Waar de wereld keurig op
rolletjes loopt
De schapen op de schorren
KOREA-VRIJWILLIGERS WILLEN
OP TIJD AFGELOST WORDEN
Van Vrouw iot Vrouw
ZATERDAG 7 APRIL 1951
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
100 MILLIOEN STALEN KOGELS
Nederlandse werkkrachten opgeleid
in Zweedse fabriek
(Van onze correspondent).
GöTEBORG, April. Nu rnim duizend Nederlanders bij de Zweedse ko-
"•ellagerfabrieken hebben gesolliciteerd om in dit vak opgeleid te worden
een jaar later als vakman naar Nederland terug te keren, teneinde deel
uit te maken van het vaste personeel van de nieuwe SKF-fabriek te Vee-
nendaaL zijn wü naar Göteborg getogen om de wereldberoemde SKF-fa-
brieken to bezichtigen. Dat wij hierbij kennis maakten met de eerste groep
Nederlanders, maakte de reis nog interessanter.
Journalisten zijn in den regel met
zo heel gauw verrast Maar toen wtj
na ons bezoek aan de Zweedse ko
gellage r-f abrieken te Göteborg onze
handtekening in het gastenboek had
den geplaatst, stonden wij toch even
raar te kijken. Wij ontvingen name
lijk van de propagandachef, de heer
Magnus het volgende kaartje:
WIJ DANKEN
en gedurende het ogenblik,
dat u uw naam heeft gezet, heb
ben de SKF-fa brieken 1.500 kogel
lagers en 28.000 stalen kogels ver
vaardigd.
De kogellager-industrie is eigenlijk
een kind van onze eeuw. De uitvin
ding op zichzelf is echter lang niet
nieuw. Reeds de Romeinen kenden 'n
dergelijke constructie, die uit hout
bestond en op bronzen kogels liep.
En 1500 jaar later stelde Leonardo
da Vinei enkele formules aangaande
rollende lagers op. Het kwam echter
nooit tot een massa-productie.
Eerst toen de fiets haar intrede
deed, werden fabrieken ter vervaar
diging van de kogellagers gebouwd.
Zij waren vooral in Engeland en
Duitsland gelegen. De markt zou
voor Zweden verloren zijn geweest,
ware het niet, dat een ingenieur uit
Göteborg, Sven Wingquist geheten,
met een nieuW type op de markt
kwam. Dit was de z.g. zelfregeleren-
de of sferische kogellager. Deze la
ger voldoet ook als de as schuin ge
steld wordt.
KLEIN BEGONNEN
Met deze uitvinding, alsmede 110.000
kronen 12 arbeiders en een fabriek
je met een oppervlakte van 1100 vier
kante meter, begon me in het jaar
1907 te Göteborg de productie. Thans
is de fabriek te Göteborg meer dan
honderd keer zo groot, namelijk
144.000 vierkante meter. Nagenoeg
6.000 mensen vinden er een boterham.
Telt men nu de zeven buiten Zweden
gelegen SKF-fabrieker. mee, dan
komt men op een SKF-leger van
30.000 man. Het aandelen kapitaal is
opgelopen tot liefst 156 millioen kro
nen.
De productie ls verbazingwekkend
en loopt ver over de 100 millioen sta
len kogels. Reeds van de gebruikely-
ke typen bestaan er meer dan 8.000
verschillende soorten en varianten.
De kleinste kogellagers meten slechts
10 m.m. en hebben een gewicht van
1% gram. Er t echter ook reuzen
van een diameter van 1400 m.m., die
dan aan gewicht hebben van eventjes
TL00 kg. Er zijn lagers, die duizend
omwentelingen per seconde moeten
verdragen en er zijn er ook, die SJOÖO
ton moeten torsen.
Na de eerste wereldoorlog liep SKF
reeds op volle toeren. Er werden
evenwel nog steeds veranderingen en
verbeteringen aangebracht, waarbij
men vooral lette op de efficiency.
Door het vinden van de juiste werk
wijze en het toepassen van stukloon
slaagde men er in de productie per
arbeider per uur liefst 7% keer te
verhogen.
