WALCHEREN'S DONKERSTE UREN.... Middelburg ging in vlammen op Zeventien Mei: de noodlotsdag voor Middelburg Het einde van de strijd opWalcheren Zeeuwse Almanak Zij kwamen over de Sloedam Ook Walcheren werd een prooi der Duitsers DE RIT VAN HET BOERTJE De vuurtorenwachter van Westkappel vertelt WOENSDAG 17 MEI 1950 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 3 TIEN JAAR GELEDEN OOGGETUIGEVERSLAG VAN DE LAATSTE UREN. Op de 16de Mei begonnen de Franse troepen de terugtocht uit de stellingen op Zuid-Beveland, twee dagen na de capitulatie van Neder land. In de morgenuren van die dag hielden de Fransen en de Neder landers nog stand. In de middaguren voeren geallieerde oorlogsschepen de Wester-Schelde op en begonnen de stellingen bij Vlake te bom barderen. Daarbij werd vriend en vijand getroffen. Duitse troepen landden bij Hoedekenskerke in de rug van de Franse en Nederlandse strijdmacht. Men beweert dat vliegtuigen geland zijn op de betonweg van Vlake naar Goes. De Duitsers sloegen een pontonbrug bij de Post- brug. De Fransen en Nederlanders weken. De weg naar Walcheren lag vrij v°or de Duitsers De vlucht van Fransen en Neder landers werd' een paniek, zoals ook blijkt uit een uniek ooggetuige ver slag van een journalist, die de te rugtocht medemaakte en wiens ver slag nog nimmer in Zeeland werd gepubliceerd. Wij laten dit verslag hier thans volgen: De artilleristen sneden de stren gen der paarden door, lieten de kanonnen staan en vluchtten op het losse paard, Westwaarts, naar de zee, waar zij reddende schepen hoopten te vinden. Vele paarden kwamen echter zonder berij'ders aanAuto's, die niet meer ver der konden, werden in brand ge stoken. De inzittenden vluchtten te voet verder, een weg van tientallen kilometers af, bijna onophoudelijk onder het mitrailleurvuur der Duit se vliegers. Anderen grepen gauw een fiets ergens in een dorp en trachtten zich zo in veiligheid te brengen. Overal langs de weg lagen doden) En vlak daarnaast lieten zich herhaaldelijk de levende soldaten vallen, dek king zoekend voor de vliegtuigen, wegkruipend achter de bomen, met de handen nog vlug zich wat ingra vend. Het was vreselijk. Mensen Doodse verlatenheid in Vlissingen Doodse stilte hing op de 16e Mei over dé straten van Vlissingen. De stad was geëvacueerd. Over de ran den van de bomtrechters in de stra ten vloeide het leidingwater, dat uit de gebroken buizen borrelde. De heer A. Korteweg, de bekende schrijver van het boek „Oorlog aan de Scheldemond", kwam als Rode Kruisman de lege stad binnen en een ogenblik drukte op hem de oneindige triestheid en verlatenheid. „Ik moest", zo zei hij ons, „15.000 broden halen, want in de bakkerij van de Broederband had men onder de bommenregen doorgewerkt. Een wachtpost buiten de stad had me aangehouden en een bajonet op m'n borst gezetHjj ontdekte tus sen de bladen van mijn paspoort een Duitse prentbriefkaart. Toen ik on gezouten Hollands tot hem sprak, kreeg hij wat meer vertrouwen". De wandeling door de stad was si nister. Plotseling doken een oude man en een vrouw op, die in hun huisje waren gebleven. De man liep met 'n blinkende kristallen karaf in de handHij wilde altijd azijn en water by zich hebben. In het gebouw van de H.B.S., waar de gemeente-administratie huisde, was één man aanwezig. Duitse vliegtuigen bromden in de lucht. De broden werden gehaald en af geleverd aan de evacué's buiten Vlis singen. Op de 17de Mei capituleerde Vlissin gen. Jonge matrozen, die aan de ha ven bij de stukken stonden om op dc vliegtuigen te vuren, wilden de strijd niet opgeven. Ze stonden met tranen in de ogen toen de sergeant zei: „Laat maar jon gens, we moeten er vandoor". Op de 18de Mei, zag ik, zo be sloot de heer Korteweg, de eerste Duitsers in Vlissingen. Ze liepen in de etalage van een fotografiewinkel