LEZEN HET WRAK OP DE ZANDPLAAT. Tweede Blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 21 Juni 1941 FOSSIELE VONDSTEN IN DE WESTER-SCHELDE. GRATIS De legerberichten van gisteren. Prachtig menschlievend werk zonder aanzien des persoons Kerk- en Schoolnieuws Al is dan ook het Vlisslngsche Museum gesloten, doordat de inhoud naar elders is overgebracht, men meene niet, dat de dienst stil ligt. Wat er te verkrijgen is als aanwinst wordt nog even naarstig verza meld als in rustiger dagen en wel merk waardig is, dat juist in dezen tijd, zoo steriel in andere opzichten, op het terrein der praehistorie een aantal vondsten ge daan wordt en wel in de op dat gebied zoo rijke Wester-Schelde. Ik wees er reeds vroeger*) op, dat het „gat van Zoutelande", de diepe vaargeul, die wel een 20 M. den ouden bodem heeft uitgeschuurd, een collectie beenderen be vat, die zoo maar niet voor het grijpen, maar dan toch wel voor het opvisschen is, mits de visscher er zijn net aan wil wagen. En juist nu, nu zijn vischgebied beperkt is en hg nóg al eens genoodzaakt is juist in dit knekelterrein zijn netten uit te gooien, vangt hij meermalen een „bot", dat wil zeggen een fossiel been van een uitgestor ven diersoort, in het bijzonder van den mammoet (elephas primigenius). Dienten gevolge werden mij de laatste weken aan geboden: een bovenkaak van een nog te determineeren schedel, een dijbeen van een mammoet, twee heupgewrichten even eens van den mammoet en dan ten slotte een stoottand pok van een mammoet, welke kaatste een lengte heeft van ruim 2'/2 Meter, terwijl het boveneinde een om trek heeft van 59 cM., een middellijn van 15 cM., het ondereinde een omtrek van 30 cM., terwijl de onderste punt ontbreekt; het gewicht van den stoottand, waaraan dus een gedeelte mankeert, bedraagt een 60 KG. Naar men weet is de mammoet de groo- te, dichtbehaarde, met geweldige tot 4 meter lange gekromde, stoottanden voor ziene olifant der ijsperiode. Men heeft ge- heele dieren en ook geraamten in het ijs van Siberië gevonden, waar ze zoo voor treffelijk geconserveerd waren, dat nog herkenbaar voedsel in maag en bek (nl. toendra flora) gevonden werd. De beste afbeeldingen zijn de omtrekteekeningen op ivoor van mammoettanden, door een men schelpen tijdgenoot uit den ijstijd inge krast.-). DE IJSTIJD. Ik sprak over ijstijd en eenige verduide lijking schijnt wel gewenscht. „Een land bewaart in zijn bodem, als in een archief, de gegevens voor zijn geschiedenis en op grond van die gegevens" stellen de geolo gen een beeld van zijn ontwikkeling sa men 3). Nederland is geologisch een zeer jong gebied, dateert nl. uit het laatste hoofdtijdperk der aardgeschiedenis, het Quartair, de periode waarin wij thans le ven. Dit Quartair, dat volgens de geologen een spanne tgds van 600.000 jaar omvat, verdeelt men wederom in twee tijdperken, het Pleistoceen of Diluvium en het Holo- ceen of Alluvium; de laatste periode begon omstreeks 20.000 jaar*), volgens anderen 10.000 jaar geleden.5) Het Pleistoceen wordt gekenmerkt door groote verschillen van temperatuur. Perioden met een tropisch en met een arctisch klimaat (dat der Poolstreken) wisselden elkander af. Gedurende de kou de tijdperken was de temperatuur zóó laag, dat het ijs, zooals het thans de Poolstreken met een kap bedekt, zich in het Noordelijk halfrond uitbreidde over een groot deel van_Europa, Azië en Amerika. .Vier dier zoogenaamde ijstijden of glaciale perioden