WAAROM DE SINT TOCH RIJDEN GING Hei Sinierklaascadeauije van Anneke Molenaar DONDERDAG 1 DECEMBER 1949 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 7 Van hebberige kinderen en een meisje, dat ook aan de Sint dacht Och, och, daar was toch bijna alles misgelopen. Gewoonweg een dubbeltje op zijn kant Als dat dubbeltje omgevallen was, hadden jullie op vijf De cember 's avonds naar bed kunnen gaan met een heel sip gezicht. Geen spe culaas, geen borstplaat, geen speelgoed niets niemendal. Alleen maar een sip gezicht. Ja echtik maak geen gekheid. Ik weet het van welingelichte zijde, zoals de krant altijd zegt. En die welingelichte zijde is natuurlijk Pieter de Mori aan. En dacht je dat die er om jokken zou? Mag hij immers niet: dan kwam hij toch zelf in het grote boek te staan, met een rood kruis achter zijn naam. Daarom geloofde ik hem ook dadelijk, toen hij het vertelde. Maar gelukkig het dubbeltje is niet omgevallen. Sint Nicolaas heeft toch maar weer de hand over het hart gestreken, en is op zijn verjaardag door Pieter in het zadel geholpen en uit rijden gegaan. Want Maar laat ik bij het begin begin nen, zoals het behoort. En dat begin was een valse rukwind op zee. Sint Nicolaas was met Pieter en de schimmel en een hele vracht koffers in Spanje op de boot gestapt. Hij had, net als elk jaar, de deftigste hut voor zich zelf besproken, en een kleintje daarnaast voor Pieter. De koffers met speelgoed en boeken en lekkers ston den allemaal stevig vastgesjord in het ruim. De schimmel had daar ook een plaatsje gekregen. Bij mooi weer moest Pieter hem elke dag aan dek brengen om een beetje met hem rond te stappen. Anders kreeg het brave beest zulke stijve poten en wat moet Sint Nicolaas daarmee boven op de daken beginnen. Met mooi weer: jawel. Maar in de Golf van Biscaje begon het zo aller verschrikkelijkst te stormen, dat alle passagiers zeeziek waren. Sint Nico laas óók een beetje, een héél klein beetje maar. Daarom bleef die goede oude bisschop ook maar stilletjes in zijn hut in bed zitten, met een kus sen achter de rug. Hij had zijn mooie mijter op het nachtkastje gezet, en in plaats daarvan droeg hij een fluwe len kalotje op zijn witte haar. Dat stond hem toch zo aardig. Echt jam mer dat wij hem nooit zo zien. Hij had een heel grote witte zakdoek uit zijn handkoffer gepakt en daar eer flinke scheut eau-de-cologne op ge- haar boven het dek. Pats! meteen had de storm zijn fluwelen kalotje te pak ken en blies het de lucht in! Dat was me wat: Sint Nicolaas kreeg een vre selijk koud hoofd en dat betekende natuurlijk een stevige verkoudheid. Maar daar riep iemand door het ge raas van de wind en de golven heen: Blijft u maar staan, Sint Nicolaas! Ik zal het wel even pakken! ter nergens gevonden. Hij had op alle naambordjes gekeken. Hij was zelfs alle scholen binnen gestapt en had de namen gelezen op alle schriften- Maar gek was dat: Die naam van Anneke Molenaar had hij nergens ge vonden. Toen Pieter de laatste schoen en het laatste schrift had afgewerkt was hij doodaf. Ik ga naar huis, dacht hij. Die An neke Molenaar is zeker vertrokken naar Canada of zo, daar gaan tegen woordig zoveel mensen heen. Ik zal Sint Nicolaas het boek gaan brengen em de hele zak vol briefjes en verder kan 11c er ook niets aan doen. HET ZIEKENHUIS Maar terwijl hij zo in zichzelf liep te mopperen door