aan de Badhuisstraatblijkbaar wilden ze een bestelling doen op Agfa-artikelen HERINNERINGEN Op deze pagina en verspreid over andere bladzijden staan vandaag de herinneringen verzameld aan de meest bewogen dag in Middelburgs geschie- denis, aan de zeventiende Mei 1940. Het is niet nodig om aan wat daar verteld wordt veel toe te voegen. Er zijn mensen aan het woord, die het schokkende gebeuren van toen van zeer nabij hebben meegemaakt, die zelf werden meegesleept in de maal- stroom der gebeurtenissen. Zij vertel len ongetwijfeld menig detail, dat aan de Middelbxirger van nu onbekend is. Toenvolkomen vernietiging. Thanseen stad in wederopbouw. Dit laatste is het wat ons met trots vervult. En aan die wederopbouw zullen wij daarom Vrijdag de aandacht besteden, die er aan besteed hoort te worden. Vandaag: de herinnering aan Mid delburgs ondergang, morgen het he den: Middelburgs herrijzenis! werden tot redeloze dieren, bij wie het instinct overheerste. En het in stinct zei htm: Kruipt weg, ver bergt je; redt het leven! Maar niet allen reageerden zo. Wij maakten prachtige staaltjes van moed en zelfopoffering mee. Wij zagen hoe sommige officieren, geholpen door hun soldaten, de achtergelaten kanonnen weer in stelling brachten, midden op de weg, om straks de vijand te ont vangen met granaatvuur. Wij za gen ook hoe herhaaldelijk een vliegtuig dan „dook" naar zo'n ka non en de manschappen mitrail leerde of er een bom op gooide. De dijk van Rilland had het niet gehouden; de Zeeuwse Waterlinie had het niet gehouden. Het bleek thans, dat ook de Sloedam het niet hield. Het was Vrijdag 17 Mei. In dc voorafgegane nacht had een hevige ontploffing heel Walcheren opge schrikt. „Dat is de Sloedam", zeidc men. „Die is opgeblazen." De schok was zo hevig, dat het electrische licht een ogenblik uit ging op het hele eiland. Doch de dam was niet vernield. Wel was hij zwaar beschadigd, maar dit schijnt nog het meest door vliegtuigbom men gebeurd te zijn. Dit is een van de vele onbegrijpelijkheden van de strijd in Zeeland. Ter weerszijden van de dam waren de slikken van het Sloe, een onafzienbare verra derlijke moddervlakte, waarop geen kanon, geen auto, ja geen mens, die er onbekend was, zich kon bege ven zonder de dood te vinden in een der talloze diepe kreken. Hoe het zij, de Sloedam bleef heel. De Fransen trokken erover terug en korte tijd na hen kwamen de Duitsers, onder de dekking van hun alom aanwezige vliegtuigen. IN HET HOOFDKWARTIER. Wij schreven reeds, dat niet alle Fransen vluchtten. In Nieuwland zagen wij een Franse auto met ra zende vaart naderen uit de richting Middelburg. De wagen stopte voor het gemeentehuis. Een officier stap te uit en vroeg naar generaal Du- rand. Een moment later trad deze te voorschijn uit het raadhuis, dat tijdelijk dienst deed als stafkwar tier. De officier uit de auto vertel de hem, dat hij onmiddellijk mee moest, terug naar Vlissingen. De generaal weigerde. Hij. die het voorbeeld moest geven aan zijn sol daten. pleegde insubordinatie, om dat hij zijn troep niet verlaten wil de. Heftig sprak de lagei'e officier hem toe tot tenslotte de kleine grijsblonde generaal gelaten in de auto plaatsnam. Schrijver dezer moest naar M'burg en vroeg een ander vervoermiddel had hij niet meer of hij mee kon rijden. Dit werd zonder omslag toegestaan. In halsbrekende vaart reed de auto terug, dwars door de vluchtelingen heen, rakelings langs de achterge laten stukken geschut, terwijl de claxon als gek gilde om te waar schuwen. Hier en daar lagen de sol daten uitgeput achter een boom, te moe om nog een stap te verzetten. Plotseling tikte de generaal ons op de knie: „Mon vieux": hij wees door het achterraampje. Daar na derde van achteren weer een vlieg tuig. De piloot drukte de stuur- knuppel omlaag. Er was