Waarom werd generaal Winkelman
niet gewaarschuwd?
Parlementaire Enquête-commissie
nam ruim 500 verhoren af
Olaf Aschberg weer ten tonele
Centralisatie
of decentralisatie?
Parlementaire Enquête-commissie
constateert enige ernstige fouten
Hef ontslag van gen. Reynders
Zeeuwse Almanak
Onvoldoende
waarschuwingen.
TWEEDE BLAD
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
ZATERDAG 19 MAART 1949
Eerste deel van omvangrijk
rapport verschenen
In het eerste deel van haar rapport gaat de Parlementaire
Enquête-commissie uitvoerig in op verschillende punten, wel
ke nauw samenhangen met het militair beleid in de
periode, welke voorafging aan de Duitse invasie. Speciaal de
verhouding tussen Generaal Reynders, opperbevelhebber van
land- en zeemacht, en de Regering en diens vervanging door
Generaal Winkelman komen hierin aan de orde, maar ook
de zeer belangrijke kwestie van de berichtgeving van de mi
litaire attaché te Berlijn en het doorgeven van diens berichten
aan de Opperbevelhebber.
In het begin van haar thans
gepubliceerd verslag deelt de
parlementaire enquete-commis-
sie mede, dat zij zoveel moge
lijk getracht heeft tegen te
gaan, dat getuigen de persoon
van H. M. Koningin Wilhelmina
in het geding brachten. Voor
zover zij dit niet kon voorko
men, heeft zij de hierop be
trekking hebbende uitlatingen
waar nodig uit de stenogram
men geschrapt. Naar haar oor
deel dwingt de grondwet hier
toe. Het persoonlijk aandeel
van H. M. in het gevoerde be
leid zal eerst veel later door
historici kunnen worden vast
gesteld, indien dan althans -de
daarvoor nodige gegeven^ nog
verkrijgbaar zijn.
Het niet mogen raadplegen
van de notulen van de minister
raad, gevoelt de commissie als
een gemis, dat zij echter tot
dusverre niet als onoverkome
lijk beschouwt.
STAAT VAN BELEG.
De commissie verklaart te
begrijpen, dat de regering hui
verig was dadelijk in Septem
ber 1939 de staat van oorlog
of die van beleg in volle om
vang af te kondigen, te meer
omdat zij het voornemen had
de Oorlogswet 1899 in dier voe
ge te wijzigen, dat de buiten
gewone bevoegdheden, welke
deze wet toekent, door de re
gering indien gewenst zouden
kunnen worden overgedragen
aan een nader aan te wijzen
civiel orgaan. De commissie
kan echter niet bewonderen,
dat de regering nimmer kans
heeft gezien dit wetsontwerp
in te dienen en dat zij tot 19
April gewacht heeft met de af
kondiging van de staat van be
leg over het gehele land. Reeds
door de inval in Noorwegen
was men toch voldoende ge
waarschuwd tegen het gevaar
van een vijfde colonne. Na de
afkondiging van de staat van
beleg, werden slechts 21 per
sonen als „staatsgevaarlijk" ge
arresteerd, ondanks het feit,
dat het departement van justi
tie had voorgesteld enige hon
derden personen te arresteren.
Ook betreurt de commissie,
dat het militair gezag geen bur
gerwerkkrachten mocht vorde
ren voor het gereedmaken van
stellingen en dat geen toestem
ming werd gegeven voor de
noodzakelijke opruimingen voor
stellingen. De boomgaarden
voor de Grebbelinie mochten
bijv. niet opgeruimd worden,
hetgeen bij de gevechten een
zeer nadelige invloed heeft ge
had.
DE BENOEMING VAN
GENERAAL REYNDERS.
Een volgend punt betreft de
benoeming van It. generaal S.
H. Reynders tot opperbevelheb
ber. Hierbij constateert zij, dat
staan heeft, dat voor hem aan
leiding geweest is om te zeg
gen, dat dit daarin niet opge
nomen diende te worden, aan
gezien het zuiver een veron
derstelling was.