de stille stad waar alle huizen donker waren daar zag hij opeens aan de overkant een hele rij verlichte ramen. Hé, waren de mensen daar nog zo laat op? O wacht hij begreep het al. Boven de deur was een verlicht bord, en daar stond op: „Stadsziekenhuis." Hij was erg moe, maar och, die paar trappen kon hij nog wel lopen. Goeienavond. zei hij tegen de nachtportier in zijn hokje. Zijn hier misschien nog kinderen van het jaar Goeienavond die Zwarte Pieter. zei de nachtportier. Kinderen? Bij mij thuis wel, zes jongens, maar liefst, je mag ze best overslaan, want ze zijn braaf ondeugend. HET GROTE BOEK Die hield hij nu af en toe tegen de neus, dan zakte de zeeziekte weer een beetje. Hij sloeg telkens een blad zijde om van het grote boek waar „Kinderen van Nederland" op staat en volgde met de vinger regel voor regel alle namen. Had Pieter nergens 'n kruisje vergeten? Want _die kruis jes, moet je weten, zijn héél gewich tig. De een,krijgt een rood, en de an der een blauw. Als je een blauw ach ter je naam hebt staan, kim je op vier December gerust gaan slapen, want dan rijdt Sint Nicolaas vast en zeker je deur niet voorbij. Maar een rood kruisje ai ai ai. dat ziet er lelijk uit. Dan mag je blij zijn als je er met een zakje zout afkomt. Hoe Pieter aan die rode kruisjes komt? Wel, er worden aan het paleis van Sint Nicolaas het hele jaar door sta pels brieven bezorgd. Van vaders en moeders en grootvaders en grootmoe ders en meesters en bovenmeesters en politie-agenten zakken vol. En daarin staat precies en eerlijk hoe jullie je thuis en op school gedragen hebben. Jaaa en met de rapport cijfers erbij. Alleen, je moet dit goed begrijpen: die cijfers tellen lang niet allemaal mee. Er zijn er maar twee waar Sint Nicoaas zijn bril voor op zet. en dat zijn die voor gedrag en voor vlijt. Als die maar goed zijn, dan mag je heus wel eens een vijf voor Rekenen hebben of een zes voor Taal. Welzeker, alle kinderen zijn nu een maal niet even knap. Maar je behoor lijk gedragen en flink je best doen en beleefd en aardig zijn dat kan ieder kind, is dat waar of niet? ANNEKE MOLENAAR.. Goed, de wijsvinger van Sint Nico laas gleed langs de bladzijden en in 't eerst was alles in orde. Ja, er waren wel wat erg veel rode kruisjes, erg genoeg, maar dan kwam er weer een halve bladzij blauwe en dat maakte veel goed. Sint Nicolaas knikte tevre den, en sloeg de bladzijde om. Hij was gelukkig al bij de M. Hé, Anneke Molenaar had nog niets achter haar naam. Geen kruisje, geen regeltje over aardig of stout helemaal niets. Hoe kón dat? Wat wès er met die Anneke Molenaar? Was daar geen brief over gekomen? Sint Nicolaas legde zijn wijsvinger langs zijn neus en trok een heel diepe rimpel in zijn voorhoofd. Maar het hielp niets. Hoe hg ook zocht in alle hoekjes en gaatjes van zijn geheugen: hij vond geen kruimeltje, geen woord je over Anneke Molenaar. Eens even Pieter roepen: die had misschien weer zitten dromen onder 't oplezen. Sint Nicolaas haalde een zilveren fluitje onder zijn kussen vandaan en floot. Één keer. Twéé keer: een beetje harder. Drie keer: zo hard, dat de ka- Sitein aan dek de koksjongen, die em juist koffie bracht, in 't oor schreeuwde: Zeg tegen de kok dat hij die fluitketel afzet!! Maar wie er verscheen bij Sint Nicolaas geen Pieter. Toen stapte de bisschop uit bed, schoof zijn voeten in zijn paars