Algemene Rekenkamer doet een boekje open over Beheersinstituut i VREEMDE Beeldje r SNELLE TOENEMING VAN DE NEDERLANDSE BEVOLKING J/éet Chinese VRLJDAG 11 MEI 1951 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT S Beheer of wanbeheer Vooral bij de Stichting Kunstbezit was het een chaos. Zoals reeds in het kort gemeld, Is thans verschenen een verslag van de Algemeno Rekenkamer over het beleid van het Nederlands Beheersinsti tuut. In dit verslag, dat overigens met nadruk vaststelt de feiten te willen zien in het <lcht vai> de moeilijke omstandigheden waaronder zij zich voordeden. Desalniettemin moest melding worden gemaakt van een niet onbelangryt aantal gevallen van fraude en wanbeheer, terwijl ook andere ongewenste toestanden worden gesignaleerd. Voor die Stichting was nl. een schilderij aangekocht met gelden, verkregen tengevolge van een ge- gedwongen verkoop op last van de vijand. In de boeken van de Kröller-Müller Stichting was in uitgaaf verantwoord 28.000, doch in de boeken van de verkopers kwam in ontvangst slechts 8000 voor. Het verschil moet gedeeld zQn tussen een employé van de Stichting en een derde. Hoewel de Stichting Kunstbezit nog niet werd opgeheven, is toch haar be heer op 1 Juli 1950 overgenomen door het Bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen van het depar tement van Financiën. Het verdient in elk geval aanbeveling, dat de Stichting Kunstbezit zo spoedig mo gelijk wordt geliquideerd. ERNSTIGE FRAUDES Het verslag zet uiteen, dat een wei nig vaste lijn is gevolgd met betrek king tot de financiering van de Cen trale Vermogens Opsporingsdienst. Een post „kastekort" ad 142,225 heeft betrekking op fraude, gepleegd door een ambtenaar die dit bedrag had opgenomen om daarmee z.g. „tip- felden" te betalen en ten behoeve van e verantwoording ervan valse kwi tanties heeft overgelegd. De betrok- Wat de Stichting Nederland Kunst bezit betreft, behandelt het verslag de cumulatie van inkomsten bij leden van het personeel, de trage doorzen ding van rapporten en het ontbreken ener wettelrjke regeling van de gel delijke aansprakelijkheid van het Rijk De Rekenkamer meent, dat de Stichting niet zozeer beheer heeft gevoerd ten behoeve van 't Beheers instituut, doch dat zij veeleer is op getreden als een soort acquisitiedienst voor de openbare kunstverzamelin gen. Hierop zou dan echter de conclu sie passen, dat er weinig aanleiding bestaat, het Beheersinstituut te belasten met de kosten van dit werk welke meer dan 100.000 hebben be dragen en slechts voor een gedeelte op de beheerde vermogens konden worden verhaald. Volgens de accountantsrapporten bevond zich de administratie in slech te toestand. De accountants hebben bijv. niet steeds een Indruk kunnen krijgen van de juistheid van gedeclareerde bedra gen, omdat het nodige bewijsmateri aal daarvoor ontbrak. Het Beheersinstituut heeft aan de minister van financiën medegedeeld dat bij de opruiming van de chaos die het van de Stichting had over genomen, voorlopig gebleken was dat schadevergoeding wegens ver miste goederen tot een bedrag van 150.000 werd geëist. Het heeft dan ook geweigerd het Stlchtingsbestuui van zijn beheer te dechargeren en de beoordeling van de maatregelen, wel ke tegen de Stichting, c.q. haar or ganen, te nemen zouden zijn. aan de ministers van O., K. en W. en van Fi nanciën overgelaten. Welke maatre gelen deze genomen hebben is niet be kend. ZWARTE KA> De accountantsdienst is bij het op nemen van de kasgelden op het be staan van een z.g. zwarte kas