Tweede Blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 13 September 1941 De legerberichten van gisteren. V VICTORIE De aansprakelijkheid van den rijwielbewaarder. DTJITSCHLAND WINT VOOR EUROPA OP ALLE FRONTEN. Zware aanval op Britsch convooi. Het opperbevel der Duitsche weer macht maakte Vrijdag bekend: In het Oosten vorderen de aanvals- operaties ondanks den slechten weerstoestand en moeilijke terrein toestanden goed. Dnikbooten hebben In het Noorden van den Atlantischen Oceaan een groot, door corvet- ten en torpedojagers zwaar be- veiligd vijandelijk convooi aan- f gevallen. Het convooi bestond uit ruim 40 schepen. In taaien, verscheidene dagen durenden strijd hebben de dnikbooten tot dusverre 22 schepen met te za- men 184.000 brt. tot zinkpn ge bracht. Nog twee schepen met een inhoud van 11.000 brt. wer- den getorpedeerd. Verwacht kan Worden dat ook zjj verloren zijn. De aanvallen op het vijandelijke convooi duren voort. In den strijd tegen de Britsche ra* vitailleerïngsscheepvaart heeft het luchtwapen in den afgeloopen nacht ten Zuidoosten van Great Yarmouth uit een beveiligd convooi drie vracht schepen met in totaal 21.000 brt. tot zinken gebracht. In dezelfde wateren is een lichte Britsche kruiser en £en Noordoósten van Alswick nog een koopvaarder met bommen bescha digd. Andere gevechtsvliegtuigen plaatsten- in scheervlucht treffers met bommen van zwaar kaliber op een hoogoven bij Middlesborough n in haveninstallaties aan de Oostjcust van het eiland. In convooidienst zijn de patrouillebooten hebben in het Kanaal herhaalde, aanvallen van een formatie Britsche motor-torpedoboo ten op het haar toevertrouwde con vooi afgeslagen. Zij brachten drie der aanvallende motortorpedobooten tot zinken. Kustbatterijen der mari ne grepen in het gevecht in en ver dreven de overige booten. Alle vaar tuigen van het convooi bereikten onverlet hun plaats van bestemming. Britsche vliegtuigen hebben in den afgeloopen nacht met gering effect een aanval gedaan op het Noord- Duitsche kustgebied. De burgerbe volking leed eenige verliezen aan dooden en gewonden. Luchtafweer geschut schoot twee vijandelijke bommenwerpers neer. HET ITALIAANSCHE Het Italiaansche legerbericht van Vrij dag luidt als volgt: In den afgeloopen nacht zijn de vloot- en luchtsteunpunten van Malta door formaties van het Italiaansche luchtwapen doeltref fend gebombardeerd. Andere vliegtuigen hebben de raffinaderijen van Haifa, waar aanzienlijke branden ontstonden en het vliegveld van Larnaca, op het eiland Cy prus, met bommen bestookt. De vijand heeft wederom een aanval op Palermo gedaan. Vier dooden en twaalf ge wonden onder de bevolking, eenige schade aan gebouwen. 'In Noord-Afrika, aaii het landfront, be drijvigheid der artillerie en van vooruitge schoven afdeelingen. Italiaansche en Duit sche vliegtuigen hebben depóts en verde digingsinstallaties van Totiroek en Mersa Matroeh aangevallen en vooruitgeschoven vliegvelden, benevens de spoorweginstalla ties van Foeka, gebombardeerd, waarbij aanzienlijke schade werd aangericht. Britsche vliegtuigen hebben eenige bom men op Bengasi geworpen. Er vielen geen slachtoffers. In Oost-Afrika werden vijandelijke aan- valspogingen in den sector van Culquabert snel afgeslagen. Op den Atlantischen Oceaan heeft een van onze duikbooten onder bevel van den corvettenkapitein Carlo Vecia di Cossato een groot tankschip tot zinken