Nog altijd zorgen voor ons dagelijks brood T Vlucht over de Andes: Weergaloos avontuur! Gebruik van kunstmest heeft een grens Wereldgraan-positie nog niet verzekerd Zeeuwse Almanak ante Sabine grijpt in MARIA SAWERSKY TWEEDE BLAD PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT MAANDAG 28 FEBRUARI 1040 Rijke oogsten, maar de wereld heelt meer nodig dan vóór de oorlog (Van onze Haagse redacteur). De tijd, dat we onze maag moesten vullen met suikerbie ten of bloembollen ligt gelukkig al weer 4 jaar acbter ons. We kunnen weer volop brood kopen en zelfs zijn talrijke Ne derlanders al weer zo roekeloos geworden, dat heel wat kostelijk' brood via de schillenboer naar het vee verdwijnt. Er Is graan voldoende, maar toch is de wereldgraanpositie nog steeds niet zodanig, dat we alle pessimisme opzij kun nen zetten. Voorzichtigheid blijft geboden. Wanneer men de productiecijfers raadpleegt, zou men dat niet zeggen. Leverde de wereld in de jaren 1934 tot 1938 gemiddeld 442 millioen ton aan tarwe, rogge, maïs, haver en gerst per jaar op, in 1947 bedroeg de productie 410 millioen ton, doch in 1948 steeg zy tot 472 millioen ton als gevolg van buitengewoon goede oogsten in' Noord-Amerika en Europa. De Europeses productie van broodgranen (tarwe en rogge) steeg van 1947 tot 1948 van 39.6 millioen ton tot 51.8 millioen ton en de Noord-Amerikaanse productie van voedergranen (maïs, haver en gerst) van 95.3 millioen ton tot 134.7' millioen ton. De Europese productie was in 1947 uitzonderlijk laag door de voorafgaande strenge winter en de aanhoudende droogte in de zomer van dat jaar. Toch was de Europese productie in 1948 nog ongeveer 15 pet. lager dan in de jaren 1934—1938. Een opmerkelijk feit in de graansituatie is de toenemende betekenis van Noord-Amerika als graanexporterend wereld deel. Het aandeel van Argenti nië in de wereldgraanexport liep terug, van 34 pet. in 1934 1938 tot vermoedelijk 13 pet. in 19481949. terwijl het aandeel van Noord-Amerika toenam van 26 pet. tot vermoedelijk 68 pet., hoofdzakelijk door de zeer sterk gestegen export van de Verenigde Staten. De totale wereldgraanexport, die in de jaren 19341938 ge middeld slechts 28.3 millioen ton beliep, zal naar alle waar schijnlijkheid stijgen tot onge veer 39 millioen ton in 1948 1949, waarmee de exporten van de jaren omstreeks 1930 zijn ge ëvenaard. Met deze 39 millioen ton wordt de importbehoefte van de granen-in voerende lan den nagenoeg gedekt. De dalende productie in Ar gentinië heeft dit land aan zich zelf te wijten. Zij is voorname lijk een gevolg van de inkrim ping van het areaal door de in dat land gevolgde prijspolitiek. De Argentijnse regering garan deert aan de boeren vaste prij zen, maar zij liggen vèr bene den de exportprijzen. Het ver schil vloeit in de Argentijnse staatskas ter financiering van de industrialisatie. Deze politiek stimuleert de tarweteelt in Ar gentinië natuurlijk niet, doch een drastische wijziging in deze politiek behoort niet tot de on mogelijkheden. GEEN IDEALE TOESTAND. Staat het er met de wereld productie van granen dus niet zo gek voor, enkele verschijnse len, die het optimisme tempe ren, dienen er tegenovergesteld te worden. De invoerbehoefte van Azië is veel groter dan vóór de oorlog; dat vindt ge deeltelijk zijn oorzaak in de sterke toeneming van de be volking in dit werelddeel. De totale invoer van graan in Azië bedroeg in 19341948 gemiddeld 1.5 millioen ton; in 1948—'49 