neus HET WONDERLIJKE DIERENRIJK NIEUWE BOEKEN Rook met Uu> still making friends' De Locomotief m ZATERDAG 10 FEBRUARI 1051 PROVINCIAL! ZEEUWSE COURANT 11 Een belangwekkend boek, DE WONDEREN VAN HET DIEREN RIJK door dr. Maurice Burton. Inge leid door prof. dr. J. E. W. Ihle Uitgave Elsevier, Amsterdam, 2e deel Het tweede deel van dit werk, dat Elsevier uitgaf, behandelt de gewer velde dieren. Na een inleidend hoofdstuk over theoretisch mogelijke voorgangers van de dieren met een ruggegraat, die uit wervels bestaat, komen de vissen, de amphibieën, de reptielen, de vogels en de zoogdieren achter eenvolgens aan de orde. Ook hier was het onmogelijk elk dier afzonderlijk een beurt te geven en werd geheel in overeenstemming met de opzet, een indeling gemaakt in groepen. "uit deze groepen kiezen de schrij vers dan weer kenmerkende dieren of die, welke een wonderlijke ge woonte hebben aangenomen. NIEUWSTE ONDERZOEK Steeds bljjkt het, dat de schrHvers zich hebben beijverd in dit werk de lezers op de hoogte te brengen van de nieuwere onderzoekingen en de resultaten, die ze hebben opgeleverd. Dit komt vooral uit in de telkens bjj bepaalde groepen ingelaste weten schappelijke uiteenzettingen over met deze groepen verband houdende problemen. Een aantal van 500 foto's, opna men. die meestal niet slechts „het dier" afbeelden, maar tevens de een of andere merkwaardigheid uit zijn leven of een anatomische bijzonder heid. Enkele titels van ingevoegde arti kelen luiden: de' balts en het zelfver- toon bij vogels; Natuurlijke camou flage en bescherming bij grondbroe ders; Waarom spreken de papagaai en; De ogen van vogels en zoogdie ren. WAARNEMINGEN Deze artikelen prikkelen de na tuurliefhebber er toe kennis te ne men van de gewoonten van in ztfn omgeving levende dieren en daarbij acht te geven op details, waaraan men vroeger, als „heel gewoon" geen aandacht wijdde. Zij zijri tevens een aanwijzing, dat de wetenschap thans, veel meer nog dan vroeger er van overtuigd is, het niet zonder de waarnemingen van liefhebbers te kunnen stellen; dat vooral ook de veldbiologie naast de wetenschappe lijke proefnemingen grote waarde heeft voor de kennis van het leven der dieren. Dat een wilde eend vrijwel on zichtbaar is, wanneer ze op haar nest zit te broeden is inderdaad heel „ge woon". Maar dat zij een verenkleed draagt, waarin, in tegenstelling met dat van de woerd, alle opzichtige kleuren ontbreken, ddt is helemaal niet „gewoon". De studie van derge lijke verschillen in de bevedering aer sexen kan slechts geschieden door vergelijking van de eenden met ande re vogels. Een dergelijke studie is niet eens zonder nut voor de mens, die van de resultaten gebruik maakt om zich voor zijn vijand te verber gen, én... om de fraaie foto's te ver vaardigen, die zonder verontrusting van het betreffende dier moeten worden genomen. Zoals er zovele in dit werk voorkomen. VISSEN Weet u veel van vissen? Hoe en waarin ze op elkaar gelijken, waar in ze precies van elkaar verschillen en hoe die verschillende vormen tel kens hun eigen voordelen bieden voor de levenswijze van het dier, dat die vorm heeft ontvangen? Is het niet wonderlijk, dat vele van de felst ge kleurde vissen, die in onze aquaria zo zeer opvallen en de bewondering wekken ,deze kleuren juist bezitten ten dienste van een bijna volmaakte camouflage. Als zij in de tropische zeeën zwemmen tussen de prachtige koralen, (die van hun gloeiend kleu renspel meer als waarschuwings- en schrikkleuren profijt hebben), 2fln zij even volmaakt verborgen, als de grauwe wilde eend op haar nest. MOOIE HOOFDSTUKKEN Mooie en leerzame hoofdstukken vindt men ook onder die, welke over de zoogdieren handelen. De primitie ve zoogdieren van Australië, de in secten,eters en de knaagdieren en de apen. De psychologie van de mens apen en de appendix over de huisdie ren vormen het slot van het boek werk, waarin mer via een systemati sche index van 40 bladzyden de weg kan vinden naar de beschrijving der behandelde dieren. Aan de correctie, de druk en de af werking van het boek is bijzondere zorg besteed; steekproeven hebben mij de zekerheid gegeven, dat het aantai uiUKiuuten in dit Uitgou.e.de