onderscheidt men, de tus- schenliggende of warmere noemt men interglaciaal. Zoo voortgaande kan men het Holoceen, dat aanving met het terug trekken van het landijs na het vierde of laatste glaciaal, de postglaciale periode noemen. Uit het bovenstaande volgt dus, dat de mammoetoverblijfselen, die hier gevonden worden, behoord hebben tot de fauna, die eenige tienduizenden ja ren geleden hier leefde en als metgezel o.a. de Siberische neushoorn (rhino ceros antiquitatls) had; verder het reuzenhert (Euryceros megaceros). en het rendier (Rangifer tarandus). i) Vgl. Vliss. Courant, 14 November 1934; idem 22, 26, 29 Juni en 3 Juli 1929. Vgl. Prof. dr. J. Boeke, De afstam ming van den mensch, Amsterdam 1913, blz. 31. 3) Vgl. Prof. Dr. A. W. Byvanck, De Voorgeschiedenis van Nederland, Leiden 1941, blz. 18 en volg. 4) Vgl. ibidem, blz. 19. 5) Vgl. Prof. Dr. I. M. van der Vlerk en Dr. Th. H. Kuenen, Geheimschrift der aar dei Utrecht 1941, blz. 340 en „Errata" op blz. 340, Nu ik toch over de Zeeuwsche fossielen spreek, voeg ik hier tusschen haakjes even aan toe, dat de overblijfselen van een nijl paard, die in Zeeland zijn gevonden uit den tijd vóór het derde glaciaal dateeren, dat meer dan 250.000 jaar geleden is, dus uit een interglaciaal tijdperk, dat zich onder scheidde door tropische warmte; het was veel reusachtiger dan het nu nog in Afrika levende en is ook in Engeland gevonden in interglaciale lagen. In den vierden of laatsten ijstjjd, van 60.000 tot 20.000 jaar geleden, is het ge bied van ons land vrij gebleven van landijs in tegenstelling met den derden ijstijd van voor 200.000 jaar, toen het Noordelijkste deel van ons land door een kap van ijs was bedekt. Naar het Zuiden reikte toen het front van het landijs tot een lijn, die wordt aangeduid door de plaatsen Nijmegen, Rhenen, Utrecht en Vogelenzang. Boven dien bedekte het ijs een groot deel van het land in het gebied, waar thans de Noord zee is. Vóór het front van het ijs lagen de heuvelruggen van Nijmegen en Utrecht. Deze heuvels bestaan uit wallen, die door het ijs zijn opgestuwd, vandaar dat men ze stuwwallen noemt. Omdat in den vierden ijstijd ons land min der koud was dan in den derden, toen de ijskap veel dichter bij was, dus in het eerste of Brandenburger stadium en het tweede of Frahkforter stadium, leefden in Midden-Europa de mammoet, de behaarde neushoorn en de holenbeer. Toen was Enge land nog één met het vasteland de kustlijn van de tegenwoordige Noordzee lag veel verder Noordelijk, daar een enorme hoeveel heid water in het landijs vastlag. Door het afsmelten der geweldige gletschers steeg de zeespiegel, veranderde het klimaat, maar ook de fauna, want de dieren, die op koude gesteld zijn, als mammoet, behaarde neus hoorn, reuzenhert, rendier, stierven uit of verhuisden naar noordelijker streken. Bij het begin dus van het Holoceen is het voorgoed uit met de genoemde dieren, alleen lieten ze nog bewijzen van hun leven hier achter in den vorm van geweldige skeletdeelen, die in vroeger eeuwen het geloof aan reuzen e.d. nog lang deden stand houden. Was bij het begin van het Holoceen minstens 10000 jaar geleden de Zuidkust van de toen malige Noordzee ongeveer overeenkomend met de lijn mond van de HumberKaap Skagen en was het gebied van ons land een deel van een groote laagvlakte, die lang zaam naar het noorden afhelde, weldra steeg de zee en overspoelde meer en meer de laagste deelen van de groote vlakte en zoo