zal zij waarschijnlijk 7.5 millioen ton belopen. Vóór de eerste we reldoorlog was India een tarwe- exporterend land. De splitsing van het Voor Indisch schierei land in twee staten, India en Pakistan, heeft bovendien het voedingsvraagstuk in deze lan den in vele opzichten bemoei lijkt. Ook West-Duitsland is een be langrijk importgebied geworden door de sterke groei van het zielenaantal en de economische afsplitsing van Oost-Duitsland. De import van tarwe in Duits land, Italië, India en Japan be droeg in 1934—38 gemiddeld slechts plus minus 1 millioen ton, in 1947—3948 daarentegen 8.7 millioen ton. De grote im portbehoefte van deze vier lan den zal de eerstkomende jaren van vérstrekkende invloed op de graansituatie zijn. Wat de toekomstige ontwikke ling van de graansituatie be treft, zij er de aandacht op ge vestigd, dat de wereldgraan handel slechts ten hoogste 10 pet. van de wereldgraanproduc- tie omvat. Juist het feit. dat de grote productie in 1948 voor een belangrijk deel is toe te schrijven aan zeer gunstige weersomstandigheden over na genoeg de gehele wereld, is aanleiding om de wereldgraan- voorziening voor de eerstko mende jaren nog niet a priori als verzekerd te beschouwen. Slechte oogsten in tal van ge bieden zouden zeer veel in vloed hebben op het voor ex port beschikbare surplus, ter wijl de voor import vereiste hoeveelheden tegelijkertijd sterk zouden stijgen. De nog wanke le graansituatie is dan ook me de oorzaak van het feit, dat in vele West-Europese landen de boeren nog niet geheel vrij zijn in het ge- en verbruik van de door hen geteelde granen. Wat de Eiu'opese voedergraan- positie aangaat, merken wij tenslotte nog op, dat het her stel van de Europese veestapel sterk vertraagd werd door de slechte graanoogst in 1947. Ter wijl in de jaren 1934—'38 ge middeld 57 millioen ton granen als veevoeder werden gebruikt, liep deze hoeveelheid terug tot 31 millioen ton in 1947—48. Zij zal vermoedelijk weer stijgen tot 46 millioen ton in 1948"49. Natuurschoon als nergens ter wereld. Christus-standbeeld op (duizenden meters hoogte. De vliegtocht over het An des gebergte naar Chili duurt maar één. uur, schrijft W'il- lard Price in een artikel in Reader's Digest, maar dat ene uur is onvergetelijk. Ge durende de vlucht vergeten de passagiers te lezen ,en zelfs te praten. Een uur Jang is 't stil, iedere passagier is met zijn eigen gedachten bezig, terwijl hy geboeid naar het machtige schouwspel daar buiten staart. De geweldige bergpieken, de geheimzinnige ravijnen, dit alles maakt een onvergetelijke indruk op de reizigers. VERTREK UIT SAN TIAGO. Het was mistig in Santia go en het scheen onmogelijk, dat we die dag zouden ver trekken. Maar een eenzame post van een Amerikaans weersstation, die hoog in het Andes gebergte gestation- neerd was, met alleen een beeld van Christus als ge zelschap, kwam uit zijn hut, die in de schaduw van het beeld lag, keek naar de lucht, Ibestudeerde aandachtig liet weer en zond een boodschap naar het vliegveld van San tiago, dat het boven, „op het dak van Amerika" goed weer was."" Dus we startten. PROVINCIALE BOOT. IV Het dwaze avontuur der twee passagiers van de boot tussen Kruiningen en Perkpolder heeft bij een lezer herinneringen op geroepen aan een ander ko misch avontuur. 