De commissie erkent, dat het
standpunt van generaal Reyn
ders, dat hij te beslissen had
welke berichten door de onder
hem staande inlichtingendienst
aan de regering behoorden te
worden doorgegeven, formeel
juist is. Evenals de militaire
attaché's in het buitenland zich
niet direct met de minister in
verbinding behoorden te stel
len. Dit formeel juiste stand
punt werd echter door de op
perbevelhebber in de practijk
op zodanige wijze toegepast,
dat de commissie zich levendig
kan voorstellen „dat de minis
ter bezwaren maakte. Het ging
in elk geval niet aan de regels
van de militaire hiërarchie ook
toe te passen ten opzichte van
de regering.
Na 12 November 1939 bleek
de berichtgeving van de mili
taire attaché te Berlijn, de
heer Sas, telkens schijnbaar on
juist te zijn. Generaal Reyn
ders, die hierdoor het vertrou
wen in deze berichtgeving ver
loor, blijkt zich hierin echter
toch vergist te hebben. De mi
nister heeft zich niet voldoen
de tegen het ontslag aan de
1 heer Sas verzet, maar is na het
ontslag aan generaal Reynders
daarop direct teruggekomen.
HET ONTSLAG.
De commissie heeft uit de
verhoren niet de indruk' ge
kregen, dat invloeden buiten
de regering aan het ontslag
van de heer Reynders debet
zijn. Met name neemt zij niet
aan, dat stappen van de Duit
se 'gezant in deze richting
STRANDTENT.
Terwijl de wind alsmaar bul
derde rondom mijn luns, heb ik
wanhopige pogingen aangewend
om een houten strandtentje
voor de komende zomer te hu
ren in Zoutelande. Met een lie
felijke glimlach hebben alle
verhuurders van dergelijke on
misbare apparaten - „Als je maar
weet, dat ik niet naar het strand
pa, als ik me met mijn drie kin
deren in het zand uit moet kle
den!" hitste mijn vrouw met
hun liefelijkste glimlach dus,
hebben al die verhuurders me
naar hun collega's gestuurd.
Telefonisch gelukkig. En het
eindresultaat?
Voor Juni en Juli kunnen ze
me uit de brand helpen. Voor
Augustus niet. En natuurlijk
moet ik juist voor Augustus een
tentje hebben, want dan hebben
de kinderen vacantie...
Als Maart, deze Maart van
het jaar 1949, nu een vriende
lijke maand was geweest, met
lentezoelte en geuren van vroe
ge bloemen, wellicht zouden dan
ae Zoutelandse tentenverhuur
ders milder gestemd zijn ge
weest. En mij ook voor Augus
tus alsnog een tentje hebben
toebedeeld. Maar de staart van
Maart bulderde vermoedelijk
ook om. hun huis en hun hart
en ze geven me niets.
En ik heb de staart van Maart
verwenst zeg nu zelf: waar
blijven de twaalf gebruikelijke
Maartse voorjaarsdagen? en
mijn vrouw toegevoegd, dat ik
er geen bezwaar tegen heb om
me aan het strand uit te kleden
en onze drie dochters ook niet
en dat we dus desnoods in Au
gustus wel alleen naar het
strand zullen gaan-
Toen daalde er in deze lente
maand in ons huis een winterse
kilte.
GENERAAL REYNDERS
reeds bij de benoeming geen
voldoende basis voor weder
zijds vertrouwen tussen rege
ring en opperbevelhebber aan
wezig was. Het is de commis
sie gebleken, dat reeds onmid
dellijk na het optreden van de
nieuwe opperbevelhebber een
verschil van mening tussen re
gering en opperbevelhebber
ontstond over de opzet van het
krijgsplan. Generaal Reynders
wenste principieel met de zelf
de troepen achtereenvolgens de
Grebbelinie en het Oostfront
van de Vesting Holland te ver
dedigen, terwijl de minister
van defensie op het standpunt
stond, dat in verband met het
aantal beschikbare troepen
tussen deze beide linies een
keuze diende te worden ge
daan.