gebracht" en een schip van 5.45Ü ton, dat beslist als verloren kan worden beschouwd, met een torpedo getroffen. HEFFING VAN RECHTEN VÓÓR INENTING TEGEN TYPHUS EN PARATYPHUS. Naar het oordeel van de secretarissen- generaal van de departementen van bin- 3enlandsche zaken en van sociale zaken be- ragen de inentingskosten voor de ge meenten ongeveer 10 cent per injectie tot een maximum van 35 cent per volledige inenting. Ter verkrijging van een volledige inenting moeten namelijk drie injecties met tusschenpoozen van ongeveer een week worden gegeven. In bovengenoemd bedrag van 35 cent per persoon zijn dan alle koeten, b.v. ook de huur van lokalen enz. begrepen. In verband met het bovenstaande .is er bij de gemeentebesturen op aangedrongen het recht voor een volledige inenting vast te stellen op een bedrag van ten hoogste 35 cent per persoon. Steeds verder gaat de opmarsch naar het Oosten In elndelooze rijen trekkeh de Duitsche colonnes langs de wegen ia het Sovjet-gebied Holland) AANMELDING VAN AMERIKAANSCHE VERMOGENSWAARDEN. Het nieuwe verordeningenblad behelst een verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied over de aanmelding van vermogensbestanddee- len der V.S. van Amerika, hun staats burgers en bepaalde andere personen in het bezette Nederlandsche gebied. Voor 15 October 1941-moeten alle ver- mogensbestanddeelen in hèt bezette Neder landsche gebied, die juridisch of econo misch toebehooren aan de V.S. of hun be zittingen, hun staatsburgers en andere personen, die op het gebied der V.S. of van hun bezittingen zijn gevestigd of ver blijf houden volgens den stand van 30 September 1940 benevens van 30 Juni 1941 worden opgegeven. Bij latere verwerving volgens den stand van den dag van ver werving. De plicht tot aanmelding heeft ook betrekking op vermogensbestanddeelen van rechtspersonen en groepen van per sonen, inrichtingen, stichtingen en ver mogens met een bepaalde bestemming, voorzoover zij him zetel of voornaamste plaats van vestiging in het gebied der V.S. of hun bezittingen ligt of hun oor spronkelijke rechtsbevoegdheid berust op, het recht der V.S. en ten slotte van alle personen met betrekking op de afdeelingen, die zij in het gebied der V.S. hebben. Tot de vermogensbestanddeelen, waarvan de aanmelding verplicht is, behooren uiteraard ook de vorderingen op schuldenaars, die aan genoemde voorwaarden voldoen, en de rechten en aanspraken, die in een Neder- landsch openbaar register zgn ingeschre ven. De plicht tot aanmelding rust niet slechts op de bezitters der bedoelde' ver mogensbestanddeelen, maar ook op de beheerders daarvan, benevens op de lei ders van rechtspersonen en groepen van personen, waartoe een bezitter van een vermogen in den zin dér verordening be hoort Bij de aanmelding moet worden gebruik gemaakt van een formulier, dat verkrijg baar is bij de kamers van koophandel en fabrieken, en zij geschiedt bij* de Deutsche Revisions- und Treuhand A.G., filiaal Den Haag, Alexanderstraat 22. Deze aanmel ding moet ook dan worden gedaan, indien twijfel omtrent de verplichting daartoe bestaat. In dergelijke gevallen moeten de oorzaken van dezen twijfel worden ver meld. De aanmelding kan achterwege blij ven, indien zij reeds krachtens verordening no. 143-1941 over Amerikaansche vermo gensbestanddeelen naar behooren is ge? schied. Op overtredingen van de voor schriften dezer verordening staan gevan