is zij 5500. v. Chr. opgedrongen tot de lijn, die wordt bepaald door de plaatsnamen Bergen-op-Zoom, Utrecht, Stavoren, Leeu warden en Groningen. De latere vorming en hervorming van den Nederlandschen weste lijken bodem tot den toestand van nu ligt buiten het bestek van dit artikel. Ik volsta hier met er even op te wij zen, dat omstreeks 5000 v. Chr. een ver binding tot stand kwam met het Kanaal door het Nauw van Calais, door de Hoofden zooals de Nederlandsche zee mansterm luidt. Toen is uit de groote hoeveelheden zand, in het ondiepe Zui delijke deel van de Noordzee opgehoopt, die nu aan den invloed van ebbe en vloed onderhevig waren, de schoorwal opgebouwd en de oude duinenrij ont staan. Daar achter ontstond een gebied van wadden, waarin de zee gelegenheid kreeg, de „oude zeeklei" af te zetten. Toen de bodem zoodanig was opge hoogd, dat de zee er geen toegang meer had, omstreeks 3500 v. Chr., ontstond het veengebied in Holland en Utrecht. Ongeveer 500 v. Chr. steeg de zee door klimatologische verandering en bereikt haar tegenwoordig niveau ongeveer de schoorwal werd op verschillende plaatsen doorbroken, het lage land werd overstroomd, de jonge zeeklei ontstond en ook een nieuw duinlandschap, het „jonge duinlandschap", dat gevormd is tusschen de 5e en 9e eeuw na Christus. De vraag zal wellicht oprijzen,waardoor juist in het „gat van Zoutelande" evenals in een dergelijke vindplaats in de Wielingen, de tal rijke overblijfselen van den mammoet, en in het algemeen van voorwe reldlijk dierengeleef ge vonden worden? Resten van dieren, wel ke duizenden jaren gele den geleefd hebben, ko men natuurlijk alleen voor in die grondsoorten, welke in dien tijd reeds bestonden. Uitgesloten is dus, dat de mammoet beenderen gevonden wor den in de klei of in het veen, maar wel zal men ze' aantreffen in den diluvialen bodem of het Pleistoceen. Waar dus het water op groote diepte, dat wil hier zeggen van 15 tot 20 M. o.a. de Pleistoceene zandgronden uitschuurt, daar komen de relicten van de toen geleefd hebbende dieren bloot, temeer daar deze beenderen van zoo geweldige hardheid en van zoo gigantischen omvang zfln, dat ze niet aan verpulvering ten offer vielen ondanks de 30.000 jaar die ze doorstaan hebben. OOK ELDERS FOSSIELE VONDSTEN. Men meene nu niet, dat alleen in de Schelde deze fossielen worden gevonden, op verschillende plaatsen in ons land, waar groote graafwerken den Pleistoceenen bo dem doorboorden, werden dergelijke vond sten gedaan, ook bij ons in den omtrek bij de graafwerken voor de nieuwe keersluis te Vlissingen in 1929 kwamen twee kiezen van den mammoet te voorschijn, waarvan een der beide molaren aan ons Museum is geschonken. Zij kwamen voor op 11.50 Me ter diepte in het diluviale zand, dat grof korrelig is in tegenstelling van het alluviale zand of dat der interglaciale dus warme tijdperken, als geweldige smeltstroomen het zand vermalen. Een dergelijke skelettenverzameling wordt ten noordwesten van Breskens meermalen door de visschers met hun netten bereikt, tuns Zij. die zich van heden af voor 3 maanden op ons blad abonneeren ontvangen de tot 1 Juli a.s. verschijnende nummers DE VISSCHERIJ IN ZEELAND. Garnalenvlsscherij. Deze visscherij lag 200 goed als ge heel stal tot einde Maart 1940. Ook toen was er nog niet veel animo vanwege het mijnengevaar. Dat slechts 1 schip door het loopen op een mijn verloren ging mag wel een wonder heeten. Hierdoor was men gedwongen