Communisten hebben in Indonesië geen kans" JIMMY BROWN, sportheld no. 1 'Als de Eenheidsstaat er komt zal de Republiek verdwijnen Zeeuwse Almanak De extremisten J' r DE CULTURELE HONGER IN OOST-DUITSLAND Onoverbrugbaar DINSDAG 25 JULI 1950 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 3 MOHAMMED HATTA: BINNEN 3 JAAR GEEN ONDERWIJS MEER IN DE NEDERLANDSE TAAL. DJ^ARTA, Juli 1950. DE MIMSTER-PRESIDENT Mohammed Hatta was zo welwillend mg voor een gesprek, dat drie kwartier mocht duren te ontvangen op zijn kamer in het ministerie van Buitenlandse Zaken, één der laat ste mooie gebouwen in de 19e eeuwse klassiek-koloniale stijl. Reeds enige dagen tevoren hadden wij, tijdens een ongedwongen samenzijn met enkele politieke figuren, herinneringen opgehaald. Mevrouw Hat ta had my daarbij verteld, dat haar man uiterst vermoeid en lichame lijk verzwakt van de Ronde Tafel-Conferentie wat weergekeerd en de premier had my, duidelijk gemaakt, dat vooral hijzelf en minister Van Maarseveen de laatste weken vrijwel niet meer dan drie of vier uur slaap per nacht hadden. Van die vermoeienis is intussen niets nadeligs achtergebleven en premier Hatta ontving mij dan ook op zijn ministerie met de vitaliteit, die voor hem bijna spreekwoordelijk is. De positie van deze merkwaar dige man is in dit nieuwe Indonesië een unieke, door het vertrouwen en de achting, die hij zich zowel van Europese als van Indonesische zijde heeft verworven. Van Europese zijde prijst men zijn onvermoei bare werklust, zijn trouw aan het gegeven woord, zijn grote kennis en bekwaamheid. Voor de Indonesiërs is hij een levend symbool geworden' van de bevrijding; tot in het kleinste kamponghuisje hangt zijn por tret naast dat van „boeng Karno". Wat betekenden dan al die berich ten, dat verschillende partijen hem in de nieuwe regering van de Een heidsstaat als premier onaanvaardbaar zouden achten en de geruch ten, dat men hem slechts tot vice-president wilde benoemen om hem eervu» op stal te zetten? Ik heb hem dit op de man af gevraagd. U begrijpt". zei Hatta. „dat deze vraag voor mij een beetje moeilijk is te beantwoorden, voor zover ik daar bij persoonlijk in het geding ben. La ten we haar daarom principieel bekij ken Het is nu eenmaal een feit, dat de president en ik voor de volksverbeel ding tot een soort mystieke, symboli sche tweeling vergroeid zijn. Verschil lende groepen hechten daaraan grote betekenis voor de invloed, die wij op de eenheid, de rust en vrede en de sa menwerking van verschillende bevol kingsgroepen in dit grote rijk kunnen hebben. Zij menen, dat die invloed des te groter zal blijven, naarmate we minder in de dagelijkse politieke partijverschillen worden betrokken. Zij menen. ook. dat ik als vice-president meer tijd zou heb ben om te reizen, rustig met verschil lende persoonlijkheden in het land te spreken en de stemming in bepaalde gebiedsdelen te beïnvloeden, dan wan neer ik al te zeer door de dagelijkse ministeriële bezigheden wordt gebon den. Ze zouden *.at tot uitdrukking willen brengen in het vice-president- schap en mijn werk zou daardoor ze ker niet minder worden. Anderzijds achten zij. juist vanwege die bijzonde re positie, het vice presidentschap on verenigbaar met dat van premier bin nen een parlementaire regering. Ze vrezen, dat daardoor een soort perma nent premierschap ontstaan zou. dat het parlementaire stelsel zelf zou aan tasten. Andere groepen weer achten deze combinatie wel mogelijk, maar dan alleen, wanneer een parlementair kabinet niet gevormd zou kunnen wor den, in