Waar de wereld keurig op rolletjes loopt De schapen op de schorren KOREA-VRIJWILLIGERS WILLEN OP TIJD AFGELOST WORDEN Van Vrouw iot Vrouw ZATERDAG 7 APRIL 1951 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 7 100 MILLIOEN STALEN KOGELS Nederlandse werkkrachten opgeleid in Zweedse fabriek (Van onze correspondent). GöTEBORG, April. Nu rnim duizend Nederlanders bij de Zweedse ko- "•ellagerfabrieken hebben gesolliciteerd om in dit vak opgeleid te worden een jaar later als vakman naar Nederland terug te keren, teneinde deel uit te maken van het vaste personeel van de nieuwe SKF-fabriek te Vee- nendaaL zijn wü naar Göteborg getogen om de wereldberoemde SKF-fa- brieken to bezichtigen. Dat wij hierbij kennis maakten met de eerste groep Nederlanders, maakte de reis nog interessanter. Journalisten zijn in den regel met zo heel gauw verrast Maar toen wtj na ons bezoek aan de Zweedse ko gellage r-f abrieken te Göteborg onze handtekening in het gastenboek had den geplaatst, stonden wij toch even raar te kijken. Wij ontvingen name lijk van de propagandachef, de heer Magnus het volgende kaartje: WIJ DANKEN en gedurende het ogenblik, dat u uw naam heeft gezet, heb ben de SKF-fa brieken 1.500 kogel lagers en 28.000 stalen kogels ver vaardigd. De kogellager-industrie is eigenlijk een kind van onze eeuw. De uitvin ding op zichzelf is echter lang niet nieuw. Reeds de Romeinen kenden 'n dergelijke constructie, die uit hout bestond en op bronzen kogels liep. En 1500 jaar later stelde Leonardo da Vinei enkele formules aangaande rollende lagers op. Het kwam echter nooit tot een massa-productie. Eerst toen de fiets haar intrede deed, werden fabrieken ter vervaar diging van de kogellagers gebouwd. Zij waren vooral in Engeland en Duitsland gelegen. De markt zou voor Zweden verloren zijn geweest, ware het niet, dat een ingenieur uit Göteborg, Sven Wingquist geheten, met een nieuW type op de markt kwam. Dit was de z.g. zelfregeleren- de of sferische kogellager. Deze la ger voldoet ook als de as schuin ge steld wordt. KLEIN BEGONNEN Met deze uitvinding, alsmede 110.000 kronen 12 arbeiders en een fabriek je met een oppervlakte van 1100 vier kante meter, begon me in het jaar 1907 te Göteborg de productie. Thans is de fabriek te Göteborg meer dan honderd keer zo groot, namelijk 144.000 vierkante meter. Nagenoeg 6.000 mensen vinden er een boterham. Telt men nu de zeven buiten Zweden gelegen SKF-fabrieker. mee, dan komt men op een SKF-leger van 30.000 man. Het aandelen kapitaal is opgelopen tot liefst 156 millioen kro nen. De productie ls verbazingwekkend en loopt ver over de 100 millioen sta len kogels. Reeds van de gebruikely- ke typen bestaan er meer dan 8.000 verschillende soorten en varianten. De kleinste kogellagers meten slechts 10 m.m. en hebben een gewicht van 1% gram. Er t echter ook reuzen van een diameter van 1400 m.m., die dan aan gewicht hebben van eventjes TL00 kg. Er zijn lagers, die duizend omwentelingen per seconde moeten verdragen en er zijn er ook, die SJOÖO ton moeten torsen. Na de eerste wereldoorlog liep SKF reeds op volle toeren. Er werden evenwel nog steeds veranderingen en verbeteringen aangebracht, waarbij men vooral lette op de efficiency. Door het vinden van de juiste werk wijze en het toepassen van stukloon slaagde men er in de productie per arbeider per uur liefst 7% keer te verhogen. HOLLANDSE JONGENS De SKF is van plan Nederlandse jongelui op te letden voor haar fabriek die in de loop van dit jaar te Veenen daal zal worden gebouwd. Volgens plan zal deze fabriek in April 1952 in gebruik worden genomen