fluwelen pantoffels en wandelde de deur uit. Nu ja. wandelde, wèndelde. Hij moest zich aan het bed en de wastafel en deurknop vasthouden, zo ging dat schip te keer. Maar eindelijk kreeg hij de deur toch open en riep: Pieter Pieter! Maar er kwam nie mand opdagen, en de hut daarnaast was ook leeg. Daar begreep Sint Ni colaas niets van. Was Pieter soms weer op het dek aan het grappen maken met de ma trozen? Eens even boven het trapgat kijken, dat kwam toch niet te pas. De oude bisschop begon met moei te het trapje op te klimmen, en stak zijn hoofd met het krullende witte Het was de koksjongen, die nog al tijd op weg was over het dek om de kok te gaan waarschuwen, dat hij de fluitketel moest afzetten. Hij hield zich stijf vast aan de railing met de ene hand, want in de andere moest hij zijn koffieketeltje vasthouden. En laat nu dat kalotje precies te gen dat keteltje waaien. Net om de tuit heen: hoe zocht de wind het zo prachtig uit. Het kalotje was natuurlijk wel een beetje nat geworden, toen de koks-, jongen het eindelijk aan Sint Nico laas kon overreiken. Maar het wès er nog en dat was het voornaamste. Want Sint Nicolaas had er maar één bij zich, en hij kon toch niet de hele dag met de mijter op lopen. IN NEDERLAND De boot kwam eindelijk behouden in Nederland aan en Sint Nico laas moest op zijn schimmel over de loopplank rijden. Gewone schimmels kennen dat kunstje niet, maar die van St. Nicolaas kan alles, dat vat je). Anders was 'f 'n heel feest, en nu deed ook weer iedereen geweldig zgn best. Er stonden 'n hele rij mijnheren met hoge hoeden op de kade en daarachter wel duizend kinde ren die met vlaggetjes zwaaiden. Alle matrozen en officieren van de stoom boot stonden aangetreden op het dek en salueerden en de koksjongen hing tot zijn broekriem uit de patrijspoort van de kombuis en zwaaide met zijn geschenk: het aller-allerprachtigste zakmes dat je voor geld kunt kopen, met wel zes mesjes en een kurke- trekker er in. Maar Sint Nicolaas was zo verkou den en zo tobberig, dat hij zelfs ver geten had zijn beste tabberd aan te trekken, zoals in het versje. Hij wuif de maar een beetje met zijn zakdoek naar de kinder., i en toen de deftigste mijnheer met 'n hoge hoed op vroeg of Zijne Eminentie ook iets zeggen wou, moest hij zo ontzettend niezen dat de microfoon omviel. Sint Nicolaas ging gauw naar zijn hotel en kroop dadelijk in bed, maar Pieter zei: Ik zal er wel alleen op uitgaan, en al de verlanglijstjes bij u op bed brengen. En ik zal aan iedereen vra gen of hij Anneke Molenaar soms kent. Nu, dat was goed. Sint Nicolaas dronk twee glazen heet suikerwater met citroen en ging een dutje doen. En Pieter gooide de zak over de schouder en ging in de late avond op stap om alle schoenen te inspecteren. Daar had hij wel even werk mee, want er waren weer heel wat kinde ren bijgekomen sinds verleden jaar. Toen het twaalf uur sloeg was de zak vol met opgevouwen verlanglijstjes, maar een Anneke Molenaar had Pie- Weet ik wel, zei Pieter met een knipoogje. Maar ik ben toch maar even in hun schoen gaan kij ken. Zijn hier nog klantjes voor me? Nee ja, wacht es even. Toch wel. Een Icleine meid, een aardig ding van zo'n jaar of zes. Maar daar behoef je geen moeite meer voor te doen, Pieter. Het zal meevallen als ze de vgfde December haalt. Is ze dan zo ziek? vroeg Pieter, en hg kreeg heus een