genisstraffen en geldboeten. UITKEERINGSREGELING HERSTEL RIJN- EN BESNENVAARTVLO OT. Op grond van de verordening no. 60-1941 van den Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandsche gebieden betreffende het herstel van de Rijn- en binnenvloot I hebben de secretarissen-generaal van de departementen van waterstaat, financiën, justitie en handel, nijverheid en scheep vaart een besluit uitgevaardigd, waarin de betaling van koopsom en vergoeding voor inbeslag genomen vaartuigen wordt gere geld. De koopsom en de vergoeding, de schadeloosstellingen en de toelagen voor de in beslag genomen vaartuigen worden in een tot dit doel in opdracht van den secretaris-generaal van het departement van financiën en volgens zijn voorschriften bij te houden „Grootboek voor de Rijn- en binnenvloot" ingeschreven. Dit inschrijven geschiedt ten gunste van de rechthebben den en op de ingeschreven bedragen wordt een jaarlgksche rente uitgekeerd van 4%, waarbij de ieder half jaar vervallende inte rest ten laste van den staat komt Bij de inschrijving wordt aanteekening gehouden van de hypotheken en andere op de sche pen drukkende zakelijke rechten. De secre taris-generaal van het departement van waterstaat stelt de richtlijnen vast voor het toekennen van een toelage voor de rechthebbenden, welke door den staat be taald wordt. Dé instelling van het „Grootboek voor de Rijn- en binnenvloot" heeft ten doel de ^verordening op het herstel van de Rijn en binnenvloot I doeltreffend ten uitvoer te leggen teneinde de aanspraken op scha deloosstelling veilig te stellen uitsluitend ten gebruike bij den wederopbouw van de Rijn- en binnenvloot. Aansprakelijkheid tot het oogenbllk van afgifte. Een uit practisch oogpunt belangrijke beslissing inzake de aansprakelijkheid van den houder een er rijwielbewaarplaats is dezer dagen gegeven door de rechtbank te Amsterdam. Iemand was gewoon zgn rijwiel 's avonds in bewaring te geven en 's morgens terug te nemen. Toen hij op zekeren morgen ver scheen om naar gewoonte zjjn fiets op te halen, was deze er niet. Een zwijntjesjager had de kans schoon gezien en het bijna nieuwe rijwiel „gejat". De gedupeerde vroeg den rijwielbetwaar- der om schadevergoeding, doch deze wilde daarvan niet hooren. „Ik plaats op uw ver zoek het rijwiel eiken, morgen buiten en daarmee is mijn aansprakelijkheid afge loopen", aldus luidde het antwoord. De rijwiel-eigenaar ontkende evenwel ooit dezen order gegeven te hebben en wendde zich tot den kantonrechter. Deze veroordeelde den rijwielbewaarder tot schadevergoeding en wel op grond van de volgende overwegingen: „Gedaagde (de rijwielbewaarder) heeft erkend, dat de eigenaar het bij dagvaar ding bedoelde rijwiel tegen loon in bewa ring heeft gegeven en dat dit is gestolen. Hg voert echter aan, dat Jiet rijwiel is ont vreemd, niet uit zijn bewaarplaats, maar' terwijl hij dit reeds op straat had gezet in afwachting van des eigenaars komst, die dan niet behoefde te wachten daar eischer met deze pralttijk bekeiid was en er zelf op aangedrongen had, dat gedaagde aldus handelde. Naar Onze (des kantonrechters) meening is gedaagdes standpunt niet j^ist. Eischer heeft hem zijn rijwiel in bewaring gegeven en gedaagde is-daarvoor aansprakelijk tot op het oogenblik, dat zich dit weder be vindt in de macht van den eischer-bewaar- gever. Als gedaagde het rijwiel in afwach ting van eischers komst op de