en aan 150 jongelieden werk bieden. Inmid dels heeft liet filiaal van de SKF^in Amsterdam reeds meer dan duizend sollicitaties ontvangen, doch naar men ons verzekerde, konten slechts de ongehuwden tussen 18 en 28 jaar voor opleiding in Göteborg in aan- De Svenska Kuglagerfabrikeit (Zweedse Kogellagerfabriek) in Göteborg, de grootste Kogellagerfabriek van de wereld. „NA EEN JAAR HUIS" Slechts twintig leden van het Nederlandse detachement tekenden bij. „Na meer dan twee weken afwezigheid ben ik dan zeven dagen in Korea geweest, zeven dagen bij het Nederlandse detachement, dat nu „op rust" is. Stel u dat niet al te rustig voor. Weliswaar liggen onze mannen ver achter de voorste lyn die zich momenteel steeds verder Noordelijk ver plaatst'maar zy zyn toch nog actief genoeg. Zjj bewaken bruggen, sta tions, patrouilleren en houden kampongs in de gaten, waar infiltranten maar al te graag een schuilplaats zoeken. Chechon is hun basis. Chechon, een voor Korea vry behoorlijke stad, die als elke andere plaats zwaar te lijden heeft gehad van deze oorlog". Aldus schrijft de eerste luitenant Wim Dussel uit Korea. Op het ogenblik is het erg droog in Korea en er waait een harde wind Het gevolg is dus: stof, stof en nog eens stof. Onze wagens zitten er on der en de chauffeurs hebben veel weg van de bekende meelpakhuisknechten in het goede vaderland. Stof in de oren, stof in de ogen, stof in de kle ren, in het haar. Stof in het eten, in de koffie of de thee, in de huisjes. Stof, stof en nog eens stof. De trucks en de jeeps die nog immer in onge kende hoeveelheid en in hoog tempo langs de wegen razen, gooien er in de meest letterlijke zin van het woord nog een schepje op en de bekende M.-P.-verordening „25 meter ruimte tussen voertuigen" wordt automa tisch opgevolgd, omdat je binnen die afstand je voorganger toch niet ziet rijden 's Morgens is het nog behoorlijk koud, maar in de loop van de dag stijgt de temperatuur en is het beslist aangenaam. merking. En aangezien zij wegens gebrek aan woonruimte in barakken moeten worden ondergebracht, waar steeds twee makkers een kamertje moeten delen, kunnen er niet meer dan 90 worden geplaatst. De SKF zou gaarne nog heel wat meer Nederlan ders te werk willen stellen, maar zij ziet werkelijk geen mogelijkheid, om ze onder dak te breygen. Zelfs die 90 konden niet meteen overkomen. Er werd eerst een troep je van 28 man uitgezocht; gezamen- ijk gingen zij het terrein verkennen. Ónder hen was J. W. Vonk uit Rens- woude bereid, het een en ander van zijn gedurende de eerste maand opge dane ervaringen te vertellen. DE KOST Aan de kost, zo zei hij, moet je na tuurlijk wennen. Wij eten uit de keu ken van de SKF, die eigenlijk voor de hier werkende Italianen is bedoeld. Wij krijgen dus een Italiaanse pot, die wel lekker ls maar niet zo stevig is als onze Nederlandse keuken. Je eet wel drie borden spaghetti, maar een uur of wat later zou 'n biefstuk geen kwaad kunnen doen. Met ons verblijf zijn we best tevre den. En het leuke is, dat we al zoiets een clubje hebben. We maken mu ziek, geven raadseltjes op, doen aan hersengymnastiek en volgen een Cur sus in de Zweedse taal. De dagen vliegen om en ik maak beslist mijn jaar wel. Prettig is het ook, dat wij met elkaar zo goed kunnen opschie ten. Ook het loon valt mee. We heb ben trouwens geluk gehad. We waren aangenomen op Kr. 103 per week, plus een toelage voor stukloon. Maar net, toen we voet aan wal hadden SALARISVERHOGING EEN VERRASSING. De stemming is dan ook opperbest, MLalleen van het „mooie weer maar ook vanwege de salaris verhoging van