't Geschiedde in de goede ou- $e tijd. De echtgenote van een bekend Zeeuws-Vlaams inge zetene, die naar Walcheren ge weest was en terug zou keren naar het Landje van Cadzand, zag voor zich de raderboten van de veerdienst -en de raderboten, die naar Engeland voeren. En in goed Zeeuws vroeg z\j: Wear is de boool? De aangesprokene dacht dat zij vroeg: Where is the boat'/" En wees haar prompt naar de dagboot naar Engeland. En pas toen het schip in volle zee was, ontdekte de reizigster, dat zij niet op de veerpont zat. Ze is niet in Breskens, inaar in Queensborough uitgestapt... Al spoedig zaten we in de grijze mistwolken en even later hadden we het wolken dak onder ons gelaten. Het plotselinge gezicht op de Andes was overweldigend. De geweldige hoge bergwan den, die in de zon glinster den en flikkerden, doemden voor ons op, zodat het scheen of we de grond nog niet ver laten hadden. Op de Himalaya na, liggen hier de hoogste bergketens van de wereld. Woeste on herbergzame oorden, waarvan de meesten nog nooit door mensen betreden zijn. De hoogste piek in het Andes gebergte is de Aconcagua, ofschoon er nog verscheidene zijn, die bijna ©ven hoog zijn. Hun kegelvormige vormen verraden hun vulkanisch ver leden en sommigen zijn nóg vulkanisch. Het komt wel voor, dat de as door de wind meegevoerd wordt tot Buenos Aires, dat ruim 1000 km. Oostelijker ligt. Dit bergland is het tehuis van de gewel dige aardbevingen. In 1944 verwoestte een aardbeving de Argentijnse stad San Juan. De pieken, die in de sneeuw schitteren, zagen er van ver re uit als gigantische ijske gels. We vlogen nu op 6000 m. hoogte. Plotseling brak 't wolkendek onder ons en we kelcen neer in de geweldige canyons, welker bodems be dekt waren met een rood porfier, dat een overblijfsel is uit de dagen dat er nog vulcanische uitbarstingen wa ren. Beneden de sneeuwlijn ziet men overal de schitterende kleuren van mineralen in de wanden van de canyons. On gelofelijke rijkdommen liggen in deze afgronden verborgen. In sommige van deze Woven heeft nog nooit iemand een voet gezet. DE PAS. We vliegen de Pas in. Men zou verwachten dat de vlucht hoog over de bergen zou gaan, maar ons vliegtuig is niet uitgerust voor vluchten door de stratosfeer. Plotse ling jagen inktzwarte wolken de Pas binnen, zodat het uitzicht belemmerd wordt en onze piloot blind moet vlie gen. Een vrouw geeft een gil. letje als het donkere silhouet van een sombere bergpiek, die zo stijl is dat de Sneeuw er niet op blijft liggen, plot seling voor het venster op doemt. Ik maak haar erop attent, dat op deze route de Pan American nog nooit een viegtuig verloren heeft- Spoedig hebben we de Pas weer achter ons liggen en we vliegen het verblindende zon licht weer tegemoet. En dan vliegen we plotseling langs 't Christus-standbeeld, de eenza me wachter van de Andes. Dit standbeeld is bijna 8 meter hoog. Het werd hier in gedeelten door muilezels gebracht en werd hier opge richt om te herinneren aan de vredige oplossing van een grensgeschil tussen Chili en Argentinië. Een priester, die het stand beeld plechtig onthulde, sprak daarbij de volgende woorden: „Eerder zullen deze bergen in eeuwige duisternis gehuld worden, dan Argentinië en Chili de vrede, die zij aan de voet van Christus de Zalig maker gezworen hebben, zul len verbreken." Dicht bij het standbeeld is de hut van de „weerman". Elke nacht berekent hy de windsnelheden, de windrich tingen en stuurt dan zijn rapport naar de vliegvelden. Een zeer verantwoordelijke taak, daar de geringste mis rekening een ramp zou kun nen betekenen. AANKOMST. We naderen Argentinië. Als we in