De vergoeding der materiële oorlogsschade Reg critiek ering antwoordt op de der Kamerleden Overzicht schadegevallen en Rijksbijdragen Maar zij houdt voet ii stuk bij Geen integrale vergoeding Eerst de onrendabele toppen Nieuwe faciliteiten voor woningen tot 1000 kub. M. Fiscale voorzieningen Hiervan uitgaande, verheelt de regering zich niet, dat het aantrekken in een beperkt aan tal jaren van 4 milliard gulden ter financiering van de oor logsschade van particulieren en van circa 1.7 milliard gulden ter financiering van de z.g. pu bliekrechtelijke oorlogsschade, naast de middelen, die reeds uit andere hoofde vereist zullen zijn, zeer zware eisen zal stel len aan de kapitaalmarkt. Verschenen is de Memorie van Antwoord op het voorlopig verslag, dat in Juli 1948 naar aanleiding van bet ont werp van wet op de Materiële Oorlogsschaden bij de Tweede Kamer werd ingediend. Het als gevolg van de omvang van het voorlopig verslag noodzakelijk lijvig uitgevallen stuk, dat met inbegrip van de bijlagen en een nota van wijzigingen ruim 70 bladzijden telt, bevat naast uitvoerige algemene be schouwingen talrijke feitelijke gegevens, welke inzicht geven omtrent de omvang van de geleden schaden en omtrent de vergoedingen vanwege het rijk, verdeeld over de verschillen de schadecategorieën. Voorts bevat het een nadere uiteenzetting van sommige onderdelen van het wetsontwerp, zoals het verlenen van uit gestelde rijksbijdragen, de huisraadschade, de vaststelling van de schade op de waarde van Mei 1940. alsmede beschouwin gen over de regeling van het beroep, het financierings- en dekkingsplan en de fiscale voorzieningen voor door de oorlog getroffenen. Na enkele inleidende opmer kingen. o.m. omtrent het tijd stip van de indiening van het wetsontwerp, gaat de regering in op de verschillende beschou wingen, welke in het voorlopig verslag door de Kamerleden zijn gewijd aan de rechtsgrond waarop een regeling van de oorlogsschade zou moeten zijn gebaseerd. Al deze beschouwingen over ziende. meent de regering te mogen concluderen, dat or on der het Nederlandse volk in theorie zeker geen eenstemmig heid bestaat met betrekking tot de vraag, welke de rechtsgrond is. waarop een regeling van de oorlogsschade moet zijn geba seerd. De regering meent evenwel, dat de onderscheiden standpun ten in dat van het wetsontwerp^ een trcf-punt zullen vinden, regering koestert dit vertrou wen. om dat men blijkens het voorlopig verslag, toch vrij al gemeen geen zodanige eisen vermeent te moeten stellen, dat het algemeen welzjjn in gevaar komt. En naar de stellige over tuiging der regering nu ver draagt het algemeen welzij» niet een verder gaande tege moetkoming dan die. welke het ontwerp voorstaat. Ter adstructie dezer stelling wordt in de M.v.A. de aandacht gevraagd voor een tweetal as pecten van de financiële toe stand. namelijk de huidige zwa re druk der staatsschuld en het ernstige tekort aan binnenland se besparingen. DE STAATSSCHULD. In de bedrspen ran de totale staatsschu'd. onder aftrek van van banksaldi en andere vorde ringen. welke bedragen per me dio 1945: 23.3 milliard en per me dio 1948: 23.5 milliard gulden beliepen, zijn de verplichtingen uit hoofde van oorlogsschade begrepen tot een totaal van res pectievelijk 5.2 en 3.8 milliard gulden, zijnde de verplichtingen, die voortvloeien uit de thans geldende wettelijke bepalingen terzake van de vergoeding van oorlogsschade. Op basis van het huidige wetsontwerp dienen de ze bedragen op beide data nog met ongeveer 2 milliard gulden te worden verhoogd. Uitgaande van het vraagstuk der toelaatbare hoogte van de staatsschuld, komt de regering tot het betoog, dat