grote traan in zgn linkeroog'hoek. Want Pieter is een gróte goeierd. zo zwart als hij' is. Ach man, zei die nachtportier. Dat kind is zo mager en zo witjes. Net een kaarsje, dat langzaam uit- faat. Vraag maar aan de zuster. Ze igt op zaal negen. Maar doe een beetje zachtjes. Pieter trok zgn schoenen uit in de hal en sloop een heleboel trappen op en gangen door tot hij voo een deur stond met Negen er op. Hij duwde die deur zachtjes open en keek naar binnen. Daar stond achter een scherm, een wit ledikantje. En dat ledikant lag een Idein meisje te slapen. weer beneden bij de portier. Die was juist door de telefoon aan 't praten •met iemand die vreselijk kwaad was en dus had hij helemaal geen tijd om iets tegen Pieter te zeggen. Die schoot als een haas in zijn schoenen, tooide de zak vol verlanglijstjes op e rug en draafde naar het hotel terug. OOK NIET IN HET ADRESBOEK Daar vond hg Sint Nicolaas nog klaar wakker. De goede oude bisschop zat rechtop in bed, met zijn kalotje op, dat weer helemaal droog was en zrjn bril op het puntje van zijn neus. Hij had een heel dik adresboek op de dekens liggen en nu zocht hij bg de M. of hij misschien ook een Molenaar kon vinden. Maar och heden, er woonden wel twintig Molenaars in deze stad. Hots.klots daar kwam Pieter binnenstrompelen met de grote zak en plofte die zo maar neer op het kleedje voor het bed. Sint Nicolaas hield zijn vinger bij de veertiende Mo. lenaar en keek over zijn bril. Zo. zo Pieter, je bent niet vroeg vannacht. Drink die anijsmelk maar even oip, die is goed voor je, en laat me dan maar eens zien wat je hebt mee gebracht. Pieter lustte eigenlijk helemaal geen anijsmelk, maar hij durfde dat niet tegen Sint Nicolaas zeggen, en dus dronk hij heel langzaam met 'n vies gezicht de beker leeg. Ondertussen had zijn meester de zak opengemaakt en het eerste opgevou wen briefje er uit genomen. Hij las het, trok een diepe rimpel boven zijn neus, schudde het hoofd en legde het papiertje op het adresboek. Met het tweede ging het al precies eender. En met het derde en vierde en vgfde.Toen Pieter eindelijk het laatste druppeltje anijsmelk had door geslikt was de rimpel boven de neus van Sint Nicolaas zo dik geworden dat je er wel een wasknijper op kon zetten. WAT ZIJN DAT VOOR KINDEREN? Wat zijn dat voor kinderen barstte Sint Nicolaas uit. Het is een schandaal, gewoon een schandaal. Hier weer zo'n brutale rakker: Sint Nicolaas. ik wou graag een driewieler hebben, maar op echte luchtbanden, anders is er niets aan. Vroeger waren de kinderen blij met een suikeren hart of een chocolade-kikker. En, wat wil deze nu weer? Een groote slaappop met echt haar en een grote poppen wagen met een kap die op en neer kan. Wel ja, zeker: dat meisje denkt zeker dat zoiets geen geld kost. Wat hebben we hier? Een trein met sein palen en rails en een tunnel, maar dan een electrische met een streep er onder. Is het niet ver schrikkelijk. Pieter neem het grote boek en schrijf op. Pieter, die heel kleintjes op een puntje van een stoel zat. pakte ge. hoorzaam het boek van het nacht- kasje en likte aan het rode potlood. Nu kun je zien hoe hg in de war was, want het is heel vies bm aan een pot_ lood te likken, en dan nog wel aan een rood. -Zijn goedige gezicht stond heel. be drukt en zijn zwarte vingers beefden. Klaar? vroeg Sint Nicolaas. Jjja, Em—minentie, bibberde