Mendoza dalen veegt een priester het zweet van zijn voorhoofd. Niemand spreekt als hij het vliegtuig verlaat: allen zijn nog te zeer onder de indruk van die on vergetelijke vlucht over de Andes. Mijn gedachten zijn nog steeds bij de woeste bergen als ik tegen de piloot zeg: „Wat een landschap." Hij knikt en zegt: „In de oorlog vloog ik geregeld over Alas ka, dat Is een prachtig land schap, maar indrukwekkender en woester bergen dan in de Andes zal men nergens vin den." Het voorlopig Comité ter Voorbereiding van de Viering van het Koninklijk koperen Huwelijksfeest heeft hal voornemen om naast het geschenk van het Nederlandse volk in de vorm van een tuinaanleg, het Koninklijk Paar een restau ratie van het Paleis Huis ten Bosch aan te bieden. Het betreft hier het weder bewoonbaar maken van de rechter vleugel van het paleis, waar centrale verwarming zal worden aangelegd, een badkamer zal worden ingericht en een passende stoffering zal worden aangebracht. Een luchtfoto van het Huis ten Bosch. (Foto K.L.M.) Evenwicht tussen organische en anorganische meststoffen mag niet verbroken worden. Ondergesloven akkers. (Van onze reizende (redacteur). II SITTARD, Febr. Wie slechts zelden in Zuid-Lim burg komt en nog in de waan leeft, dat hij daar lou ter lieflijke beekjes, idyllische huisjes-in-het-groen en beval lige heuvels zal aantreffen, verbaast zich, zodra hij dit febied van het Noorden uit innenkomt, over het gewel dige industriecomplex op de plaats, waar zich volgens de schoolboekjes alleen maar 'n kolenmyn moet bevinden. Die is er ook, zij het vrijwel on zichtbaar, niaar boven de grond heeft zich een onder neming ontwikkeld, die de kolen niet slechts als brand- maar ook als grondstof ge bruikt. Zo is daar o.m. een Staatsstikstofbindingsbedry'f ontstaan, dat thans zonder twyfel de grootste kunstmest- fabrielt van .Nederland ge noemd mag worden. EEN GRENS. Nederland gebruikt veel kunstmest, niet alleen in ab solute, maar ook in relatieve zin, by elkaar- bijna 300 mil lioen leg., te weten 106 mil lioen aan stikstof, 110 milli oen aan fosfor en 68 milli oen aan kali; behalve wat. de kali betreft is het vooroorlog se peil weer bereikt In het verbruik zit een tendenz tot voortdurende stijging. Er schijnt geen grens te zijn. „Er is wel degelijk een grens", zegt dr. ir. P. N. De gens Jr. te Haarlem, die van dit vraagstuk' een studie heeft gemaakt, „maar de toeneming van het verbruik is een ge volg van het voortdurend af nemende vermogen der ge wassen om de anorganische stoffen op te nemen" Hoe veel zij dan wei opnemen? Dat hangt van de plaats af. dat hangt van de kunstmest af en dat hangt van het ge was af. Conservatieve schat tingen willen, dat 20 van alle kunstmest verloren gaat, maar er zijn onderzoekers, die beweren, dat dit percen tage in sommige gevallen al tot 70 is gestegen! Als dat nog even doorgaat heeft het strooien van kunstmest hele maal geen zin meer, hetgeen ons voor een nieuw onrust barend vraagstuk zou plaat sen. IN DE NACHT. Het is nauwelijks honderd jaar geleden, dat Liebig, be vreesd voor een wereldvoed seltekort, het gebruik van anorganische meststoffen be pleitte. U kent natuurlijk het klassieke verhaal van die ene Drentse boer. die als eerste kunstmest ging gebruiken en dat in de nacht uitstrooide om gevrijwaard te zijn voor het hoongelach van zijn bu- ren. Men stond toen nog wantrouwend tegenover deze nieuwigheid. Dat gebrek aan vertrouwen werd schielijk