Achteraf deze zaak beoorde
lende, meende de commissie,
dat de regering de opperbevel
hebber, toen bleek, dat de stra
tegische inzichten van de rege
ring en opperbevelhebber tegen
elkaar botsten, dadelijk had
moeten ontslaan..
PEELSTELLING.
De vraag of het Franse op
perbevel zich misleid heeft ge
voeld door het terugtrekken
van het lilde legerkorps en de
lichte divisie uit de Peel-Raam-
stelling, waardoor de Duitsers
deze snel konden doorbreken,
meent de commissie ontken
nend te moeten beantwoorden
omdat uit de verklaring van de
Franse militaire attaché is ge
bleken, dat de Franse opperbe
velhebber reeds in November
1939 niet van plan was zijn
troepen hierheen te laten op
rukken.
DE ACTIVITEIT VAN
DE LUCHTMACHT.
Een van de grieven van de
minister van defensie tegen de
opperbevelhebber was, dat de
ze niet actief genoeg zou zijn
opgetreden tegen de schendin
gen van ons luchtruim. De
commissie voert hiertegenover
aan, dat onze luchtmacht daar
toe te klein was en dat de pres
taties van de vliegers in de
Meidagen hen zeker vrijwaren
tegen elke verdenking van on
voldoende activiteit gedurende
de mobilisatie.
INLICHTINGEN AAN
DE REGERING.
Ook minister Dijxhoorn heeft
in zijn brochure aangevoerd,
dat Generaal Reynders aan een
officier van het „bureau in
lichtingen" van het algemeen
hoofdkwartier opdracht had ge
geven aan H. M. de Koningin
en aan de minister van defen
sie geen volledige inlichtingen,
meer té verstrekken, omdat H.
M. daarvan zenuwachtig werd
en de minister maar aanleiding
kreeg zich met de zaken te
bemoeien.
De heer Reynders heeft bij
zijn eerste verhoor verklaard,
dat hij niet had kunnen achter
halen. wat met deze klacht was
bedoeld. Er gingen van de in
lichtingendienst steeds berich
ten uit èn naar H. M. de Ko
ningin èn naar de minister.
Wel achtte hij het mogelijk, dat
in deze berichten eens iets ge-
ook maar van enige invloed
zijn geweest.
De commissie meent samen,
vattend te mogen concluderen,
dat de regering, gegeven de
situatie, dat het kabinet geen
vertrouwen had in het. krijgs
beleid van de heer Reynders
en in zijn persoonlijkheid over
het algemeen, hem terecht
heeft ontslagen. Wel meent
de commissie er op deze
plaats haar bevreemding over
te moeten uitspreken, dat de
regering in 1940 blijkbaar
geen termen aanwezig achtte
generaal Reynders de gebrui
kelijke decoratie te verlenen.
Juist het uitblijven hiervan
kon niet nalaten aan het ont
slag een onnodig pijnlijk ac
cent te geven.
NEUTRALITEITS
POLITIEK.
De commissie meent voorts
dat de benoeming van de heer
Winkelman tot opperbevelheb
ber op verantwoorde wijze is
geschied.
In 1939 en 1940 voerde de
Nederlandse regering een neu
traliteitspolitiek, welke een
krijgsbeela ten gevolge had,
waarbij onze verdediging naar
2-zijden gericht diende te zijn
naar het Oosten en naar het
Westen.
Door de berichtgeving van
de militaire attaché te Berlijn
was het algemeen hoofdkwar
tier op de laatste avond voor
de inval voldoende gewaar
schuwd. Ook reeds in de loop
van de voorafgaande maan
den had de militaire attaché
verschillende berichten naar
Nederland doorgezonden.
O.a, heeft hij een dag of
eertien voor de aanval het
bericht doorgezonden, dat er
I een pantserdivisie gereed
stond om op te rukken in de
1 richting 's-Hertogenbosch
LangstraatMoerdijkRot
terdam. Het is de commissie
gebleken, dat deze waarschu
wing bij de inlichtingendienst
is aangekomen. Het merk
waardige is echter, dat dit
bericht, dat uit de aard der
7,aak van het hoogste belang
was In verband met de ver
dediging van de Moerdijkbrug,
niet ter kennis van de Op-
pervelhebber is gekomen.