werk zeer gering moet zjjn; ik zelf heb geen enkele kunnen ontdekken. Daarom bepaald een woord van lof. Als eindconclusie mag ik wel neer schrijven, dat dit boek met geen en kel bestaand werk overeenkomst ver toont, dat het dus als zodanig geheel nieuw is op onze natuurboekenmarkt en dus een waardevol bezit in de bi bliotheek van elke natuurliefhebber. (Z.). OLIVER G. PIKE. Nature and camera (niet vertaald), bij N.V. Focus, Bloe- mendaal. Van N.V. Focus, Bloemendaal ont vingen w\j een Engels boekje dat wij gaarne aanbevelen aan de natuur liefhebbers, die de Engelse taal ver staan en graag hun waarnemingen op foto's vastleggen. Er bestaat op dit gebied geen Ne derlands boek, waarin in zo klein be stek zoveel nuttige raadgevingen over zoveel onderwerpen en met zo veel kostelijke illustraties zijn opge nomen. De zeer deskundige fotograaf deelt in dit werkje zijn ervaringen mee, die hij in een vijftig-jarige practijk op het gebied van natuurfotografie heeft opgedaan. Uit de rijke inhoud een greep: Hoe fotografeert men het best: bloemen, huisdieren, vogels, nesten, zoogdie ren, vissen, insecten. De keuze van eenvoudige en practische schuilhut ten en wat te doen, als men die niet ter beschikking heeft. Schetsjes en vooral de beschrijvin gen, die de foto's vergezellen, geven de amateur tips, die als hij er gebruik van maakt hem veel onnodige moei te, hoofdbrekens en kosten zullen doen besparen en de kwaliteit van zijn foto's zullen verbeteren. Hartelijk en zonder voorbehoud aanbevolen. (Z.). GIJ EN DE KUNST, door prof. dr. W. Waetzoldt. Inleiding tot de kunst voor iedereen. Uitg. Mij. Scheltema en Holkema, Amsterdam. In de serie „Gij en de(ster renwereld, chemie, natuurkunde, electriciteit, industrie, enz.)" is nu in een vertaling en bewerking van het Duitse origineel een buitengewoon nuttig, leerrijk en leesbaar boek ver schenen, waarvoor de afgesleten term dat het in een behoefte voorziet ten volle geldt. Prof. Waetzoldt, kende men hier reeds van zijn populaire Dürer-biografie; hij is in de kunstge schiedenis thuis als weinige profes soren, maar hfl schrijft allerminst dor en droog, nog minder Duits-pro fessoraal. Zonder te veel te paedago- giseren en te trachten met veel woorden het onbegrijpelijke het ge heim) begrijpelijk te maken, gaat h\j rechtuit maar langs een brede weg op zijn doel aan. Allereerst be spreekt hij het ontstaan van het kunstwerk, vervolgens „het zijn", om met een hoofdstuk over „het ef fect" te besluiten. De verschillende aspecten van sculptuur en architec tuur en schilderkunst brengt hij uitermate duidelijk (en dikwijls toe gelicht door goedgekozen citaten) naar voren. De moeilijke kwestie van de stijlen en niet minder die van de verhouding van de rassen en de stijla^i wordt zodanig belicht, dat el ke lezer dankbaar zal zijn voor het inzicht dat hij gewonnen heeft. De schrijver is te lang museumdi recteur geweest om niet te weten met welke grote moeilijkheden het belangstellende maar niet ingewijde publiek bij het beschouwen van kunst zit en hij gaat daar met vernuft en talent op in. Door dé zeer overvloe dige en duidelijke illustratie, waarbij nooit de nodige toelichting ontbreekt kan men theorie steeds aan de prac tijk toetsen. Het boek heeft ongetwy» feld ook nog gewonnen door de be werking die dr. M. Elisabeth Hout zager er voor Nederlandse lezers van gaf. Nu de scholen in ons land nog steeds verzuimen de primah'e beginselen van kunstinzicht en kunstkennis brj te brengen, is dit boek zeker onmisbaar te noemen. Advertentie Zie de neus krullen van de King's Cross-roker. Aan de edele geur van de tabak en het aroma van de rook herkent men de gulden Virginia van standing. Rokers met een fijne neus weten het: King's Cross: „Het neusje van de zalm!" VIER GOUDEN BANDEN door P. Lagaay. Uitgave Jan van Tuyl, Antwerpen, Zaltbommel. De oud-gezagvoerder van de Neder landse koopvaardij P. Lagaay heeft een nieuw „boek van de zee" geschre ven. Toen hij met pensioen ging, na vele jaren de Oceanen te hebben be varen waarvan 24 jaar als kapi tein heeft hij zijn herinneringen te boek gesteld en we hebben daaraan een boeiende en gezellige reeks zee mansbelevenissen