een presidentieel kabinet tot aan de verkiezing der Constituante, die wij thans voor het komende jaar voorbereiden". „En uw eigen mening?" vroeg ik. Hatta haalde de schouders op. „Als democraat heb ik me naar de parle mentaire beslissing te schikken." zei hij. „Alleen kan ik zeggen, dat ik lie ver een gewoon levend mens dan een symbool ben. En wat die permanentie betreft meen ik, dat het steeds de al lereerst taak van een democratisch leiderschap moet zijn. zijn opvolger voor te bereiden". ZORG. Pakt ge zo 's Maandagsmorgens de krant op, waarin alle nieuws van de Zaterdag en de Zondag er zo S7na- kelijk mogelijk wordt geserveerd, dan moet ge wel getroffen zyn door de ontelbare zorgen, die wij twintigste eeuwers ons maken. We vragen ons af, of het Zwin behouden kan blijven e» vragen ons af, wat we eigenlijk moeten zeggen van de terugkeer van de Koning van België, die aller minst een hartverheffende is geweest, we zien de Amerikanen op Korea als maar trachten de krijgskans ten goe de te doen keren en vragen ons af, of generaal Dean nu dood, gevangen of zwervende is. Wat zal er met For mosa gebeuren en krijgt die Middel burgse speeltuin op 't Zand nu al of met een lening van de gemeente? Waarom hebben we nog altijd geen uniforme veertarieven? En wat doen we by het komend Koninklijk be zoek? Zorgen, zorgen, zorgen! Zon der telefoon, telegraaf en radio zou den we van de meeste van die dingen mets wetenj Maar ook ém zouden we zorgen hebben. Want een mens wil zorgen Kunt ge u iemand voorstellen, die zich minder zorgen behoefde te ma ken dan Annie Henrietta Yule in Engeland, dia verleden week gestor ven is? Ztf werd weduwe in 1928 en haar echtgenoot liet haar de ronde som van 250 millioen gulden na.... Ook zij echter maakte zich zorgen. zy gaf aan dieren de voorkeur boven mensen, hield er een complete mena gerie op no en verzamelde aftandse renpaarden, die zij vertroetelde als zuigelingen. Mensen wilde zij niet "ITtemh.'1 *°r!len ,naaMe liCh MOHAMMED HATTA. geprikkeld, doch optimistisch Ik vroeg voorzichtig: „Het is me be kend .excellentie .dat bepaalde groe pen in de republiek zich nooit bij de Ronde Tafel-Conferentie hebben kun nen neerleggen. Ze hadden liever een volledige overwinning met de wapenen gezien tan een compromis. Nog on langs las ik een persstem uit Djokja: ,.dat de verhouding met Nederland pas werkelijk vriendschappelijk kan worden, wanneer Nederland vrijwillig van de Unieband afziet. Kan het niet zijn, dat dergelijke stromingen u gaar ne zouden zien verdwijnen, om daar mee ook de resultaten van uw werk te liquideren en dat dus de vorming van de nieuwe Eenheidsregering nieuwe spanningen in de verhouding IndonesiëNederland zal brengen?" Hatta ontkende dit met nadruk. „Zeker zijn er nog zulke extremisti. sche stromingen", zei hij. „die door de communisten gesteund worden, maar ze vormen een steeds kleinere minderheid, ook in Djokja. In plaats van de republiek op te laten gaan in de Eenheidsstaat, zouden zij de hele RIS willen doen opgaan in de repu bliek Djokja, waardoor opnieuw de grootst mogelijke wanorde onstaan zou, wat dan ook hun doel is. Daar komt niets van. Als de eenheidsstaat er komt, verdwijnt de republiek Djokja als zodanig en haar gebied wordt ver deeld in een aantal provincies, die net als de andere provincies van de Een- heidsstaat worden. Het effect, dat wij daarvan verwachten zal voornamelijk psychologisch zijn, doordat het onder scheid dan verdwijnt tussen de repu- bliek, die zich roemt de eigenlijke bron te zijn van de nationale revolutie