Tweede Blad
PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT
Zaterdag 13 September 1941
De legerberichten van gisteren.
V VICTORIE
De aansprakelijkheid van den
rijwielbewaarder.
DTJITSCHLAND WINT VOOR EUROPA OP ALLE FRONTEN.
Zware aanval op Britsch
convooi.
Het opperbevel der Duitsche weer
macht maakte Vrijdag bekend:
In het Oosten vorderen de aanvals-
operaties ondanks den slechten
weerstoestand en moeilijke terrein
toestanden goed.
Dnikbooten hebben In het
Noorden van den Atlantischen
Oceaan een groot, door corvet-
ten en torpedojagers zwaar be-
veiligd vijandelijk convooi aan- f
gevallen. Het convooi bestond
uit ruim 40 schepen. In taaien,
verscheidene dagen durenden
strijd hebben de dnikbooten tot
dusverre 22 schepen met te za-
men 184.000 brt. tot zinkpn ge
bracht. Nog twee schepen met
een inhoud van 11.000 brt. wer-
den getorpedeerd. Verwacht kan
Worden dat ook zjj verloren zijn.
De aanvallen op het vijandelijke
convooi duren voort.
In den strijd tegen de Britsche ra*
vitailleerïngsscheepvaart heeft het
luchtwapen in den afgeloopen nacht
ten Zuidoosten van Great Yarmouth
uit een beveiligd convooi drie vracht
schepen met in totaal 21.000 brt. tot
zinken gebracht. In dezelfde wateren
is een lichte Britsche kruiser en £en
Noordoósten van Alswick nog een
koopvaarder met bommen bescha
digd. Andere gevechtsvliegtuigen
plaatsten- in scheervlucht treffers
met bommen van zwaar kaliber op
een hoogoven bij Middlesborough n
in haveninstallaties aan de Oostjcust
van het eiland. In convooidienst zijn
de patrouillebooten hebben in het
Kanaal herhaalde, aanvallen van een
formatie Britsche motor-torpedoboo
ten op het haar toevertrouwde con
vooi afgeslagen. Zij brachten drie
der aanvallende motortorpedobooten
tot zinken. Kustbatterijen der mari
ne grepen in het gevecht in en ver
dreven de overige booten. Alle vaar
tuigen van het convooi bereikten
onverlet hun plaats van bestemming.
Britsche vliegtuigen hebben in den
afgeloopen nacht met gering effect
een aanval gedaan op het Noord-
Duitsche kustgebied. De burgerbe
volking leed eenige verliezen aan
dooden en gewonden. Luchtafweer
geschut schoot twee vijandelijke
bommenwerpers neer.
HET ITALIAANSCHE
Het Italiaansche legerbericht van Vrij
dag luidt als volgt:
In den afgeloopen nacht zijn de vloot- en
luchtsteunpunten van Malta door formaties
van het Italiaansche luchtwapen doeltref
fend gebombardeerd. Andere vliegtuigen
hebben de raffinaderijen van Haifa, waar
aanzienlijke branden ontstonden en het
vliegveld van Larnaca, op het eiland Cy
prus, met bommen bestookt.
De vijand heeft wederom een aanval op
Palermo gedaan. Vier dooden en twaalf ge
wonden onder de bevolking, eenige schade
aan gebouwen.
'In Noord-Afrika, aaii het landfront, be
drijvigheid der artillerie en van vooruitge
schoven afdeelingen. Italiaansche en Duit
sche vliegtuigen hebben depóts en verde
digingsinstallaties van Totiroek en Mersa
Matroeh aangevallen en vooruitgeschoven
vliegvelden, benevens de spoorweginstalla
ties van Foeka, gebombardeerd, waarbij
aanzienlijke schade werd aangericht.
Britsche vliegtuigen hebben eenige bom
men op Bengasi geworpen. Er vielen geen
slachtoffers.
In Oost-Afrika werden vijandelijke aan-
valspogingen in den sector van Culquabert
snel afgeslagen.
Op den Atlantischen Oceaan heeft een
van onze duikbooten onder bevel van den
corvettenkapitein Carlo Vecia di Cossato
een groot tankschip tot zinken gebracht"
en een schip van 5.45Ü ton, dat beslist als
verloren kan worden beschouwd, met een
torpedo getroffen.
