WAAROM DE SINT TOCH RIJDEN GING
Hei Sinierklaascadeauije van Anneke Molenaar
DONDERDAG 1 DECEMBER 1949
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
Van hebberige kinderen en een
meisje, dat ook aan de Sint dacht
Och, och, daar was toch bijna alles misgelopen. Gewoonweg een dubbeltje
op zijn kant Als dat dubbeltje omgevallen was, hadden jullie op vijf De
cember 's avonds naar bed kunnen gaan met een heel sip gezicht. Geen spe
culaas, geen borstplaat, geen speelgoed niets niemendal. Alleen maar een
sip gezicht.
Ja echtik maak geen gekheid. Ik weet het van welingelichte zijde, zoals
de krant altijd zegt. En die welingelichte zijde is natuurlijk Pieter de Mori
aan.
En dacht je dat die er om jokken zou? Mag hij immers niet: dan kwam hij
toch zelf in het grote boek te staan, met een rood kruis achter zijn naam.
Daarom geloofde ik hem ook dadelijk, toen hij het vertelde. Maar gelukkig
het dubbeltje is niet omgevallen.
Sint Nicolaas heeft toch maar weer de hand over het hart gestreken, en
is op zijn verjaardag door Pieter in het zadel geholpen en uit rijden gegaan.
Want
Maar laat ik bij het begin begin
nen, zoals het behoort. En dat begin
was een valse rukwind op zee.
Sint Nicolaas was met Pieter en de
schimmel en een hele vracht koffers
in Spanje op de boot gestapt. Hij had,
net als elk jaar, de deftigste hut voor
zich zelf besproken, en een kleintje
daarnaast voor Pieter. De koffers met
speelgoed en boeken en lekkers ston
den allemaal stevig vastgesjord in het
ruim. De schimmel had daar ook een
plaatsje gekregen. Bij mooi weer
moest Pieter hem elke dag aan dek
brengen om een beetje met hem rond
te stappen. Anders kreeg het brave
beest zulke stijve poten en wat moet
Sint Nicolaas daarmee boven op de
daken beginnen.
Met mooi weer: jawel. Maar in de
Golf van Biscaje begon het zo aller
verschrikkelijkst te stormen, dat alle
passagiers zeeziek waren. Sint Nico
laas óók een beetje, een héél klein
beetje maar. Daarom bleef die goede
oude bisschop ook maar stilletjes in
zijn hut in bed zitten, met een kus
sen achter de rug. Hij had zijn mooie
mijter op het nachtkastje gezet, en in
plaats daarvan droeg hij een fluwe
len kalotje op zijn witte haar. Dat
stond hem toch zo aardig. Echt jam
mer dat wij hem nooit zo zien. Hij
had een heel grote witte zakdoek uit
zijn handkoffer gepakt en daar eer
flinke scheut eau-de-cologne op ge-
haar boven het dek. Pats! meteen had
de storm zijn fluwelen kalotje te pak
ken en blies het de lucht in! Dat was
me wat: Sint Nicolaas kreeg een vre
selijk koud hoofd en dat betekende
natuurlijk een stevige verkoudheid.
Maar daar riep iemand door het ge
raas van de wind en de golven heen:
Blijft u maar staan, Sint Nicolaas!
Ik zal het wel even pakken!
ter nergens gevonden. Hij had op alle
naambordjes gekeken.
Hij was zelfs alle scholen binnen
gestapt en had de namen gelezen op
alle schriften-
Maar gek was dat: Die naam van
Anneke Molenaar had hij nergens ge
vonden. Toen Pieter de laatste schoen
en het laatste schrift had afgewerkt
was hij doodaf.
Ik ga naar huis, dacht hij. Die An
neke Molenaar is zeker vertrokken
naar Canada of zo, daar gaan tegen
woordig zoveel mensen heen. Ik zal
Sint Nicolaas het boek gaan brengen
em de hele zak vol briefjes en verder
kan 11c er ook niets aan doen.