Pieter en hield het boek op de kop. Schrijf op. Hoe heet die jongen van die driewieler? Wim de Groot? Schrap de naam van Wim de Groot maar door. En dat meisje met die slaappop dat is Gerrie van Dalen. Schrap haar óók door. Ja maar. Sint Nini Doe wat ik* zeg Pieter, en verder zwijgen. Ja, Sint Nicolaas. en Pieter haal. de een dikke rode streep door de ver keerde naam. want hij kon Gerrie van Dalen zo gauw niet vinden. er niet meer over. Ik rijd van 't jaar niet. Pieter zuchtte. Hij zuchtte heel diep. Natuurlijk, Sinterklaas had gelijk. Al die kinderen hadden het veel te bont gemaakt Maar niet rijden op vijf De cember, dat was nog nóóit gebeurd. Pieter raapte gehoorzaam alle brief jes op en stopte ze met handenvol in de zak. Hij bond het touw stijf vast en legde er nog eens een extra knoop op. Toen zocht hij voor Sint Nicolaas twee schone zakdoeken op, zei heel bedremmeld, wel te rusten en ging met de zak op de rug naar zijn eigen kamertje. Daar kleedde hij zich in het donker uit, trok zijn. rode pyama met ver gulde knopen aan en kroop in bed, want hij was doodaf. Maar hoe stijf hij zijn ogen dicht deed, hij kon niet slapen, en dus deed hij ze maar weer Ze lag zo stil, en haar smalle ge zichtje leek zo wit tussen de zwarte vlechtjes, dat Pieter dacht: Ik ge loof wezenlijk dat ze al dood is. Hg wilde zich al omkeren, maar daar sloeg het kleine ding de ogen op. Grote bruine ogen, die hem heel ver baasd aankeken en toen op eens be gonnen te schitteren. Pieter! fluisterde ze heel zacht jes. Zwarte Pieter! Echt waar? Zo echt als wat, zei Pieter en boog zich over haar bedje. Voel maar. Het smalle witte handje streek over de rode zijden mouw van Pieters buis, over het kleine kanten strookje aan zijn pols. Zeg kleine meid, begon Pieter, die de zuster hoorde aankomen. Heb je soms een verlanglijstje klaar gelegd in je schoen? De zwarte vlechtjes schuifelden over het kussen heen en weer. Mijn schoenen staan in de kast, fluisterde zij. Bij de zuster. Maar ik heb toch lekker wat. Zij schoof een handje onder het kus sen en haalde een klein opgevouwen papiertje te voorschijn, met een blauw draadje er omheen gebonden. Hier zul je dat aan Sint Nico laas geven Niet vergeten hoor. Komt in orde, beloofde Pieter en stak het papiertje in zijn broekzak, want de grote zak stond nog beneden bij de nachtportier. 't Is dat u Zwarte Pieter bent zei de zuster heel zachtjes, maar heel boos. Maar anders moest ik u een vre selijk standje geven. Het kind mag zich helemaal niet druk maken. Zij mag niet eens praten. Als zij niet meer in slaap kan komen is het uw schuld. Ik zal het nooit meer doen zus_ ter, beloofde Pieter benauwd en voor zg nog tot tien kon tellen was hij al Toen was de beurt aan Piet de Boer, die om èen electrische trein vroeg, en aan Nellie Dikkers, die vertelde dat liet poppenserviesje van verleden jaar helemaal gebroken was en dat ze nu een groter wilde hebben, wit met blauwe bloemetjes en met een echt theelichtje erbij. Sint Nicolaas werd hoe langer hoe bozer en Pieter kreeg het hoe langer hoe benauwder. Hij kon het al lang niet meer bij hou den, hg sloeg maar bladen om en' zocht als een dolleman naar namen. Hij sprong van de W. naar de D. en dan weer naar de G. en als hij niet zwart was geweest, zou hij vuurrood ge worden zijn van benaiiwdheid en ver driet. De mooie sprei lag