HEFFING VAN RECHTEN VÓÓR
INENTING TEGEN TYPHUS EN
PARATYPHUS.
Naar het oordeel van de secretarissen-
generaal van de departementen van bin-
3enlandsche zaken en van sociale zaken be-
ragen de inentingskosten voor de ge
meenten ongeveer 10 cent per injectie tot
een maximum van 35 cent per volledige
inenting. Ter verkrijging van een volledige
inenting moeten namelijk drie injecties met
tusschenpoozen van ongeveer een week
worden gegeven. In bovengenoemd bedrag
van 35 cent per persoon zijn dan alle
koeten, b.v. ook de huur van lokalen enz.
begrepen.
In verband met het bovenstaande .is er
bij de gemeentebesturen op aangedrongen
het recht voor een volledige inenting vast
te stellen op een bedrag van ten hoogste
35 cent per persoon.
Steeds verder gaat de opmarsch naar het Oosten In elndelooze rijen
trekkeh de Duitsche colonnes langs de wegen ia het Sovjet-gebied
Holland)
AANMELDING VAN AMERIKAANSCHE
VERMOGENSWAARDEN.
Het nieuwe verordeningenblad behelst
een verordening van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied over
de aanmelding van vermogensbestanddee-
len der V.S. van Amerika, hun staats
burgers en bepaalde andere personen in
het bezette Nederlandsche gebied.
Voor 15 October 1941-moeten alle ver-
mogensbestanddeelen in hèt bezette Neder
landsche gebied, die juridisch of econo
misch toebehooren aan de V.S. of hun be
zittingen, hun staatsburgers en andere
personen, die op het gebied der V.S. of
van hun bezittingen zijn gevestigd of ver
blijf houden volgens den stand van 30
September 1940 benevens van 30 Juni 1941
worden opgegeven. Bij latere verwerving
volgens den stand van den dag van ver
werving. De plicht tot aanmelding heeft
ook betrekking op vermogensbestanddeelen
van rechtspersonen en groepen van per
sonen, inrichtingen, stichtingen en ver
mogens met een bepaalde bestemming,
voorzoover zij him zetel of voornaamste
plaats van vestiging in het gebied der
V.S. of hun bezittingen ligt of hun oor
spronkelijke rechtsbevoegdheid berust op,
het recht der V.S. en ten slotte van alle
personen met betrekking op de afdeelingen,
die zij in het gebied der V.S. hebben. Tot
de vermogensbestanddeelen, waarvan de
aanmelding verplicht is, behooren uiteraard
ook de vorderingen op schuldenaars, die
aan genoemde voorwaarden voldoen, en de
rechten en aanspraken, die in een Neder-
landsch openbaar register zgn ingeschre
ven. De plicht tot aanmelding rust niet
slechts op de bezitters der bedoelde' ver
mogensbestanddeelen, maar ook op de
beheerders daarvan, benevens op de lei
ders van rechtspersonen en groepen van
personen, waartoe een bezitter van een
vermogen in den zin dér verordening be
hoort
Bij de aanmelding moet worden gebruik
gemaakt van een formulier, dat verkrijg
baar is bij de kamers van koophandel en
fabrieken, en zij geschiedt bij* de Deutsche
Revisions- und Treuhand A.G., filiaal Den
Haag, Alexanderstraat 22. Deze aanmel
ding moet ook dan worden gedaan, indien
twijfel omtrent de verplichting daartoe
bestaat. In dergelijke gevallen moeten de
oorzaken van dezen twijfel worden ver
meld. De aanmelding kan achterwege blij
ven, indien zij reeds krachtens verordening
no. 143-1941 over Amerikaansche vermo
gensbestanddeelen naar behooren is ge?
schied. Op overtredingen van de voor
schriften dezer verordening staan gevan
genisstraffen en geldboeten.
UITKEERINGSREGELING HERSTEL
RIJN- EN BESNENVAARTVLO OT.