en de andere gebieden, die zich daar door mindenvaardig of verongelijkt gevoelen. Maar aan de verhouding tot Nederland zal dat absoluut niets wijzi gen. -Want vergeet U niet, dat ook de republiek de RTC-overeenkomst heeft ondertekend! De verhouding tot Ne derland wordt bepaald door geheel an dere factoren. Ik verwacht .dat veel sentiment snel zal uitslijten wanneer maar. eenmaal de zichtbare tekenen van de oude overheersing geheel zijn verdwenen ik bedoel wanneer het KNIL gedemo biliseerd en de laatste resten van de KL teruggekeerd zijn. Daarbij zal na tuurlijk zeer veel afhangen van de vraag hoe de quaestie-Irian wordt be handeld en van de houding der Ne derlanders'in Indonesië zelf. die even eens vaak hun begrijpelijke ressenti menten hebben". „U stelt dus nog altijd wel degelijk prijs op het culturele contact en meent dat er gelegenheid zal blijven voor Ne derlanders om aan de opbouw van dit land mee te werken?-" De premier haalde een beetje onge duldig de schouders op: .Wanneer we dat niet deden zouden we toch heus niet minister Hanifah naar Nederland gezonden hebben om daar werkkrach ten te verwerven!" „Toch zijn er," zei ik, behalve de quaestie van bezoldiging en levens standaard, die wel geregeld zal wor den. nog allerlei andere moeilijkheden. Zo heb ik verschillende leerkrachten van het hoger en middelbaar onderwijs gesproken. Ze beweren, aat de eis om het onderwijs binnen drie jaar te In- donesianiseren onmogelijk zonder gro te schade voor dat onderwijs zelf ver wezenlijkt kan worden. Ze zeggen, dat ze het reeds thans te druk hebben om in die tijd de taal (bahasa Indonesia) voldoende te leren om er onderwijs in te geven; dat zulks voor nieuwe krach ten uit Holland helemaal onmogelijk zal zijn. dat er onvoldoende weten schappelijke handboeken in de bahasa Indonesia bestaan en dat de meeste vaktermen zelfs nog niet vertaald zijn Er was een onmiskenbare scherpte in Hatta's stem, toen hij uitviel: „Ze hebben wèl steeds van ons geëist, dat we Nederlands zouden leren en ons la ten zakken voor wiskunde op een klei ne fout in de Hollandse grammatica. Of het kan of niet kan. het zal moe ten. We willen een volksonderwijs en niet alleen een onderwijs voor die klei ne groep van beter-gesitueerden, wier kinderen thuis Nederlands hebben le ren spreken. De heren die zeggen, dat ze het in drie jaar niet kunnen leren, hebben in de laatste zes maanden voor een groot deel nog geen poging ge daan om er mee te beginnen. Wa't die handboeken aangaat: Ter zijn er veel meer vertaald dan men voorgeeft en voor de rest is dat juist een deel van hun taak. Aan de vertaling van de vaktermen wordt met grote ijver ge werkt. Vergeet U bovendien niet. dat de hele generatie, die pas in '47 op school kwam, nooit Nederlands ge leerd heeft! En dan eisen we van de heren ook geen perfecte taalbeheer sing. we eisen dat ze zich verstaanbaar kunnen maken „Nonsens" zegt Hatta. „Er wordt", waagde ik ondanks de ministeriële uitval nog eens te vragen, „van Nederlandse kant beweerd, dat het Nederlands als voertaal daarom zo j belangrijk was. om dat het met de Westerse taal ook Westerse methodes aankweekte en een basis was. waarop andere Westerse talen gemakkelijker aangeleerd konden worden. Men vr^st een inzinking van' 't intellectuele peil, wanneer de grote boekenwereld geslo ten wordt, die thans voor degenen die Nederlands kennen openstaat .Nonsens," zei Hatta scherp. „Den ken is denken, of ik nu een meetkun deprobleem oplos in de bahasa-Indo- nesia of in het Nederlands. Bovendien zal er natuurlijk