Het is de commissie niet
mogen gelukken uit te maken
aan wiens schuld deze omissie
te wjjten zou zijn.
De commissie is van oordeel
dat de Commandant van de
Vesting Holland in elk geval
een telexbericht van het alge
meen hoofdkwartier, waaruit
bleek, dat de toestand aan de
grens ernstig was, aan zijn
ondergeschikte troepencom-
dant had moeten doorgeven.
Het is voorts onbegrijpelijk,
dat, toen bij het algemeen
hoofdkwartier reeds te om-
stereeks drie uur de eerste be
richten van de grensoverschrij
ding waren binnengekomen,
niet onmiddellijk alle onder
commandanten zijn gewaar
schuwd. Via hen hadden dan
ook alle troepenonderdelen in
de Vesting Holland kunnen
zijn gewaarschuwd, terwijl ook
de vliegvelden beter waren
voorbereid geweest.
Waardering voor
generaal Winkelman.
Tenslotte wil de commissie
niet nalaten als haar mening
uit te spreken, dat generaal
Winkelman zich met zijn vol
le persoon heeft ingezet voor
de taak, welke hem was opge
dragen. Ondanks de grote ach
terstand op defensiegebied
hier te Lande heeft hy ge
tracht met de beschikbare
middelen het uiterste te berei
ken, dat bereikt kon worden.
In het bijzonder heeft de
commissie grote waardering
voor de beheerste en beleid
volle wijze, waarop hij in de
oorlogsdagen zyn bovenmatig
zware taaie heeft vervuld.
STEMMEN UIT DE KERKEN
Elke provincie, classis en gemeente moet mee
de vaart der Kerk bepalen.
Met ingang van 27 Maart zal
het vleesrantsoen in Engeland
verlaagd worden. Als reden werd
genoemd het feit. dat „de aanvoer
uit Argentinië niet verbeterd is".
Ontwerp-Kerkorde biedt
vele mogelijkheden.
Gestadig aan werkt de Sy
node der Ned. Hervormde
Kerk door aan de kerkorde.
In de eerste lezing is deze
reeds aanvaard. Met de ordi
nantiën die er mee samen
hangen is men reeds begonnen.
In de kerkorde zelf zyn de
grote lynen getrokken. Bij de
behandeling der ordinantiën
kan veel „kleingoed" over
hoop worden gehaald. Men zal
nu eenmaal rekening moeten
houden met veel „gevallen"
die zich kunnen voordoen.
De Generale Synode is te
vergelijken met een electrische
centrale en de commissie voor
de kerkorde met een turbine,
die de stroom moet opwekken.
Deze stroom is niet bestemd
om in de centrale te blyven,
maar om tot in de uiterste
hoeken van het net te w orden
gebruikt. Daar moet een knop
worden omgedraaid, opdat er
een lamp gaat branden en een
schakelaar worden overge
haald, opdat er een machine
gaat draaien.
Dat, wat er in de Generale
Synode gebeurt, moet door
dringen tot in alle Gemeenten
van tie Kerk. Daar moet er
ook iets aan gaan branden en
draalen.
Geen beeld ls volledig of
kan tot in alle onderdelen
worden toegepast. Dat is ook
hier 't geval. Zo zou 't de
indruk kunnen maken dat het
de bedoeling was door de
kerkorde van de Ned. Her
vormde Kerk een kerk te ma
ken die geheel en al van een
centrale plaats uit geleid en
bestuurdwordt. Menigeen
vreest dit en dan gaat het
van kwaad tot erger. Men zou
dan nog liever houden wat er
nu is. Men huivert van de ge
dachte dat van boven af alles
missie: drie wetenschappelijke
medewerkers, die elk één der com
missies bijstaan: een aantal losse
wetenschappelijke medewerkers
voor het onderzoek van archieven,
enz.; een technische staf onder
leiding van de heer Goossens met
vijftien typistes: de Kamersteno
grafen, die talrijke verhoren heb
ben opgenomen: een dictafoonin-
stallatie voor de verhoren en eni
ge boden.