Op grond van de verordening no. 60-1941
van den Rijkscommissaris voor de bezette
Nederlandsche gebieden betreffende het
herstel van de Rijn- en binnenvloot I
hebben de secretarissen-generaal van de
departementen van waterstaat, financiën,
justitie en handel, nijverheid en scheep
vaart een besluit uitgevaardigd, waarin de
betaling van koopsom en vergoeding voor
inbeslag genomen vaartuigen wordt gere
geld. De koopsom en de vergoeding, de
schadeloosstellingen en de toelagen voor
de in beslag genomen vaartuigen worden
in een tot dit doel in opdracht van den
secretaris-generaal van het departement
van financiën en volgens zijn voorschriften
bij te houden „Grootboek voor de Rijn- en
binnenvloot" ingeschreven. Dit inschrijven
geschiedt ten gunste van de rechthebben
den en op de ingeschreven bedragen wordt
een jaarlgksche rente uitgekeerd van 4%,
waarbij de ieder half jaar vervallende inte
rest ten laste van den staat komt Bij de
inschrijving wordt aanteekening gehouden
van de hypotheken en andere op de sche
pen drukkende zakelijke rechten. De secre
taris-generaal van het departement van
waterstaat stelt de richtlijnen vast voor
het toekennen van een toelage voor de
rechthebbenden, welke door den staat be
taald wordt.
Dé instelling van het „Grootboek voor de
Rijn- en binnenvloot" heeft ten doel de
^verordening op het herstel van de Rijn
en binnenvloot I doeltreffend ten uitvoer
te leggen teneinde de aanspraken op scha
deloosstelling veilig te stellen uitsluitend
ten gebruike bij den wederopbouw van de
Rijn- en binnenvloot.
Aansprakelijkheid tot het oogenbllk van afgifte.
Een uit practisch oogpunt belangrijke
beslissing inzake de aansprakelijkheid van
den houder een er rijwielbewaarplaats is
dezer dagen gegeven door de rechtbank te
Amsterdam.
Iemand was gewoon zgn rijwiel 's avonds
in bewaring te geven en 's morgens terug
te nemen. Toen hij op zekeren morgen ver
scheen om naar gewoonte zjjn fiets op te
halen, was deze er niet. Een zwijntjesjager
had de kans schoon gezien en het bijna
nieuwe rijwiel „gejat".
De gedupeerde vroeg den rijwielbetwaar-
der om schadevergoeding, doch deze wilde
daarvan niet hooren. „Ik plaats op uw ver
zoek het rijwiel eiken, morgen buiten en
daarmee is mijn aansprakelijkheid afge
loopen", aldus luidde het antwoord.
De rijwiel-eigenaar ontkende evenwel
ooit dezen order gegeven te hebben en
wendde zich tot den kantonrechter. Deze
veroordeelde den rijwielbewaarder tot
schadevergoeding en wel op grond van de
volgende overwegingen:
„Gedaagde (de rijwielbewaarder) heeft
erkend, dat de eigenaar het bij dagvaar
ding bedoelde rijwiel tegen loon in bewa
ring heeft gegeven en dat dit is gestolen.
Hg voert echter aan, dat Jiet rijwiel is ont
vreemd, niet uit zijn bewaarplaats, maar'
terwijl hij dit reeds op straat had gezet in
afwachting van des eigenaars komst, die
dan niet behoefde te wachten daar eischer
met deze pralttijk bekeiid was en er zelf op
aangedrongen had, dat gedaagde aldus
handelde.
Naar Onze (des kantonrechters) meening
is gedaagdes standpunt niet j^ist. Eischer
heeft hem zijn rijwiel in bewaring gegeven
en gedaagde is-daarvoor aansprakelijk tot
op het oogenblik, dat zich dit weder be
vindt in de macht van den eischer-bewaar-
gever. Als gedaagde het rijwiel in afwach
ting van eischers komst op de straat heeft
gezet, heeft hij dat gedaan op eigen ver
antwoordelijkheid en indien eischer daar
mede bekend was en <üt goedkeurde, dan
moest eischer daarbij in de veronderstelling
verkeeren, dat gedaagde ook op straat een
voldoend toezicht zou houden. Gedaagde is
dus voor den diefstal aansprakelijk en
moet aan eischer de waarde van het ge
stolen rijwiel vergoeden".