straat heeft gezet, heeft hij dat gedaan op eigen ver antwoordelijkheid en indien eischer daar mede bekend was en <üt goedkeurde, dan moest eischer daarbij in de veronderstelling verkeeren, dat gedaagde ook op straat een voldoend toezicht zou houden. Gedaagde is dus voor den diefstal aansprakelijk en moet aan eischer de waarde van het ge stolen rijwiel vergoeden". De rtjwielbewaarder kon rich met deze beslissing niet vereenigen en ging in hoo- ger beroep bij de rechtbank. Deze besliste aldus „De bewaarder is voor het hem in bewaring gegeven rijwiel aansprakelijk tot op 't oogenblik dat het zelve weder in de macht van den bewaar gever was teruggekeerd. Indien de bewaarder op eigen initiatief en uitsluitend om den bewaargever te ge rieven in afwachting van diens komst het rijwiel op straat heeft geplaatst, heeft hij zelf den'omvang van zijn aansprakelijkheid vergroot en bleef hij dus verantwoordelijk, indien dat rywiel op straat werd gestolen. Wanneer echter dit buiten de bewaar plaats brengen is geschied op den wensch van den eigenaar, gelijk de bewaarne mer beweert dan moet deze geacht wor den den rijwielbewaarder van zijne aan sprakelijkheid voors het rijwiel buiten de bewaarplaats te hebben ontslagen, daar dit op eigen wen&ch van den bewaargever buiten de bewaarplaats brengen in de plaats gesteld moet worden van de over handiging in de bewaarplaats zelve". De rijwielbewaarder werd derhalve in de gelegenheid gesteld te bewijzen, door ge tuigen, dat op den uitdrukkelljken wensch van den eigenaar het rijwiel bij goed weder op het spitsuur buiten de rijwielbewaar plaats op straat gezet vóór den eigenaar aanwezig was, opdat deze op het drukke iuur niet op zijn beurt zou behoeven te "wachten en dat de eigenaar zelf eenige malen toen het rijwiel wegens slecht weer niet buiten was gezet, daarover zijn mis noegen hééft te kennen gegeven. lit dit bewijs slaagde de rijwielbewaar der volgens het vonnis der rechtbank niet en mitsdien werd hij veroordeeld om den eigenaar ter zake een schadeloosstelling van 45 te betalen. Er ls eenig verschil tusschen 'de overtve- gingen van den kantonrechter en die van de rechtbank. De kantonrechter verwacht van den bewaargever ook toezicht op het op straat geplaatste rijwiel, zelfs als de' eigenaar met dit buiten plaatsen bekend üf en deze praktijk goedkeurt. De rechtbank acht dit alleen juist al* de bewaarnemer het buiten plaatsen op eigen initiatief deed en niet als zulks op verzoek van eigenaar geschiedde. Zoowel voor den rijwielbewaaïder aJa voor degenen, die hun. rijwiel in bewaring geven tegen betaling ligt hierin een aan-» wijzing voor een toekomstige gedragslijn* De een zal, of ook op straat toezicht moe ten houden, of zijn klanten uitdrukkelijk moeten waarschuwen, dat hij zich voor bui ten geplaatste rijwielen niet aansprakelijk stelt en de ander zal zijn rijwiel in dat ge val uitsluitend in de bewaarplaats in ont vangst moeten (nemen. Hierboven is sprake van bewaarneming tegen betaling. In dat geval wordt de aan sprakelijkheid van den bewaarnemer scher per gesteld, dan wanneer iéts zonder be taling in bewaring werdt genomen, bijv. org een vriendendienst te bewijzen. In het eer ste geval eischt de- wet de zorg van een goed huisvader, in het laatste komt men er af met dezelfde zorg, wejke men voor zijn eigen goed heeft De slordigen komen er dan het goedkoopst af. Zwaarder evenwel is de