Op 17 Februari 1948 begonnen
twee der sub-commissies met de
verhoren; de eerste, die zich voor-
Oud-GG. Tjarda negen uur
achtereen onder het mes
Deksel gaat van de doofpot.
(Van onze parlementaire redacteur).
De opdracht, welke de negen leden van de parlementaire enquête
commissie, benoemd op 12 November 1947, meekregen, was eenvou
dig geformuleerd. Stelt u maar eens een onderzoek in naar het rege
ringsbeleid der kabinetten-de Geer, -Gerbrandy en -Schermerhorn-
Drees. sedert de Duitse inval in Nederland van 10 Mei 1940 en de
oorlog met Japan tot aan de opening van de zitting van de voor
lopige Staten-Generaal op 20 November 1945, alsmede naar het daar
aan voorafgaande beleid, voor zover dit onmiddellijk verband houdt
met de gebeurtenissen in deze tijdvakken.
Zó luidde het vriendelijke verzoek en de ene dame en de acht heren
konden zich schrap zetten.
Ter verduidelijking werd gezegd,
dat men van hen een rapport ver
wachtte over: a) het militaire be
leid gedurende de Meidagen 1940
n, voor zover daarmede in onmid
dellijk verband staande, vóórdien;
en, voor zover daarmede in onmid-
terraad. het besluit tot het over
brengen van de zetel der regering
naar het buitenland is tot stand ge
komen en de daaraan gegeven uit
voering; c) de opvattingen, waar
door deze kabinetten en hun leden
zich hebben laten leiden ten aan
zien van de voortzetting van de
oorlog en de Nederlandse deelne
ming daaraan; d) het aftreden van
jhr. mr. D. J. de Geer als minister
van Algemene Zaken en van Fi
nanciën en als voorzitter van de
Raad van Ministers; e) de aan
jhr. de Geer verstrekte opdracht
voor een reis naar Nederlands-
Indië en het falen daarin, alsmede
de wijze, waarop hij naar Neder
land heeft kunnen terugkeren; f)
de verbindingen met het bezette
Nederlandse gebied, in het bijzon
der de militaire en civiele inlich
tingendiensten; g) het geven van
leiding en voorlichting aan ambte
naren en burgers in de bezette ge
bieden; h) het contact met en de
politiek ten aanzien van de ver
zetsbeweging in Nederland; i) het
beleid ten aanzien van de organi
satie der Nederlandse en binnen
landse strijdkrachten; j) de voor
bereiding van de organisatie van
het bestuur na de bevrijding, on
der andere het militair gezag en
de uitvoering daarvan: k) het fi
nanciële beleid, daaronder begre
pen het aankoopbeleid; 1) de ver
tegenwoordiging van Nederland in
het buitenland en de behartiging
der Nederlandse belangen aldaar:
m) de mate. waarin en de wijze
waarop de hulpverlening aan Ne
derlandse krijgsgevangenen en ci
viele gedetineerden heeft plaats
gevonden; n) het beleid betref
fende de overzeese gebiedsdelen,
daaronder begrepen het beleid der
Nederlands-Indische regering: o)
de moeilijkheden, welke zich in
deze kabinetten hebben voorge
daan. voor zover van invloed op de
regeringspolitiek, in het bijzonder
de aan die leden van die kabinet
ten verleende ontslagen.
GEEN KLEINIGHEID.
Dat was geen kleinigheid en al
spoedig stond vast, dat men bin
nen de aan de commissie gestelde
termijn van één jaar niet zou
klaarkomen. Men begon vol goede
moed aan deze grootste parlemen
taire enquête, die ons land ooit
gekend heeft. De commissie bouw
de eerst haar apparaat op, dat
tenslotte bestond uit drie sub
commissies met mr. P. A. Donker
als algemeen voorzitter; mr. A. F.
Schepel, de griffier van de Twee
de Kamer als griffier van de com-
al bezig houdt met de politieke
aspecten van de zaak, had enig
oponthoud, aangezien eerst de be
voegdheid van de commissie gere
geld moest worden betreffende het
kennisnemen van de notulen van
de ministerraad, doch op 13 April
1948 toog ook zij aan de arbeid.