gestuit Uit die kas werden uitgaven bestre den, welke niet door de Rekenkamei zouden kunnen worden goedgekeurd Hoewel volgens die verklaring deze manipulaties gering in omvang wai ren (het saldo bij de ontdekking be droeg slechts 150.is deze aange legenheid aan de justitie doorgegeven Thans ruim 2 jaar nadat het vo renstaande voor de eerste maal werd gerapporteerd Is nog niet aan de Rekenkamer medegedeeld, tot welke slotsom het onderzoek heeft geleid Op 8 Februari 1947 heeft het de partement van buitenlandse zaken 'n bedrag van 15.000 aan de Stich ting overgemaakt voor de aankoop uit haar bezit van een schilderij van Jan van Goyen, welke schilderij aan de Zwitserse regering is aangebo den. Aan de Rekenkamer is niet be kend of de wetgever hiertoe zijn me dewerking heeft verleend. Ook had de Stichting, als blijk van waardering voor de gepresteerde diensten, aan een van haar ambtenaren bij dien? vertrek een schilderij aangeboden: deze schenking is op aandrang van het departement van financiën ech ter te niet gedaan. In de derde plaats zijn er moeilijk heden over het herstellen van een on rechtmatige da" in de bezettings tijd gepleegd tegenover de Stichting „Kröller-Müller". VERHALEN Vreemde verhalen sterke verha len. We kennen ze allemaal van onze buurman, die 's morgens om 4 uur de polder in trok en toen met een snoek van één-meter-vijf-en-twintig thuis kwam. Of van de levenslustige rente nier uit dat kleine villaatje, die zo'n formidabel jager is. Jagerslatijn visserslatijnMaar bestaat er ook bridgerslatijn? Je zou het haast gaan geloven, als je dat Reuter-bericht uit Amerika leest. In de soos van een klein stadje in de States bood William Anderson op een kaartavondje zeven harten. Zonder blikken of blozen, want hij haa er dertien. Stelt U zijn schrik voor toen Jim Parker zijn buurman, er glashard zeven schoppen overheen bood. En ze maakte, want hij had er nok dertien van één kleur. Groot slam: Wie doet je wat? Toch is het gebeurd, dat iemand nog iets deed in een analoog geval. Dat is al twaalf jaar geleden, maar hel staat in de analen van de bridgers op getekend als een nog niet geëvenaard curiosum, 't Gebeurde natuurlijk óók in Amerika. Groot slam harten, zei Zuid. Groot slam schoppen, volgde West en dom weg daaroverheen maakte Noord er groot slam sans-atouvan. En ze wer den gemaakt ook, want Oost had im mers niet één schopje om zijn maat aan slag te brengen! Van sterke verhalen gesproken Een man, die een feestje had bijge woondtrof bij thuiskomst een onbe kende aan. die zich in de gang van zijn bretels had opgehangen. Bretels, die hij nota bene uit een kast van de be woner had weggenomen. Deze maakte het lichaam los en belde de politie en het Rode Kruis op Toen hij weer in de gang kwam, bleek de „dode" te zijn verdwenenmet medeneming van de bretels. Ook in Amerika! kene werd in verband hiermede ver oordeeld. Ook de kassier-boekhouder pleegde frauduleuze handelingen, om trent de omvang waarvan de Alge mene Rekenkamer thans nog geen volledig beeld heeft; volgens de voor lopige gegevens is het bedrag ten minste op 70.000 te stellen. De be trokkene en enkele medeplichtige ambtenaren werden onmiddellijk ont slagen. Naar aanleiding van het voorgevallene, besloot de minister van Financiën tot liquidatie van de Centrale Vermogens Opsporings dienst. Voor de Rekenkamer rees voorts de vraag, of de functie van beheerder kon samengaan met die van rijks ambtenaar. De Kamer geeft een lijst, waaruit blijkt dat dit in pl. m. 250 gevallen is voorgekomen. Zij