tot het visschen in de zeegaten en de gevangen garnalen waren dan ook klein en gering in aantal door motor vaartuigen werd slechts 60 tot 100 kg. per tij gevangen. Wanneer men nog eens van uit Breskens naar zee wilde varen, dan moest men eerst naar Vlissingen om een loods, die later ook weer moest worden teruggebracht. Op den duur was zulks niet meer noodig en mocht men op eigen risico die Wielingen uitvaren, hetgeen een groote besparing gaf aan tijd en olie. De vis schers, die in de Deurloo en het Oostgat. vischten, moesten, wanneer het tij af was, eerst een wachtschip opzoeken, en daar melden dat men voor dien dag weer naar huis voer. Gedurende en ook na de oorlogsdagen hebben de visschers het zwaar te verant woorden gehad. In het najaar deed) de zeldzame om standigheid zich voor, dat in die zeegaten veel garnalen te vangen waren, hetgeen vooral op de Westerschelde zelden voor komt. Ook de visschers van de boven schelde vingen 200 tot 400 kg. per dag, tarwijl de prijs goed was, nml. 17 tot 36 cent per kg. Hierdoor besomden deze vis schers zelfs 54.838 meer dan over het vorig jaar. De te voet visscherij was zeer beperkt. Hieraan wend door enkele Belgen deelge nomen, die per tij 40 S. 50 k.g. vingen. In Ouddorp vischte men met de enkele vaar tuigen, die overgebleven waren, en bij goed weer met enkele sleepen, waarmede 80 tot 100 kg. per tij werd gevangen. In het na jaar vischten in de Roompot 20 visschers van Arnemuiden. Begin December werd de Belgische grens voor invoer gesloten behalve voor Breskens. Brouwershaven waar werd geleverd door de Arnemuidsche visschers was nu geheel op het binnenland aange wezen, doch een bezwaar was dit niet, aan gezien al het gevangene gemakkelijk werd verkocht. Aan het einde van het jaar lag het bedrijf stil door de vorst. Van de gevangen 1.312.269 kg. met een opbrengst van 2S5.622.is aan de pelle rijen geleverd 540.807 kg. (opbrengst 83.281.). MAXIMUMPRIJS VOOR BEENDEREN. De secretaris-generaal van het departe ment van handel, nijverheid en scheepvaart heeft pepaald, dat de prijs, waartegen beenderen aan fabrikanten mogen worden te koop aangeboden, of verkocht, ten hoog ste 5.50 per 100 kg. franco fabriek be draagt. maar ook is er een reusachtig knekelcom plex op de Doggersbank. Het ontstaan daarvan wordt in een werk van recenten datum 7) aangrijpend beschreven. „Het is ongeveer in deze tijden, (n.l. na den vierden of laatsten ijstijd, toen de ijsmas sa's smolten en de zee dientengevolge steeg) dat zich op de Doggersbank een waar dra ma moet hebben afgespeeld. De bodem van de Noordzee was immers droog land ge weest. Toen echter het water weer begon te stijgen, trokken de dieren zich naar hoo- ger gebieden terug. Een van die hoogere streken was eens ook de Doggersbank. Hoewel deze verhevenheid aanvankelijk als terp boven het water bleef uitsteken, nam het areaal sterk af. De steeds dichter op eengedrongen dieren konden al spoedig niet voldoende voedsel meer vinden en kwamen in een verwoeden strijd om het bestaan bg drommen te vallen. Maar het „Survival of the fittest" liet de uiteindelijke overblijvers hier in de steek, want spoedig was het laat ste restje van den vluchtheuvel door de zee verzwolgen. Thans krijgen de beenderen van deze te hoop gedreven en gruwelijk omge komen bewoners van den Noordzee-bodem heel wat ongezouten termen toegeslingerd, als zg in verscheurde netten door de vis schers worden bovengehaald." H. G. v. Grol, Conservator Sted. Mus. te Vlissingen. 