Waarom werd generaal Winkelman niet gewaarschuwd? Parlementaire Enquête-commissie nam ruim 500 verhoren af Olaf Aschberg weer ten tonele Centralisatie of decentralisatie? Parlementaire Enquête-commissie constateert enige ernstige fouten Hef ontslag van gen. Reynders Zeeuwse Almanak Onvoldoende waarschuwingen. TWEEDE BLAD PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT ZATERDAG 19 MAART 1949 Eerste deel van omvangrijk rapport verschenen In het eerste deel van haar rapport gaat de Parlementaire Enquête-commissie uitvoerig in op verschillende punten, wel ke nauw samenhangen met het militair beleid in de periode, welke voorafging aan de Duitse invasie. Speciaal de verhouding tussen Generaal Reynders, opperbevelhebber van land- en zeemacht, en de Regering en diens vervanging door Generaal Winkelman komen hierin aan de orde, maar ook de zeer belangrijke kwestie van de berichtgeving van de mi litaire attaché te Berlijn en het doorgeven van diens berichten aan de Opperbevelhebber. In het begin van haar thans gepubliceerd verslag deelt de parlementaire enquete-commis- sie mede, dat zij zoveel moge lijk getracht heeft tegen te gaan, dat getuigen de persoon van H. M. Koningin Wilhelmina in het geding brachten. Voor zover zij dit niet kon voorko men, heeft zij de hierop be trekking hebbende uitlatingen waar nodig uit de stenogram men geschrapt. Naar haar oor deel dwingt de grondwet hier toe. Het persoonlijk aandeel van H. M. in het gevoerde be leid zal eerst veel later door historici kunnen worden vast gesteld, indien dan althans -de daarvoor nodige gegeven^ nog verkrijgbaar zijn. Het niet mogen raadplegen van de notulen van de minister raad, gevoelt de commissie als een gemis, dat zij echter tot dusverre niet als onoverkome lijk beschouwt. STAAT VAN BELEG. De commissie verklaart te begrijpen, dat de regering hui verig was dadelijk in Septem ber 1939 de staat van oorlog of die van beleg in volle om vang af te kondigen, te meer omdat zij het voornemen had de Oorlogswet 1899 in dier voe ge te wijzigen, dat de buiten gewone bevoegdheden, welke deze wet toekent, door de re gering indien gewenst zouden kunnen worden overgedragen aan een nader aan te wijzen civiel orgaan. De commissie kan echter niet bewonderen, dat de regering nimmer kans heeft gezien dit wetsontwerp in te dienen en dat zij tot 19 April gewacht heeft met de af kondiging van de staat van be leg over het gehele land. Reeds door de inval in Noorwegen was men toch voldoende ge waarschuwd tegen het gevaar van een vijfde colonne. Na de afkondiging van de staat van beleg, werden slechts 21 per sonen als „staatsgevaarlijk" ge arresteerd, ondanks het feit, dat het departement van justi tie had voorgesteld enige hon derden personen te arresteren. Ook betreurt de commissie, dat het militair gezag geen bur gerwerkkrachten mocht vorde ren voor het gereedmaken van stellingen en dat geen toestem ming werd gegeven voor de noodzakelijke opruimingen voor stellingen. De boomgaarden voor de Grebbelinie mochten bijv. niet opgeruimd worden, hetgeen bij de gevechten een zeer nadelige invloed heeft ge had. DE BENOEMING VAN GENERAAL REYNDERS. Een volgend punt betreft de benoeming van It. generaal S. H. Reynders tot opperbevelheb ber. Hierbij constateert zij, dat staan heeft, dat voor hem aan leiding geweest is om te zeg gen, dat dit daarin niet opge nomen diende te worden, aan gezien het zuiver een veron derstelling was. De commissie erkent, dat het standpunt van generaal Reyn ders, dat hij te beslissen had welke berichten door de onder hem staande inlichtingendienst aan de regering behoorden te worden doorgegeven, formeel juist is. Evenals de militaire attaché's in het buitenland zich niet direct met de minister in verbinding behoorden te stel len. Dit formeel juiste stand punt werd echter door de op perbevelhebber in de practijk op zodanige wijze toegepast, dat de commissie zich levendig kan voorstellen „dat de minis