aansprakelijk- heid van den hotelhouder voor alles, wat door den reiziger wordt medegehracht, ten zij de meegebrachte zaken verloren gaart door toedoen van personen, welke de reizi ger bij zich heeft toegelaten, of indien zjj door diefstal met geweldpleging worden ontvreemd. Er is getracht deze aansprake lijkheid ook uit te breiden tot de goederen! van dengene, die in een hotel, al of niet an* nex met café vertoeft doch daar niet lo geert, Reeds in 1888 echter heeft het Haagsche Gerechtshof uitgemaakt, dat wet deze verantwoordelijkheid alleen op legt ten aanzien van de personen, die „hun intrek nemen" bij den hotelhouderdus alleen ten aanzien van de logeergasten. Een bezoeker van hotel of café valt daaf niet onder. Nadruk verboden. Mr. M. VISSER, Nogmaals: de winkelsluiting. Aangezien blijkt, dat er nog eenig mis verstand bestaat, volgt hieronder een be knopt overzicht van de voornaamste bepa lingen van de nieuwe regeling inzake de winkelsluiting, welke zooals reeds eerder is medegedeeld, met ingang van Maandag 15 September, in werking treedt. 1. Het tijdstip van sluiting der winkels wordt: In het tijdvak van 1 October1 April: eerste vjjf werkdagen 6 uur, Zater dag: 7 uur. In het tijdvak van 1 April1 October* eerste vijf werkdagen: 7 uur, Zaterdag 8 u, 2. Kappers- en barbierszaken mogen op alle werkdagen tot 8 uur geopend rijn, doch na vorengenoemde sluitingstijdstippett alleen voor het verrichten van kappers- en barbierswerkzaamheden. 3. Op grond van bijzondere omstandig heden vastgestelde plaatselijke afwijkends regelingen blijven onverminderd gelden. 4. De gewone, in de winkelsluitingswet vermelde uitzonderingen gelden ook hief (o.a. café's, apotheken, e.d.). 5. Verplichte openstelling zonder onder breking op alle werkdagen van de zeven reeds eerder bekend gemaakte groepen van winkels van 106 uur. 6. Uitzonderingen op deze laatste ver plichting gedurende ten hoogste twaalf werkdagen per jaar (wegens vacantie) en voorts voor bijzondere gevallen, hetzij voor een geheele groep winkels door den burge meester vast te stellen, hetzij voor een afzonderlijken winkel door den burge meester toe te staan. FEUTT.T.ETON HET DRAMA OP KLIEVENDAAL De laatste gasten vertrokken. Uit hun gesprekken hoorde hij, dat hun was mee gedeeld, dat Antigone een ongeluk had ge kregen. V Hij trad in denhal. Daar waren enkele van de leeraressen nog in gesprek met de achterblijvers. Juffrouw Hermans trad op hem toe met de vraag: „Wilt u zoo goed zijn mee te gaan naar de kamer van de directrice?" „O, hemeltje!" glimlachte Karei. „Dat klinkt of mij een afstraffing wacht!" Juffrouw Hermans vond die scherts niet op haar plaats en ging hem voor. De flinke gestalte van juffrouw Treek kwam hem voorbij: „Is dit meneer Fortuin? Neemt u mg niet kwalijk, maar hoe is het met Nan? „Niet zoo heel best", zei hg' zacht. „Verschrikkelijk!"-meende de leerares. De directrice had den voorzitter bg zich en nog eenige andere deftige heeren. „Ik zou liever u alléén gesproken heb ben", zei Karei met een licht protest in zijn stem. „Deze heeren zijn leden van het bestuur", lichtte zij toe. „Zoo, zoo!" prevelde Karei en keek naar hen met goedmoedige nieuwsgierigheid. De voorzitter schraapte zijn keel: „Ik houd r-g er van overtuigd, dat me neer Fortuin begrijpt hoe wij allen ont steld zijn over hetgeen er gebeurd is; een verschrikkelijk iets voor de school!" „Ja èn voor