6) Deze vraag heb ik uitvoerig beant woord in de Vliss. Cour. van 14 November 1934 „Fossiele vondsten in de Schelde". 7) Prof. Dr. I. M. van der Vlerk en Dr. Ph. H. Kuenen, Geheimschrift der aarde, 1941, blz. 338. HET DUITSCHE. Het opperbevel der Duitsche weermacht deelde gisteren mede „In de Engelsche wateren hebben ge vechtsvliegtuigen een vrachtschip van 2000 ton tot zinken gebracht en drie groote koopvaarders ernstig beschadigd. Op den Atlantischen Oceaan, ongeveer 1100 kilo meter ten Westen van Cadiz, heeft een gevechtsvliegtuig met een grooten actie radius een vrachtschip van 3500 ton ver nietigd. De gevechtsvliegtuigen hebben nachtelijke aanvallen gedaan op de haven werken van Great-Yarmouth en een vlieg veld in Zuid-Engeland. In Noord-Afrika geringe bedrijvigheid van verkenners aan weerszijden. Zwakke vijandelijke afdeelingen hebben in den afgeloopen nacht op eenige plaatsen in West-Duitschland een gering aantal brisant- en brandbommen laten vallen, waardoor slechts enkele woonhuizen be schadigd werden. Drie der Britsche ge vechtsvliegtuigen zijn door nachtjagers en afweergeschut neergeschoten. Een groep van een eskader gevechts vliegtuigen onder bevel van majoor Pe tersen en later van kapitein Fliegel heeft sedert midden April 1940 door onvermoeide, moedige aanvallen op de Britsche ravitail- leeringsscheepvaart rondom Engeland, tot ver op den Atlantischen Oceaan toe, in totaal 109 koopvaardijschepen met een ge- zamenlijken inhoud van 636.000 ton ver nietigd en 63 schepen zwaar beschadigd. Bij de gevechten aan het front van Solloem hebben zich door bijzondere dap perheid onderscheiden de commandant van een pantserregiment, majoor Bolbrinker, de commandant van een afdeeling lucht-* afweergeschut, kapitein Fromm, de com mandant van een bataillon titrallleurs, ka mandant van een battalllon titrallleurs, kapitein Bach, de compagniecommandant in een pantserregiment eerste luitenant Gierda en verder de soldaten van een afdeeling luchtafweergeschut, vaandrig Gennslar, Unteroffizier Brink en Unter- offizier Kiel". HET ITALIAAN SCHE. In zgn legerbericht no. 380 maakte het Italiaansche opperbevel gisteren het vol gende bekend: In Noord-Afrika duren de zuiverings operaties aan het front van Solloem voort* Aan het front van Tobroek heeft onze ar tillerie doeltreffend de op marsch zijnde vijandelijke afdeelingen bestookt en ver dreven. Onze luchtmacht heeft de verde digingswerken en inrichtingen van deves ting gebombardeerd. Bovenden heeft zij' herhaalde malen Britsche gemechaniseer de strijdmiddelen ten Zuiden en Oosten van Solloem getroffen. Er werden drie Hurri canes neergehaald. In Oost-Af rika heeft de vijand op 17 Juni met aanzienlijke strijdkrachten een aanval ondernomen in de zóne van Uol- chefit (Gondar). De aanval werd afge slagen en de vijand liet meer dan 400 doo- den en gewonden op het slagveld achter, Denzelfden dag probeerde hij ons garni zoen van Debra Tabor te verrassen, maar er werd snel een tegenaanval ondernomen en de vijand werd uiteengedreven. Op 18 N Juni werden vijandelijke versterkingen, die dit gebied binnengekomen waren, door onze luchtmacht bestookt met bommen en machinegeweervuur. De Nederlandsche zeereddingsdienst is op zijn post. (V.P.B.) „De Nederlandsche zeereddings dienst, opgericht in Augustus 1940, heeft een tweeledig doel", verklaarde de direc teur van dep zeereddingsdienst, de oud- luit. ter