De rtjwielbewaarder kon rich met deze
beslissing niet vereenigen en ging in hoo-
ger beroep bij de rechtbank.
Deze besliste aldus „De bewaarder is
voor het hem in bewaring gegeven rijwiel
aansprakelijk tot op 't oogenblik dat het
zelve weder in de macht van den bewaar
gever was teruggekeerd.
Indien de bewaarder op eigen initiatief
en uitsluitend om den bewaargever te ge
rieven in afwachting van diens komst het
rijwiel op straat heeft geplaatst, heeft hij
zelf den'omvang van zijn aansprakelijkheid
vergroot en bleef hij dus verantwoordelijk,
indien dat rywiel op straat werd gestolen.
Wanneer echter dit buiten de bewaar
plaats brengen is geschied op den wensch
van den eigenaar, gelijk de bewaarne
mer beweert dan moet deze geacht wor
den den rijwielbewaarder van zijne aan
sprakelijkheid voors het rijwiel buiten de
bewaarplaats te hebben ontslagen, daar
dit op eigen wen&ch van den bewaargever
buiten de bewaarplaats brengen in de
plaats gesteld moet worden van de over
handiging in de bewaarplaats zelve".
De rijwielbewaarder werd derhalve in de
gelegenheid gesteld te bewijzen, door ge
tuigen, dat op den uitdrukkelljken wensch
van den eigenaar het rijwiel bij goed weder
op het spitsuur buiten de rijwielbewaar
plaats op straat gezet vóór den eigenaar
aanwezig was, opdat deze op het drukke
iuur niet op zijn beurt zou behoeven te
"wachten en dat de eigenaar zelf eenige
malen toen het rijwiel wegens slecht weer
niet buiten was gezet, daarover zijn mis
noegen hééft te kennen gegeven.
lit dit bewijs slaagde de rijwielbewaar
der volgens het vonnis der rechtbank niet
en mitsdien werd hij veroordeeld om den
eigenaar ter zake een schadeloosstelling
van 45 te betalen.
Er ls eenig verschil tusschen 'de overtve-
gingen van den kantonrechter en die van
de rechtbank. De kantonrechter verwacht
van den bewaargever ook toezicht op het
op straat geplaatste rijwiel, zelfs als de'
eigenaar met dit buiten plaatsen bekend üf
en deze praktijk goedkeurt.
De rechtbank acht dit alleen juist al*
de bewaarnemer het buiten plaatsen op
eigen initiatief deed en niet als zulks op
verzoek van eigenaar geschiedde.
Zoowel voor den rijwielbewaaïder aJa
voor degenen, die hun. rijwiel in bewaring
geven tegen betaling ligt hierin een aan-»
wijzing voor een toekomstige gedragslijn*
De een zal, of ook op straat toezicht moe
ten houden, of zijn klanten uitdrukkelijk
moeten waarschuwen, dat hij zich voor bui
ten geplaatste rijwielen niet aansprakelijk
stelt en de ander zal zijn rijwiel in dat ge
val uitsluitend in de bewaarplaats in ont
vangst moeten (nemen.
Hierboven is sprake van bewaarneming
tegen betaling. In dat geval wordt de aan
sprakelijkheid van den bewaarnemer scher
per gesteld, dan wanneer iéts zonder be
taling in bewaring werdt genomen, bijv. org
een vriendendienst te bewijzen. In het eer
ste geval eischt de- wet de zorg van een
goed huisvader, in het laatste komt men er
af met dezelfde zorg, wejke men voor zijn
eigen goed heeft De slordigen komen er
dan het goedkoopst af.
Zwaarder evenwel is de aansprakelijk-
heid van den hotelhouder voor alles, wat
door den reiziger wordt medegehracht, ten
zij de meegebrachte zaken verloren gaart
door toedoen van personen, welke de reizi
ger bij zich heeft toegelaten, of indien zjj
door diefstal met geweldpleging worden
ontvreemd. Er is getracht deze aansprake
lijkheid ook uit te breiden tot de goederen!
van dengene, die in een hotel, al of niet an*
nex met café vertoeft doch daar niet lo
geert, Reeds in 1888 echter heeft het
Haagsche Gerechtshof uitgemaakt, dat
wet deze verantwoordelijkheid alleen op
legt ten aanzien van de personen, die „hun
intrek nemen" bij den hotelhouderdus
alleen ten aanzien van de logeergasten.