het een ern stige fout zou zijn door een voortdurende accumulatie van schuldverplichtingen de finan ciële toestand van ons land voor zeer vele jaren dusdanig le overspannen, dat de reserves tot het aangaan van verdere verplichtingen by voorbaat ge heel zouden worden uitgeput. De regering wijst er voorts op. dat de huidige belasting druk reeds zó zwaar is, dat hü minder gewenste gevolgen dreigt op te roepen. ZWARE EISEN AAN DE KAPITAALARKT. Met betrekking tot het twee de ongunstige financiële aspect, n.l. het ernstige tekort aan bin nenlandse besparingen, wordt er in de M.V.A. op gewezen, dat het opnemen van een be langrijk bedrag aan buitenland se schuld sedert de bevrijding mede ter voorziening in dat te kort noodzakelijk "was. Zelfs ondanks deze verlichting door het aantrekken van buitenland se leningen, is het niet moge lijk geweest de financiële be hoeften van de overheid ten volle te dekken, zonder een be roep te doen op de geldschep- yendo instellingen. voldoende rekenschap hebben gegeven van de uiteenlopen de economische achtergrond van de schade enerzHds en van de nieuwe last, die het herstel der schade met zich zal brengen, anderzijds. Met name is dit het geval waar als alternatief worden gesteld het dragen van de schade door een klein gedeelte van het Nederlandse volk en het dragen van die schade door het gehele Nederlandse volk. OMVANG DER RIJKS BIJDRAGEN. Uit de paragraaf, waarin op verzoek van sommige Ka merleden een beschouwing ls gewijd aan de feitelijke ge gevens, bljjlct dat de totale uitgaven op grond van het onderhavige wetsontwerp, in clusief rente, zoengeldvergoe dingen, etc., als gevolg van nieuwe ramingen aan de hand van meer recente gegevens kunnen worden gesteld op 4.457 millioen gulden. Volgens de oorspronkelijke raming was dit ƒ5.132.000.—. De ministers merken hierbij op, dat bij de gemaakte bereke ningen uiteraard mede van veronderstellingen moest wor den uitgegaan. Het zal vol gens de M. v. A. duidelijk zijn. dat het onder de huidige omstandigheden bij voorbeeld niet mogelijk is. een gefun deerde uitspraak te doen om trent het toekomstige ver loop van de herbouwkosten, een factor, welke voor het bepalen van het gedeelte der kosten, dat tenslotte ten las te van het Rijk zal komen, van beslissende betekenis is. Totale uitgaven: 7.239 milliard. De totale uitgaven, met in begrip o.m. van de uitgaven ter financiering van de oor logsschade aan de publiek rechtelijke eigendommen, waarvoor het in de Memorie van Toelichting opgestelde dekkingsplan moet gelden, werden aanvankelijk geraamd op 7,4 milliard galden. Als gevolg van een herziening van de berekeningen kan dit bedrag thans worden gesteld op 7,239 milliard gulden. PROF. LIEFTINCK Op grond van de vorengaan- de uiteenzettingen Is dc rege ring dan ook van mening, dat met het in het wetsontwerp neergelegde voorstel tot scha devergoeding, de grens van het mogelijke is bereikt. Een nog verdergaande vergoeding zou leiden tot een overspanning van dc financiële toestand des lands, voor welke de regering de ver antwoordelijkheid niet meent te kunnen dragen. In antwoord op de door som mige Kamerleden uitgesproken twijfel, of een integrale schade vergoeding een nieuwe last op het Nederlandse volk zou leg gen. aangezien de schade im mers reeds ls geleden en reeds op ons volk drukt, betoogt de regering, dat wanneer réén dit laatste constateert, dit niet an ders kan betekenen dan dat ten gevolge van de geleden schade momenteel voor zover het pro ductieapparaat is beschadigd, het productievermogen van de Nederlandse volkshuisvesting is verminderd en, voor zover de voorraad consumptiegoederen is aangetast, de