op de middelbare scholen grote aandacht aan het Engels besteed moeten worden. Overigens geef ik toe. dat een zekere verlaging van het wetenschappelijk peil niet is te I voorkomen. Wij hebben zóveel dokto ren, zóveel ingenieurs, zóveel onder- wijzers nodig, dat wij wel naar een korter opleiding dan die in Nederland moeten streven. Wanneer de universi teit zegt: „Wij zyn een onafhankelijke stichting en ons wetenschappelijk ge weten verbiedt ons de standaarden la ger te stellen", dan zullen wij des- Een medewerker die een reis van enige maanden door Indo nesië maakt, had een gesprek met minister-president Hatta, waarbij 'n aantal actuele vraag stukken aan de orde werd ge steld. Zijn verslag van het ge sprek plaatsen wjj hiernevens. Ook president Soekarno heeft zich bereid verklaard dezer da gen de vertegenwoordiger van ons blad te zijnen paleize te ontvangen voor een gesprek over enige belangrijke politieke problemen. "V noods die stichting moeten opheffen en een eigen universiteit opbouwen, die zich wel stoort aan de volksbehoeften. Maar gelukkig zijn er ook verschillen de Nederlandse hoogleraren, die dit wèl inzien: daarom vertrouw ik, dat het niet zo ver zal komen". Het Nederlandse boek. U zult mij niet kwalijk nemen, dat ik bijzonder belang stel in de toekomst van het Nederlandse boek hier. Er be staat nu eenmaal, ook onder de Indo nesische intellectuelen een zeer grote kring, die gemakkelijker Nederlands dan énige andere vreemde taal leest. Bent u tegen boekenimport?" vroeg ik Hatta. „Natuurlijk niet", zegt de premier. „Hoe meer boeken, hoe beter". „Toch zijn die boeken hier. door de certtficatenregeling, bijna onbetaalbaar geworden". „We zijn reeds begonnen", zegt Hat ta. „voor enkele boeken van weten schappelijk belang uitzonderingen te maken. Maar de grote moeilijkheid, net als bij het aanstellen van Nederlandse arbeidskrachten, ligt in onze deviezen- positie. Vergeet niet. dat wij ons bij het RTC-contract verplicht hebben tot het afbetalen van schulden en pensioenen, waardoor onze handelsbalans met Ne derland veel ongunstiger is dan dit met andere landen. Onze gehele export naar Nederland is nog niet voldoende om die schulden te betalen".. „En de Nederlandse lening dan?" vroeg ik Hatta. „Die lening is juist bestemd om het verschil te overbruggen. Ze bedoelt niet. ons in staat te stellen in Neder land te kopen". Werkloosheid. ..Ik zie. Exellentie", zei ik, „dat de drie kwartier die u mij toegestaan heeft reeds bijna om zijn. Veroorloof mij daarom alleen nog twee, onderling verband houdende vragen. Het is mij, bij gesprekken in de kampongs, opge vallen. dat er hier een zeer ernstige werkloosheid bestaot. die door de men- serj zelf op vijftig procent van de man nen geschat wordt. Hoe staat het daar mee? Kan dit niet de oorzaak worden van een sterke toename van de com munistische agitatie?" „Die werkloosheid is niet zo groot als het u schijnt, omdat ze met „zonder werk" bedoelen „zonder vast werk", en dus degenen niet meetellen, die tochf hog met een klein handeltje, of als feèthja (fietstaxi)-jongen aan een schainel kostje komen. Bovendien is het een plaatselijk probleem,^ ontstaan de grote volksverscHuivirigeh"üit door verwoeste of bedi'eigde gebieden in de tijd van de oorlog en de politionele ac ties. Wat eenmaal naar de stad geko men is, vloeit maar moeilijk naar het land terug. En toch bestaan er hele streken, waar dringend gebrek heerst aan arbeidskrachten. Daarom is ons eerste probleem dat van de transmi- Deze foto werd genomen tydens een ogenblikje van