Een bezoeker van hotel of café valt daaf
niet onder.
Nadruk verboden.
Mr. M. VISSER,
Nogmaals: de winkelsluiting.
Aangezien blijkt, dat er nog eenig mis
verstand bestaat, volgt hieronder een be
knopt overzicht van de voornaamste bepa
lingen van de nieuwe regeling inzake de
winkelsluiting, welke zooals reeds eerder
is medegedeeld, met ingang van Maandag
15 September, in werking treedt.
1. Het tijdstip van sluiting der winkels
wordt: In het tijdvak van 1 October1
April: eerste vjjf werkdagen 6 uur, Zater
dag: 7 uur.
In het tijdvak van 1 April1 October*
eerste vijf werkdagen: 7 uur, Zaterdag 8 u,
2. Kappers- en barbierszaken mogen op
alle werkdagen tot 8 uur geopend rijn,
doch na vorengenoemde sluitingstijdstippett
alleen voor het verrichten van kappers- en
barbierswerkzaamheden.
3. Op grond van bijzondere omstandig
heden vastgestelde plaatselijke afwijkends
regelingen blijven onverminderd gelden.
4. De gewone, in de winkelsluitingswet
vermelde uitzonderingen gelden ook hief
(o.a. café's, apotheken, e.d.).
5. Verplichte openstelling zonder onder
breking op alle werkdagen van de zeven
reeds eerder bekend gemaakte groepen van
winkels van 106 uur.
6. Uitzonderingen op deze laatste ver
plichting gedurende ten hoogste twaalf
werkdagen per jaar (wegens vacantie) en
voorts voor bijzondere gevallen, hetzij voor
een geheele groep winkels door den burge
meester vast te stellen, hetzij voor een
afzonderlijken winkel door den burge
meester toe te staan.
FEUTT.T.ETON
HET DRAMA OP KLIEVENDAAL
De laatste gasten vertrokken. Uit hun
gesprekken hoorde hij, dat hun was mee
gedeeld, dat Antigone een ongeluk had ge
kregen. V
Hij trad in denhal. Daar waren enkele
van de leeraressen nog in gesprek met de
achterblijvers. Juffrouw Hermans trad op
hem toe met de vraag:
„Wilt u zoo goed zijn mee te gaan naar
de kamer van de directrice?"
„O, hemeltje!" glimlachte Karei. „Dat
klinkt of mij een afstraffing wacht!"
Juffrouw Hermans vond die scherts niet
op haar plaats en ging hem voor. De
flinke gestalte van juffrouw Treek kwam
hem voorbij:
„Is dit meneer Fortuin? Neemt u mg
niet kwalijk, maar hoe is het met Nan?
„Niet zoo heel best", zei hg' zacht.
„Verschrikkelijk!"-meende de leerares.
De directrice had den voorzitter bg zich
en nog eenige andere deftige heeren.
„Ik zou liever u alléén gesproken heb
ben", zei Karei met een licht protest in
zijn stem.
„Deze heeren zijn leden van het bestuur",
lichtte zij toe.
„Zoo, zoo!" prevelde Karei en keek naar
hen met goedmoedige nieuwsgierigheid.
De voorzitter schraapte zijn keel:
„Ik houd r-g er van overtuigd, dat me
neer Fortuin begrijpt hoe wij allen ont
steld zijn over hetgeen er gebeurd is; een
verschrikkelijk iets voor de school!"
„Ja èn voor het meisje", meende
KareL
„Juist. Wij voelen dit allen diep".
Vervolgens stelde hij de heeren voor:
generaal Bemeliii-//ïonkheer Fistel, mijn
heer Nateman.
De directrice vroeg toen: „Hoe maakt
Nora het, meneer Fortuin?"
„Ik kan u niets beloven".