te danken, die hun weg wel zullen vinden. Kapitein Lagaay vertelt in het eerste deel van zijn „Vier gouden banden" over het dagelijkse leven van een koopvaardijofficier. Hij doet dat allergenoegelijkst en onderhou dend- In het tweede gedeelte haalt hij gebeurtenissen op die hem bij zijn gebleven. Hij vertelt van de tragiek der emigranten gezinnen, van reizen de filmsterren en politici, van koste lijke verstekelingen en grappige zee mans-avonturen. Het dei-de gedeelte is ge wijd aan het varen in oorlogstijd en ook daarvan weet kapitein Lagaay mee te praten: jarenlang voer hij op een troepentransportschip op Euro pa zowel als op Azië! Is zijn boek allereerst een onder houdend en gezellig boek, daarnaast is het ook een belangrijk werk. Het wijst met name de jonge generatie op het prachtige zeemansberoep en dat is niet alleen nuttig, maar ook nodig. Nederlands toekomst ligt nog altijd voor een belangrijk deel op de zee! Duivenpraatje Vluchtseizoen begint over enkele maanden. Over enkele maanden is het vlucht seizoen 1951 aangebroken. Reeds aan allerlei voorbereidingen is dit merk baar. De belangrijkste tentoonstellin gen en kampioensdagen zijn achter de rug, grote verkopingen van bekende duiven of afstammelingen daarvan hebben plaats of plaats gevonden en vooral wanneer melker H. of Y- het vorige jaar veel prijzen op de wed vluchten in ontvangst heeft geno men .dan kan hij voor zijn vogels een behoorlijke prijs krijgen. Hoe het vluchtprogramma het vol gend jaar er uit zal zien is nog niet geheel bekend. Vast staat natuurlijk wel dat de oudere duiven in Frank rijk en België gelost worden, maar de laatste maanden zijn er stemmen op gegaan om het voor de jongere duiven in een andere richting te zoeken. Dit zou dan het voordeel hebben dat er aanzienlijk minder vrachtkosten te betalen zijn. Men mag niet uit het oog verliezen, dat de duivensport van de liefhebbers vrij grote financiële offers vraagt, waarvan het zeer de vraag is of deze na het vluchtseizoen door de behaalde prijzen gedekt zijn. Indien nu de mogelijkheid zou bestaan de jonge duiven op Nederlands grondge bied te lossen dan worden niet alleen de kosten van vervoer gereduceerd Zo langJ de neus weg: zij is meer waard dan ze kost. doch het bespaart ook tal van inge wikkelde beslommeringen die het pas seren van één of meer grenzen met 'n groot aantal vogels nu eenmaal met zich meebrengt. Een nadeel is dat de duiven vliegen in een richting die in vele gevallen ongunstig is wat de wind betreft. Dit geldt vooral voor het Zuiden, dat voor een behoorlijke vlucht met ruimtegebrek te kampen heeft. Voor de oude duiven is een Nederlandse losplaats niet geschikt- Ons land is nu eenmaal te klein voor een behoorlijke fond vlucht en als de oude duiven voor een fondvlucht ge traind worden op een vitesse afstand dan moeten de dieren aatr de richting wennen. Men heeft reeds als lossings plaatsen gedacht aan Tilburg, Den Bosch. Geldermalsen. Amersfoort, Zwolle. Assen en RoodeschooL Voor de oudere duiven vinden we de be kende Belgische en Franse lossings stations voorgesteld zoals Vilvoorde, Neufville. St- Quentin, Pont St. Maxen- ce, terwijl ook de beroemd geworden vluchten op Limoges, St. Vincent, Bor deaux en Dax in de Pyreneeën weer zullen plaats vinden. De aanvoer op de eierenveiling te Barneveld heeft gisteren voor de eer ste maal weer het peil van vóór de oor log bereikt. Er werden n.l. niet minder dan 2 millioen eieren aangevoerd, het geen na de oorlog nog niet was voorge komen. Twee weken geleden heb ben we jullie geleerd hoe een leuk treinwagentje te maken, maarwat is een trein zonder locomotief? Deze locomotief kan óók echt rijden, doe je best, dan is jullie trein compleet. Eerst het onderstel. Teken fig. A over op karton, knip het uit, vouw de randen om en plak het als een doosje in elkaar (B). Teken nu op stevig papier of dun karton ruitjes van één bij één c.m. en neem de tekeningen C' en D er op Over. Knip eerst D uit, plak het machinistenhuisje in elkaar en bevestig het stevig op het onderstel (kijk maar goed naar tekening E). Nu komt de ketel aan de beurt (C) op tekening zie je hoe het in elkaar moet worden geplakt en