het meisje", meende KareL „Juist. Wij voelen dit allen diep". Vervolgens stelde hij de heeren voor: generaal Bemeliii-//ïonkheer Fistel, mijn heer Nateman. De directrice vroeg toen: „Hoe maakt Nora het, meneer Fortuin?" „Ik kan u niets beloven". „Arm kind! Arm kind!" luidde haar verzuchting. „Is haa^ toestand zoo ernstig?" vroeg de voorzitter. „O ja, zéér ernstig". De heer Nateman boog zich wat naar hem toe. „U begrijpt, meneer Fortuin, wij vragen u naar uw opinie als medisch deskundige" (Karei had oorspronkelijk voor dokter ge studeerd). „Zou het kind er bovenop ko men?" Karei keek naar hem met half-gesloten oogen. „Ik heb mijn opinie gegeven: het is geen geval, waarbij ik iets kan beloven." „Uw uitspraak is niet zeer beslist, me neer", merkte de generaal pp. „Neen, ik voel er mij ook niet zeker van". kunt ons toch wel zeggen, of het meisje bij bewustzijn zal komen?" vroeg de generaal met vlammenden blik. ,,0 ja, rij is al bijgekomen, maar toen is zij weer in slaap gevallen. Waarom wil de u dat eigenlijk weten?" „Natuurlijk willen wij het weten", riep de generaal. „Is u van plan, openhartig tegenover ons te zijn, meneer? We wilden weten, of het meisje eenige reden opge geven heeft voor haar poging tot zelf moord. We hebben er recht op, dit te weten!" „Nee. Zij heeft geen reden opgegeven. Ik heb het haar ook niet gevraagd. U zult ook niet in de gelegenheid zijn, het haar te vragen. Wat er gebeurd is en waarom het gebeurd is, 'is een zaak voor de politie. Is dat openhartig?" „Wèt, meneerU is van plan, de politie er in te mengen?" Laat ik u dan vertellen, dat ik daartegen protesteer; ten sterkste protesteer. Het zou\een on verantwoordelijk en roekeloos misbruik ma ken zijn van uw ambtspositie. Een schan delijke inmenging, waardoor ik mg op alle mogelijke wijzen beleedigd zou toonen. Wg zouden er ons allen door beleedigd voelen. „Ja, waarlijk?" vroeg Karei en sloeg de heeren belangstellend gade. „Het zou toch beter zijn, als u er zich niét door be leedigd voelde!" Jonkheer Fistel, een klein, droog man netje, bracht voor het eerst wat in het midden en zei: „Je praat onzin, Beme- ling!" De voorzitter schraapte zijn keel: „Ik voel mij verplicht te zeggen, gene raal, dat u toch waarlijk een verkeerde opvatting heeft in dezen." „Neem mij niet kwalijk", zei Nateman en stond op. Hij was een knappe verschij ning en dit wisthij zeer wel. „Op den voorgrond moet bij ons staan het belang van de school. Hier is de generaal ook van doordrongen." „Dit is onze plicht, meneer, onze ulicht!" betuigde de generaal. „Daar ben ik geheel van doordrongen. Nu zullen wij toch wel allen inzien, dat het noodlottig zou zijn voor de school, om de politie er bij te roepen. De inrich ting zou zulk een schandaal nooit te bo ven komen! Dan moeten wij ook de be oog houden. Niets zou wreedaardiger zijn oog houden. Niets zou wreedaarliger zijn dan een politie-onderzoek te verbinden aan haar nagedachtenis. Ik vrees, Fistel, dat je niet beseft, welke Insinuaties betreffen de haar daarvan het noodwendig gevolg zouden zijn. Het zou een wreedaardigheid wezen zonder eenige reden. Èr bestaat geen twijfel omtrent hetgeen er gebeurd is. Ze werd gevonden door de leerares, opgehangen in den tempel." „Denkt u waarlijk, dat de zaak stil gehouden kan worden?" „Daar heb ik niet van gesproken, me neer Fortuin. Het is duidelijk", dat er een onderzoek naar haar dood moet