geen twij fel mogelijk: hij had het op de Franse legerauto gemunt. Een duik. die ons de dood moest brengen. Wij keken de generaal aan. Hij glim lachte, terwijl hü recht in de dood keek. Het vliegtuig sproeide zijn kogel regen uitvlak over de wagen heen. De kogels ketsten af op de keien. De grotere snelheid van het vliegtuig redde ons, want de piloot keerde niet om. Er was werk ge noeg voor hem verder naar voren De generaal haalde licht de schou ders op. Waarschijnlijk was hem de dood wellcomer geweest dan deze terugtocht! Bij Middelburg stapten wij uit. De stad stond nog. Wel was er reeds veel vernield, maar het tijdstip van de grote ver woesting was nog niet aangebroken. Dat kwam ongeveer een uur la ter. (Vervolg op pagina 4) Een hel van vuur! Dat was de Sloe dam op de 17de Mei 1940 toen daar de Franse troepen hun laatste wanhopige gevecht leverden om de aftocht te dekken van de mannen, die over Vlis singen terugtrokken op Zeeuwsch- Vlaanderen. De heer P. J. Brakman, secretaris- ontvanger van Nieuw en Sint Joos- land, zit nu weer rustig in zijn kan toor, maar op die tragische dag zat hij in een bunker van een boerderij dicht bij de Sloedam. Je wist niet of het vuur van vriend of vijand kwam, vertelde hij ons. er lag een Franse torpedo jager in het Sloe te vuren en overal sprongen de granaten. Het had weinig zin om buiten de kelder vaar de gevechten te kijken, ivant er was niet veel anders te zien, dan de explosies. Tegen half vijf ver flauwde de strijd en het werd stil". Ja, toen heb ik ze gezien, de Duitsers. Met geweldige snelheid scho ven de gemotoriseerde voertuigen over de Sloedam in zo brede forma- tie's, dat ze van wegberm tot weg berm reikten". Intussen stonden verscheidene hui zen van Nieuw- en Sint Joosland in brand. De vader van de heer Brak man was door de Fransen in de pasto rie opgesloten, omdat hij door het dorp liep, dat geëvacueerd was en waar hij dus niet meer had mogen zijn. Toen de Duitsers kwamen kon hij de pastorie weer verlaten. En spoedig daarop kwamen de eerste dorpelingen terug in him woonplaats. Zij hadden voor het eerst met de tota le oorlog kennisgemaakt! - DE DRAMATISCHE LAATSTE UREN. Met angst in het hart hebben de Middelburgers in de Meidagen van 1940 het oorlogsgeweld dichterbij zien komen. Met angst, niet alleen voor eigen lijfsbehoud, maar evenzeer voor hun zo ongerept bewaard gebleven schone stad. Reeds op de zestiende zagen zij stromen Nederlandse, Belgische en Franse troepen de wijk nemen voor de oprukkende Duitsers. Zij be grepen, dat het voor Nederland verloren spel kort na de capitulatie ook voor Zeeland verloren spel zou zijn. Maar wat zou er voordien nog geschieden. Burgemeester van Walré de Bor des had aan de bevolking reeds her haaldelijk de raad gegeven, de stad te verlaten ter wille der persoon lijke veiligheid. Velen hadden die raad opgevolgd, anderen zagen geen kans om elders onderdak te vinden en wachtten gelaten de gebeurte nissen af. Nog op de morgen van de zeventiende Mei verlieten zeer velen Middelburg om althans elders af te wachten tot het ergste voor bij was. LAATSTE RAADSZITTING. De meest dramatische zitting, die ooit door de gemeenteraad der Zeeuwse hoofdstad is gehouden, be gon op 17 Mei des middags om half twee. Het gebulder van het geschut was toen niet van de lucht en voortdurend raasden Duitse vlieg tuigen langs de hemel. Onophoude lijk gilden de sirenes het luchtalarm uit en wie nog in Middelburg ver toefde was aan angst ten prooi. Slechts acht van de zeventien raadsleden waren aanwezig. Kort voor het begin had de burgemeester nog aan de Franse generaal Durand, die het bevel voerde, gevraagd om de stad voor vernietiging te be waren. De Fransman had gewei gerd. Zijn plicht gebood tegenstand, te bieden zo lang zulks mogelijk was. Slechts verklaarde