ter bezwaren maakte. Het ging in elk geval niet aan de regels van de militaire hiërarchie ook toe te passen ten opzichte van de regering. Na 12 November 1939 bleek de berichtgeving van de mili taire attaché te Berlijn, de heer Sas, telkens schijnbaar on juist te zijn. Generaal Reyn ders, die hierdoor het vertrou wen in deze berichtgeving ver loor, blijkt zich hierin echter toch vergist te hebben. De mi nister heeft zich niet voldoen de tegen het ontslag aan de 1 heer Sas verzet, maar is na het ontslag aan generaal Reynders daarop direct teruggekomen. HET ONTSLAG. De commissie heeft uit de verhoren niet de indruk' ge kregen, dat invloeden buiten de regering aan het ontslag van de heer Reynders debet zijn. Met name neemt zij niet aan, dat stappen van de Duit se 'gezant in deze richting STRANDTENT. Terwijl de wind alsmaar bul derde rondom mijn luns, heb ik wanhopige pogingen aangewend om een houten strandtentje voor de komende zomer te hu ren in Zoutelande. Met een lie felijke glimlach hebben alle verhuurders van dergelijke on misbare apparaten - „Als je maar weet, dat ik niet naar het strand pa, als ik me met mijn drie kin deren in het zand uit moet kle den!" hitste mijn vrouw met hun liefelijkste glimlach dus, hebben al die verhuurders me naar hun collega's gestuurd. Telefonisch gelukkig. En het eindresultaat? Voor Juni en Juli kunnen ze me uit de brand helpen. Voor Augustus niet. En natuurlijk moet ik juist voor Augustus een tentje hebben, want dan hebben de kinderen vacantie... Als Maart, deze Maart van het jaar 1949, nu een vriende lijke maand was geweest, met lentezoelte en geuren van vroe ge bloemen, wellicht zouden dan ae Zoutelandse tentenverhuur ders milder gestemd zijn ge weest. En mij ook voor Augus tus alsnog een tentje hebben toebedeeld. Maar de staart van Maart bulderde vermoedelijk ook om. hun huis en hun hart en ze geven me niets. En ik heb de staart van Maart verwenst zeg nu zelf: waar blijven de twaalf gebruikelijke Maartse voorjaarsdagen? en mijn vrouw toegevoegd, dat ik er geen bezwaar tegen heb om me aan het strand uit te kleden en onze drie dochters ook niet en dat we dus desnoods in Au gustus wel alleen naar het strand zullen gaan- Toen daalde er in deze lente maand in ons huis een winterse kilte. GENERAAL REYNDERS reeds bij de benoeming geen voldoende basis voor weder zijds vertrouwen tussen rege ring en opperbevelhebber aan wezig was. Het is de commis sie gebleken, dat reeds onmid dellijk na het optreden van de nieuwe opperbevelhebber een verschil van mening tussen re gering en opperbevelhebber ontstond over de opzet van het krijgsplan. Generaal Reynders wenste principieel met de zelf de troepen achtereenvolgens de Grebbelinie en het Oostfront van de Vesting Holland te ver dedigen, terwijl de minister van defensie op het standpunt stond, dat in verband met het aantal beschikbare troepen tussen deze beide linies een keuze diende te worden ge daan. Achteraf deze zaak beoorde lende, meende de commissie, dat de regering de opperbevel hebber, toen bleek, dat de stra tegische inzichten van de rege ring en opperbevelhebber tegen elkaar botsten, dadelijk had moeten ontslaan.. PEELSTELLING. De vraag of het Franse op perbevel zich misleid heeft ge voeld door het terugtrekken van het lilde legerkorps en de lichte divisie uit de Peel-Raam- stelling, waardoor de Duitsers deze snel konden doorbreken, meent de commissie ontken nend te moeten beantwoorden omdat uit de verklaring van de Franse militaire attaché is ge bleken, dat de Franse opperbe velhebber reeds in November 1939 niet van plan was zijn troepen hierheen te laten op rukken. DE ACTIVITEIT VAN DE LUCHTMACHT. Een van de grieven van de minister van defensie tegen de opperbevelhebber was, dat de ze niet actief genoeg zou zijn opgetreden tegen de schendin gen van ons luchtruim. De commissie voert hiertegenover aan, dat onze luchtmacht daar toe te klein was en dat de pres taties van de vliegers