reële behoef tebevrediging is gedaald. NIEUWE LAST. Deze schade moet scherp worden onderscheiden van de nieuwe last. die de gemeen schap zich in de toekomst zal dienen te getroosten, ten einde de schade te kunnen herstellen. Deze nieuwe last zal, wat het materiële herstel betreft, be staan uit het onttrekken van krachten en middelen aan an dere aanwendingen, teneinde het herstel mogelijk te maken en. wat de door de staat te verrichten uitkeringen betreft, Uit de noodzaak tot het vormen van nieuwe besparingen, ten einde het herstel te kunnen fi- nanciren. Voorts zal ook de ge leidelijke dekking der uitgaven een last betekenen in die zin. dat zij zal nopen tot een ver minderde consumptie of ver minderde besparing door de genen. die hogere belastingen zullen moeten opbrengen, ten einde het aldus do staat moge lijk te maken rente en aflossing te betalen over de herstellin gen. De indruk bestaat, dat de bovenbedoelde leden zich on- ze gevallen van de getroffenen I acht. Het maximum van de kan worden gevergd, dat zij vergoeding, t.w. 11.250, een deel van de „onrendabele I ls in overeenstemming met top" voor eigen rekening ne- jj-*- men. Voor panden met een woongedeelte tot 600 kub. me ter zal dit deel worden vastge steld op 5 tot 800 kub. me ter op 10 r'o en daarboven op 15 Voor herstel gaat de getrof fen regeling nog verder: het herstel zal nl. zonder meer wor den gefinancierd, onafhankelijk van de bedrijfsruimte. De mi nister van financiën is voorne mens te bepalen, dat een her stelde woning van meer dan 750 kub. meter voor bewoning door meer dan één gezin moet worden geschikt gemaakt. Ten slotte mag bij herbouw en herstel van kleine bedrijfs panden (bouwkosten in Mei 1940 niet meer dan 30.000) op financiële faciliteiten worden gerekend. De onrendabele in vestering komt dan geheel voor rekening van het rijk. Naar aanleiding van de in het voorlopig verslag geuite critiek', wordt in dc M. v. A. een belangrijke plaats inge ruimd aan een nadere uiteen zetting van de hoofdgedach ten, welke aan het ontwerp ten grondslag zijn gelegd. Allereerst wordt aangestipt, dat het oorlogsschaaerecnt, hetwelk in de bezettingstijd tot stand gekomen, aan de getroffenen in de door hen geleden materiële schade in net algemeen slechts een bij drage toekende op basis van cle waarde der goederen per Mei 1940. Na de bevrijding ondergin gen de algemene omstanuig- neden terstond een grote wij ziging. De lonen en prijzen stegen in aanzienlijke mate. De oouwkosten van woningen oedragen thans ruim net drievoudige van voorheen, ter wijl de huren -van de nieuw gebouwde woningen nog sleenis weinig uitgaan boven het vóóroorlogse peil. De bouw- en inslallatiekosten van bedrijven zijn evenzeer tot een veelvoua gestegen zon- oer uat voor het vervaardig de product evenwel een evcn- reulge prijsverhoging kan woruen verwezenlykt. Het wetsontwerp onderkent, de daaruit voortspruitende moeil{jKheüen en beoogt üezc zoveei mogelijk ter zyde ie stelten. Het richt zich daar bij in hei belang van uc cderopoouw en van de oor logsslachtoffers tevens in dc- eerste plaats op het meest muikende probleem, dat zien caarby voordoet, het probleem •an ue financiering van de zogenaamde „onrendabele toppen". Het omwerp gaat er van» uit. dat dit probleem óór alles tot een redelijke oplossing moet worden ge bracht. In verband met de finan ciering van de „onrendabele top" wordt er in de eerste plaats op gewezen, dat ue grote moeilijkheid, welke zich nierbij voordoet, deze is, dat de uiteindelyke omvang yan deze „onrendabele toppen thans nog niet bij benadering kan woruen vastgesteld. De rendabiliteit van net moment kan volgens de