HOLLANDSE JONGENS
De SKF is van plan Nederlandse
jongelui op te letden voor haar fabriek
die in de loop van dit jaar te Veenen
daal zal worden gebouwd. Volgens
plan zal deze fabriek in April 1952
in gebruik worden genomen en aan
150 jongelieden werk bieden. Inmid
dels heeft liet filiaal van de SKF^in
Amsterdam reeds meer dan duizend
sollicitaties ontvangen, doch naar
men ons verzekerde, konten slechts
de ongehuwden tussen 18 en 28 jaar
voor opleiding in Göteborg in aan-
De Svenska Kuglagerfabrikeit (Zweedse Kogellagerfabriek) in Göteborg,
de grootste Kogellagerfabriek van de wereld.
„NA EEN JAAR HUIS"
Slechts twintig leden van het Nederlandse
detachement tekenden bij.
„Na meer dan twee weken afwezigheid ben ik dan zeven dagen in Korea
geweest, zeven dagen bij het Nederlandse detachement, dat nu „op rust"
is. Stel u dat niet al te rustig voor. Weliswaar liggen onze mannen ver
achter de voorste lyn die zich momenteel steeds verder Noordelijk ver
plaatst'maar zy zyn toch nog actief genoeg. Zjj bewaken bruggen, sta
tions, patrouilleren en houden kampongs in de gaten, waar infiltranten
maar al te graag een schuilplaats zoeken. Chechon is hun basis. Chechon,
een voor Korea vry behoorlijke stad, die als elke andere plaats zwaar te
lijden heeft gehad van deze oorlog". Aldus schrijft de eerste luitenant Wim
Dussel uit Korea.
Op het ogenblik is het erg droog in
Korea en er waait een harde wind
Het gevolg is dus: stof, stof en nog
eens stof. Onze wagens zitten er on
der en de chauffeurs hebben veel weg
van de bekende meelpakhuisknechten
in het goede vaderland. Stof in de
oren, stof in de ogen, stof in de kle
ren, in het haar. Stof in het eten, in
de koffie of de thee, in de huisjes.
Stof, stof en nog eens stof. De trucks
en de jeeps die nog immer in onge
kende hoeveelheid en in hoog tempo
langs de wegen razen, gooien er in de
meest letterlijke zin van het woord
nog een schepje op en de bekende
M.-P.-verordening „25 meter ruimte
tussen voertuigen" wordt automa
tisch opgevolgd, omdat je binnen die
afstand je voorganger toch niet ziet
rijden
's Morgens is het nog behoorlijk
koud, maar in de loop van de dag
stijgt de temperatuur en is het beslist
aangenaam.
merking. En aangezien zij wegens
gebrek aan woonruimte in barakken
moeten worden ondergebracht, waar
steeds twee makkers een kamertje
moeten delen, kunnen er niet meer
dan 90 worden geplaatst. De SKF zou
gaarne nog heel wat meer Nederlan
ders te werk willen stellen, maar zij
ziet werkelijk geen mogelijkheid, om
ze onder dak te breygen.
Zelfs die 90 konden niet meteen
overkomen. Er werd eerst een troep
je van 28 man uitgezocht; gezamen-
ijk gingen zij het terrein verkennen.
Ónder hen was J. W. Vonk uit Rens-
woude bereid, het een en ander van
zijn gedurende de eerste maand opge
dane ervaringen te vertellen.
DE KOST
Aan de kost, zo zei hij, moet je na
tuurlijk wennen. Wij eten uit de keu
ken van de SKF, die eigenlijk voor
de hier werkende Italianen is bedoeld.
Wij krijgen dus een Italiaanse pot,
die wel lekker ls maar niet zo stevig
is als onze Nederlandse keuken. Je
eet wel drie borden spaghetti, maar
een uur of wat later zou 'n biefstuk
geen kwaad kunnen doen.
Met ons verblijf zijn we best tevre
den. En het leuke is, dat we al zoiets
een clubje hebben. We maken mu
ziek, geven raadseltjes op, doen aan
hersengymnastiek en volgen een Cur
sus in de Zweedse taal. De dagen
vliegen om en ik maak beslist mijn
jaar wel. Prettig is het ook, dat wij
met elkaar zo goed kunnen opschie
ten. Ook het loon valt mee. We heb
ben trouwens geluk gehad. We waren
aangenomen op Kr. 103 per week,
plus een toelage voor stukloon. Maar
net, toen we voet aan wal hadden
SALARISVERHOGING
EEN VERRASSING.