wil ove rigens niet blind zijn voor het ver dienstelijk werk, dat verschillende ambtenaren-beheerders hebben ver richt. BEHEER VAN ROERENDE GOEDEREN Een onderdeel, dat tot bijzonder veel klachten aanleiding heeft gege ven. is 't beheer van de roerende goe deren Voor een groot deel is de oor zaak van de moeilijkheden gelegen in de omstandigheden waaronder het in beheer nemen van die goederen plaats had. Ook wordt geconstateerd dat het hoofdkantoor van het Be heersinstituut veel heeft gedaan om klaarheid te brengen in gevallen, waarin beschuldigingen aan 't adres van het Beheersinstituut werden ge uit. Verdediging was echter vaak niet mogelijk door gebrek aan bewijs. Het Rijk heeft van Januari '47 t/m Augustus 1950 onroerende goederen, behorende tot verschillende vermo gens, overgenomen. De koopsommen dezer goederen (in tot. 2.493.287,85 werden tot dusver nog niet aan het Beheersinstituut voldaan. De Kamer mag niet nalaten de aandacht erop te vestigen, dat uitgaven tot een bedrag van bijna 2%. millioen gulden ten on rechte zo lang buiten de begrotings boekhouding blijven. De „Evertsen" en „Van Galen" samen In Hongkong. Hier liggen ze tegen de kant; een ogenblik, waar (door de bemanning van de „Evertoeft") lang naar Is uitgekeken. WIJ GROEIEN VAST, IN TAL EN LAST.. Lager sterftecijfer dan In de meeste andere landen. (Van onze Haagse redacteur). Den Haag, Mei W(j behoeven niemand meer te vertellen, dat de bevol king van Nederland onrustbarend toeneemt. Als er één probleem Is, waar mede ons land te kampen heeft, dan is het wel met zijn overbevolking. Toch ztyn er landen, waar de groei der bevolking, in percenten uitgedrukt, die van ons land ongeveer evenaardt of zelfs overtreft. Dat bewijzen de laatste cUfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 1939 telde Nederland 8.761.000 inwoners. Tien jaar later was dit aantal gestegen tot 9.945.000, in 1950 waren hei er 10.103.000. De gemid delde jaarlijkse toeneming over de periode 19451950 bedroeg 1,8%. In België was dat 0.8%, Luxemburg 1 in Frankrijk 1,5%, in het Ver enigd Koninkrijk 0,6%, in Denemar ken 1,1%, in Noorwegen 1,3%. Me leve 'ier in Zeeland op onze eilande, buten de steë oof'zae- kelek as landbouwers. Ma op de waetere die as ons omrien- ge, waerke d'r ok 'n groot deel vo'ulder broodje; as vissersman; beurtschipper of op de vêre. Ma die twi beroepe leve naest me- kaorezonder d'r eige ooit mee mékaore te oemoeie. Nie da'n boer wat 'eid tege'n vaeresgast, of omgekeerd, ma ze kenne me- kaore geweunweg nie, ze leve totael verschillend en toch zo dichte biemekaore! 'n Boer is nie gaere op 't waeter en z'n broodje za'n dae zeker nie zoeke! En 'n vissersman weet nie vee van 'n boerebe- drief, da zou a'gauw scheêf gae. 't Is 'ier nie zoas op Texel, waeras de joenge kaerels eest vaere to da' ze zo'n jaer of der tig bin, om dan boer torre en te bluve! Ma 'ier 'ouwd'n boer nie van da gedobber onder ze voete! En 'n vaeresman is deu'gaens nie bangeg vo sturm en golve, ma op z'n dood van poerde, koeie of aore grote beeste. En toch ze 'n ienkelen keer mekaore wè's nodeg weetje! Zo goeng et mee Piet en Cr'saon die as aollebei op 't waeter ui- der brood verdienden. En in den oorlog krege ze gebrek an aere- pels, dus vroge ze Joos die as 'n gróót 'of ao': „Zè, e, Joos, me kunne zeker wè'n mudde of wa' aerepels bie joe bekomme' „Bel jaet joen!" zeid'n, ,,'t is da'fc net klaer stae om weg te gae, ma wete je dat of je doe.': 'ier pakt deze karre ma, den 'it loopt dae in de weie, ier an