rust op het Koreaanse front. Op de voorgrond liggen vier jonge soldaten in diepe rust, terwyi een oudere kameraad peinzend voor zich uitkykt. Een andere soldaat, heeft zich wegens de warmte van zyn shirt heeft ontdaan. Een der jongens heeft nog wel zin om tegen de fotograaf te lachen. By 'n 155 mm Howitzer staat een wacht onverschillig een sigaretje te roken tot hy opdracht krijgt het geschut weer in werking te stellen. De bergachtige achtergrond laat zien welk een moeilijk gevechtsterrein het Koreaanse front is. gratie. De regering heeft op dit gebied reeds een begin gemaakt met de uit voering van grote plannen; maar voor lopig beperken deze zich nog tot de vele soldaten die af moeten vloeien. Natuurlijk hangt er ook heel veel af van de vraag in hoeverre we inder daad kapitaal zullen kunnen lenen voor de hoog nodige industrialisatie, waaraan echter eerst nog een-vrij gro te invoer van gebruiksgoederen als voedsel, textiel, fietsen en medicamen ten zal moeten voorafgaan, om de ach teruitgang van de oorlogsjaren weer goed te maken en een klimaat te scheppen, waarin de communistische agitatie een kans krijgt. Overigens ben ik hiervoor niet al te bang, hoewel de heren zeer actief zijn, en het op het ogenblik natuurlijk weer met allerlei „vredescomité's" proberen. Maar in de eerste plaats bestaat hun leiding grotendeels uit mensen, die slechts op een zeer klein deel van de industrie-arbeiders vat hebben. In de tweede plaats is het ongunstig voor hen, dat er hier niet, zoals in alle ande re Aziatische landen het probleem van het grootgrondbezit bestaat, dat ver deeld moet worden. De enige groot grondgebruikers zijn de ondernemers. De communisten hebben dan ook na tionalisatie van de buitenlandse onder nemingen op hun programma, maar het percentage ondernemersgrond is zeer gering. Nationalisatie van de op zich zelf conjunctuurgevoelige onder nemingen betekent het aanvaarden van onnodig risico. Daar komt nog bij dat de daarvoor bestede kapitalen, me rendeels door lening verkregen, beter besteed kunnen zjjn aan het oprichten van nieuwe bedrijven. "NtFé; ""dé" communisten hebben hier geen toekomst, (vooral niet na de af schrikwekkende les van Madioen) wanneer wij er dn slagen een enigszins redelijk welvaartsplan te scheppen". De klok wees kwart voor tien, en daarmee was dit belangrijke onderhoud met de premier van Indonesië ten ein de. Beroep op Berlijnse artisten BERLIJN, Juli (Van onze correspondent) - Tydens het theater- en concertseizoen in Berlyn is in de afgelopen winter 'n nieuw element naar vorengekomen, dat slechts is te verklaren door de gehele situatie in de stad en dat daarom wel enig in zyn soort zal zyn. Wie in het afgelopen seizoen een theater in West-Berlyn be zocht, kon steeds dan, wanneer hy tenminste niet de prémière bijwoonde, constateren, dat de zaal tot kort voor het begin bijna leeg bleef. Wanneer dan voor de derde keer de bel luidde, ging niet het doek open maar de deuren van de zaal en een over het algemeen zeer groot aantal bezoekers stroomde binnen. Wie goed gekeken had, zou bemerkt hebben, dat voor het theater en in de hal drommen mensen stonden te wachten en dat zy, nadat de betalende bezoekers hun plaatsen hadden ingenomen, kosteloos de film, het toneelstuk of het concert konden bywonen. Oost-marken vaak niet hoger zijn dan in West-marken. In de Sowjet- sector en in de -zóne is de economi sche nood over het algemeen nog groter dan in West-Berlijn. GELEIDE KUNST Met enkele uitzonderingen heerst deze toestand in alle theaters en bij zeer vele