachen, er niet was.
Toen zag ze dat het naast het leven
loze, verwrongen lichaam van het
meisje op de grond lag. Er kleefde
bloed aan het kale hoofd van het
bronzen beeld.
Dit bronzen beeld heette geluk aan
te brengen, tenminste dat had de Chi
nese handelaar haar verzekerd, toen
ze het beeld als ornament voor haar
kleine hall had gekocht. Maar het
bronzen beeld haa het meisje dat nu
levenloos op het blauw-met-gouden-
ChLnese kleed in Julie's kamer lag,
geen geluk gebracht.
Julie kroop vooruit en dwong zich
zelf tot iedere volgende stap. Ze
moest uitvinden of het meisje, dat
daar zo beklagenswaardig lag, dood
was.
Het is mogelijk, dat er nog een
sprankje leven was. Julie moest een
van die uitgestrekte, als smekende
armen, aanraken, om er zich van te
kunnen vergewissen.
Er was geen pols. Daarvan was Ju
lle zeker. Ze kon niet zeggen of de
hand koud was of niet. Haar eigen
vingers waren zo ijzig, dat de hand
uit contrast warm aanvoelde.
{Wordt vervolgd)