HET ZIEKENHUIS
Maar terwijl hij zo in zichzelf liep
te mopperen door de stille stad waar
alle huizen donker waren daar
zag hij opeens aan de overkant een
hele rij verlichte ramen. Hé, waren de
mensen daar nog zo laat op? O
wacht hij begreep het al. Boven de
deur was een verlicht bord, en daar
stond op: „Stadsziekenhuis."
Hij was erg moe, maar och, die
paar trappen kon hij nog wel lopen.
Goeienavond. zei hij tegen de
nachtportier in zijn hokje. Zijn hier
misschien nog kinderen van het jaar
Goeienavond die Zwarte Pieter.
zei de nachtportier. Kinderen? Bij
mij thuis wel, zes jongens, maar liefst,
je mag ze best overslaan, want ze
zijn braaf ondeugend.
HET GROTE BOEK
Die hield hij nu af en toe tegen de
neus, dan zakte de zeeziekte weer
een beetje. Hij sloeg telkens een blad
zijde om van het grote boek waar
„Kinderen van Nederland" op staat
en volgde met de vinger regel voor
regel alle namen. Had Pieter nergens
'n kruisje vergeten? Want _die kruis
jes, moet je weten, zijn héél gewich
tig. De een,krijgt een rood, en de an
der een blauw. Als je een blauw ach
ter je naam hebt staan, kim je op
vier December gerust gaan slapen,
want dan rijdt Sint Nicolaas vast en
zeker je deur niet voorbij. Maar een
rood kruisje ai ai ai. dat ziet er
lelijk uit. Dan mag je blij zijn als je
er met een zakje zout afkomt. Hoe
Pieter aan die rode kruisjes komt?
Wel, er worden aan het paleis van
Sint Nicolaas het hele jaar door sta
pels brieven bezorgd. Van vaders en
moeders en grootvaders en grootmoe
ders en meesters en bovenmeesters en
politie-agenten zakken vol. En
daarin staat precies en eerlijk hoe
jullie je thuis en op school gedragen
hebben. Jaaa en met de rapport
cijfers erbij. Alleen, je moet dit goed
begrijpen: die cijfers tellen lang niet
allemaal mee. Er zijn er maar twee
waar Sint Nicoaas zijn bril voor op
zet. en dat zijn die voor gedrag en
voor vlijt. Als die maar goed zijn, dan
mag je heus wel eens een vijf voor
Rekenen hebben of een zes voor Taal.
Welzeker, alle kinderen zijn nu een
maal niet even knap. Maar je behoor
lijk gedragen en flink je best doen
en beleefd en aardig zijn dat kan
ieder kind, is dat waar of niet?
ANNEKE MOLENAAR..
Goed, de wijsvinger van Sint Nico
laas gleed langs de bladzijden en in 't
eerst was alles in orde. Ja, er waren
wel wat erg veel rode kruisjes, erg
genoeg, maar dan kwam er weer een
halve bladzij blauwe en dat maakte
veel goed. Sint Nicolaas knikte tevre
den, en sloeg de bladzijde om. Hij
was gelukkig al bij de M. Hé, Anneke
Molenaar had nog niets achter haar
naam. Geen kruisje, geen regeltje
over aardig of stout helemaal niets.
Hoe kón dat? Wat wès er met die
Anneke Molenaar? Was daar geen
brief over gekomen?
Sint Nicolaas legde zijn wijsvinger
langs zijn neus en trok een heel diepe
rimpel in zijn voorhoofd. Maar het
hielp niets. Hoe hg ook zocht in alle
hoekjes en gaatjes van zijn geheugen:
hij vond geen kruimeltje, geen woord
je over Anneke Molenaar. Eens even
Pieter roepen: die had misschien weer
zitten dromen onder 't oplezen.
Sint Nicolaas haalde een zilveren
fluitje onder zijn kussen vandaan en
floot. Één keer. Twéé keer: een beetje
harder. Drie keer: zo hard, dat de ka-
Sitein aan dek de koksjongen, die
em juist koffie bracht, in 't oor
schreeuwde: Zeg tegen de kok dat hij
die fluitketel afzet!! Maar wie er
verscheen bij Sint Nicolaas geen
Pieter. Toen stapte de bisschop uit
bed, schoof zijn voeten in zijn paars
fluwelen pantoffels en wandelde de
deur uit. Nu ja. wandelde, wèndelde.