honderd gulden per üla^nr' Dit bericht kwam beslist als fle bekende donderslag uit de heldere hemel. Niemand had het venvacht, niemand had het zelfs durven hopen, al was er dan ook tot in den treure over gesproken. De mening is er echter niet door veranderd: „Na een jaar naar huis" Enkele dagen voor het bekend wor den van de verhoging heeft elke mili tair een formulier in drievoud kunnen invullen, waarop hij te kennen gaf zijn contract niet te willen verlengen. Slechts een twintigtal heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt, waardoor zij aus wel langer dan een jaar aangehouden zouden kunnen worden. Na de bekendmaking dat de salari ëring her/Jen was is er echter nie mand geweest, die van gedachten veranderd isMen is van hoog tot laag van mening en men zal dat, als men onze belevenissen heeft ge hoord, met ons beamen dat een jaar in Korea en lichamelijk en gees- telyk vooral, het uiterste van een mens eist. Daarom vooral moet men ons op tjjd aflossen. „Zeg dit tegen Nederland", is hun oordeel. «We zjjn nu op rust. Vandaag of morgen hebben ze ons natuurlijk weer nodig en dan gaan we weer en doen we weer ons best. Maar zeg, dat we na een jaar terug willen. Zeg, dat dit onze hoop is. Laat dit geen Indië worden. Laten er geen berichten komen: de regering ziet zich tot haar spijt genoodzaakt de re patriëring uit te stellen. gezet de SKF liet ons met een vliegtuig overkomen was de nieu we loonsverhoging van kracht. De di rectie heeft er zelf nog een schepje bij gedaan, zodat we nu 120 kronen maken. Reken er nog het stukloon bij, zo komen we wel op een Kr. 140, 150 per week. Wat een beetje over de 100 gulden isvoegden wij er aan toe. Dit loon krijgt nog meer waarde door het feit, dat de SKF de barak ken-kamertjes en het eten voor min der dan de kosten ter beschikking stelt. Onze jongens hebben dan ook al een lange verlanglijst opgemaakt. En in gedachten zien we ze al rijk beladen naar Nederland terug keren ofin Zweden blijven, want al kennen ze de taal niet, ze weten- zich zowel tegenover de (uiterst te vreden) voorman als tegenover de knappe Zweedse meisjes toch heel gauw verstaanbaar te maken. (Nadruk verboden- De schaapheruer L. Almekinders met schapen langs een dijk In Zeeland. IN APRIL HUPPELEN DE LAMMEREN J. VV. Vonk, uit Renswoude, kijkt lachend de wereld in; hij ontvangt met een aantal andere pittige Nederlandse jongemannen zyn opleiding in de Zweedse Kogellagerfabriek in Göteborg. Als de fabriek in Veenendaal klaar is, zal hy daar te werk worden gesteld. Verdwijnend beeld uit het Zeeuwse landschap Kalmpjes aan komt er een kudde schapen, luid blatend, over de dijk aan gewandeld. De herdershond rent rusteloos rond de kudde, die van veraf veel gelijkt op een compacte wolbal. Achteraan drentelt de herder. Hij is bezig met een klein breiwerkje. Dit beeld van een herder met zyn kudde, begint in Zeeland zeldzaam te worden. Het beroep van schaapherder sterft zo zacht jes aan uit. Een halve eeuw geleden waren er in Zeeland nog zo'n honderd schaaps kudden, terwijl er nu nog maar enke le tientallen zijn. Het moet toch een wel eentonig leven zijn, dat zo'n schaapherder leidt. Steeds maar kij ken naar de schapen, die vèr ver spreid over de dijken of schorren grazen, voetje voor voetje er achter aan, tot ze eindelijk weer bijeen wor den gedreven om tegen de avond in de schaapskooi terug te keren. LAURENS. Laurens Almekinders uit Rilland Bath vindt het helemaal niet eento nig. Hij is een van de oudste, zo niet de oudste der Zeeuwse schaapherders en een man van gezag op dit gebied, want meer dan zestig