EEN RECORD.
Er zijn thans over de 500 per
sonen gehoord. Daar waren lange
ondervragingen bij. Het record
sloeg de oud-Gouverneur-Generaal
van Nederlands-Indië jhr. mr. A.
W. L. Tjarda van Starkenborgh
Steehouwer, die met slechts een
half uur onderbreking van rs mor
gens tien uur tot des avonds half
acht onder het mes was, doch dat
sportief opvatte.
Uiteraard vergden de verboren
en de vergaderingen veel tijd. Tal
rijke -zaken moesten in de plenaire
vergadering, die reeds meer dan
zestig maal bijeenkwam, behan
deld worden. Vooral in de laatste
zes maanden zijn verscheidene
bijeenkomsten gehouden voor de
vaststelling van de verslagen.
Beer veel medewerking onder
vond de commissie van de ruim
500 getuigen. Slechts drie maal
moest er één gedagvaard worden.
Talrijke personen en lichamen heb
ben de enquêteurs aan waardevol
materiaal geholpen.
Nog altijd gaan de verhoren
door. Wat de punten g, h, en n,
betreft moeten zij zelfs nog be
ginnen. Over ongeveer twee maan
den hoopt de commissie een vol
gend deel van haar verslag te pu
bliceren en wel over de punten
b, c. d en e.
Zij koestert zelfs de optimisti
sche wens geregeld om de twee
maanden een nieuwe publicatie ge
reed te hebben, waarin telkens
uitermate belangwekkende feiten
aan de openbaarheid prijs gegeven
zullen worden. Door deze enquête
zal de politieke en parlementaire
geschiedenis van 1940 tot 1945
stukken beter bekend worden dan
van welke periode van onze his
torie. Niet alleen voor het ver
leden. maar ook ongetwijfeld voor
de toekomst heeft het rapport van
de commissie een grote betekenis.
Voor het thans verschenen deel
bestaat zo veel belangstelling, dat
het reeds is uitverkocht, zodat aan
een tweede druk begonnen moest
worden,
VOLGENDE DEEL.
In het volgende deel zal de sluier
opgelicht worden, die hangt over
de handhaving van onze neutrali
teitspolitiek van vóór 1940 en over
het zogenaamde Venlo-incident;
over het vertrek van de Koningin
en het Prinselijk Gezin; de over
dracht van het oppercommando
aan generaal Wilkelman; het bom
bardement van Rotterdam; de ca
pitulatie; de escapades van jhr. De
Geer; het plan om de zetel van de
regering naar Indonesië over te
brengen en de Indische g;jzelaars.
De enquête bewijst, dat het en
quêterecht van ons parlement, dat
sinds 60 jaar niet meer gebruikt
was. nog altijd goed hanteerbaar
is.
Het verslag geeft nagenoeg ge
heel de eenstemmige mening van
de commissie, waarin Kamerleden
van zeer onderscheiden politieke
richtingen zijn opgenomen, weer.
Slechts op twee of drie plaatsen is
sprake van een afwijkend inzicht
van een of meer leden.
De geheimzinnige figuur
in de Russische politiek
WAT VOERT HIJ IN ZIJN SCHILD?
(Van onze correspondent)
BERLIJN, Maart De
ZweedsRussische bankier
Olaf Aschberg, wellicht de
geheimzinnigste figuur ach
ter de schermen van de Sov-
i et-Russische politiek, doet
wederom van zich spreken.
Maar zoals het altiid bil hem
gaat er dringt pas iets tot
het openbaar door. wanneer
hii allang weer vertrokken is.
Zo meldt het met Britse ver
gunning verschijnende libe
raal-democratische blad ..Ber
liner Montags-Echo", dat Olaf
Aschberg op 12 October 1948
in het Sovjet-Russische hotel
„Intourist" in de Krausen-
strasse te Berlijn heeft gelo
geerd. maar tien dagen later
naar Hamburg is vertrokken.