Hij moest zich aan het bed en de
wastafel en deurknop vasthouden, zo
ging dat schip te keer. Maar eindelijk
kreeg hij de deur toch open en riep:
Pieter Pieter! Maar er kwam nie
mand opdagen, en de hut daarnaast
was ook leeg. Daar begreep Sint Ni
colaas niets van.
Was Pieter soms weer op het dek
aan het grappen maken met de ma
trozen? Eens even boven het trapgat
kijken, dat kwam toch niet te pas.
De oude bisschop begon met moei
te het trapje op te klimmen, en stak
zijn hoofd met het krullende witte
Het was de koksjongen, die nog al
tijd op weg was over het dek om de
kok te gaan waarschuwen, dat hij de
fluitketel moest afzetten. Hij hield
zich stijf vast aan de railing met de
ene hand, want in de andere moest
hij zijn koffieketeltje vasthouden.
En laat nu dat kalotje precies te
gen dat keteltje waaien. Net om de
tuit heen: hoe zocht de wind het zo
prachtig uit.
Het kalotje was natuurlijk wel een
beetje nat geworden, toen de koks-,
jongen het eindelijk aan Sint Nico
laas kon overreiken. Maar het wès
er nog en dat was het voornaamste.
Want Sint Nicolaas had er maar één
bij zich, en hij kon toch niet de hele
dag met de mijter op lopen.
IN NEDERLAND
De boot kwam eindelijk behouden
in Nederland aan en Sint Nico
laas moest op zijn schimmel over
de loopplank rijden. Gewone
schimmels kennen dat kunstje niet,
maar die van St. Nicolaas kan alles,
dat vat je). Anders was 'f 'n heel
feest, en nu deed ook weer iedereen
geweldig zgn best. Er stonden 'n hele
rij mijnheren met hoge hoeden op de
kade en daarachter wel duizend kinde
ren die met vlaggetjes zwaaiden. Alle
matrozen en officieren van de stoom
boot stonden aangetreden op het dek
en salueerden en de koksjongen hing
tot zijn broekriem uit de patrijspoort
van de kombuis en zwaaide met zijn
geschenk: het aller-allerprachtigste
zakmes dat je voor geld kunt kopen,
met wel zes mesjes en een kurke-
trekker er in.
Maar Sint Nicolaas was zo verkou
den en zo tobberig, dat hij zelfs ver
geten had zijn beste tabberd aan te
trekken, zoals in het versje. Hij wuif
de maar een beetje met zijn zakdoek
naar de kinder., i en toen de deftigste
mijnheer met 'n hoge hoed op vroeg
of Zijne Eminentie ook iets zeggen
wou, moest hij zo ontzettend niezen
dat de microfoon omviel.
Sint Nicolaas ging gauw naar zijn
hotel en kroop dadelijk in bed, maar
Pieter zei:
Ik zal er wel alleen op uitgaan,
en al de verlanglijstjes bij u op bed
brengen. En ik zal aan iedereen vra
gen of hij Anneke Molenaar soms
kent.
Nu, dat was goed. Sint Nicolaas
dronk twee glazen heet suikerwater
met citroen en ging een dutje doen.
En Pieter gooide de zak over de
schouder en ging in de late avond op
stap om alle schoenen te inspecteren.
Daar had hij wel even werk mee,
want er waren weer heel wat kinde
ren bijgekomen sinds verleden jaar.
Toen het twaalf uur sloeg was de zak
vol met opgevouwen verlanglijstjes,
maar een Anneke Molenaar had Pie-
Weet ik wel, zei Pieter met
een knipoogje. Maar ik ben toch
maar even in hun schoen gaan kij
ken. Zijn hier nog klantjes voor me?
Nee ja, wacht es even. Toch
wel. Een Icleine meid, een aardig
ding van zo'n jaar of zes. Maar daar
behoef je geen moeite meer voor te
doen, Pieter. Het zal meevallen als
ze de vgfde December haalt.
Is ze dan zo ziek? vroeg Pieter,
en hg kreeg heus een grote traan in
zgn linkeroog'hoek. Want Pieter is
een gróte goeierd. zo zwart als hij'
is.