de muur 'angt z'n tuug en d'aerepels stae in zakke in de schure! Alld, dag 'oor, ik moe noe weg mee 't bootje nae d'aore kante. De vrouwe is thuus enne, de cente komme wè terechte". En dae stoenge ze noe! Ze keke mekaore 's an en Piet zei: „gae jie da beest even 'aele, dan doen ik impersant die zakke op de karre" „Laete ons saeme die zakke op de karre zétte, dat gae makkele- ker". docht Cr'saon. Afijn 't was gauw'ebeurd, en toe nae de weie. Zo as ze 't ek- ken openzette goeng den 'it d'r vandeu nae 't ende van de weie en dae goeng 'n in 'n dulve stae kieke. En toe ze dichterbie kwaeme, wupten 'n paor kere z'n achterpote in d'oogte en dee zo schoef, da de slikklonters deu de rondte spetterden. „Verroest", zei Piet, „da's 'n lief beesje zè!" Wae moe je zo'n aokelegen bok noe beetpakke?" vroeg Cr'saon op veiligen afstand. jAenoegeweunan z'n e an z'n kop wees Piet nae de voo'kante van "t wilde beest. Ma ie ieuw z'n kop zo'öóge en trok z'n grote tanden bloot, da' Cr'soan liever nae 'n aore piek wee zocht om beet te pakke as dien gevaerleken kop! D'r was nie vee an te doe. De staert zou Plet wè durreve pak ke, ma' die ellendige pote zaete dae zo dichte bie! En a't 'n ze noe ma stille 'ieuw! fP)i£ cms op tclutp Ieder van 'n kante naederden ze'eel verzichteg en z"oopten da den aoren ma' durreve zou. Ma' aneens draoiden dien 'it z'n eige omme, en mee gank goeng 'n d'r van deu! En de twi maets d'r achteran! En ma' lope! „J'eid et 'ékken open'elaete", riep Cr'saon buten asem. Zou da kreng et zie? docht Piet, en jae 'oor, ie was 't euletje a over en goeng gelokkeg op 'uus of! „Zo, zo", zei de bezinne, ,,'aele julder zo den 'it uut de weie, je meuge wè blie weze dafn naer'uus kwam! Afijnik 'n vastgezet, dus je gae je gank ma". En 't is zot 'oor, ma zo gevaer- lek as dien 'it in de weie dee; zo zoete was 'n tuus! Ie liet z'n eige optuuge en in 't lemoen zette, en was zovee kalm da de twi maots wee moed kre ge. Ze zeie zoies van „braef' en de'e eest 'n paer rieme verkeerd, ma eindelienge zat 't dan zo'n bitje ingespanne! 't Kopstel schêêf en z'n buük- riem te los, ma afijn 't zat toch! Ze goenge nest mekaere op de bok zitte en Piet riep: allé veruutl!" Ma den 'it verroerde z'n eige nie en keek nae de grond. „Toe dan, allé 'up!" riep Piet, ma nee 'oor, den 'it verstoeng 'ulder bepaeld nie. Cr'saon wouw 'et vriendelek perbére en zei: „toe dan joen, veruut mien bêêsjel" Piet wier kwaed en riep: „allé, schiet op, lammen ezel!" Ma den 'it zag 'n sukerpee, draoiden dwas vo' de karre en begon te vrete! Cr'saon sproeng van de karr, pakten den 'it an z'n kopstel en goeng trekke, en jae'oor, ie dee drie, vier stappe en goeng wee stae prakkezere. Zo lank as je trok, liep 'n mee en as j'op'ieuw dan von den 'it et ok wè genogt. Afijn, je zou d'r van uut je vel springe.'.' En toe kwam de bezinne bute kieke. „Bin je nog nóg a nie weg?" zeide ze. „Jae mens, dien 'it toil nie", zei Piet. „O", zei ze, „da's nie èrreg 'oor, kiek dae in 't 'oekje van stal stae de zweepe, j'eid 'n' zoma 'n tikje te gee en ie gaet al!" Dus Piet om de zweepe'. Et ees- te tikje 'ielp niks en et tweede ok nie. Bie 't derde lee'n z'n ore in z'n nek, ma ie bleef stae! Cr'saon zei: ,je durffn nie slae gelo'k! 