ook hoe het op het onderstel moet worden bevestigd. Het papieren pijpje ls 2 c.m. hoog (G). De wielen zijn weer plak jes kurk, de asjes worden door het onderstel heen ge stoken (F). Met zwart en groen kun nen jullie de locomotief prachtig kleuren. Nu maar veel wagentjes er achter ma ken dan ls de trein klaar. Ik heb eens een jonge oli fant ontmoet die kon pra ten. Toen ik hem voor het eerst zag moest ik hard la chen, zo koddig als hij daar zat onder die klapperboom. Hij sloeg met een stokje op een prachtige trommel en op zijn borst zat een grote rid derorde. „Zo", zei ik tegen hem. „wanneer ben jij zo dapper geweest dat je zulk een hoge onderscheiding hebt ver diend?" „Dat zal ik U vertellen meneer", antwoordde het Jonge olifantje. „Luister, het ging zo: sedert kort heb ik een vriendje, een kleine aap. Ik zeg sedert kort, want een maand geleden was het een grote vijand van me. Altijd was hij er op uit om iedereen te plagen en niemand mocht het aapje dan ook graag. Nou, ik zat eens fijn op mijn trommel te spelen, hier op dezelfde plek, toen er plotseling een regen van kokosnoten naar beneden kwam. „Auauriep Ik en probeerde zo gauw mo gelijk weg te komen. Na tuurlijk was het weer dat vervelende aapje, die mij die poets bakte. Hij zat hoog, boven in een boom en had een plezier dat zijn buikje er van schudde. Steeds gooide hij maar méér noten naar beneden maar toenkwam daar statig de deftige giraf fe, aan gewandeld, ik zag het gebeurenpats, daar kreeg de giraffe een grote noot boven op zijn hoofd. Nou, U begrijpt wel dat die woedend was. Hij balde zijn vuist naar boven, en liep recht naar de burge meester van het bos om zich te beklagen. Toen de burge meester het verhaal had aan gehoord, sprak hij: „Nu is het genoeg, ik ga persoon lijk die aap van een aap on der handen nemen. Zowaar ik een beer ben, hij zal er van lusten"!! Daar ging de burgemees ter, stap, stap, sloften zijn zware berenvoeten over de bospaadjes, maar nergens vond hij de aap. Tenslotte besloot hij ook eens aan de overkant van het beekje te gaan kijken. HU liep het bruggetje op..... maar toen krak. krakdaar plons- te de burgemeester in het snelstromende beekje. „Help help", riep hij, maar nie mand hoorde hem. Niemand? Ja toch. Het plaagzieke aap je zag van uit zijn schuil plaats de beer drijven. Snel GAAT AUTO RIJDEN Kleine Jantje lag te slapen En zijn speelgoed-auto stond In de kamer, naast het gaatje- Van ons Miesje, op de grond. „Da's mijn kans!" lachte het muisje, „Ik draai gauw het uurwerk op, Ga fijn toeren door de kamer, Tot ik dan vanzelf weer stop." Vlug klom Miesje in de auto, Nam het stuurrad in haar hand, Maartoen drukte ze per ongeluk Op een knopje aan de kant.. liet hij zich naar beneden glijden, rende het bos in, pakte een lang touw en schreeuwde tegen mij „kom vlug, de burgemeester drijft naar zee en daar zullen de krokodillen hem opeten". Nu, U begrijpt, ik kon niet zo hard lopen en toen ik ein delijk bij het beekje kwam was het aapje al aan het trekken en trekken om de burgemeester uit het water te krijgen, maar het aapje was veel te klein. „Geef mij dat touw maar" zei ik tegen hem, „ga JU de burgemeester maar helpen". Nu, ik draalde het touw tweemaal om me heen en be gon te trekken. Langzaam, maar zeker kwam de bur gemeester naar de wal en even later stond hU veilig op het droge.. Sedert die tijd haalt het aapje geen kattekwaad meer uit en zUn wU dikke vrienden geworden. Be grijpt U nu waarom ik zo'n mooie ridderorde heb ge kregen?" „Ja hoor", lachte ik, „dank je wel voor Je spannende verhaal, klein olifantje". Rutsss.... een schok. „Help!", gilde Miesje, De kar schoot met een ruk vooruit En de muis ging kopje over, Tuimelde de wagen uit. „Au/", riep ze. „Oei, is dat schrikken Kleine muis, dat is je straf. Maar toen kwam met reuze snelheid, De auto recht op Miesje af. Mies zette het op een rennen Naar haar klein en veilig hol, Steeds meer kwam de auto nader, Lopen, Miesjel Hou toch vol! ,Jlutssss.daar snelde Mies naar binnen; „Pangggklonk er een harde knal „Op het nippertje!" dacht Miesje, „Oei, dat was een raar gevall"

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1951 | | pagina 9