in de Meidagen hen zeker vrijwaren tegen elke verdenking van on voldoende activiteit gedurende de mobilisatie. INLICHTINGEN AAN DE REGERING. Ook minister Dijxhoorn heeft in zijn brochure aangevoerd, dat Generaal Reynders aan een officier van het „bureau in lichtingen" van het algemeen hoofdkwartier opdracht had ge geven aan H. M. de Koningin en aan de minister van defen sie geen volledige inlichtingen, meer té verstrekken, omdat H. M. daarvan zenuwachtig werd en de minister maar aanleiding kreeg zich met de zaken te bemoeien. De heer Reynders heeft bij zijn eerste verhoor verklaard, dat hij niet had kunnen achter halen. wat met deze klacht was bedoeld. Er gingen van de in lichtingendienst steeds berich ten uit èn naar H. M. de Ko ningin èn naar de minister. Wel achtte hij het mogelijk, dat in deze berichten eens iets ge- ook maar van enige invloed zijn geweest. De commissie meent samen, vattend te mogen concluderen, dat de regering, gegeven de situatie, dat het kabinet geen vertrouwen had in het. krijgs beleid van de heer Reynders en in zijn persoonlijkheid over het algemeen, hem terecht heeft ontslagen. Wel meent de commissie er op deze plaats haar bevreemding over te moeten uitspreken, dat de regering in 1940 blijkbaar geen termen aanwezig achtte generaal Reynders de gebrui kelijke decoratie te verlenen. Juist het uitblijven hiervan kon niet nalaten aan het ont slag een onnodig pijnlijk ac cent te geven. NEUTRALITEITS POLITIEK. De commissie meent voorts dat de benoeming van de heer Winkelman tot opperbevelheb ber op verantwoorde wijze is geschied. In 1939 en 1940 voerde de Nederlandse regering een neu traliteitspolitiek, welke een krijgsbeela ten gevolge had, waarbij onze verdediging naar 2-zijden gericht diende te zijn naar het Oosten en naar het Westen. Door de berichtgeving van de militaire attaché te Berlijn was het algemeen hoofdkwar tier op de laatste avond voor de inval voldoende gewaar schuwd. Ook reeds in de loop van de voorafgaande maan den had de militaire attaché verschillende berichten naar Nederland doorgezonden. O.a, heeft hij een dag of eertien voor de aanval het bericht doorgezonden, dat er I een pantserdivisie gereed stond om op te rukken in de 1 richting 's-Hertogenbosch LangstraatMoerdijkRot terdam. Het is de commissie gebleken, dat deze waarschu wing bij de inlichtingendienst is aangekomen. Het merk waardige is echter, dat dit bericht, dat uit de aard der 7,aak van het hoogste belang was In verband met de ver dediging van de Moerdijkbrug, niet ter kennis van de Op- pervelhebber is gekomen. Het is de commissie niet mogen gelukken uit te maken aan wiens schuld deze omissie te wjjten zou zijn. De commissie is van oordeel dat de Commandant van de Vesting Holland in elk geval een telexbericht van het alge meen hoofdkwartier, waaruit bleek, dat de toestand aan de grens ernstig was, aan zijn ondergeschikte troepencom- dant had moeten doorgeven. Het is voorts onbegrijpelijk, dat, toen bij het algemeen hoofdkwartier reeds te om- stereeks drie uur de eerste be richten van de grensoverschrij ding waren binnengekomen, niet onmiddellijk alle onder commandanten zijn gewaar schuwd. Via hen hadden dan ook alle troepenonderdelen in de Vesting Holland kunnen zijn gewaarschuwd, terwijl ook de vliegvelden beter waren voorbereid geweest. Waardering voor generaal Winkelman. Tenslotte wil de commissie niet nalaten als haar mening uit te spreken, dat generaal Winkelman zich met zijn vol le persoon heeft ingezet voor de taak, welke hem was opge dragen. Ondanks de grote ach terstand op defensiegebied hier te Lande heeft hy ge tracht met de beschikbare middelen het uiterste te berei ken, dat bereikt kon worden. In het bijzonder heeft de commissie grote waardering voor de beheerste en beleid volle wijze, waarop hij in de oorlogsdagen zyn bovenmatig zware taaie heeft vervuld. STEMMEN UIT DE KERKEN Elke provincie, classis en gemeente moet mee de vaart der