concerten, ook dan, wan neer bijv. gasten met klinkende na men optreden of wanneer het Ber- lijns Philharmonisch Orkest concer teert. De toegang voor deze naar kunst dorstende mensen, die finan cieel niet draagkrachtig genoeg zijn, gebeurde gedeeltelijk zonder kaarten, gedeeltelijk door het geven van vrij kaarten, maar steeds geschiedde het geheel in stilzwijgende overeenkomst. Er werd daarmede niet alleen bereikt dat de toneelspelers en musici voor een vol huis optraden, doch er werd hetgeen veel belangrijker is ge hoor gegeven aan de wil tot het ge nieten van de kunst, die in Berlyn al zeer sterk tot uitdrukking komt. Bo vendien wordt hierdoor ongetwijfeld een culturele politiek van waarlijk belang gevoerd. WERKLOZE Het is bekend, dat Berlijn een stad is, die procentsgewijs de meeste werk lozen onder zijn inwoners telt. Ook het niet werkloze gedeelte heeft te leiden onder de moeilijke economi sche omstandigheden. Doordat niet alleen de stad, doch ook het geld ge splitst is, zijn er volkomen abnorma le omstandigheden ontstaan. De be zoekers van de theaters en concer ten in West-Berlijn zijn niet alleen be woners van de Westelijke sectoren van de stad. In de Sowjet-sector en ook in de Sowjet-zöne is een niet geringe cul turele honger aanwezig, die naar be vrediging zoekt. Bij de verhouding tussen de Oost-mark en de West mark is het voor de bezoekers uit de Sowjet-sector en de Sowjet-zöne echter nauwelijks mogelijk, de entree prijs te betalen. De theater-en con certdirecties hebben voor hen voor delige prijzen ingesteld, zodat de kosten voor een plaatsbewijs in Doorslaggevender is, dat de bevol king van de Sowjetsector en -zóne niet anders voorgezet krijgt dan een politieke geleide kunst. Niet ieder toneelstuk kan politiek getint worden, zelfs by een nog zo goéde regie is dat onmogelijk, maar de te spelen stukken worden van te voren wel nauwkeurig uitgezocht. In de muziek kan men nog minder de politiek inlassen. Het is echter de gehele entourage, die ook aan con certen in de Sowjet-sector een poli tiek tintje geeft en dat schrikt de mensen af. Daarom is het de wens van een brede laag van de Oost-Ber- lijnse bevolking in het vrije West- Berlyn onpolitieke kunst te genieten en aan deze mensen wil men tegemoet komen op de manier zoals boven vermeld. OPOFFERINGEN. Bezoekers uit Oost-Berlijn en de Sowjet-zóne geven steeds weer de dringende wens te kennen, dat het Westen de rest van Duitsland, juist in cultureel opzicht, niet in de stéék laat. Zy begrijpen volkomen, dat men hen politiek en economisch maar weinig kan helpen. Des te meer mo gen zij verwachten, dat Berlyn en 't Westen er aan mede zullen helpen, de Sowjet-zóne aan het West-Duitse culturele leven te laten deelnemen. Iedere dirigent, iedere musicus, ieder orkest, toneelspeler en toneelgezel schap, ja zelfs artisten die in de Sowjet-zóne gastvoorstellipgen ge- vexvook wanneer zy niet de gebrui kelijke tegenwaarde ontvangen, die nen de culturele eenheid van het Duitse volk. Het is daarom begrijpe lijk, dat in West-Berlijn niet weinig kunstenaars waaronder artisten van naam zich grote opofferingen getroosten om het culturele leven van de Sowjet-zóne vruchtbaar te maken en dat de culturele instellingen in West-Berlijn zich stilzwijgend heb ben aangepast bij de nieuwe toestand. (Nadruk verboden) Het Wereldgebeuren Aan het einde van deze maand wordt in de Belgische badplaats Oost ende opnieuw een Benelux-conferen- ti.e gehouden. Als een soort voorbe reiding voor deze bijeenkomst zijn er te Oostende en Brussel