zee F. Heyman, toe wij hem ver zochten een uiteenzetting te willen geven over deze organisatie. „In de eerste plaats is ons doel het redden der bemanningen van onder de Nederlandsche kust veron gelukte oorlogsvaartuigen en vliegtuigen en verder van opvarenden der handels- en visscherijvloot, die eveneens onder gevaar lijke omstandigheden him arbeid verrich ten. Voorts het verleenen van de eerste medische hulp aan gewonden door de zich aan boord bevindende artsen en ver plegers. De schepen van den dienst zijn voornamelijk met manschappen van de koopvaardij- en visschersvloot bemand. De roode-kruisvlag in top. „Hoe is de zeereddingsdienst georgani seerd?" „Een aantal# schepen, volledig als hospi taalschip uitgerust, is in verschillende havenplaatsen langs de Nederlandsche kust gestationeerd. Deze schepen liggen voort durend onder stoom om onmiddellijk te kunnen uitvaren, terwijl de bemanning, die uitsluitend uit Nederlanders bestaat dag en nacht aan boord blijft. Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt, dat een schip binnen vijf minuten, nadat het betel tot uitloopen is gegeven, naar zee vertrekt. Zoodra eenig bericht van een ongeval bij ons binnenkomt, worden de schepen die zich in de havens bevinden, welke het dichtst bij de aangegeven plaats liggen, uitgezonden. De schépen zijn als particuliere hospi taalschepen wit geschilderd en omgeven door een breeden, rooden band j boven de waterlijn, terwijl op verschillend^ plaatsen, waar zulks het best zichtbaar is, het roode- kruisteeken is aangebracht. Zij voeren de roode-kruisvlag in top en de Nederland sche vlag aan den achtersteven. Het Nederlandsche roode-kruis heeft het beschermheerschap over den Nederland schen zeereddingsdienst op zich genomen, terwijl van het bestaan van de organisa tie, via Genève, kennis Is gegeven aan de roode-kruis-instanties der oorlogvoerende mogendheden. Reeds vel© menschen gered. „Heeft de dienst reeds veel menschen kunnen redden?" „Zeer zeker. Op schitterende wijze vol brachten de bemanningen hun taak, zoo dat tot nu toe 40 menschen van ver schillende nationaliteit gered konden wor den. Dat is waarlijk een mooi resultaat. In Februari jj. werd een aantal leden der bemanningen als belooning voor hun prestaties met de Roode-Kruismedaille on derscheiden. Het reddingswerk is niet zonder gevaar. Een der schepen is beschoten, waardoor leden van de bemanning werden gedood, terwgl een ander schip op een mijn is geloopen. Maar het werk wordt voortge zet. Zoo wordt de Nederlandsche vlag hoog gehouden op een wijze, die zeeva rend Nederland alleszins waardig is." De heer Heyman noodigde ons vervol gens uit om mee te gaan met een schip van den dienst, dat juist in den afgeloo pen nacht de bemanning van een Engel- schen bommenwerper, die bij de kust was neergeschoten, van den verdrinkingsdood had gered. WH gaan het wijde water op. De auto bracht ons naar een stil, schil derachtig stadje aan een onzer zeegaten. Witte wolken dreven hoog over de saam gedrongen huizen, die in een krans van oude boomen lagen. De zon tooverde klei ne glinsterlichtjes op het woelige water. Heel in de verte zagen wij als een donkere massa het wrak van het Engelsche vlieg tuig boven water uitsteken. Aan den steiger lag de boot, die 's nachts de redding had volbracht. Wij begaven ons aan boord, de trossen werden losgegooid en langzaam ging het de wgde watervlakte op. Tijdens de vaart was er gelegenheid den kapitein