Kerk bepalen. Met ingang van 27 Maart zal het vleesrantsoen in Engeland verlaagd worden. Als reden werd genoemd het feit. dat „de aanvoer uit Argentinië niet verbeterd is". Ontwerp-Kerkorde biedt vele mogelijkheden. Gestadig aan werkt de Sy node der Ned. Hervormde Kerk door aan de kerkorde. In de eerste lezing is deze reeds aanvaard. Met de ordi nantiën die er mee samen hangen is men reeds begonnen. In de kerkorde zelf zyn de grote lynen getrokken. Bij de behandeling der ordinantiën kan veel „kleingoed" over hoop worden gehaald. Men zal nu eenmaal rekening moeten houden met veel „gevallen" die zich kunnen voordoen. De Generale Synode is te vergelijken met een electrische centrale en de commissie voor de kerkorde met een turbine, die de stroom moet opwekken. Deze stroom is niet bestemd om in de centrale te blyven, maar om tot in de uiterste hoeken van het net te w orden gebruikt. Daar moet een knop worden omgedraaid, opdat er een lamp gaat branden en een schakelaar worden overge haald, opdat er een machine gaat draaien. Dat, wat er in de Generale Synode gebeurt, moet door dringen tot in alle Gemeenten van tie Kerk. Daar moet er ook iets aan gaan branden en draalen. Geen beeld ls volledig of kan tot in alle onderdelen worden toegepast. Dat is ook hier 't geval. Zo zou 't de indruk kunnen maken dat het de bedoeling was door de kerkorde van de Ned. Her vormde Kerk een kerk te ma ken die geheel en al van een centrale plaats uit geleid en bestuurdwordt. Menigeen vreest dit en dan gaat het van kwaad tot erger. Men zou dan nog liever houden wat er nu is. Men huivert van de ge dachte dat van boven af alles missie: drie wetenschappelijke medewerkers, die elk één der com missies bijstaan: een aantal losse wetenschappelijke medewerkers voor het onderzoek van archieven, enz.; een technische staf onder leiding van de heer Goossens met vijftien typistes: de Kamersteno grafen, die talrijke verhoren heb ben opgenomen: een dictafoonin- stallatie voor de verhoren en eni ge boden. Op 17 Februari 1948 begonnen twee der sub-commissies met de verhoren; de eerste, die zich voor- Oud-GG. Tjarda negen uur achtereen onder het mes Deksel gaat van de doofpot. (Van onze parlementaire redacteur). De opdracht, welke de negen leden van de parlementaire enquête commissie, benoemd op 12 November 1947, meekregen, was eenvou dig geformuleerd. Stelt u maar eens een onderzoek in naar het rege ringsbeleid der kabinetten-de Geer, -Gerbrandy en -Schermerhorn- Drees. sedert de Duitse inval in Nederland van 10 Mei 1940 en de oorlog met Japan tot aan de opening van de zitting van de voor lopige Staten-Generaal op 20 November 1945, alsmede naar het daar aan voorafgaande beleid, voor zover dit onmiddellijk verband houdt met de gebeurtenissen in deze tijdvakken. Zó luidde het vriendelijke verzoek en de ene dame en de acht heren konden zich schrap zetten. Ter verduidelijking werd gezegd, dat men van hen een rapport ver wachtte over: a) het militaire be leid gedurende de Meidagen 1940 n, voor zover daarmede in onmid dellijk verband staande, vóórdien; en, voor zover daarmede in onmid- terraad. het besluit tot het over brengen van de zetel der regering naar het buitenland is tot stand ge komen en de daaraan gegeven uit voering; c) de opvattingen, waar door deze kabinetten en hun leden zich hebben laten leiden ten aan zien van de voortzetting van de oorlog en de Nederlandse deelne ming daaraan; d) het aftreden van jhr. mr. D. J. de Geer als minister van Algemene Zaken en van Fi nanciën en als voorzitter van de Raad van Ministers; e) de aan jhr. de Geer verstrekte opdracht voor een reis naar Nederlands- Indië en het falen daarin, alsmede de wijze, waarop hij naar Neder land heeft kunnen terugkeren; f) de verbindingen met het bezette Nederlandse gebied, in het bijzon der de militaire en civiele inlich tingendiensten; g) het geven van leiding en voorlichting aan ambte naren en burgers in de bezette ge