Ach man, zei die nachtportier.
Dat kind is zo mager en zo witjes.
Net een kaarsje, dat langzaam uit-
faat. Vraag maar aan de zuster. Ze
igt op zaal negen. Maar doe een
beetje zachtjes.
Pieter trok zgn schoenen uit in de
hal en sloop een heleboel trappen op
en gangen door tot hij voo een deur
stond met Negen er op. Hij duwde
die deur zachtjes open en keek naar
binnen.
Daar stond achter een scherm, een
wit ledikantje. En dat ledikant lag
een Idein meisje te slapen.
weer beneden bij de portier. Die was
juist door de telefoon aan 't praten
•met iemand die vreselijk kwaad was
en dus had hij helemaal geen tijd om
iets tegen Pieter te zeggen. Die
schoot als een haas in zijn schoenen,
tooide de zak vol verlanglijstjes op
e rug en draafde naar het hotel terug.
OOK NIET IN HET ADRESBOEK
Daar vond hg Sint Nicolaas nog
klaar wakker. De goede oude bisschop
zat rechtop in bed, met zijn kalotje
op, dat weer helemaal droog was en
zrjn bril op het puntje van zijn neus.
Hij had een heel dik adresboek op de
dekens liggen en nu zocht hij bg de M.
of hij misschien ook een Molenaar kon
vinden. Maar och heden, er woonden
wel twintig Molenaars in deze stad.
Hots.klots daar kwam Pieter
binnenstrompelen met de grote zak
en plofte die zo maar neer op het
kleedje voor het bed. Sint Nicolaas
hield zijn vinger bij de veertiende Mo.
lenaar en keek over zijn bril.
Zo. zo Pieter, je bent niet vroeg
vannacht. Drink die anijsmelk maar
even oip, die is goed voor je, en laat me
dan maar eens zien wat je hebt mee
gebracht.
Pieter lustte eigenlijk helemaal geen
anijsmelk, maar hij durfde dat niet
tegen Sint Nicolaas zeggen, en dus
dronk hij heel langzaam met 'n vies
gezicht de beker leeg.
Ondertussen had zijn meester de zak
opengemaakt en het eerste opgevou
wen briefje er uit genomen. Hij las
het, trok een diepe rimpel boven zijn
neus, schudde het hoofd en legde het
papiertje op het adresboek.
Met het tweede ging het al precies
eender. En met het derde en vierde en
vgfde.Toen Pieter eindelijk het
laatste druppeltje anijsmelk had door
geslikt was de rimpel boven de neus
van Sint Nicolaas zo dik geworden
dat je er wel een wasknijper op kon
zetten.
WAT ZIJN DAT VOOR KINDEREN?
Wat zijn dat voor kinderen
barstte Sint Nicolaas uit. Het is een
schandaal, gewoon een schandaal.
Hier weer zo'n brutale rakker: Sint
Nicolaas. ik wou graag een driewieler
hebben, maar op echte luchtbanden,
anders is er niets aan. Vroeger waren
de kinderen blij met een suikeren hart
of een chocolade-kikker. En, wat wil
deze nu weer? Een groote slaappop
met echt haar en een grote poppen
wagen met een kap die op en neer
kan. Wel ja, zeker: dat meisje denkt
zeker dat zoiets geen geld kost. Wat
hebben we hier? Een trein met sein
palen en rails en een tunnel, maar
dan een electrische met
een streep er onder. Is het niet ver
schrikkelijk. Pieter neem het grote
boek en schrijf op.
Pieter, die heel kleintjes op een
puntje van een stoel zat. pakte ge.
hoorzaam het boek van het nacht-
kasje en likte aan het rode potlood.
Nu kun je zien hoe hg in de war was,
want het is heel vies bm aan een pot_
lood te likken, en dan nog wel aan een
rood.
-Zijn goedige gezicht stond heel. be
drukt en zijn zwarte vingers beefden.
Klaar? vroeg Sint Nicolaas.
Jjja, Em—minentie, bibberde
Pieter en hield het boek op de kop.
Schrijf op. Hoe heet die jongen
van die driewieler? Wim de Groot?