Pas toen vernam men in fi
nanciële kringen te Berlijn,
dat Olaf Aschberg met de fi
nanciële afdeling van 't Sov-
iet-Militaire bestuur bespre
kingen had gevoerd. Enkele
weken tevoren werd Asch
berg te Praag en Parijs ge
signaleerd.
Het verblijf van deze ban
kier te Hamburg hield vol
gens financiële kringen te
Hamburg verband met de on
derhandelingen over de effec
ten. die in Berliin in collec
tieve depóts wei-den bewaard
en die na de Duitse capitula
tie door de Russen als oor
logsbuit in beslag werden ge
nomen. Deze effecten zouden
als een nieuw wapen in de
koude oorlog worden ge
bruikt. Inderdaad is nu uitge
lekt. dat deze effecten tegen
de West-Europese valuta ge
bruikt zullen worden. De
waarde van de effecten wordt
op 40 milliard RM geschat.
Bovendien zouden door Asch
berg oude wissels ter waarde
van 60 millioen RM. die in
handen van de Sovjets zijn, in
de Westelijke zones worden
aangeboden.
ONMOGELIJK?
In West-Duitse financiële
kringen acht men dergelijke
projecten practisch onuitvoer
baar. Ook al zouden de wis
sels worden gepresenteerd,
transacties met de effecten,
afkomstig uit de collectieve
depóts, zullen nauwelijks mo
gelijk ziin. De controle op de
omzet is zo scherp en de
markt voor de effecten zoda
nig beperkt, dat de effecten
in het Westen nauwelijks ver
kocht kunnen worden.
De Zweeds-Russische ban
kier moet echter op een of an
dere wijze bij 't totstandko
men van de plannen tot nau
we samenwerking van de
Oost-Eui'opese landen zijn be
trokken. dat men deze ge
neigd is plan-Aschberg te
noemen. Ook het door Lenin
in 1921 gepropageerde ..Nieu
we Economische Plan" (NEP)
was van Aschberg afkomstig!
STOF..
Het feit. dat Olaf Aschberg
weer ten tonele is versche
nen. heeft te Berlijn en elders
heel wat stof doen opwaaien.
Volgens inlichtingen uit Ita
liaanse bronnen hebben de
reizen van deze geheimzinni
ge figuur een belangrijke po
litieke achtergrond, aangezien
Aschberg in zeer nauwe rela
tie tot vooraanstaande com
munistische politici in Frank
rijk. Italië. Tsjecho-Slowakije
en andere landen staat. Wij
herinneren in dit verband
slechts aan de onthullingen
van Jules Moch. de Franse
minister van Binnenlandse
Zaken, eind November vorig
jaar over de Banque de l'Eu-
rope du Nord te Parijs. De
aandelen van deze bank be
vinden zich volgens Moch
vrijwel uitsluitend in handen
van twee Sovjet-banken. De
bank wikkelt in hoofdzaak de
internationale transacties van
de communistische partij van
Frankrijk af. De directeur-ge
neraal van genoemde bank,
Hilsum. een genaturaliseerde
Rus. betwist weliswaar, dat
zal worden bevolen.
Toch zou ik het beeld van
de electrische centrale nog
even willen aanhouden Daar
laat men de machines niet
willekeurig draaien en electri-
citeit opwekken, maar dit
wordt tenslotte bepaald door
de gezamelijke afnemers.
Zo moet in de Kerk elke
gemeente, elke classis, elke
provincie mee bepalen de
vaart van het geheel der
Kerk. Het top-orgaan, de Ge
nerale Synode, waar alle dra
den samenkomen, zal machte
loos wezen, als zy niet door
de Kerk in haar geheel wordt
voortgestuwd.
Door menigeen is gewezen
op het gevaar van centralisa
tie. De vrees dat alles van
boven af zal worden opgelegd,
zit er achter. Wanneer bijv.
met kerkvoogden gesproken
wordt over de voorgestelde re
geling van het beheer der
kerkelijke goederen. waarbij-
de kerkvoogden worden opge
nomen in de kerkeraad, kan
men steevast de opmerking
horen dat dit zo maar van
boven af wordt opgelegd, dit
ondanks het feit dat de voor
gestelde regeling juist uit de
kringen der kerkvoogdyen is
voortgekomen.