bieden; h) het contact met en de politiek ten aanzien van de ver zetsbeweging in Nederland; i) het beleid ten aanzien van de organi satie der Nederlandse en binnen landse strijdkrachten; j) de voor bereiding van de organisatie van het bestuur na de bevrijding, on der andere het militair gezag en de uitvoering daarvan: k) het fi nanciële beleid, daaronder begre pen het aankoopbeleid; 1) de ver tegenwoordiging van Nederland in het buitenland en de behartiging der Nederlandse belangen aldaar: m) de mate. waarin en de wijze waarop de hulpverlening aan Ne derlandse krijgsgevangenen en ci viele gedetineerden heeft plaats gevonden; n) het beleid betref fende de overzeese gebiedsdelen, daaronder begrepen het beleid der Nederlands-Indische regering: o) de moeilijkheden, welke zich in deze kabinetten hebben voorge daan. voor zover van invloed op de regeringspolitiek, in het bijzonder de aan die leden van die kabinet ten verleende ontslagen. GEEN KLEINIGHEID. Dat was geen kleinigheid en al spoedig stond vast, dat men bin nen de aan de commissie gestelde termijn van één jaar niet zou klaarkomen. Men begon vol goede moed aan deze grootste parlemen taire enquête, die ons land ooit gekend heeft. De commissie bouw de eerst haar apparaat op, dat tenslotte bestond uit drie sub commissies met mr. P. A. Donker als algemeen voorzitter; mr. A. F. Schepel, de griffier van de Twee de Kamer als griffier van de com- al bezig houdt met de politieke aspecten van de zaak, had enig oponthoud, aangezien eerst de be voegdheid van de commissie gere geld moest worden betreffende het kennisnemen van de notulen van de ministerraad, doch op 13 April 1948 toog ook zij aan de arbeid. EEN RECORD. Er zijn thans over de 500 per sonen gehoord. Daar waren lange ondervragingen bij. Het record sloeg de oud-Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Steehouwer, die met slechts een half uur onderbreking van rs mor gens tien uur tot des avonds half acht onder het mes was, doch dat sportief opvatte. Uiteraard vergden de verboren en de vergaderingen veel tijd. Tal rijke -zaken moesten in de plenaire vergadering, die reeds meer dan zestig maal bijeenkwam, behan deld worden. Vooral in de laatste zes maanden zijn verscheidene bijeenkomsten gehouden voor de vaststelling van de verslagen. Beer veel medewerking onder vond de commissie van de ruim 500 getuigen. Slechts drie maal moest er één gedagvaard worden. Talrijke personen en lichamen heb ben de enquêteurs aan waardevol materiaal geholpen. Nog altijd gaan de verhoren door. Wat de punten g, h, en n, betreft moeten zij zelfs nog be ginnen. Over ongeveer twee maan den hoopt de commissie een vol gend deel van haar verslag te pu bliceren en wel over de punten b, c. d en e. Zij koestert zelfs de optimisti sche wens geregeld om de twee maanden een nieuwe publicatie ge reed te hebben, waarin telkens uitermate belangwekkende feiten aan de openbaarheid prijs gegeven zullen worden. Door deze enquête zal de politieke en parlementaire geschiedenis van 1940 tot 1945 stukken beter bekend worden dan van welke periode van onze his torie. Niet alleen voor het ver leden. maar ook ongetwijfeld voor de toekomst heeft het rapport van de commissie een grote betekenis. Voor het thans verschenen deel bestaat zo veel belangstelling, dat het reeds is uitverkocht, zodat aan een tweede druk begonnen moest worden, VOLGENDE DEEL. In het volgende deel zal de sluier opgelicht worden, die hangt over de handhaving van onze neutrali teitspolitiek van vóór 1940 en over het zogenaamde Venlo-incident; over het vertrek van de Koningin en het Prinselijk Gezin; de over dracht van het oppercommando aan generaal Wilkelman; het bom bardement van Rotterdam; de ca pitulatie; de escapades van jhr. De Geer; het plan om de zetel van de regering naar Indonesië over te brengen en de Indische g;jzelaars. De enquête bewijst, dat het en quêterecht van ons parlement, dat sinds 60 jaar niet meer gebruikt