't Lieke wè of je bange bin". „Da za je gewaer worre", zei Piet, en klésü as'n schot uut 'n geweer, knalde 't over den 'it z'n rik. Of dat 'ielp! Mee 'n ruk schoot 'n vooruut! De twi maots rolden naebie achterover van den bok in de karre! En mee gank vloge ze 't erf of! „Me moete lienks of 'oor?' brul den Piet. „Bakboord an'ouweü" „Dat weet ik werèntig ok wè", zei Cr'saon, die as de liendes 'ieuw.' En zó as ze van 't erf of- draoiden, goeng den 'it rechts of! „Ik zeide toch nae lienks!" riep Piet wee. „Aenoe ik trekke lienks ma dien rofit wil nie aorsmopperden Cr'saon. „O, ik zien 't a, die liendes zit te overkruus, as ik nae lienks trekke dan gaetn rechts of. 't Is ma da'me 't wete! Dat me nie goe gedae bi't inspanne". Afijn zo reë ze'n poosje recht 'uut en dat goeng wè en Piet zei: „me bin wè verkeerd gere- je, ma 't geef nie, noe rieë me lanst den diek, da's 'n bitj'om ma niet vee'oor". En toe' reed'r 'n fietser ulder achterop. ,£lle, elle!" zeid'n: „twi zeemans op 'n boere karre! En 't gae nog goed ok! Eij'noe ooit zo'ies 'ezie! Enne, is da den 'it van Joos nie? Jaet zië, da docht ik wè! Ma die kan vee'ar- der 'oor! Dien 'it eid julder in de gaete zè! Ie loopt op z'n dooie gemak, zo bin je merge nog nie t'uus". „Ie wil nie'arder!" zei Piet. „Wacht ma", zei den 'ulpvaer- degen fietser en ie gaf den 'it 'n klap en ie kraaiden: „rrrrrrrtü hhssssssssaaaaa!.'! ttttrrrrrrrr!!.'" Den 'it lei z'n oren in z'n nek en begon 't obbele as 'n koei! En 'n gank!! Ie vloog lanst de smaolle wegt en bie d'eeste eule goeng d'r a 'n zak mee aerepels overboord! „O! o! dan toch! Stop kreng!'" riepe de koesiers, ma 't ielp niks.' En 'elokkeg kwaeme ze gin mens tege, aors aodde ze vast brokken 'emaekt! Noe liep'n wè vee' schoef, ma ie wier toch ok moei, en te lange leste goeng 'ntoch voert mindere en toe duste ze d'r of- sprienge en 'n bie z'n kop pak ke. Trillend op de bêênen, den 'it zo goed as de bemannieng, kwaeme ze tuus! En naeda ze d'aerepels 'elost aodde, liepe ze terug ieder an 'n kante van z'n kop! 't Duurde wè lank, ma ze wouwe vo' gin geld mi op de karre. En ze nooit mi 'n paerd-en- waege wille sture! Ma jae, 'oe gaet et Zou 'n boer et d'r beter ofbrienge as 'n mog zeile mee 'n schip? Me- schien wè? Je kan nooit nie wete, wan mee'n bitje geluk kom j'ok a'n ènde! BESPIEGHELAER- In Zweden 1,2%, in de Ver. Staten van Amerika 1,7% en in Canada zelfs 2,7%. Doch de Canadezen zullen er geen last van hebben: in hun onmetelijke land is de bevolking slechts 13.845.000 zielen groot. Er is ruimte genoeg voor de aanwas ook voor de immigranten, die men er onder bepaalde voorwaarden gaarne zie komen. Wat het aantal levend geborenen per 1000 inwoners betreft, maakt Ne derland een uitstekend figuur. Het bedroeg in 1950. 22,7. Daarmede staat het boven België met 16,7 levendge borenen per 1000 inwoners, Luxem burg met 14.4 fin 1949), Frankrijk met 21 (in 19491, het Verenigd Ko ninkrijk met 16.1. Denemarken met 18.9 (In 1949>, Noorwegen met 19.3 en Zweden met 16.5. doch onder de Verenigde Staten van Amerika met 23.4 en Canada met 26.5 levendgebo renen op elke 1000 inwoners. Nederland blijkt een gezond land te zijn, niet zo zeer door het klimaat dan wel door de uitstekende medische verzorging en de hygiënische voor lichting. Het aantal overledenen Per 1000 inwoners bedraagt er namelijk minder dan in een van de genoemde landen. Het waren er in 1950 slechts 7.5 tegen 12.4 in België, 12,6 (in 1949) in Luxemburg, 13,8 (in 1949) in Frankrijk, 11,7 in het Verenigd Ko ninkrijk. 8,9 fin 1949) in Denemar ken. 8,9 in Noorwegen. 10 in Zweden, 9.6 in de Verenigde Staten van Ame rika en 9 in Canada. Het is dus nog niet zo gek wonen in ons kleine, dichtbevolkte landje... In ongeveer zestig kantoorgebouwen te New York zijn de liftjongens in sta king gegaan, waardoor duizenden em ployé'.