Schrap de naam van Wim de Groot
maar door. En dat meisje met die
slaappop dat is Gerrie van Dalen.
Schrap haar óók door.
Ja maar. Sint Nini
Doe wat ik* zeg Pieter, en verder
zwijgen.
Ja, Sint Nicolaas. en Pieter haal.
de een dikke rode streep door de ver
keerde naam. want hij kon Gerrie van
Dalen zo gauw niet vinden.
er niet meer over. Ik rijd van 't jaar
niet.
Pieter zuchtte. Hij zuchtte heel diep.
Natuurlijk, Sinterklaas had gelijk. Al
die kinderen hadden het veel te bont
gemaakt Maar niet rijden op vijf De
cember, dat was nog nóóit gebeurd.
Pieter raapte gehoorzaam alle brief
jes op en stopte ze met handenvol in
de zak. Hij bond het touw stijf vast
en legde er nog eens een extra knoop
op. Toen zocht hij voor Sint Nicolaas
twee schone zakdoeken op, zei heel
bedremmeld, wel te rusten en ging
met de zak op de rug naar zijn eigen
kamertje.
Daar kleedde hij zich in het donker
uit, trok zijn. rode pyama met ver
gulde knopen aan en kroop in bed,
want hij was doodaf. Maar hoe stijf
hij zijn ogen dicht deed, hij kon niet
slapen, en dus deed hij ze maar weer
Ze lag zo stil, en haar smalle ge
zichtje leek zo wit tussen de zwarte
vlechtjes, dat Pieter dacht: Ik ge
loof wezenlijk dat ze al dood is.
Hg wilde zich al omkeren, maar
daar sloeg het kleine ding de ogen op.
Grote bruine ogen, die hem heel ver
baasd aankeken en toen op eens be
gonnen te schitteren.
Pieter! fluisterde ze heel zacht
jes. Zwarte Pieter! Echt waar?
Zo echt als wat, zei Pieter en
boog zich over haar bedje.
Voel maar. Het smalle witte
handje streek over de rode zijden
mouw van Pieters buis, over het
kleine kanten strookje aan zijn pols.
Zeg kleine meid, begon Pieter,
die de zuster hoorde aankomen. Heb
je soms een verlanglijstje klaar gelegd
in je schoen?
De zwarte vlechtjes schuifelden
over het kussen heen en weer.
Mijn schoenen staan in de kast,
fluisterde zij. Bij de zuster. Maar ik
heb toch lekker wat.
Zij schoof een handje onder het kus
sen en haalde een klein opgevouwen
papiertje te voorschijn, met een blauw
draadje er omheen gebonden.
Hier zul je dat aan Sint Nico
laas geven Niet vergeten hoor.
Komt in orde, beloofde Pieter en
stak het papiertje in zijn broekzak,
want de grote zak stond nog beneden
bij de nachtportier.
't Is dat u Zwarte Pieter bent
zei de zuster heel zachtjes, maar heel
boos. Maar anders moest ik u een vre
selijk standje geven. Het kind mag
zich helemaal niet druk maken. Zij
mag niet eens praten. Als zij niet meer
in slaap kan komen is het uw schuld.
Ik zal het nooit meer doen zus_
ter, beloofde Pieter benauwd en voor
zg nog tot tien kon tellen was hij al
Toen was de beurt aan Piet de Boer,
die om èen electrische trein vroeg, en
aan Nellie Dikkers, die vertelde dat
liet poppenserviesje van verleden
jaar helemaal gebroken was en dat
ze nu een groter wilde hebben, wit
met blauwe bloemetjes en met een
echt theelichtje erbij. Sint Nicolaas
werd hoe langer hoe bozer en Pieter
kreeg het hoe langer hoe benauwder.
Hij kon het al lang niet meer bij hou
den, hg sloeg maar bladen om en' zocht
als een dolleman naar namen. Hij
sprong van de W. naar de D. en dan
weer naar de G. en als hij niet zwart
was geweest, zou hij vuurrood ge
worden zijn van benaiiwdheid en ver
driet.