was. nog altijd goed hanteerbaar is. Het verslag geeft nagenoeg ge heel de eenstemmige mening van de commissie, waarin Kamerleden van zeer onderscheiden politieke richtingen zijn opgenomen, weer. Slechts op twee of drie plaatsen is sprake van een afwijkend inzicht van een of meer leden. De geheimzinnige figuur in de Russische politiek WAT VOERT HIJ IN ZIJN SCHILD? (Van onze correspondent) BERLIJN, Maart De ZweedsRussische bankier Olaf Aschberg, wellicht de geheimzinnigste figuur ach ter de schermen van de Sov- i et-Russische politiek, doet wederom van zich spreken. Maar zoals het altiid bil hem gaat er dringt pas iets tot het openbaar door. wanneer hii allang weer vertrokken is. Zo meldt het met Britse ver gunning verschijnende libe raal-democratische blad ..Ber liner Montags-Echo", dat Olaf Aschberg op 12 October 1948 in het Sovjet-Russische hotel „Intourist" in de Krausen- strasse te Berlijn heeft gelo geerd. maar tien dagen later naar Hamburg is vertrokken. Pas toen vernam men in fi nanciële kringen te Berlijn, dat Olaf Aschberg met de fi nanciële afdeling van 't Sov- iet-Militaire bestuur bespre kingen had gevoerd. Enkele weken tevoren werd Asch berg te Praag en Parijs ge signaleerd. Het verblijf van deze ban kier te Hamburg hield vol gens financiële kringen te Hamburg verband met de on derhandelingen over de effec ten. die in Berliin in collec tieve depóts wei-den bewaard en die na de Duitse capitula tie door de Russen als oor logsbuit in beslag werden ge nomen. Deze effecten zouden als een nieuw wapen in de koude oorlog worden ge bruikt. Inderdaad is nu uitge lekt. dat deze effecten tegen de West-Europese valuta ge bruikt zullen worden. De waarde van de effecten wordt op 40 milliard RM geschat. Bovendien zouden door Asch berg oude wissels ter waarde van 60 millioen RM. die in handen van de Sovjets zijn, in de Westelijke zones worden aangeboden. ONMOGELIJK? In West-Duitse financiële kringen acht men dergelijke projecten practisch onuitvoer baar. Ook al zouden de wis sels worden gepresenteerd, transacties met de effecten, afkomstig uit de collectieve depóts, zullen nauwelijks mo gelijk ziin. De controle op de omzet is zo scherp en de markt voor de effecten zoda nig beperkt, dat de effecten in het Westen nauwelijks ver kocht kunnen worden. De Zweeds-Russische ban kier moet echter op een of an dere wijze bij 't totstandko men van de plannen tot nau we samenwerking van de Oost-Eui'opese landen zijn be trokken. dat men deze ge neigd is plan-Aschberg te noemen. Ook het door Lenin in 1921 gepropageerde ..Nieu we Economische Plan" (NEP) was van Aschberg afkomstig! STOF.. Het feit. dat Olaf Aschberg weer ten tonele is versche nen. heeft te Berlijn en elders heel wat stof doen opwaaien. Volgens inlichtingen uit Ita liaanse bronnen hebben de reizen van deze geheimzinni ge figuur een belangrijke po litieke achtergrond, aangezien Aschberg in zeer nauwe rela tie tot vooraanstaande com munistische politici in Frank rijk. Italië. Tsjecho-Slowakije en andere landen staat. Wij herinneren in dit verband slechts aan de onthullingen van Jules Moch. de Franse minister van Binnenlandse Zaken, eind November vorig jaar over de Banque de l'Eu- rope du Nord te Parijs. De aandelen van deze bank be vinden zich volgens Moch vrijwel uitsluitend in handen van twee Sovjet-banken. De bank wikkelt in hoofdzaak de internationale transacties van de communistische partij van Frankrijk af. De directeur-ge neraal van genoemde bank, Hilsum. een genaturaliseerde Rus. betwist weliswaar, dat zal worden bevolen. Toch zou ik het beeld van de electrische centrale nog even willen aanhouden Daar laat men de machines niet willekeurig draaien en electri- citeit opwekken, maar dit wordt tenslotte bepaald door de gezamelijke afnemers. Zo moet in de Kerk elke gemeente, elke classis, elke provincie mee bepalen de vaart van het geheel der Kerk. Het top-orgaan, de Ge nerale Synode, waar alle dra den