De stemming is dan ook opperbest,
MLalleen van het „mooie
weer maar ook vanwege de salaris
verhoging van honderd gulden per
üla^nr' Dit bericht kwam beslist als
fle bekende donderslag uit de heldere
hemel. Niemand had het venvacht,
niemand had het zelfs durven hopen,
al was er dan ook tot in den treure
over gesproken.
De mening is er echter niet door
veranderd: „Na een jaar naar huis"
Enkele dagen voor het bekend wor
den van de verhoging heeft elke mili
tair een formulier in drievoud kunnen
invullen, waarop hij te kennen gaf
zijn contract niet te willen verlengen.
Slechts een twintigtal heeft van deze
gelegenheid geen gebruik gemaakt,
waardoor zij aus wel langer dan een
jaar aangehouden zouden kunnen
worden.
Na de bekendmaking dat de salari
ëring her/Jen was is er echter nie
mand geweest, die van gedachten
veranderd isMen is van hoog tot
laag van mening en men zal dat,
als men onze belevenissen heeft ge
hoord, met ons beamen dat een
jaar in Korea en lichamelijk en gees-
telyk vooral, het uiterste van een
mens eist. Daarom vooral moet men
ons op tjjd aflossen.
„Zeg dit tegen Nederland", is hun
oordeel.
«We zjjn nu op rust. Vandaag of
morgen hebben ze ons natuurlijk
weer nodig en dan gaan we weer en
doen we weer ons best.
Maar zeg, dat we na een jaar terug
willen. Zeg, dat dit onze hoop is. Laat
dit geen Indië worden. Laten er geen
berichten komen: de regering ziet
zich tot haar spijt genoodzaakt de re
patriëring uit te stellen.
gezet de SKF liet ons met een
vliegtuig overkomen was de nieu
we loonsverhoging van kracht. De di
rectie heeft er zelf nog een schepje
bij gedaan, zodat we nu 120 kronen
maken. Reken er nog het stukloon
bij, zo komen we wel op een Kr. 140,
150 per week. Wat een beetje over
de 100 gulden isvoegden wij er
aan toe.
Dit loon krijgt nog meer waarde
door het feit, dat de SKF de barak
ken-kamertjes en het eten voor min
der dan de kosten ter beschikking
stelt. Onze jongens hebben dan ook
al een lange verlanglijst opgemaakt.
En in gedachten zien we ze al rijk
beladen naar Nederland terug
keren ofin Zweden blijven, want
al kennen ze de taal niet, ze weten-
zich zowel tegenover de (uiterst te
vreden) voorman als tegenover de
knappe Zweedse meisjes toch heel
gauw verstaanbaar te maken.
(Nadruk verboden-
De schaapheruer L. Almekinders met schapen langs een dijk In Zeeland.
IN APRIL HUPPELEN DE LAMMEREN
J. VV. Vonk, uit Renswoude, kijkt lachend de wereld in; hij ontvangt met
een aantal andere pittige Nederlandse jongemannen zyn opleiding in de
Zweedse Kogellagerfabriek in Göteborg. Als de fabriek in Veenendaal
klaar is, zal hy daar te werk worden gesteld.
Verdwijnend beeld uit het Zeeuwse
landschap
Kalmpjes aan komt er een kudde schapen, luid blatend, over de dijk aan
gewandeld. De herdershond rent rusteloos rond de kudde, die van veraf
veel gelijkt op een compacte wolbal. Achteraan drentelt de herder. Hij is
bezig met een klein breiwerkje. Dit beeld van een herder met zyn kudde,
begint in Zeeland zeldzaam te worden. Het beroep van schaapherder sterft
zo zacht jes aan uit.
Een halve eeuw geleden waren er
in Zeeland nog zo'n honderd schaaps
kudden, terwijl er nu nog maar enke
le tientallen zijn. Het moet toch een
wel eentonig leven zijn, dat zo'n
schaapherder leidt. Steeds maar kij
ken naar de schapen, die vèr ver
spreid over de dijken of schorren
grazen, voetje voor voetje er achter
aan, tot ze eindelijk weer bijeen wor
den gedreven om tegen de avond in
de schaapskooi terug te keren.
LAURENS.
Laurens Almekinders uit Rilland
Bath vindt het helemaal niet eento
nig. Hij is een van de oudste, zo niet
de oudste der Zeeuwse schaapherders
en een man van gezag op dit gebied,
want meer dan zestig jaar hoedt hij
zjjn kudde.