reeds twee belangrijke confgrenties belegd. Te Oostende kwamen den z.g. moderne vakbonden bijeen van de drie landen; zij brachten het niet tot belangrijke resoluties. Heel vaag eisten zij, dat een oplossing der Benelux-problemen in Europees verband bereikt moet worden. Te Brussel kwam men tot heel wat levendiger overleg op de vierde conferentie van de Belgisch- Nederlands-Luxemburgse Inter-par- lementaire Unie, waar dus parle- menstleden uit de drie landen bijeen waren gekomen. Kort en goed kwam de eis dezer parlementsleden er op neer, dat het grote Benelux-werk niet alleen op ambtelijk niveau mag worden ge daan. De parlementen dienen te wor den ingeschakeld in de vorm van een interparlementaire raad. Voorgesteld werd een dergelijke raad te laten be staan uit 18 Nederlanders, 18 Belgen en 9 Luxemburgers. Deze raad zou het begin moeten zyn van een supra nationaal Benelux-parlement. Deze bij-verschijnselen van het Benelux- overleg duiden er o.a. op, dat het in 1943 en 1944 door de regeringen in ballingschap te Londen opgezette plan dergelijke obstakels heeft ont moet dat men het tempo aanzienlijk, heeft moeten vertragen. Er zijn nog steeds drie grote problemen, die on oplosbaar lijken en die rechtstreeks met elkaar in verband staan. De eco nomische unie tussen de 'drie landen zal nooit slagen als het Nederlandse handelspassief ten opzichte van Bel gië en Luxemburg niet wordt terug gebracht. De Belgen hebben van Ne derland gedaan gekregen, dat zy tex tiel en metaalwaren vrij naar ons land kunnen exporteren. Ter andere zijde ontmoet de Nederlandse land bouw echter talrijke moeilijkheden bij uitvoer van agrarische producten naar België. Dit landbouw-probleem vindt zijn oorzaak in de Belgische protectionistische politiek. De Belgi sche landbouw staat op een aanzien lijk lager peil dan de Nederlandse; onze organisatie en prijzen hebben er voor gezorgd dat er een verschil in productiekosten bestaat van minstens 25 pet. Er is destijds een protocol ge maakt, waarbij de BelgischLuxem burgse landbouw tegen Nederlandse concurrentie beschermd wordt door minimumprijzen en invoerrestrictie en de Belgen lyken hiervan niet te willen afstappen. Hoe de Benelux op deze wijze ooit één landbouw-export- gebied moet worden, is een raadsel. Dit vraagstuk en de kwestie van het Moerdijkkanaal (de Belgen eisen een verbinding tussen Antwerpen en de Moerdijk, ten voordele van de Bel gische en zeker ten nadele van de Nederlandse havens) wijzen erop, dat de verschillen tussen de drie landen nog steeds zó groot zijn, dat van één wording voorlopig geen sprake is. De economische problemen, die de struikelblokken vormen, hebben de Benelux-idee allengs in een sfeer ge bracht van enkele groepen. Zolang België en Nederland monetair (de Belgische frank is keihard, d.i. inwis selbaar op de internationale geld markt in tegenstelling tot onze gul den, die zacht is) noch economisch één lijn kunnen trekken, blyft de afgrond onoverbrugbaar. 40. „Wat een kuiten!" riep hy uit. „Kyk toch eens die edele vormen. Dit zyn geen kuiten meer, dit zijn monumenten. Met deze kuiten, my'n jon gen, kun jij een groot kampioen worden. D'r steekt een klasse-mannetje in jou, weet je dat wel?" Jimmy keek de heer Joppe vrij schaapach tig aan. Op zijn beurt keek hij eens naar zijn kui ten en hy' moest bekennen, dat-ie er niet veel bij zonders aan zag. „Met deze kuiten", ging de heer Janus Joppe onverstoorbaar verder, „maak ik van jou een wereldberoemd coureur!"

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1950 | | pagina 3