volgen. Dit kan niet vermeden worden en geen van ons zou dat ook verlangen. Er valt niets te verbergen. Maar ik verzet er mij tegen met al wat in mg is, dat de tus- schenkomst van de politie de zaak tot een sensationeel geval zou maken." „En ik ook! Wat een schandaal zou dat geven!" riep de generaal. „De school zou alom het onderwerp van kletspraat? jes worden. Het zou in de bladen staan. Dat komt van die toelating van leerlin gen met beurzen! Maar ik verkies het niet, meneer! Ik zal zelf met den hoofd-inspec- teur gaan praten!" „Geeft u zich maar geen moeite: Hij weet er alles van", zei Karei. „Ik heb ge telefoneerd uit het ziekenhuis en ook naar den officier van justitie." De generaal wierp hem een woedenden blik toe én riep„Vervloekte onbe schaamdheid!" „Vindt u?" vroeg Karei. „Zoo, zoo!" Daarop wendde hij zich tot de directrice. „Ik zal nog even bij Nora gaan kijken, eer ik vertrek. Dokter Hatert heeft mijn telefoonnummer". Hij reikte haar de hand. „Ik zal deze zaak'behandelen". „Dank u zeer!" Haar blik ontmoette den zijne. „Goeden avonds heeren!" Hij keek ze een voor een aan. „Nora mag niet gestoord worden. Een agent zal het ziekenhuis be waken". Dit zeggende verliet hij het ver trek. Jhr. Fistel volgde hem. „Een enkel woord, meneer Fortuin". Hij nam Karei mee naar een zg kamertje, waar de hoeden hingen-van de heeren van het bestuur. „U weet natuurlijk, dat u in uw recht is. En ik ben het met u eens. Beme- ling is een ezel en Nateman is een praal hans!" „Ja. 't Lijkt mij niet geheel een verblijf van rust en vrede op Klievendaal", prevel de Karei voor zich heen. Intusschen keek hg met groote belangstelling naar de hoeden. Nateman en de generaal kwamen inderhaast de hunne halen. Hij keek droo- merig naar Fistel. „Ja, dat is één van de factoren. Goeden avond, meester". HOOFDSTUK IV. De hoofdcommissaris verbaast zich. Toen Karei uit het ziekenhuis kwam, vond hij zgn vrouw en Nan in den auto; op,zich wachten. Het jonge meisje sprong er uit en liep hem tegemoet. „Ja. En nu kom ik aan de beurt. Je hoeft je niet langer ongerust te maken". „O, oompje ,,Ja. En nu kom ik aan de beurt. Jei hebt je taak volbracht, maar nu ben je klaar. Ga maar rustig slapen. Dat verdien je Hij stapte in den auto en reed weg. Hg stak een sigaar op en trok zich rustig in zgn] hoekje terug. „Karei, was dat waar?" vroeg mevrouw; Fortuin. „Ja, ja, zeker. Zij haalt 't er bovenop. Maar ik wilde dit nu nog niet bekend hebben. Zij heeft zich niet zelf opge hangen". „O, dien hemel zij dank „Ja, dat geeft stof tot tevredenheid. Zei hadden haar wel tot zelfmoord kunnen drijven. Mogelijk was dat iemands min- edele bedoeling. Dan zou het een zeer moeilijk geval zijn geweest". Mevrouw Fortuin huiverde. „Maar wat een snood ondernemen Heeft ze je ver- teld, wie het gedaan heeft „Ze wist het mdet. Ik weet het niet. Dat is één van de vraagstukken". „Eén er van", herhaalde mevrouw For tuin. Karei keek naar haar met de groote, verbaasde oogen van een kind. „Juist, één er van", zei hij treurig. ,,A' propos, er komen vanavond twee heeren oineeren de hoofdcommissaris en Bell ink. Ik heb Lize al opgebeld". Mevrouw Fortuin lachte. „Marthazei ze met een spottende' uitdrukking op het gelaat. Dit was een bgnaam voor hem wegens zijn groote be langstelling in huishoudelijke zaken. „Di neer ik bij je (Wordt vervolgd. X

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 5