jaar hoedt hij zjjn kudde. Toen hij een jongen van een jaar of tien was, begon hij met een krooitje van een stuk of dertig. Hij verving spoedig zyn vader, die ook schaapherder was, als die vader by de boer op het land ging werken. Veel verdienen was het toen niet, want voor 2.50 in de week moest hij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat voor.de kudde zorgen. Bjj Van Oosten onder Driewegen' kreeg hij zijn eerste grote krooi 120- 150 schapen. Veel heeft hij onderweg meege maakt en weinig thuis gezeten. Toen boer Van Oosten na twee jaar de krooi verkocht, stond hy op straat. Maar het duurde niet lang, of Meu- lenberg in Ellewoutsdyk vertrouwde hem zrjn kudde van een 160 schapen, waaronder een 120 lamschapen toe. Daarmee heeft hij negen jaren rond getrokken. Toen ging Laurens naar Axel. In dit Zeeuwsch-Vlaamse stadje heeft hij zijn levensgezellin gevonden. In 1907 kwam hij naar Rilland Bath en Ge zult het mij naar ik hoop niet kwalijk nemen, dat ik deze kolom schrijf op een hoek van de keukentafel, bij het licht van een hemelhoog opgehangen naakt peertje Nu zijn er wereldberoemde manuscripten op de punt van 'n keukentafel ontstaan, wat dat betreft ben ik dus nog in be hoorlijk gezelschap. Maar ik moet ivel bekennen, dat er voor deze prestatie enige moed nodig is, want voorzeide keukentafel is op het ogenblik de enige rede lijk opgeruimde plek in mijn gehele huis, en dus een allesbe halve geschikte plaats van ont vangst. Ik reken dus op uw clementie, ook als deze kolom enigszins hikkerig en houterig uitvalt. Houterig vanwege de verwar ming (buiten blaast een onstui mige Noordenwind in gezel schap van de gebruikelijke sneeuw- en hagelbuien), die uit een drie-pits petroleumstel be staat. Eii hikkerig vanwege het heirleger manvolk dat mijn kale kamers en galmende trap pen onveilig maakt met verf potten, duimstokken, latten, dra den, werktrappen, soldeerbou ten, klokken van Arnemuiden en politieke debatten. Het zou nog niet zo erg en zelfs wel amusant zijn als zij zich maar bij dit grote-mannen- speelgoed hielden. Maar zij schijnen er bovendien een uit gelezen genoegen aan te bele ven om mij de gehele dag om commentaar te verzoeken, zo wel wat de geëigende tint bruin van de deurposten als de op een millimeter naiLwkeurige plaats van de stop-contacten betreft. Ook schijnt hun weg bij voortduring door mijn hevig geïmproviseerde keuken te lopen, en jagen zij mij de gehe le dag kleine stuipen op het lijf met: pas op voor die lambrize- ring Mevrouw, of: denkt u om die buis? er slaat stroom op die draad; u kunt de kraan voor lopig niet gebruiken; u moet die deur vooral open laten staan en meer van die comfortabele adviezen. Als u daarbij weet dat al mijn roerende have in kisten gepakt staat of op de onmogelijkste plaatsen is opgeborgen (de kist met aardappelen in de salon, het naaigerei op de onbereikbare vliering) dan geloof ik dat u er na aan toe bent mij uit de grond van uw meevoelend hart te be klagen. Niet doen vooral niet doen. Ondanks de volstrekte chaos die tijdelijk onder dit nieuwe dak heerst, en het feit, dat ik voor bijkans ieder ge bruiksvoorwerp de vinger te gen de neus moet leggen. (Waar ter wereld zou de schoenlepel uithangen? Heeft iemand een idee waar de eierdopjes ver stopt zitten?) gevoel ik mij in dit mijn nieuwe domicilie uit zonderlijk in mijn knollentuin. (Een ogenblikje: ja, zet de lijm pot maar even op het gas, maar heb het hart eens om met m\jn lucifers aan de haal te gaan). Want u moet weten, dat dit ex- DE LEERZAME CHAOS periment van huizen ruilen en nieuxo inrichten ook