*; genoodzaakt werden talrijke trap pen te bestijgen. wer»ldgeb«ur«n Bezettingsstatuut Deze week wordt een begin ge maakt met de besprekingen tussen vertegenwoordigers van het West- Duitse ministerie van buitenlands zaken en van de geallieerde Hoge Commissie over een wijziging van hei bezettingsstatuut ln een verdrag tus sen West-Duitsland en de Westerse geallieerden. De besprekingen zullen van de zijde van Duitsland in eerste Instantie onder leiding van staats secretaris professor Walter Hallstein worden gevoerd; pas in het laatste stadium zal ook Bondskanselier Adenauer er aan deelnemen. Volgens welingelichte bronnen te Bonn zal niet alleen over die vraag stukken worden gesproken die naar hun aard uitsluitend bij het sluiten van een vredesverdrag kunnen wor den geregeld. In de eerste plaats be treft dit grensproblemen, als hoeda nig ook de toekomstige status van het Saargebied wordt beschouwd. De Ho ge Commissie heeft medegedeeld dat de besprekingen tussen de Westelijke geallieerden en West-Duitsland voor zover het van Westerse zijde afhangt, morgen in elk geval zullen worden aangevangen. De Westelijke geallieer den die in deze geest een boodschap aan Bondskanselier Adenauer hebben gezonden, hebben tevens medegedeeld dat zij al tot deze stap bereid waren na de conferentie van het Atlantisch Pact, welke vorig jaar te Brussel werd gehouden. Sindsdien hebben deskundi gen. zowel van West-Duitiïand als van de Westelijke geallieerden, de wijzi ging bestudeerd, aldus de medede ling. De gezamenlijke besprekingen, welke naar men verwacht geruime tijd zullen duren, zullen volgens waarnemers tenminste drie hoofdpun ten te verwerken hebben. Allereerst een overeenkomst betreffende het blijven van Westelijke troepen in W. Duitsland voor de verdediging van Europa. Verder het vervangen van de bezettingskosten welke dit jaar ruim 5.5 milliard gulden bedragen door „veilighoidskosten". die West- Duitslard in het kader van de West- Europese verdediging zal betalen. En tenslotte de vervanging van de Britse, Amerikaanse en Franse Hoge Com missies door ambassades. De voornaamste West-Duitse afge vaardigden bij deze besprekingen zijn verder nog professor Heinrich Wil helm Grewe, professor in het volken recht aan de universiteit te Freiburg en dr. Hans von Schmoller, hoofd van het Instituut voor Bezettingsvraag stukken te Tübingen. De Westelijke geallieerden zullen door bun politieke en juridische adviseurs worden verte genwoordigd. Met deze besprekingen zal een lang gekoesterde wens van de West-Duitsers in vervulling gaan. Te vens zal het de geallieerden daarme de lukken de pogingen van de Sowjet Unie om telkens een wig te drijven tussen het Westen en Duitsland, voor zover niet onder controle van het Oosten vallende, te ondervangen. Dit verdrag is door Duitsers al menigmaal „geëist" teneinde als gelijkwaardig- partner in Europa zijn bijdrage voor defensie enz. te kunnen geven. Soekarno naar Oost-Java en Bali. Donderdagochtend is President Soe karno per vliegtuig naar Soerabaja vertrokken voor een bezoek aan Oost- Java en Bali. Werkloosheid in dalende lijn. Gedurende de maand April daalde het aantal mannelijke werklozen van 86,209 tot 77.255. Het aantal werkloze vrouwen daal de van 4672 tot 4368. De vraag naar vrouwelijk personeel steeg van 17.882 tot 18.070. FEUILLETON DOOR MYRA OAY 18 Julie liep op juffrouw Cartwright toe. „Luister u eens. Ik wil geen medebewoonster hebben", barstte ze uit. „Ik voel er niets voor om een an der bij me