regering geen maatstai zijn. De nuidige rendabiliteit is daartoe te kunstmatig, de toekomst te dezen is ongewis. De beslis sing omtrent de grootte van de aanvullende bijdrage, wel ke vanwege de „onrendabele top" dient te worden toege kend, moet dus wei tot een later tijdstip worden ultge- NOODVERBAND. Het ontwerp legt daarom voor de eerstkomende jaren een noodverband, bestaande uit credieten met allerlei fa ciliteiten en uit vergoedingen voor hen, die de vereiste middelen zelf weten aan te l re lek en. Na 10 jaren wordt do extra-bedrage vastgesteld (de zogenaamde uitgestelde bijdrage); na de uitkering daarvan zal het noodverband vervallen. Vóór 1 Januari 1956 zullen de normen voor deze extra- bijdrage in een nadere wet worden neergelegd. De differentiatie. De door vele leden ge maakte opmerking, dat het ontwerp met een differentia tie naar draagkracht, doch 'n differentiatie naar rendabili teit zou kennen, wyst naar 't oordeel van de regering niet op een juist begnp bij deze leden voor hetgeen het ont werp inhoudt. De rendabiliteit bepaalt 't tekort in de exploitatie, waar in gefinancierd wordt; dc om vang van de extra-steun wordt door andere factoren te weten de draagkracht be paald. Een bijdrage op basis van vervangingswaarde met af trek van een bedrag voor afschrijving- op basis 9 Mei 1940 wordt toegekend aan diegenen, die een eigen wo ning, een eigen bedrijf of schip verloren en wier maat schappelijke positie slechts 'n zodanige is, dat zij met een kleine nieuwe woning en een klein nieuw bedrijfspand weer zijn geholpen. Zonder over gangsperiode dus zonder een noodverband als hiervo- renomschreven wordt hier terstond definitief voorzien in alle moeilijkheden, welke voortvloeien uit de stijging van de bouw- en installatie- kosten. Dit artikel bestrijkt slechts de eigen kleine woningen, be drijfspanden en schepen. Voor diegenen, voor wie deze goe deren slechts een beleggings object vormden, wordt blij kens de M. v. A. de ver gaande tegemoetkoming, wel ke art. 8 biedt, niet nood zakelijk geacht. Een nieuwigheid in het ont werp. welke thans nog wordt aangebracht, betreft financiële faciliteiten voor de herbouw van woningen tot 1000 kub. me ter. al dan niet met bedrijfs ruimte. Een volledige financie ring van deze grotere panden ligt echter niet in het voorne men. De regering meent, dat in de- Huisraadschade. Zoals in de Memorie van Toelichting op het wetsont werp reeds werd medegedeeld, zal boven de bijdrage voor huisraadschade, toegekend krachtens de oude regeling, een aanvullende bijdrage wor den verleend, welke het mo gelijk zal maken, dat het oorlogsslachtoffer zich in de meeste gevallen weer overeen komstig zijn oude staat zal kunnen inrichten. In de M. v. A. wordt.thans nader aange geven, welke mogelijkheden de regeling voor vergoeding van huisraadschade scnept. Hiertoe is een volledige in ventarisatie opgenomen. Deze opstelling van kosten van complete inrichting van een woning- bestaande uit gang. keuken, eetkamer, zit kamer, tfrap slaapkamer, kin derkamer, logeerkamer en badkamer is gebaseerd op de resultaten van een ingesteld onderzoek naar de uitgaven voor de inrichting van een ruime woning, die, gezien in het licht van de soberheids gedachte, voor elk milieu be vredigend moet worden ge- de resultaten van bovenbe doeld onderzoek vastgesteld. Doelbewuste welvaarts- politiek. Doordat de oorlogsschade niet integraal wordt vergoed, komt het oorlogsslachtoffer inderdaad in zeker opzicht bij de niet ge troffene ten achter te staan. De ministers menen echter, dat hieruit niet behoeft voort te vloeien een blijvende achter stand voor die gebieden van ons land, waar