zijn ge noeglijke en wijsgerige kanten heeft. Het is altijd opwindend, een blad om te slaan of de lei schoon te vegen, en het is een waar woord: wie niet uit alles leren wil, wil in het geheel niet leren. Het is zo heilzaam om eens volkomen «it de sleur geslin gerd te worden. Om ternauwer nood te weten, welke dag van de week en zelfs welk uur van de dag het is. (Och timmerman, sla eens even een paar duimen in om mijn lepelrekje op te hangen). Om eens zuiver en al leen te leven om te eten, te sla pen en trap op trap af te dra ven. Om geen krant te lezen, laat staan een boek; geen radio fe horen, geen enkel nieuws ook maar by geruchte te weten, en in een soort slordige kampeer- stijl de dagen te zien omvliegen. Eerst nu kan ik mij begrijpen. hoeveel moed, goed humeur, le venslust en uithoudingsvermo gen er nodig zijn om een goede emigrantenvrouw te mogen he ten. Ergens in volslagen onbe kend gebied neerstrijken met een minimum aan huisraad en gerief ,en van de grond af een bewoonbaar vertrek, een onder komen, een huishouding, een bedrijf, een toekomst opbou wen. Genoegen nemen met het allernoodzakelijkste, niet kla gen, niet mopperen, alle com fort verzaken, niet omzien naar het vertrouwde oude maar hoopvol blijven vooruitzien naar het vurig begeerde nieuwe Ik begin het een klein beetje te doorgronden, en diep te waar deren, wat al die Nederlandse vrouwen in Canada, in Ameri ka, in Australië en waar ook ter wereld geestelijk en mate rieel voor bergen verzetten. En dan: ik leef eens een paar weken tussen wat wij op zijn onlogisch Nederlands hardnek kig blijven noemen: de werken de stand. Ik converseer opge wekt en leergierig met schil ders, electriciens, timmerlui, loodgieters en stoffeerders, en in ruil voor mijn koffie en thee steek ik heel wat wetenswaar digs op. Niet alleen dat ik aardig thuis raak in het vakjargon (ik leer al over tamponeren, mas tiek, schroten, hard en zacht board en desnoods over volta ges), maar ik zie en hoor de zorgen en bezwaren van dicht bij die de arbeider, en vooral de arbeidsvrouw, in deze krap pe tijd het leven benauwen. Voor een overall, die voor de oorlog een rijksdaalder kostte, moet je nu zestien gulden neer tellen, en het wassen kost twee kwartjes per keer, dat is ook weer een briefje van vijf en twintig in het jaar. Vijftig gul den in de week is een knap loon, maar wat blijft er van over met een huur van vijf gul den en drie kinderen die schoe nen en kleren slijten tegen de klippen op? Werkelijk, al deze gesprekken zijn de chaos dubbel en dwars waard. SASKIA. werd schaapherder bij v. d. Werff, die hij ruim 25 jaar heeft gediend. Toen werd ook die kudde van de hand gedaan en trad Almekinders in dienst bij Labeur om nog later by C. Krijger te belanden. Op 65-jarige leeftyd hield hij „offi cieel" op met het bedrijf, maar daar zijn hart nog steeds naar de schapen trok, bleef hij steeds voor en bij de schapen werken. De laatste tien jaar hielp hij af en toe zo'n paar dagen mee bij het hoeden. Almekinders is een echt gemoedelijk baasje. Wil je hem op zijn praatstoel hebben, dan begin je maar over de schapen. „Wat is de mooiste tijd" vroegen we hem. „In het voorjaar, als de kleine lam metjes dartel om je heen springen. Rond Nieuwjaar is het de tijd van lammeren en dan is er een drukte van je welste". „Welk schapenras is het beste?' vroegen we hem. „Het Engelse" was zijn antwoord zeer beslist. „Nu worden er veel Texelse schapen gekweekt, maar die zijn volgens mij niet zo goed. Het Engelse ras is sterker". „U hebt natuurlijk ook veel honden gehad, maar welke zijn nu het beste