De mooie sprei lag vol met openge
vouwen briefjes, maar de grote zak
was nog lang niet leeg. Het gezicht
van Sint Nicolaas zag vuurrood van
boosheid, zijn bril was beslagen en
zijn handen beefden.
Nee Inriep Sint Nicolaas heel hard.
Ik houd er mee op! Afgelopen! Mijn
geduld is op. Ik wil geen verlanglijs
tjes meer zien. Hat-sjie! Hatsjoe!
En daar vlogen alle papiertjes als
een sneeuwbui door de kamer! Op het
nachtkastje, op de wastafel, op de
grond en zelfs een in Pieters krulle-
boL Hatsjie!!
Raap ze allemaal op, zei Sint Ni
colaas, toen de niesbui eindelijk be
daard was. Stop ze maar in de zak,
en bind hem stijf toe.
Ja maar, Sint Nicolaas, u hebt
ze allemaal nog lang niet gehad.
Doe wat ik je zeg, Pieter, en
spreek me niet tegen. Ik heb er ge
noeg van, zeg ik. Stop het grote boek
ook maar in de zak. En leg dan een
dikke knoop in het touw. We praten
open en lag treurig op zijn rug door
het raam te kijken
Dag Pieter! knipoogde de maan.
Kijk niet zo treurig, jongen. Je ziet,
ik ben ook van de partij. Ik kijk door
alle ruiten en zie overal de schoen
tjes bij de kachel staan. Dat zal weer
een feest worden met al dat suiker
goed en marsepein....
Suikergoed en marsepein? brom
de Pieter. Malle maan, loop naar de
maan nee, dat gaat niet. Maar ik
bedoel: je weet er niets van, Suiker
goed en marsepein: laat me niet la
chen! De kinderen willen electrische
treinen en driewielers op luchtbanden
en slaappoppen en weet ik veel. We
rijden niet meer, Sint Nicolaas en ik.
Wat zul je me nou vertellen? en
de maan trok een heel verdrietig ge
zicht. Niet meer rijden op vijf Decem
ber? Maar dat méén je toch niet? En
ik heb nog wel een heldere lucht be
steld dat ik flink door de bomen kan
schijnen. Toe Pieter, praat nog eens
met Sint Nicolaas en vraag of hij de
hand over het hart wil halen.
Lieve beste maan, het helpt niet,
zei Pieter hoofdschuddend.
Toen werd de maan zo verdrietig
dat ze gauw achter een grote wolk
kroop om uit te huilen. En Pieter
veegde in het donker ook een traan
weg. O, als die zak maar niet zo stijf
dicht was. Dan ging hij nog aan het
zoeken, de hele nacht als 't moest,
of er nog niet één aardig kind was
overgebleven
Wacht eens even. Wacht eens even.
Pieter ging overeind in bed zitten. Er
was nog één briefje over, een opge
vouwen papiertje met een blauw
draadje er omheen. Dat hij dat ver
geten kon.
Drie tellen later stond een hijgende
Pieter buiten adem op de deur van
Sint Nicolaas te bonzen. Hij kon niet
stilstaan van plezier, en toen een sla
perige stem: Binnen! riep, tuimelde
hij pardoes de kamer in.
Sint Nicolaas, kijk eens, kijk nu
toch eens wat ik hier heb.
Sint Nicolaas zat recht overeind
van schrik. Hij dacht minstens dat er
brand was op alle 'verdiepingen tege
lijk. Maar bij het licht van de maan,
die alweer nieuwsgierig door het ven
ster keek, zag hij alleen maar Pieter
voor zijn bed staan. Pieter in zijn
pyama, met een wit opgevouwen pa
piertje in de zwarte hand.
Pieter, zei Sint Nicolaas streng.
Dat lijkt natuurlijk nergens naar.
Morgen ga je zelf in de zak.
Ja Sint Nicolaas, dat is goed,
zei Pieter braaf. Maar kijkt u dan
eerst eens wat ik hier heb.
De maan scheen nieuwsgierig op
de mooie witte sprei, Sint Nicolaas
schudde het hoofd, vouwde het pa
piertje open. en meteen viel er iets
op de sprei. Een lapje nee, 'n he
leboel gekleurde lapjes, op elkaar
vastgenaaid met een grote koperen
knoop.