in omvangrijke ma te oorlogsschade is geleden. In de eerste plaats toch waarborgt de bijdrage, welke wordt ge boden, de mogelijkheid van her stel en voorts zal de belasting- politiek er op gericht zijn de verschillen nog verder te eli mineren. En ten slotte zal dc regering niet nalaten de getroffen gebie den waar nodig door een doel bewuste welvaartspolitlek nog verder op de been te helpen. TE AMBTELIJK? Naar aanleiding van de voor stellen van verscheidene Ka merleden om bij de uitvoering mede te betrekken personen, die het vertrouwen genieten van hen, die door de oorlog zijn getroffen, teneinde op deze wijze het sterk gesloten en streng ambtelijke karak ter te doorbreken, deelt de regering mede. dat bij de uit voering van de wet integen deel aan de buitenambtelijke invloed 'n ruime plaats wordt toegekend. Daarbij wordt een sleutelpositie ingenomen door het Commissariaat voor Oor- logschade. welks leden allen deskundigen van naam zijn, wier adviezen voor de ont wikkeling van het oorlogs- schaderecht van groot belang zijn geweest. De minister van financiën zal niettemin een uitbreiding van dit buiten-ambtelijke col lege, dat naar zijn gevoelen inderdaad een door vele leden bepleite algemene commissie van raad en advies is, met Aanwijzingen voor het verlenen van faciliteiten Minister Lieftinck wil deze op wettelijke basis brengen Een belangrijk onderdeel van de M.v.A. is de paragraaf, welke ïen beschouwing bevat aangaande de fiscale voorzieningen voor door de oorlog getroffenen, welke voorzieningen niet tot stand kunnen wor den gebracht, alvorens de regeling inzake de vergoeding van de materiële oorlogsschade vaststaat. Bij de behandeling van deze materie dient een onderscheid te wor den gemaakt tussen de voorzieningen met betrekking tot de heffingen ineens en de voorzieningen met betrekking tot de gewone belastin gen. HEFFINGEN INEENS. In de Wet op de vermogensaan- wasbelastlng en in de Wet op de vermogensheffing ineens zijn bij zondere voorzieningen voor door de oorlog getroffenen opgenomen. Afgezien van bepaalde beperkin gen en bijzondere gevallen (b.v. bij vergoedingen, welke minder dan f 3000.— bedragen) kan de betekenis van die bepalingen aldus worden samengevat, dat vergoe dingen voor onroerende goederen, bedrijfsmiddelen en huisraad slechts in aanmerking worden ge nomen voor natuurlijke personen tot het bedrag, waarvoor zij voor de vermogensaanwasbelasting in liet beginvermogen zijn opgeno men en voor lichamen tot het be drag van de boekwaarde bij het teloorgaan. Hoe vier milliard verdeeld wordt In de bijlagen van de memorie van antwoord geeft minister Lieftinck een totaal-overzicht van de rijksbijdragen en toesla gen, verdeeld over de diverse schade-categorieën: Aantal Totaal van schadegevallen Rijksbijdrage en toeslagen Woningen 532,000 882.593.000 Woningen met bedrijfsruimte 71.000 180.386 000 Boerderijen 54.060 330.952.000 Bedrijfsgebouwen 77.550.000 grote 1.475 middelgrote 8.350 68.257.000 kleine 15.200 41.065.000 Kerken 2.019 74.738.000 Kerkelijke gebouwen 2.850 45.761.000 Ziekenhuizen (part.) 80 16.080.000 Jeugdgebouwen 520 4.037.000 Andere inst. ten alg. nutte 80.000 000 Schepen 10.472 142.934.000 Agrarische schade 1 502.800.000 (excl. boerderijen) 142.600 Huisraad 648.000 675.000.000 Bedrijfs- en beroepsuitrusting 136.000 400.000.000 Handels- en bedrijfsvoorraden 78.000 252.000.000 Door buitenlanders in Ned. 50.000.000 geleden oorlogsschade Ovcrhcidsaansprakelijkheid 125.000.000 bezettingshandelingen Totaal 3.949.153.000 Het daarboven uitgaande deel wordt buiten beschouwing gelaten. Het toekennen van die vergoedin gen kan derhalve niet tot heffing van