Men vreest meerdere centra-
licatie in de Kerk. Toch geeft
juist het ontwerp-kerkorde
prachtige mogelijkheden voor
decentralisatie. Deze zullen,
als het goed is, benut moeten
worden, opdat er van de gehe
le Kerk uit de nodige stuwen
de invloed op het top-orgaan,
de Generale Synode, zal kun
nen uitgaan. Wanneer te zij
ner tyd de kerkorde zou wor
den aanvaard, omdat die nu
eenmaal opgelegd is, is het
van den beginne af aan vol
komen mis. Wanneer de kerk
orde, tegelijk met het besef
van roeping ln deze wereld,
een vrijheid van beweging
geeft, dan is het goed.
In elke provincie zijn pro
vinciale kerkvergaderingen ge
dacht, die van grote betekenis
.kunnen worden. De' afgevaar
digden hierheen zullen natuur
lijk alle delen van de provin
cie vertegenwoordigen. Naast
ouderlingen en predikanten
hebben diakenen en kerkvoog
den hierin zitting. Deze pro
vinciale kerkvergadering zal
een of meer organen van bij-
stand moeten hebben. Wense
lijkheden en mogelijkheden
zullen moeten worden bezien.
Opdrachten kunnen worden ge
geven, opdat op verschillende
arbeids velden 't kerkelijk le
ven in de provincie, wordt be
vorderd. In 'n provincie be
hoeft men niet te wachten op
hetgeen van boven af als wen-
sely.k wordt geoordeeld. De
prov. kerkvergadering kan
zelf allerlei initiatieven nemen.
Als het goed is, zal zy dit
ook doen en betrekkelyk on-
afhankelyk haar weg zoeken.
Zoals de vereniging Kinder-
zorg een prachtig stuk pro
vinciaal kerkelijk leven is en
zich in de toekomst ook wel
op de provinciale .kerkvergade
ring zal richten, wanneer deze
werkelijkheid geworden is, zo
zullen er meer prov. kerke
lijke organen moeten komen,
die leiding geven aan het ker-
kewerk in de meest brede zin.
Het ontwerp kerkorde heeft
ook' voor de kerkvoogdijen ge
dacht aan een provinciale
Kerkvoogdij-Commissie, die
leiding en voorlichting moet
geven en een centraal orgaan
zal kunnen zyn.
Deze decentralisatie zal in
elke provincie overwogen
moeten worden. Vooral omdat
het terrein beperkter is en
reeds eeuwen één geheel
vormt, liggen hier mogelijkhe
den, die vruchtbaar benut kun
nen worden. H.
zijn instelling aan politieke
partijen of kranten subsidies
verleent, maar de feiten, die
Moch onthulde, tonen het te
gendeel aan.
DE MAN, DIE LENIN
FINANCIERDE.
Olaf Aschberg is ook de
man, die in 1917 Lenin te Zü-
rich in Zwitserland ontmoette
en hem het geld voor de reis
naar Petersburg gat Hii fi
nancierde in het begin de
Sovjetregering en kreeg uit
erkentelijkheid in 1922 toe
stemming om met eigen kapi
taal een bank voor de buiten
landse handel op te richten
en goederen, in hoofdzaak
waardevolle bezittingen van
de Russische Tsaar en de Rus
sische adel uit Rusland uit te
voeren. Voordat deze bank
genationaliseerd werd (1925)
kon Aschberg op enorme
schaal zaken doen, die zijn
reputatie als bankier van het
Kremlin vestigden. Aschberg
heeft in geheel West-Europa
bezittingen.
Deskundigen op het gebied
van de Sovjetpolitiek zijn van
oordeel, dat het optreden van
Aschberg ten nauwste ver
band houdt met de steeds ge
ringer wordende invloed van
de communistische partijen in
de West-Europese landen.
Aschberg reist rond om op
drachten uit te voeren, waar
mede de leiders van de com
munistische partijen in West-
Europa blijkbaar niet meer
belast kunnen worden,...
(Nadruk verboden)