voor de kudde?" „Je kimt voor dit werk niet elke hond gebruiken. De beste honden zyn wel de Hollandse herders, omdat die het best te vertrouwen zijn en niet te wild omspringen met de jonge lam metjes. Maar nog beter is een krui sing met een Belgische herder. Ande re soorten zyn niet zo goed". „Leert zo'n hond spoedig begrijpen wat U bedoeld?" „Ja, we doen het altijd samen, de kudde drijven. Als een hond zo'n goed jaar oud is, kan hij al voldoende af gericht ziin om de kudde by een te houden. Maar het moet geen alle- mansvrind zijn. Het eerste jaar moet de hond alieen naar zijn baas luiste- ren. Ook als hij jong is, mag hij niet met een ander meegaan of spelen. Een schaapshond, die goed is afge richt, reageert op het minste teken van de herder". DE LANIMEREN. „De beste lammetjes zyn die, welke in Januari of Februari geboren wor den. De eerste weken blyven het schaap en het lam, dicht bij de kooi en bij slecht weer vanzelf binnen. Maar zo in de maand April gaan ze mee uit, met de kudde. Een schaap moet maar één lammetje hebben. Bij de Texelse schapen komen er dik wijls twee voor. Dat is niet goed voor de kweek, ze gaan niet zo vlug mee, kwijnen en raken achter. In het En gelse ras is het krijgen van twee lammeren zeldzaam. De eenlingen zijn veel sterker dan tweelinglamme ren. „Hebt U in de oorlogsdagen veel beleefd?" „Ja. In de oorlogsdagen heb ik ook veel meegemaakt met de schapen, door bombardementen, luchtaanval len en vliegende bommen. De dieren werden onrustig. Dikwyls ben ik in angst en vrees met de kudde naar buiten gegaan, soms tot grote erger nis van de Duitsers. Maar slechts een enkele keer heb ik verliezen in de kudde gehad. Eén keer heb ik bij een zwaar bombardement een paar scha pen verloren en één keer werd door een scherf een hond in het hok ge dood. DE SCHORRE-SCHAPEN. „Wat eet een schaap nu zo al?" „Op de schorren groeit prima gras, dat voedzamer is dan het eten op de dijken en langs de wegen. Ander vee kan men niet op de schorren laten grazen; het gras is er ziltig en dat kan alleen een schaap verdragen. In de laatste maanden van het jaar eten de schapen veel bietenkoppen en -loof op de velden. Van December tot Februari gaan we met de kudde meestal op de bin nendijken weiden en dan wordt er veel bijvoeding gegeven (aardappelen, pulp, erwten, bonenstro en voerbie- ten). Schorreschapen kunnen eigen lijk alleen maar worden gehouden, als de boerderij in een der buitenpol ders ligt. dichtbij de buitendykse streek. Bovendien moet de boer ge noeg terrein hebben om de schapen ook 's winters te kunnen laten gra zen". „Hoe groot is een kudde meestal?" „Gewoonlyk bestaat een kudde uit een 120 tot 150 schapen en de leeftyd van de schapen is verschillend. Dat kan men meestal aan hun oren zien, waarin het geboortejaar staat inge- knipt. Het zijn gewoonlyk van 1 tot 6-ja- rige; van iedere leeftijd zo wat vijf en twintig. Als een schaap van de schorren zes jaar oud is, wordt het dier meestal voor de slacht verkocht. Een kudde die groter zou zijn, zou de herder te veel werk geven, dan moet er minstens een hond bij komen. Zoiets wordt zelden gedaan". Laurens Almekinders staat bekend als een zeer goede herder. Als hy vroeger op een tentoonstelling kwam met prima-gefokte schapen, dan had hy niet alleen nationale, maar zelfs internationale belangstelling, want zijn kennis en raadgevingen werden zeer gewaardeerd. „Het zijn myn schoonste uren", zo besloot deze krasse schaapherder „als ik temidden van de schapen op de schorren en dijken ben".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1951 | | pagina 7