Een inktlap? vroeg Sint Nicolaas
verbaasd. Wat moet ik nu met een
inktlap, Pieter? En waar komt die
vandaan?
Er is een briefje bü, zei de Mo
riaan, en hij lachte van het ene oor
naar het andere. Kijkt u maar eens op
de binnenkant van het papiertje, Sint
Nicolaas.
De goede bisschop zette zijn bril op,
hield het papiertje naar het maan
licht en las:
Liefe Sinniklaas. Dit is een ingk-
lap voor als u pen nat is. Ik heb dit
self ge-maakt voor u. Omdat u self
nooit wat kreigt als u jaarig ben. Dag
Sinniklaas. Anneke Molenaar.
Anneke Molenaar? Sint Nicolaas
keek Pieter aan, en Pieter maakte een
sprong in de lucht en klapte in de
handen.
Ziet u nu wel, Sint Nicolaas, dat
er nog best aardige kinderen zijn?
Toe maakt u de zak maar weer open.-
Het is een mooie inktlap, zei
hij, en knikte. Een héél mooie inkt
lap. Ik heb nog nooit een inktlap voor
mijn verjaardag gekregen. Toch aar
dig van die Anneke om aan me te
denken. Wat dacht je, Pieter? Zouden
we haar maar even een klein cadeau
tje gaan brengen?
En de anderen. Sint Nicolaas?
Krijgen de anderen dan helemaal
niets? Die goeie beste Pietr Icon dat
maar niet verdragen.
- Nu goed, zei Sint Nicolaas, en
knikte met een heel plezierig gezicht.
Vooruit dan maar. Ik ben wel heel
erg verkouden, en eigenlijk hebben al
die hebberige kinderen helemaal niets
verdiend, maar ik ben zó blij met
mijn inktlap. Dan allemaal maar een
pakje maar een kleintje hoor!
En zo is het gebeurd. Sint Nicolaas
heeft twee dikke borstrokken over
elkaar aangetrokken en een wollen
das om zijn hals geknoopt. En Pieter
heeft een grote doos met katjesdrop
in zijn broekzak gestoken. Zo zijn ze
samn op stap gegaan. Sint Nicolaas
op de schimmei en Pieter er naast.
De maan heeft hartelijk gelachen en
door de bomen gegluurd, net als in
het versje.
En dat jullie allemaal toch wat
gekregen hebben, al is het dan niet
wat je gevraagd had: dat hebben jul
lie enkel en alleen te danken aan die
kleine Anneke Molenaar.
Zij ligt zo heerlijk te slapen op zaal
negen van het grote ziekenhuis. Haar
zwarte vlechtjes liggen wijd uit op
het kussen met aan elk een pracht
van een vuurrode strik. Op de stoel
naast haar bed zit een pop met beel
dige krullen, en die past zolang op een
marsepeinen peer en een prentenboek
•van Hans en Grietje. Die kleine An
neke ziet nog heel witjes, maar ze
lacht in haar slaap. Eu dat mag ook
Wel. want de dokter heeft gezegd: dat
ze 'n heel klein beetje beter is dan
gisteren. Als dat zo doorgaat mag ze
misschien, héél misschien over een
paar weken naar moeder toe. Die ar
me moeder, die zo'n vreselijk verdriet
had over haar zieke Anneke dat ze
Sint Nicolaas te schrijven. Maar dat
helemaal vergeten was een brief aan
hindert niet. want Pieter heeft een
groot blauw kruis achter haar naam
gezet, met een ringetje er omheen.
Sint Nicolaas zal haar vast nooit
meer vergeten, want de inktlap zal
hem wel helpen onthouden. En als
hij straks in Spanje terug is, zal hij
die inktlap op zijn schrijftafel leggen,
vlak naast 2ijn gouden vulpen. Nie
mand mag er aan komen, en hij zal
zelf elke dag de koperen knoop glim
mend poetsen met de mouw van zijn
beste tabberd. Want hij is er gewel
dig trots op: omdat dit nu het aller
eerste geschenk is, dat hij op zijn
verjaardag heeft gekregen.
RIE VAN ROSSUM.