Toen hij een jongen van een jaar of
tien was, begon hij met een krooitje
van een stuk of dertig.
Hij verving spoedig zyn vader, die
ook schaapherder was, als die vader
by de boer op het land ging werken.
Veel verdienen was het toen niet,
want voor 2.50 in de week moest
hij van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat voor.de kudde zorgen.
Bjj Van Oosten onder Driewegen'
kreeg hij zijn eerste grote krooi 120-
150 schapen.
Veel heeft hij onderweg meege
maakt en weinig thuis gezeten. Toen
boer Van Oosten na twee jaar de
krooi verkocht, stond hy op straat.
Maar het duurde niet lang, of Meu-
lenberg in Ellewoutsdyk vertrouwde
hem zrjn kudde van een 160 schapen,
waaronder een 120 lamschapen toe.
Daarmee heeft hij negen jaren rond
getrokken.
Toen ging Laurens naar Axel. In
dit Zeeuwsch-Vlaamse stadje heeft
hij zijn levensgezellin gevonden. In
1907 kwam hij naar Rilland Bath en
Ge zult het mij naar ik hoop
niet kwalijk nemen, dat ik deze
kolom schrijf op een hoek van
de keukentafel, bij het licht
van een hemelhoog opgehangen
naakt peertje
Nu zijn er wereldberoemde
manuscripten op de punt van 'n
keukentafel ontstaan, wat dat
betreft ben ik dus nog in be
hoorlijk gezelschap. Maar ik
moet ivel bekennen, dat er voor
deze prestatie enige moed nodig
is, want voorzeide keukentafel is
op het ogenblik de enige rede
lijk opgeruimde plek in mijn
gehele huis, en dus een allesbe
halve geschikte plaats van ont
vangst.
Ik reken dus op uw clementie,
ook als deze kolom enigszins
hikkerig en houterig uitvalt.
Houterig vanwege de verwar
ming (buiten blaast een onstui
mige Noordenwind in gezel
schap van de gebruikelijke
sneeuw- en hagelbuien), die uit
een drie-pits petroleumstel be
staat. Eii hikkerig vanwege het
heirleger manvolk dat mijn
kale kamers en galmende trap
pen onveilig maakt met verf
potten, duimstokken, latten, dra
den, werktrappen, soldeerbou
ten, klokken van Arnemuiden
en politieke debatten.
Het zou nog niet zo erg en
zelfs wel amusant zijn als zij
zich maar bij dit grote-mannen-
speelgoed hielden. Maar zij
schijnen er bovendien een uit
gelezen genoegen aan te bele
ven om mij de gehele dag om
commentaar te verzoeken, zo
wel wat de geëigende tint bruin
van de deurposten als de op
een millimeter naiLwkeurige
plaats van de stop-contacten
betreft. Ook schijnt hun weg bij
voortduring door mijn hevig
geïmproviseerde keuken te
lopen, en jagen zij mij de gehe
le dag kleine stuipen op het lijf
met: pas op voor die lambrize-
ring Mevrouw, of: denkt u om
die buis? er slaat stroom op die
draad; u kunt de kraan voor
lopig niet gebruiken; u moet die
deur vooral open laten staan
en meer van die comfortabele
adviezen.
Als u daarbij weet dat al mijn
roerende have in kisten gepakt
staat of op de onmogelijkste
plaatsen is opgeborgen (de kist
met aardappelen in de salon, het
naaigerei op de onbereikbare
vliering) dan geloof ik dat u er
na aan toe bent mij uit de grond
van uw meevoelend hart te be
klagen. Niet doen vooral niet
doen. Ondanks de volstrekte
chaos die tijdelijk onder dit
nieuwe dak heerst, en het feit,
dat ik voor bijkans ieder ge
bruiksvoorwerp de vinger te
gen de neus moet leggen. (Waar
ter wereld zou de schoenlepel
uithangen? Heeft iemand een
idee waar de eierdopjes ver
stopt zitten?) gevoel ik mij in
dit mijn nieuwe domicilie uit
zonderlijk in mijn knollentuin.
(Een ogenblikje: ja, zet de lijm
pot maar even op het gas, maar
heb het hart eens om met m\jn
lucifers aan de haal te gaan).