vermogensaanwasbelasting lei den, omdat in het eindvermogen wel een lager bedrag, doch niet een hoger bedrag aan vergoeding kan voorkomen dan dat. waarvoor het teloorgegane te voren in reke ning is gebracht. Voor de vermo gensheffing ineens gelden dezelfde regelen als voor het eindvermogen voor de vermogensaanwasbelas ting: ls met een deel van de ver- foeding geen rekening gehouden ij het vaststellen van dat eind vermogen. dan blijft dat deel ook voor de vermogensheffing ineens onbelast. OVERIGE BELASTINGEN. Met betrekking tot deze belastingen bestaan tot nu toe. afgezien van een bepaling nopens dc vermogens belasting en een hierna vermelde bepaling inzake de berekening van de onbelaste reserve, geen wette lijke voorzieningen voor door de oorlog getroffenen. Wel heeft het standpunt, dat te dezen bijzondere regelen nodig zyn, erkenning ge vonden in een aantal aanschrijvin gen aan de belastingdienst, waar in aanwyzingen zijn gegeven om trent 't verlenen van faciliteiten met betrekking tot de door de ge troffenen verschuldigde belastin gen. Deze aanschrijvingen hebben veel vuldig toepassing gevonden. Zij hebben ln hoofdzaak betrekking op de inkomstenbelasting, de ven nootschapsbelasting en de onder nemingsbelasting en behelzen re gelingen van de volgende aard: le. Boekwinst, ontstaan door toekenning van vergoeding voor oorlogsschade aan bedryfsmidde- len. blijft onbelast, indien aan dt vergoedingen een verplichting tot wederopbouw of vervanging is ver bonden. onder voorwaarde dat de aldus gevormde reserve op de aan- schafflngskosten van de vervan gende bedrijfsmiddelen wordt af geboekt. 2e. Is een vergoeding van ten minste 1' 3000.— toegekend, waar aan niet een verplichting tot we deropbouw of vervanging is ver bonden zulks kan het geval zijn met betrekking tot de uitkeringen, welke in de bezettingstijd zUn ge daan in verband met schade aan roerende bedryfsmiddelen dan wordt voor de belasting ter zake van de boekwinst uitstel van beta ling verleend, mits het voornemen bestaat tot vervanging binnen ze kere termijn over te gaan. Wordt aan dat voornemen gevolg gege ven. dan wordt de aanslag ambts halve verminderd op voorwaarde, dat de boekwinst op het teloorge gane actief ineens ln mindering wordt gebracht op de boekwaarde van het vervangende actief. 3e. Kosten tot herstel van een onroerend goed, dat niet tot een bedrijfsvermogen behoort, mogen worden verschoven naar het jaar. waarin de vergoeding is genoten, ten einde met die vergoeding te worden verrekend. twee leden, te kiezen uit ver tegenwoordigers van getroffe nen, gaarne bevorderen. De regering wil .voorts niet ontkennen, dat het optreden van de ambtelijke instanties wei eens reden tot klagen kan hebben gegeven. Maar zou het anders kunnen, waar het gaat om de afwikkeling van rond 1 millioen schade gevallen? De regering ont kent evenwel met klem, dat dc met de afdoening belaste ambtelijke instanties de scha deregeling trachten te druk ken en aat bij dc uitvoering tot heden van een grote mate van schrielheid is gebleken. Zij zien hierin een onverdien de blaam geworpen op het ambtelijk corps, dat met de afwikkeling van de oorlogs schade is belast en dat h.i. zeer zeker niet mank' gaat aan een gcestesgesteldheia als hier bedoeld. Van een ge brek aan objectiviteit by de beslissende organen is naar haar oordeel geen sprake. Openbaarmaking van de aan de ambtelijke instanties gegeven instructies ontmoet niet het minste bezwaar. Geen beroep op de rechter. Omtrent de regeling van 't beroep wordt medegedeeld, dat de regering om verschei dene daaraan verbonden be zwaren geen gevolg kan ge ven aan de door vele leden jeuite wens