in de kamer te hebben. Ik wens niet dat u me dat opdringt. Het is niet wettig. Mijn huis is mijn alles". Ze kookte van woede bij het denkbeeld dat juffrouw Hollis daar intussen in haar kamer troonde. Ze ging voort: „Ik heb mijn rust nodig. Ik moet rollen uit het hoofd leren, dus ik moet absoluut alleen zijn. Ik moet me helemaal kunnen ontspan nen als ik niet in de studio werk. Ik wil geen medebewoonster hebben. Begrepen? Het kan me niets schelen wie dat kind hierheen heeft gestuurd. Het kan me ook geen steek schelen of ze aardig is. Ik ga nu naar Boven om haar te vertellen uit mijn kamer te verdwijnen en er uit te blijven ook". Het gezicht van juffrouw Cartwright begon blauw aan te lopen. Ze mom pelde iet3 onverstaanbaars. De oude Jasper verkneuterde zich inwendig en zei: „Dat was duidelijke taal, juffrouw Julie!" terwijl hij naar de gangkast liep om de ladder te ha len. Hjj stond op de ladder met het electrische licht te prutsen, toen Ju lie voor de tweede keer de trap op stormde. Het laatste wat ze hoorde was de stem van Jasper, die zei: Gut, juffrouw Cartwright, u hoeft hier geen nieuwe lamp. Deze is nog best. Ziet u wel? Hij doet het nog best"'. Julie bereikte haar eigen kamer en rukte met handen, die beefden van woede, aan de deurknop. Haar woe de nam nog toe toen ze bemerkte, dat de deur al op een kier stond. .Slordig, stom begon ze. Maar de woorden bestierven haar op de lippen. Zonder zich er van be wust te zijn sloot ze de deur achter zich en leunde daar op lichtelijk dra matische wijze tegenaan. Ze had wel verwacht, dat het licht in haar kamer zou branden, dat ver baasde haar niet Wat echter het bloed in haar aderen deed stollen was de aanblik van een meisje, dat uitge strekt op de vloer van het kleine hal letje van haar flat lag. Ze lag zowat op de drempel van de woonkamer. Een dikke enveloppe lag als een kussen onderhaar hoofd. Ge lukkig was haar gezicht voor Julie verborgen. Haar hoed, die zo op die i van Julie geleek, was achter op haar hoofd gegleden. Maar toch niet ver genoeg naar achteren om de wond te bedekken, ontstaan door de geweldige klap die haar schedel moest hebben verbrijzeld. Haar kastanjebruine haar was van bloed doordrenkt Julie dacht: „Ik mag niet gaan gillen". Het was of er twee Julle Pa- §es waren: de een speelde een zeer ewogen rol en de andere stond ach ter de coulissen te regisseren. Langzaam ontdekte ze dat het zware bronzen afgodsbeeld, dat op zijn hoge houten voetstuk vriendelijk had moe ten staan glimlachen, er niet was. Toen zag ze dat het naast het leven loze, verwrongen lichaam van het meisje op de grond lag. Er kleefde bloed aan het kale hoofd van het bronzen beeld. Dit bronzen beeld heette geluk aan te brengen, tenminste dat had de Chi nese handelaar haar verzekerd, toen ze het beeld als ornament voor haar kleine hall had gekocht. Maar het bronzen beeld haa het meisje dat nu levenloos op het blauw-met-gouden- ChLnese kleed in Julie's kamer lag, geen geluk gebracht. Julie kroop vooruit en dwong zich zelf tot iedere volgende stap. Ze moest uitvinden of het meisje, dat daar zo beklagenswaardig lag, dood was. Het is mogelijk, dat er nog een sprankje leven was. Julie moest een van die uitgestrekte, als smekende armen, aanraken, om er zich van te kunnen vergewissen. Er was geen pols. Daarvan was Ju lle zeker. Ze kon niet zeggen of de hand koud was of niet. Haar eigen vingers waren zo ijzig, dat de hand uit contrast warm aanvoelde. {Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1951 | | pagina 5