Want u moet weten, dat dit ex-
DE
LEERZAME
CHAOS
periment van huizen ruilen en
nieuxo inrichten ook zijn ge
noeglijke en wijsgerige kanten
heeft. Het is altijd opwindend,
een blad om te slaan of de lei
schoon te vegen, en het is een
waar woord: wie niet uit alles
leren wil, wil in het geheel niet
leren.
Het is zo heilzaam om eens
volkomen «it de sleur geslin
gerd te worden. Om ternauwer
nood te weten, welke dag van
de week en zelfs welk uur van
de dag het is. (Och timmerman,
sla eens even een paar duimen
in om mijn lepelrekje op te
hangen). Om eens zuiver en al
leen te leven om te eten, te sla
pen en trap op trap af te dra
ven. Om geen krant te lezen,
laat staan een boek; geen radio
fe horen, geen enkel nieuws ook
maar by geruchte te weten, en
in een soort slordige kampeer-
stijl de dagen te zien omvliegen.
Eerst nu kan ik mij begrijpen.
hoeveel moed, goed humeur, le
venslust en uithoudingsvermo
gen er nodig zijn om een goede
emigrantenvrouw te mogen he
ten. Ergens in volslagen onbe
kend gebied neerstrijken met
een minimum aan huisraad en
gerief ,en van de grond af een
bewoonbaar vertrek, een onder
komen, een huishouding, een
bedrijf, een toekomst opbou
wen. Genoegen nemen met het
allernoodzakelijkste, niet kla
gen, niet mopperen, alle com
fort verzaken, niet omzien naar
het vertrouwde oude maar
hoopvol blijven vooruitzien naar
het vurig begeerde nieuwe
Ik begin het een klein beetje
te doorgronden, en diep te waar
deren, wat al die Nederlandse
vrouwen in Canada, in Ameri
ka, in Australië en waar ook
ter wereld geestelijk en mate
rieel voor bergen verzetten.
En dan: ik leef eens een paar
weken tussen wat wij op zijn
onlogisch Nederlands hardnek
kig blijven noemen: de werken
de stand. Ik converseer opge
wekt en leergierig met schil
ders, electriciens, timmerlui,
loodgieters en stoffeerders, en
in ruil voor mijn koffie en thee
steek ik heel wat wetenswaar
digs op.
Niet alleen dat ik aardig
thuis raak in het vakjargon (ik
leer al over tamponeren, mas
tiek, schroten, hard en zacht
board en desnoods over volta
ges), maar ik zie en hoor de
zorgen en bezwaren van dicht
bij die de arbeider, en vooral
de arbeidsvrouw, in deze krap
pe tijd het leven benauwen.
Voor een overall, die voor de
oorlog een rijksdaalder kostte,
moet je nu zestien gulden neer
tellen, en het wassen kost twee
kwartjes per keer, dat is ook
weer een briefje van vijf en
twintig in het jaar. Vijftig gul
den in de week is een knap
loon, maar wat blijft er van
over met een huur van vijf gul
den en drie kinderen die schoe
nen en kleren slijten tegen de
klippen op?
Werkelijk, al deze gesprekken
zijn de chaos dubbel en dwars
waard.
SASKIA.
werd schaapherder bij v. d. Werff, die
hij ruim 25 jaar heeft gediend.
Toen werd ook die kudde van de
hand gedaan en trad Almekinders in
dienst bij Labeur om nog later by C.
Krijger te belanden.
Op 65-jarige leeftyd hield hij „offi
cieel" op met het bedrijf, maar daar
zijn hart nog steeds naar de schapen
trok, bleef hij steeds voor en bij de
schapen werken. De laatste tien jaar
hielp hij af en toe zo'n paar dagen
mee bij het hoeden. Almekinders is
een echt gemoedelijk baasje. Wil je
hem op zijn praatstoel hebben, dan
begin je maar over de schapen.
„Wat is de mooiste tijd" vroegen
we hem.
„In het voorjaar, als de kleine lam
metjes dartel om je heen springen.
Rond Nieuwjaar is het de tijd van
lammeren en dan is er een drukte
van je welste".
„Welk schapenras is het beste?'
vroegen we hem.
„Het Engelse" was zijn antwoord
zeer beslist. „Nu worden er veel
Texelse schapen gekweekt, maar die
zijn volgens mij niet zo goed. Het
Engelse ras is sterker".