om de rechterlij ke macht of een andere on afhankelijke rechter in te schakelen bij de regeling van het recht van beroep. Het financierings- en dekkingsplan. Het financiële probleem, waarvoor de vergoeding van materiële oorlogsschade de Nederlandse volksgemeen schap plaatst, houdt in het bewerkstelligen van een bin nenlandse overheveling van vermogen en inkomen van buitengewone omvang en zulks onder uiterst moeilijke omstandigheden. Op grond van de ernstige bezinning op de gevolgen van de hiervboven bedoelde over heveling meent de regering het oorspronkelijke dekkingsplan onverkort te moeten handha ven. Het is overeenkomstig een juist financieel beleid, dat bij een aanzienlijke verhoging van het uitgavenpeil aanstonds wordt uitgezien naar de midde len, welke ter dekking daarvan kunnen worden gevonden. In dien zulks niet zou geschieden, zou men regelrecht aansturen op een débacle. GEEN OVERSPANNING. De regering kan instemmen met de opmerking van sommige leden, dat hoe sneller het tem po van het herstel kan worden opgevoerd, des te spoediger daaruit ook een opvoering der productiviteit zal resulteren. Hier dient men echter tegen over te stellen, dat naarmate men het hersteltempo opvoert, ook de hierboven omschreven nieuwe lasten en de in ver band daarmede optredende wrijvingsverschijnselen zich des te sterker zullen doen gevoe len. Het lijkt daarom een juist beleid, te waken tegen over spanning en het hersteltempo zodanig te kiezen, dat by het beslag op de productieve krach ten en op de spaarcapaciteit, alsmede bij het verzwaren van de belastingdruk, de grenzen van het mogelijke niet worden overschreden. 4e. Uitgaven tot aanschaffing van noodzakelijk huisraad en hjf- goederen. welke te dier zake ont vangen vergoedingen te boven gaan. kunnen als buitengewone lasten In de zin van art. 51 Inkom stenbelasting en art. 14 Loonbe lasting in rekening worden ge bracht. 5e. Bij het bepalen van de af trek ter zake van gebouwde en ongebouwde eigendommen voor de ondernemingsbelasting worden in schrijvingen in het Grootboek van de Wederopbouw gelijkgesteld met gebouwde en ongebouwde eigen dommen voor zover dc inschrijvin gen ter zake van oorlogsschade aan zodanige eigendommen zijn ver leend. WETTELIJKE GRONDSLAG. De Minister van Financiën is voornemens te bovordcren, dat aan de toepassing van deze rege lingen voor 1948 en volgende ja ren een wettelijke grondslag wordt verleend, hetgeen mede tot gevolg zal hebben, dat do moge lijkheid tot beroep bij de admini stratieve rechter wordt geopend. De bepalingen zullen mede van toepassing zijn op de verhogingen van de vergoedingen, welke ln het onderhavige wetsontwerp worden voorgesteld. VOOR ONDERNEMINGEN. Voorts heeft de Minister van Fi nanciën in het byzonder aandacht gewyd aan de vraag of het biliyk en uitvoerbaar is aan de voorzie ningen ten behoeve van onderne mingen een uitbreiding te geven in die zin. dat de financiering van het verschil tussen de vervan- gingskosten van het teloorgegane en de vergoeding wordt vergemak- gelijkt door fiscale bepalingen. In beperkte mate ls dit reeds het geval. De Minister acht verdere fiscale voorzieningen ter vergemakkeiy- king van de financiering door oor logsslachtoffers van de herinves tering van het teloorgegane, ln hoge mate wenseiyk. Zijn gedach ten gaan voorshands in deze rich ting. dat de hiervoren vermelde vrijstelling van de boekwinst op bedryfsmiddelen wordt verruimd tot een vrystelling van de gehele vergoeding en dat de verplichting tot afboeking van het vrijgestelde bedrag op het vervangende actief i komt te vervallen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1949 | | pagina 4