„Arm kind! Arm kind!" luidde haar
verzuchting.
„Is haa^ toestand zoo ernstig?" vroeg
de voorzitter.
„O ja, zéér ernstig".
De heer Nateman boog zich wat naar
hem toe.
„U begrijpt, meneer Fortuin, wij vragen
u naar uw opinie als medisch deskundige"
(Karei had oorspronkelijk voor dokter ge
studeerd). „Zou het kind er bovenop ko
men?"
Karei keek naar hem met half-gesloten
oogen.
„Ik heb mijn opinie gegeven: het is
geen geval, waarbij ik iets kan beloven."
„Uw uitspraak is niet zeer beslist, me
neer", merkte de generaal pp.
„Neen, ik voel er mij ook niet zeker
van".
kunt ons toch wel zeggen, of het
meisje bij bewustzijn zal komen?" vroeg
de generaal met vlammenden blik.
,,0 ja, rij is al bijgekomen, maar toen
is zij weer in slaap gevallen. Waarom wil
de u dat eigenlijk weten?"
„Natuurlijk willen wij het weten", riep
de generaal. „Is u van plan, openhartig
tegenover ons te zijn, meneer? We wilden
weten, of het meisje eenige reden opge
geven heeft voor haar poging tot zelf
moord. We hebben er recht op, dit te
weten!"
„Nee. Zij heeft geen reden opgegeven.
Ik heb het haar ook niet gevraagd. U
zult ook niet in de gelegenheid zijn, het
haar te vragen. Wat er gebeurd is en
waarom het gebeurd is, 'is een zaak voor
de politie. Is dat openhartig?"
„Wèt, meneerU is van plan, de
politie er in te mengen?" Laat ik u dan
vertellen, dat ik daartegen protesteer;
ten sterkste protesteer. Het zou\een on
verantwoordelijk en roekeloos misbruik ma
ken zijn van uw ambtspositie. Een schan
delijke inmenging, waardoor ik mg op alle
mogelijke wijzen beleedigd zou toonen. Wg
zouden er ons allen door beleedigd voelen.
„Ja, waarlijk?" vroeg Karei en sloeg
de heeren belangstellend gade. „Het zou
toch beter zijn, als u er zich niét door be
leedigd voelde!"
Jonkheer Fistel, een klein, droog man
netje, bracht voor het eerst wat in het
midden en zei: „Je praat onzin, Beme-
ling!"
De voorzitter schraapte zijn keel:
„Ik voel mij verplicht te zeggen, gene
raal, dat u toch waarlijk een verkeerde
opvatting heeft in dezen."
„Neem mij niet kwalijk", zei Nateman
en stond op. Hij was een knappe verschij
ning en dit wisthij zeer wel. „Op den
voorgrond moet bij ons staan het belang
van de school. Hier is de generaal ook
van doordrongen."
„Dit is onze plicht, meneer, onze
ulicht!" betuigde de generaal.
„Daar ben ik geheel van doordrongen.
Nu zullen wij toch wel allen inzien, dat
het noodlottig zou zijn voor de school,
om de politie er bij te roepen. De inrich
ting zou zulk een schandaal nooit te bo
ven komen! Dan moeten wij ook de be
oog houden. Niets zou wreedaardiger zijn
oog houden. Niets zou wreedaarliger zijn
dan een politie-onderzoek te verbinden aan
haar nagedachtenis. Ik vrees, Fistel, dat
je niet beseft, welke Insinuaties betreffen
de haar daarvan het noodwendig gevolg
zouden zijn. Het zou een wreedaardigheid
wezen zonder eenige reden. Èr bestaat
geen twijfel omtrent hetgeen er gebeurd
is. Ze werd gevonden door de leerares,
opgehangen in den tempel."
„Denkt u waarlijk, dat de zaak stil
gehouden kan worden?"
„Daar heb ik niet van gesproken, me
neer Fortuin. Het is duidelijk", dat er een
onderzoek naar haar dood moet volgen.
Dit kan niet vermeden worden en geen
van ons zou dat ook verlangen. Er valt
niets te verbergen. Maar ik verzet er mij
tegen met al wat in mg is, dat de tus-
schenkomst van de politie de zaak tot een
sensationeel geval zou maken."