overwonnen. En nu zijn wij dan zover, dat velen de be tekenis van de kunstmest gaan overschatten. „Hoe kan men die waarde overschatten Het is toch min of meer een rekensomme tje om er achter te komen hoeveel- een bepaald gewas op bepaalde grond per hectare nodig heeft?" „Dat heeft men lange tijd gemeend, maar op vele plaat sen in ons land en daarbui ten is het zo, dat men hoe langer hoe meer kunstmest gaat geven, terwijl de oog sten hoe langer hoe onzeker der worden. De fluctuaties i kunnen niet meer opgevangen worden." „Ligt dat aan de kunst mest, aan de gewassen, aan het klimaat of aan de grond?" „Uitsluitend aan de onvol doende verzorging van de grond. Het is met onze land bouwgewassen zo, dat zij te eten krijgen als een prins, maar leven moeten in een ongezond krot. Het evenwicht is zoek." „Tussen wat en wat?" „Tussen het organische en het anorganische voedsel. Men „KUNSTMEST. heeft zich nauwkeurig toege legd op een juiste dosering vai het anorganische, d.w.z. de kunstmest, maar men is 't organische gaan verwaarlo zen, daarbij uit het oog ver liezende, dat dit laatste be langrijker wordt naarmate men door middel van kunst- bemesting grotere oogsten door intensivering van het bedrijf tracht te bereiken. Hoe meer mensen in een krot, niet waar EEN OPLOSSING? „Maar wat zou u dan wil» len met die kunstmest?" „Niets. Kunstmest is goed. maar niet alles. De grond heeft naast deze chemische producten allerlei andere din gen nodig om humus te vor men: stalmest, stoppels, gras, stro. Zonder humus krijgen de jonge wortels der pas ont kiemde gewassen geen fyne vertakking, hetgeen twee ge volgen heeft. In de eerste plaats kunnen zy de kunst- j mest niet opnemen en In de tweede plaats bieden zy by stormweer geen houvast. On- dergèstoven akkers in het voorjaar, waarop het jonge gewas afsterft, "zijn ai geen zeldzaamheid meer. Gaat u maar eens kyken in het Oos ten van het land! Men tracht dat onderstuiven te voorko men door het opwerpen van wallen en het planten van heesters. Heel goed, maar dat is niet de hoofdzaak. Er moet meer stal- en groenbemesting in de grond. Daar draait het om." „O", zeg ik. „Weet u wat dat voor con sequenties heeft?" vraagt mijn gastheer. Ik heb er geen Idee -van. In het volgende artikel over dat onderwerp het een en an der. (Nadruk verboden). FEUILLETON 64 I)e bomvrye kazerne te Vlissingen, die in dé Franse. t(Jd op last van Napoleon werd gebouwd, is byua geheel ge sloopt. Door de oorlog was het gebouw zwaar beschadigd en moest besloten worden dekazerne af te breken. Reeds maandenlang is men bezig de meters dikke muren van het gebouw met boren en springstof op te ruimen. Thans is nog slechts een klein gedeelte overgebleven. Blauw en oneindig leek de zee. toen zij daar aankwamen. Het wit-gele zand der duinen schitterde in het zonlicht. Zij liepen met hun drieën langs het strand, tot zij een klein plaats je bereikten, waar een intiem restaurant tot koffiedrinken noodde. Laura Kruger verze kerde herhaaldelijk dat de wan deling en wellicht ook de zee lucht haar slaperig hadden ge maakt en toen de maaltijd ge nuttigd was, liet zij een strand stoel voor zich neerzetten om een siësta te houden. „Stoor je maar niet aan mij, kind", zei ze tot Beate. „Ik be hoor nu eenmaal niet meer tot de jongsten, maar ik wil toch ook geen spelbreekster zijn. Als je met dr. Reuder nog een eind wilt gaan wandelen, ga dan ge rust je gang". Er was een uitgestrekt beu kenbos, dat