vol met openge vouwen briefjes, maar de grote zak was nog lang niet leeg. Het gezicht van Sint Nicolaas zag vuurrood van boosheid, zijn bril was beslagen en zijn handen beefden. Nee Inriep Sint Nicolaas heel hard. Ik houd er mee op! Afgelopen! Mijn geduld is op. Ik wil geen verlanglijs tjes meer zien. Hat-sjie! Hatsjoe! En daar vlogen alle papiertjes als een sneeuwbui door de kamer! Op het nachtkastje, op de wastafel, op de grond en zelfs een in Pieters krulle- boL Hatsjie!! Raap ze allemaal op, zei Sint Ni colaas, toen de niesbui eindelijk be daard was. Stop ze maar in de zak, en bind hem stijf toe. Ja maar, Sint Nicolaas, u hebt ze allemaal nog lang niet gehad. Doe wat ik je zeg, Pieter, en spreek me niet tegen. Ik heb er ge noeg van, zeg ik. Stop het grote boek ook maar in de zak. En leg dan een dikke knoop in het touw. We praten open en lag treurig op zijn rug door het raam te kijken Dag Pieter! knipoogde de maan. Kijk niet zo treurig, jongen. Je ziet, ik ben ook van de partij. Ik kijk door alle ruiten en zie overal de schoen tjes bij de kachel staan. Dat zal weer een feest worden met al dat suiker goed en marsepein.... Suikergoed en marsepein? brom de Pieter. Malle maan, loop naar de maan nee, dat gaat niet. Maar ik bedoel: je weet er niets van, Suiker goed en marsepein: laat me niet la chen! De kinderen willen electrische treinen en driewielers op luchtbanden en slaappoppen en weet ik veel. We rijden niet meer, Sint Nicolaas en ik. Wat zul je me nou vertellen? en de maan trok een heel verdrietig ge zicht. Niet meer rijden op vijf Decem ber? Maar dat méén je toch niet? En ik heb nog wel een heldere lucht be steld dat ik flink door de bomen kan schijnen. Toe Pieter, praat nog eens met Sint Nicolaas en vraag of hij de hand over het hart wil halen. Lieve beste maan, het helpt niet, zei Pieter hoofdschuddend. Toen werd de maan zo verdrietig dat ze gauw achter een grote wolk kroop om uit te huilen. En Pieter veegde in het donker ook een traan weg. O, als die zak maar niet zo stijf dicht was. Dan ging hij nog aan het zoeken, de hele nacht als 't moest, of er nog niet één aardig kind was overgebleven Wacht eens even. Wacht eens even. Pieter ging overeind in bed zitten. Er was nog één briefje over, een opge vouwen papiertje met een blauw draadje er omheen. Dat hij dat ver geten kon. Drie tellen later stond een hijgende Pieter buiten adem op de deur van Sint Nicolaas te bonzen. Hij kon niet stilstaan van plezier, en toen een sla perige stem: Binnen! riep, tuimelde hij pardoes de kamer in. Sint Nicolaas, kijk eens, kijk nu toch eens wat ik hier heb. Sint Nicolaas zat recht overeind van schrik. Hij dacht minstens dat er brand was op alle 'verdiepingen tege lijk. Maar bij het licht van de maan, die alweer nieuwsgierig door het ven ster keek, zag hij alleen maar Pieter voor zijn bed staan. Pieter in zijn pyama, met een wit opgevouwen pa piertje in de zwarte hand. Pieter, zei Sint Nicolaas streng. Dat lijkt natuurlijk nergens naar. Morgen ga je zelf in de zak. Ja Sint Nicolaas, dat is goed, zei Pieter braaf. Maar kijkt u dan eerst eens wat ik hier heb. De maan scheen nieuwsgierig op de mooie witte sprei, Sint Nicolaas schudde het hoofd, vouwde het pa piertje open. en meteen viel er iets op de sprei. Een lapje nee, 'n he leboel gekleurde lapjes, op elkaar vastgenaaid met een grote