samenkomen, zal machte loos wezen, als zy niet door de Kerk in haar geheel wordt voortgestuwd. Door menigeen is gewezen op het gevaar van centralisa tie. De vrees dat alles van boven af zal worden opgelegd, zit er achter. Wanneer bijv. met kerkvoogden gesproken wordt over de voorgestelde re geling van het beheer der kerkelijke goederen. waarbij- de kerkvoogden worden opge nomen in de kerkeraad, kan men steevast de opmerking horen dat dit zo maar van boven af wordt opgelegd, dit ondanks het feit dat de voor gestelde regeling juist uit de kringen der kerkvoogdyen is voortgekomen. Men vreest meerdere centra- licatie in de Kerk. Toch geeft juist het ontwerp-kerkorde prachtige mogelijkheden voor decentralisatie. Deze zullen, als het goed is, benut moeten worden, opdat er van de gehe le Kerk uit de nodige stuwen de invloed op het top-orgaan, de Generale Synode, zal kun nen uitgaan. Wanneer te zij ner tyd de kerkorde zou wor den aanvaard, omdat die nu eenmaal opgelegd is, is het van den beginne af aan vol komen mis. Wanneer de kerk orde, tegelijk met het besef van roeping ln deze wereld, een vrijheid van beweging geeft, dan is het goed. In elke provincie zijn pro vinciale kerkvergaderingen ge dacht, die van grote betekenis .kunnen worden. De' afgevaar digden hierheen zullen natuur lijk alle delen van de provin cie vertegenwoordigen. Naast ouderlingen en predikanten hebben diakenen en kerkvoog den hierin zitting. Deze pro vinciale kerkvergadering zal een of meer organen van bij- stand moeten hebben. Wense lijkheden en mogelijkheden zullen moeten worden bezien. Opdrachten kunnen worden ge geven, opdat op verschillende arbeids velden 't kerkelijk le ven in de provincie, wordt be vorderd. In 'n provincie be hoeft men niet te wachten op hetgeen van boven af als wen- sely.k wordt geoordeeld. De prov. kerkvergadering kan zelf allerlei initiatieven nemen. Als het goed is, zal zy dit ook doen en betrekkelyk on- afhankelyk haar weg zoeken. Zoals de vereniging Kinder- zorg een prachtig stuk pro vinciaal kerkelijk leven is en zich in de toekomst ook wel op de provinciale .kerkvergade ring zal richten, wanneer deze werkelijkheid geworden is, zo zullen er meer prov. kerke lijke organen moeten komen, die leiding geven aan het ker- kewerk in de meest brede zin. Het ontwerp kerkorde heeft ook' voor de kerkvoogdijen ge dacht aan een provinciale Kerkvoogdij-Commissie, die leiding en voorlichting moet geven en een centraal orgaan zal kunnen zyn. Deze decentralisatie zal in elke provincie overwogen moeten worden. Vooral omdat het terrein beperkter is en reeds eeuwen één geheel vormt, liggen hier mogelijkhe den, die vruchtbaar benut kun nen worden. H. zijn instelling aan politieke partijen of kranten subsidies verleent, maar de feiten, die Moch onthulde, tonen het te gendeel aan. DE MAN, DIE LENIN FINANCIERDE. Olaf Aschberg is ook de man, die in 1917 Lenin te Zü- rich in Zwitserland ontmoette en hem het geld voor de reis naar Petersburg gat Hii fi nancierde in het begin de Sovjetregering en kreeg uit erkentelijkheid in 1922 toe stemming om met eigen kapi taal een bank voor de buiten landse handel op te richten en goederen, in hoofdzaak waardevolle bezittingen van de Russische Tsaar en de Rus sische adel uit Rusland uit te voeren. Voordat deze bank genationaliseerd werd (1925) kon Aschberg op enorme schaal zaken doen, die zijn reputatie als bankier van het Kremlin vestigden. Aschberg heeft in geheel West-Europa bezittingen. Deskundigen op het gebied van de Sovjetpolitiek zijn van oordeel, dat het optreden van Aschberg ten nauwste ver band houdt met de steeds ge ringer wordende invloed van de communistische partijen in de West-Europese landen. Aschberg reist rond om op drachten uit te voeren, waar mede de leiders van de com munistische partijen in West- Europa blijkbaar niet meer belast kunnen worden,... (Nadruk verboden)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1949 | | pagina 3