„En ik ook! Wat een schandaal zou
dat geven!" riep de generaal. „De school
zou alom het onderwerp van kletspraat?
jes worden. Het zou in de bladen staan.
Dat komt van die toelating van leerlin
gen met beurzen! Maar ik verkies het niet,
meneer! Ik zal zelf met den hoofd-inspec-
teur gaan praten!"
„Geeft u zich maar geen moeite: Hij
weet er alles van", zei Karei. „Ik heb ge
telefoneerd uit het ziekenhuis en ook naar
den officier van justitie."
De generaal wierp hem een woedenden
blik toe én riep„Vervloekte onbe
schaamdheid!"
„Vindt u?" vroeg Karei. „Zoo, zoo!"
Daarop wendde hij zich tot de directrice.
„Ik zal nog even bij Nora gaan kijken,
eer ik vertrek. Dokter Hatert heeft mijn
telefoonnummer". Hij reikte haar de hand.
„Ik zal deze zaak'behandelen".
„Dank u zeer!" Haar blik ontmoette
den zijne.
„Goeden avonds heeren!" Hij keek ze
een voor een aan. „Nora mag niet gestoord
worden. Een agent zal het ziekenhuis be
waken". Dit zeggende verliet hij het ver
trek.
Jhr. Fistel volgde hem.
„Een enkel woord, meneer Fortuin". Hij
nam Karei mee naar een zg kamertje, waar
de hoeden hingen-van de heeren van het
bestuur. „U weet natuurlijk, dat u in uw
recht is. En ik ben het met u eens. Beme-
ling is een ezel en Nateman is een praal
hans!"
„Ja. 't Lijkt mij niet geheel een verblijf
van rust en vrede op Klievendaal", prevel
de Karei voor zich heen. Intusschen keek
hg met groote belangstelling naar de
hoeden. Nateman en de generaal kwamen
inderhaast de hunne halen. Hij keek droo-
merig naar Fistel. „Ja, dat is één van
de factoren. Goeden avond, meester".
HOOFDSTUK IV.
De hoofdcommissaris verbaast zich.
Toen Karei uit het ziekenhuis kwam,
vond hij zgn vrouw en Nan in den auto;
op,zich wachten. Het jonge meisje sprong
er uit en liep hem tegemoet.
„Ja. En nu kom ik aan de beurt. Je
hoeft je niet langer ongerust te maken".
„O, oompje
,,Ja. En nu kom ik aan de beurt. Jei
hebt je taak volbracht, maar nu ben je
klaar. Ga maar rustig slapen. Dat verdien
je
Hij stapte in den auto en reed weg. Hg
stak een sigaar op en trok zich rustig in
zgn] hoekje terug.
„Karei, was dat waar?" vroeg mevrouw;
Fortuin.
„Ja, ja, zeker. Zij haalt 't er bovenop.
Maar ik wilde dit nu nog niet bekend
hebben. Zij heeft zich niet zelf opge
hangen".
„O, dien hemel zij dank
„Ja, dat geeft stof tot tevredenheid. Zei
hadden haar wel tot zelfmoord kunnen
drijven. Mogelijk was dat iemands min-
edele bedoeling. Dan zou het een zeer
moeilijk geval zijn geweest".
Mevrouw Fortuin huiverde. „Maar wat
een snood ondernemen Heeft ze je ver-
teld, wie het gedaan heeft
„Ze wist het mdet. Ik weet het niet. Dat
is één van de vraagstukken".
„Eén er van", herhaalde mevrouw For
tuin.
Karei keek naar haar met de groote,
verbaasde oogen van een kind.
„Juist, één er van", zei hij treurig. ,,A'
propos, er komen vanavond twee heeren
oineeren de hoofdcommissaris en Bell ink.
Ik heb Lize al opgebeld".
Mevrouw Fortuin lachte.
„Marthazei ze met een spottende'
uitdrukking op het gelaat. Dit was een
bgnaam voor hem wegens zijn groote be
langstelling in huishoudelijke zaken. „Di
neer ik bij je
(Wordt vervolgd. X