koperen knoop. Een inktlap? vroeg Sint Nicolaas verbaasd. Wat moet ik nu met een inktlap, Pieter? En waar komt die vandaan? Er is een briefje bü, zei de Mo riaan, en hij lachte van het ene oor naar het andere. Kijkt u maar eens op de binnenkant van het papiertje, Sint Nicolaas. De goede bisschop zette zijn bril op, hield het papiertje naar het maan licht en las: Liefe Sinniklaas. Dit is een ingk- lap voor als u pen nat is. Ik heb dit self ge-maakt voor u. Omdat u self nooit wat kreigt als u jaarig ben. Dag Sinniklaas. Anneke Molenaar. Anneke Molenaar? Sint Nicolaas keek Pieter aan, en Pieter maakte een sprong in de lucht en klapte in de handen. Ziet u nu wel, Sint Nicolaas, dat er nog best aardige kinderen zijn? Toe maakt u de zak maar weer open.- Het is een mooie inktlap, zei hij, en knikte. Een héél mooie inkt lap. Ik heb nog nooit een inktlap voor mijn verjaardag gekregen. Toch aar dig van die Anneke om aan me te denken. Wat dacht je, Pieter? Zouden we haar maar even een klein cadeau tje gaan brengen? En de anderen. Sint Nicolaas? Krijgen de anderen dan helemaal niets? Die goeie beste Pietr Icon dat maar niet verdragen. - Nu goed, zei Sint Nicolaas, en knikte met een heel plezierig gezicht. Vooruit dan maar. Ik ben wel heel erg verkouden, en eigenlijk hebben al die hebberige kinderen helemaal niets verdiend, maar ik ben zó blij met mijn inktlap. Dan allemaal maar een pakje maar een kleintje hoor! En zo is het gebeurd. Sint Nicolaas heeft twee dikke borstrokken over elkaar aangetrokken en een wollen das om zijn hals geknoopt. En Pieter heeft een grote doos met katjesdrop in zijn broekzak gestoken. Zo zijn ze samn op stap gegaan. Sint Nicolaas op de schimmei en Pieter er naast. De maan heeft hartelijk gelachen en door de bomen gegluurd, net als in het versje. En dat jullie allemaal toch wat gekregen hebben, al is het dan niet wat je gevraagd had: dat hebben jul lie enkel en alleen te danken aan die kleine Anneke Molenaar. Zij ligt zo heerlijk te slapen op zaal negen van het grote ziekenhuis. Haar zwarte vlechtjes liggen wijd uit op het kussen met aan elk een pracht van een vuurrode strik. Op de stoel naast haar bed zit een pop met beel dige krullen, en die past zolang op een marsepeinen peer en een prentenboek •van Hans en Grietje. Die kleine An neke ziet nog heel witjes, maar ze lacht in haar slaap. Eu dat mag ook Wel. want de dokter heeft gezegd: dat ze 'n heel klein beetje beter is dan gisteren. Als dat zo doorgaat mag ze misschien, héél misschien over een paar weken naar moeder toe. Die ar me moeder, die zo'n vreselijk verdriet had over haar zieke Anneke dat ze Sint Nicolaas te schrijven. Maar dat helemaal vergeten was een brief aan hindert niet. want Pieter heeft een groot blauw kruis achter haar naam gezet, met een ringetje er omheen. Sint Nicolaas zal haar vast nooit meer vergeten, want de inktlap zal hem wel helpen onthouden. En als hij straks in Spanje terug is, zal hij die inktlap op zijn schrijftafel leggen, vlak naast 2ijn gouden vulpen. Nie mand mag er aan komen, en hij zal zelf elke dag de koperen knoop glim mend poetsen met de mouw van zijn beste tabberd. Want hij is er gewel dig trots op: omdat dit nu het aller eerste geschenk is, dat hij op zijn verjaardag heeft gekregen. RIE VAN ROSSUM.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1949 | | pagina 7