bijna tot de zee reikte en toen Beate dit aan Reuder's zijde doorkruiste, waande zij zich een ander mens. Ze voelde zich gelukkig in de nabijheid van deze man die haar van zijn leven vertelde. Ze I wist nauwelijks, wat ze ant woordde. Toen ze een paar maal bijna over de boomwor tels struikelde, bood Felix Reu der haar zijn arm en toen ze zo dicht naast hem voortliep, begon haar hart sneller te klop pen. Met angst en vreze voelde ze, dat ze Reuder lief had. Zij, de lelijke Beate, die nooit op de liefde van een man zou kunnen hopen. „U rilt, juffrouw Mengelberg. U hebt het toch niet koud?" vroeg Reuder bezorgd. „Iko, neemaar ik ge loof, dat het tijd wordt om te rug te gaan. Juffrouw Kruger zal niet weten, waar we blij ven". stamelde het meisje. Laura Kruger begreep intus sen best. waar zij bleven en ze maakte zich geenszins onge rust. Na haai- middagslaapje was ze naar het restaurant te rug gegaan om wat te werken aan een artikel over de botanie, dat haar broer aan een of ander tijdschrift had beloofd. Toen Beate en Felix Reuder terugkeerden, pakte zij de pa pieren bij elkaar en bestelde thee. Ze observeerde de beide jonge mensen met haar scherpe verstandige ogen en kwam daar bij tot de volgende conclusie: Het meisje is hevig verliefd op de jonge Reuder, maar hij is geheel in zijn eigen gedach ten en plannen verdiept en be merkt het niet. Als Sabine Reu der denkt van die twee een paar te kunnen maken dan ver gist ze zich geweldig. Beate is nu eenmaal te schuchter en be zit te weinig charme. Jammer! De namiddag bracht men. al babbelend, met z'n drieën door, daar Beate het, uit angst voor zichzelf en haar gevoelens, van de hand wees nogmaals een wandeling met Reuder te gaan maken. In deze driehoek vormde Laura Kruger het bezielende element en Beate's verlegen heid verdween meer cn moer. Ze luisterde naar Reuder's ver halen, plaatste af en toe een verstandige opmerking en gaf daardoor Felix Reuder tenslot te aanleiding tot het spontane compliment: „Ik geloof, dat u een uitstekende kameraad zou zyn. juffrouw Beate!" Het was voor het eerst', dat hij het meisje bij haar voor naam noemde en dat deed haar blozen van blijdschap. Laura Kruger zei: „U moest juffrouw Mengelberg maar op uw volgende reis meenemen, meneer Reuder". „Ach. vrouwen zijn gewoon lijk zo bang uitgevallen", lachte deze. „Ik geloof juist, dat Beate nogal dapper is. Of vergis ik me daarin, beste kind?" Beate bloosde opnieuw. „Ik weet het niet", stamelde ze. „Ik zou dolgraag vreemde landen zien en ik geloof Ze zweeg plotseling. „Nou, schud je hart maar uit!lachte Laura Kruger. „Wat geloof je?" (Wordt vervolgd) Afnemende guertlla- strijd op Midden-Java. „De guerilla-strijd neemt met de dag af", aldus verklaarde de territoriaal troepencomman dant van midden-Java. gene- raal-majoor J. Meyer. Het op treden tegen de benden duurt gestaag voort en wij zijn thans halverwege naar de toestand van redelijke veiligheid. Hel gros van de munitiedumps is in Nederlandse handen, terwijl de benden onderling twist krijgen, ook al wegens moeilijkheden bij de voedselvoorziening. „Een gedecentraliseerde bezetting, waarbij de detachementen be halve in de grote plaatsen ook tot In de uiterste hoeken en in de kleinste plaatsen gelegerd zijn, maakt het mogelijk een gesignaleerde bende op korte termijn van verschillende pun ten uit te bereiken", aldus ge neraal Meyer,

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1949 | | pagina 5