hij zich na lang aandringen bereid om zijn hoofdkwartier naar buiten de stad te verleggen. Nog een tweede po ging waagde de burgemeester kort daarna. Durand had de stad toen reeds verlaten. Een ondergeschikt officier beloofde echter de stad zo veel mogelijk te zullen ontzien. BOMBARDEMENT. In de raadsvergadering zelve heeft de burgemeester ernstige woorden gesproken. Hij bracht ver slag uit over zijn pogingen om de stad te behouden. Er werd een waarnemend wethouder benoemd. De sirenes loeiden doordringender. De burgemeester sloot de vergade ring met gebed. De raadsleden haastten zich huiswaarts Toen kwamen nieuwe zwermen bommenwerpers aan. Granaten en bommen vielen in de stad. Het roemruchte Oost Indische Huis, of Entrepot, was het eerste, dat vlam vatte. Er was bijna niemand in de buurt om onmiddellijk het blus- singswerk te beginnen. Snel grepen de vlammen om zich heen en wat Middelburg het schoonste van zijn bezit aan oude architectuur mocht noemen, ging reddeloos verloren. De Abdij werd getroffen en ging in vlammen op. De schuttersdoelen van Sint Joris, de prachtige gevels van De gouden Sonne, de Bank van Lening, de Franse Kerk, de Boter- beurs, de Nieuwe Kerk en de Koor kerk, de winkelstraten Lange Delft en Lange Burg, de Provinciale Bi bliotheek De vernietiging was ongekend. Machteloos zagen de brandweer lieden de verwoesting aan. Zij heb ben gedaan wat zij konden, zij heb- staaltjes van grote moed gedemon streerd. Maar tegen het geweld van dit vuur was niet te strijden. De stad scheen ten ondergang ge doemd. Om half zes des avonds verklaar den de Nederlandse militairen zich eindelijk bereid tot overgave. Weer weigerden de Fransen. Hun enige concessie was, dat zij het niet tot straatgevechten zouden laten ko men. Intussen echter was er iets anders geschied. DE OVERGAVE. Toen omstreeks half zes de heer H. A. Enkelaar met zijn motorrij wiel over het Molenwater reed, werd hij daar aangehouden door manschappen van de militaire po litie. Zij verzochten hem om de korporaal-telegrafist der marine E. F. Mink, in zijn burgerleven agent van politie te Rotterdam, met een witte vlag naar de Duitsers te rijden. De heer Enkelaar weigerde niet. Terwijl de vlammen hoog op laaiden in de brandende stad en er nog steeds bommen en gTanaten vielen, reed het tweetal naar het jaagpad en liet zich daar door schipper A. Vermeulen over het ka- Het overblijfsel van de eens zo trotse Lange Jan. Het was 17 Mei 1940, de dag van verschrikking voor Middelburg. De lucht daverde van de ontploffingen. Huizen en kerken stortten in; geen muur scheen overeind te blijven; de stad brandde reeds op vele pun ten. Van alle kanten loerde de dood. De hel scheen losgebroken; dege nen, die nog in de stad waren, ge loofden, dat het eind der wereld gekomen was. Kon een levend we zen dit vreselijke doorstaan? Door de Gortstraat reed een boe renwagen op hoge wielen. Kalm stapte het bruine paard, de hotsen de kar achter zich aan trekkend. Acht bommenwerpers cirkelden bo- ven de ongelukkige stad. Keer op keer doken zy en keer op keer suis den de bommen omlaag, die de aarde deden schudden. Het paard sjokte rustig door. Het oude boertje op de bok hield de teugels maar losjes. Hij keek rond, niet begrijpend, hoe een dergelijke tragedie kon komen over het mooie vredige Middelburg. Achter hem lag de kar vol stro. Moest die man zijn leven wagen voor een vracht stro? Wat bezielde hem, dat hij niet ijlings trachtte de stad te verlaten om wellicht het le ven nog te redden? Wat was de drijfveer, die deze man bewoog tot een daad, welke welhaast gelijk stond met zelfmoord? Uit het stro steken een paar naai petten. Via de Kleverskerkse- weg en de Arne ging het naar Ar- nemuiden, dwars door vluchtende en terugtrekkende Nederlanders en Fransen heen, onder een