„U hebt natuurlijk ook veel honden
gehad, maar welke zijn nu het beste
voor de kudde?"
„Je kimt voor dit werk niet elke
hond gebruiken. De beste honden zyn
wel de Hollandse herders, omdat die
het best te vertrouwen zijn en niet te
wild omspringen met de jonge lam
metjes. Maar nog beter is een krui
sing met een Belgische herder. Ande
re soorten zyn niet zo goed".
„Leert zo'n hond spoedig begrijpen
wat U bedoeld?"
„Ja, we doen het altijd samen, de
kudde drijven. Als een hond zo'n goed
jaar oud is, kan hij al voldoende af
gericht ziin om de kudde by een te
houden. Maar het moet geen alle-
mansvrind zijn. Het eerste jaar moet
de hond alieen naar zijn baas luiste-
ren. Ook als hij jong is, mag hij niet
met een ander meegaan of spelen.
Een schaapshond, die goed is afge
richt, reageert op het minste teken
van de herder".
DE LANIMEREN.
„De beste lammetjes zyn die, welke
in Januari of Februari geboren wor
den. De eerste weken blyven het
schaap en het lam, dicht bij de kooi
en bij slecht weer vanzelf binnen.
Maar zo in de maand April gaan ze
mee uit, met de kudde. Een schaap
moet maar één lammetje hebben. Bij
de Texelse schapen komen er dik
wijls twee voor. Dat is niet goed voor
de kweek, ze gaan niet zo vlug mee,
kwijnen en raken achter. In het En
gelse ras is het krijgen van twee
lammeren zeldzaam. De eenlingen
zijn veel sterker dan tweelinglamme
ren.
„Hebt U in de oorlogsdagen veel
beleefd?"
„Ja. In de oorlogsdagen heb ik ook
veel meegemaakt met de schapen,
door bombardementen, luchtaanval
len en vliegende bommen. De dieren
werden onrustig. Dikwyls ben ik in
angst en vrees met de kudde naar
buiten gegaan, soms tot grote erger
nis van de Duitsers. Maar slechts een
enkele keer heb ik verliezen in de
kudde gehad. Eén keer heb ik bij een
zwaar bombardement een paar scha
pen verloren en één keer werd door
een scherf een hond in het hok ge
dood.
DE SCHORRE-SCHAPEN.
„Wat eet een schaap nu zo al?"
„Op de schorren groeit prima gras,
dat voedzamer is dan het eten op de
dijken en langs de wegen. Ander vee
kan men niet op de schorren laten
grazen; het gras is er ziltig en dat
kan alleen een schaap verdragen. In
de laatste maanden van het jaar eten
de schapen veel bietenkoppen en -loof
op de velden.
Van December tot Februari gaan
we met de kudde meestal op de bin
nendijken weiden en dan wordt er
veel bijvoeding gegeven (aardappelen,
pulp, erwten, bonenstro en voerbie-
ten). Schorreschapen kunnen eigen
lijk alleen maar worden gehouden,
als de boerderij in een der buitenpol
ders ligt. dichtbij de buitendykse
streek. Bovendien moet de boer ge
noeg terrein hebben om de schapen
ook 's winters te kunnen laten gra
zen".
„Hoe groot is een kudde meestal?"
„Gewoonlyk bestaat een kudde uit
een 120 tot 150 schapen en de leeftyd
van de schapen is verschillend. Dat
kan men meestal aan hun oren zien,
waarin het geboortejaar staat inge-
knipt.
Het zijn gewoonlyk van 1 tot 6-ja-
rige; van iedere leeftijd zo wat vijf
en twintig. Als een schaap van de
schorren zes jaar oud is, wordt het
dier meestal voor de slacht verkocht.
Een kudde die groter zou zijn, zou
de herder te veel werk geven, dan
moet er minstens een hond bij komen.
Zoiets wordt zelden gedaan".
Laurens Almekinders staat bekend
als een zeer goede herder. Als hy
vroeger op een tentoonstelling kwam
met prima-gefokte schapen, dan had
hy niet alleen nationale, maar zelfs
internationale belangstelling, want
zijn kennis en raadgevingen werden
zeer gewaardeerd.
„Het zijn myn schoonste uren", zo
besloot deze krasse schaapherder „als
ik temidden van de schapen op de
schorren en dijken ben".