voort durende hagel van kogels. Duitsers hielden de mannen met de witte vlag aan en brachten hen naar de Sloedam, waar op dat mo ment de Duitsers genaderd waren. Daar werd de witte vlag over handigd. Het motorrijwiel van de heer Enkelaar werd in beslag genomen. De twee afgezanten werden per motor met zijspan door de Duitsers naar Middelburg teruggebracht. Even later werd het vuur op Middelburg gestaakt. De brand woedde voort. Des avonds stortten de klokken van de Lange Jan omlaag. De Duitsers trokken langs de stad heen en staken geen hand uit om hulp te verlenen. Ook de achttiende Mei brandde Middelburg nog. De binnenstad was een onafzienbare ruïne. Verbijsterd dwaalden de burgers door de stra ten hunner stad, zoekend naar de plaats, waar hun huis had gestaan. Twee en twintig doden werden ge borgen uit de burgerij. Tien jaar geleden.... armen en benen. Drie gewonde sol daten liggen op de kar. De oude man zoekt voor hen geneeskundige hulp. De soldaten waren des mor gens te Veere geland en bij een vliegtuigaanval nabij Oostkapelle werden zij gewond. „ïk kan die mensen toch niet zo laten liggen," zegt het boertje een voudig. Hij laadde hen op zijn kar en bracht hen naar Middelburg, kilometer ver, terwijl onophoude lijk de vliegtuigmitrailleurs boven de wegen ratelden en soldaten overal dekking zochten. Het oude boertje hield geen ogenblik stik Aan zijn eigen leven dacht hij niet. Hij dacht alleen aan de mensen achter hem in het stro, die lagen te kreunen van pijn als de kar al te erg botste. Hij verstond die mensen niet eens. Maar het liet hem ook koud wie of wat zij waren, wat voor uni form zij droegen, of zij kwamen uit Oost of West, Zuid of Noord. Het waren mensen, gewonde mensen. Een lid van de beschermings- dienst kwam hem tegen en bracht hem met zijn kar naar de hulppost aan de Nieuwe Haven. Juist dook er weer een bommenwerper. De dok toren en de Rode Kruismensen be gaven zich ijlings in de schuilkelder. Dat was nu eenmaal voorschrift; een dode dokter of Rode Kruisman was van geen nut, dus in aller be lang moesten zij zoveel mogelijk dekking zoeken. De bommen suisden omlaag. Maai de soldaten werden van de kar ge haald en naar binnen gebracht. Zij stamelden enkele woorden van dankbaarheid. Het boertje wilde de schuilkelder niet in. Hij bleef bij zijn paard Na de afkondiging van de mobili satie was de vuurtoren van Westka- peile niet meer alleen het domein van wachter Waterman. De Nederlandse marinekustwacht trok er vanzelfspre kend in en vestigde er een post. De toren was 10 jaai geleden dan ook 't voornaamste doei van de Duitsers. TJit de mond var de heer Waterman vernemen w\j, hoe de bezetting ge schiedde een kort en sober relaas, want „au fond" gebeurde er weinig schokkends. Toen de gemotoriseerde Duitse troepen ons dorp binnenbolderden, stoof onmiddeliyk een deel op de vuur toren af. Een officier met een revol ver in de hand en enkele soldaten stapten naar binnen en annonceer den, dat zij de toren kwamen bezetten. Dan moet je je gang maar gaan, zei ik. De indringers gaven hierna onze mannen van de kustwacht gelegen heid om hun spulletjes bij elkaar te pakken en toen werden deze krijgs gevangen gemaakt. Ze zijn direct daarna naar Bergen op Zoom over gebracht, maar één zette een andere pet op en wist aan de dans te ont snappen. De hoofdmacht van de Duit sers had intussen Westkappel bezet. Nou, de jaren, die daarop volgden, waren ook op de toren niet vrolijk. De Duitsers voelden er zich heer en meester en ik had niet veel meer in de melk te brokkelen. Zelfs ben ik 'n _|aar keer door de Staatspolitie ver- ioord. Ze dachten, dat ik een spion was Zo zag Middelburgs oen. trum er uit, toen de ruï nes waren opgeruimd: een troosteloze vlak te

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1950 | | pagina 3