iets over zijn belevenissen van den afgeloopen nacht tel laten vertellen. De kapitein vertelt, „Ja, het was een moeilijke redding", zei de kapitein onder het spreken strak tu rend over het water met zijn verraderlijke zandplaten. „Midden in den nacht kregen wij bericht, dat een vliegtuig in het water was neergestort. Wg voeren uit en ont dekten gelukkig noodseinen. Met mrjn schip kon ik de plaats des onheils niet bereiken wegens het ondiepe water, zoodat onze stuurman er in de vlet heen roeide. Hij ontdekte zes vlie gers, die tot hun middel in het water stonden. Drie van hen ondersteunden hun kameraden, die gewond waren. De stuur man nam de gewonden in de vlet terwijl de overigen zich zwemmend aan de vlet vasthielden. Zoo bereikten hij met bo- venmenschelgke inspanning het schip. Bij het aan boord nemen van de gewonden dreef de vlet weg, maar de mannen wa ren gered en dat is het voornaamste. Na tuurlijk waren zg zeer dankbaar, telken3 weer herhaalden zij: „You saved our life, youou saved our life". Nou, wij waren ook blij, dat alles zoo goed afgeloopen was en voeren snel naar de haven terug, waar de geredden door de Duitsche autoritei ten op uiterst correcte wijze verder wer den verzorgd". Als een lamgeslagen vogel.... Intusschen was de boot het vliegtuig tot op eenige honderden meters gena derd, maar verder ging het wegens de zandplaten niet. Geen nood, de vlet werd gestreken en daarin de tocht voortgezet, tot wij het wrak bereikten. Als een lamgeslagen vogel lag het vliegtuig in het water. De motoren wa ren diep in het zand gedrongen, de staart afgebroken, het scheen een wonder, dat de bemanning er nog zoo goed was afge komen. Toen wij waren teruggekeerd hieven de machines hun stampend lied weer aan, Nijdig sloeg de schroef in het schuimen de water. Stralend scheen de zon over het glinsterende water, begrensd door groene dijken. Een enkele kerktoren en wat ge boomte braken den vlakken horizon. Op een zandplaat lag een zeehond, die bij onze nadering snel in het veilige water, glipte. Men kon zich nauwelijks voorstellen, dat deze vredige omgeving in den afgeloopen nacht het tooneel van een ramp was ge weest. Maar een blik op de resten van het vliegtuig was voldoende om ods het gebeurde levendig voor oogen te stellen* Met deze gedachten bereikten wij de ha ven. Het schip werd gemeerd en onmiddel lijk toog de bemanning aan het werk om, zoodra het noodig zou zijn, weer uit te kunnen varen en haar prachtige werk van menschlievendheid te verrichten zondes aanzien des persoons. CENTRALE KERKERAAD NED. HERV, GEMEENTE GOÊS. In de dezer dagen gehouden vergadering van den centralen kerkeraad der Ned. Herv. gemeente te Goes bleek, dat er geeq bezwaren bestaan om bij de komende va cature de combinatie der gemeenten Goes en Wilhelminadorp voort te zetten. Nadat afgevaardigden waren benoemd naar de classicale vergadering op 25 dezer, kwam het daar te behandelen programma aan de orde, in het bijzonder de wijziging van het reglement op de predikantstractementen, die een rechtvaardiger verdeeling van dq beschikbare gelden beoogt. Ds. Korevaar zette een en ander uiteen, waarna het beroepingswerk besproken werd, dat zoo spoedig mogelijk dient aan te vangen. Vervolgens kwam de algemeene kerke raad bijeen. Voor het werk der wijkcom missies kon een aantal namen genoemd worden. Besloten werd dat de wijkpredi- kanten en ouderlingen de gegadigden per soonlijk tot dit werk zullen uitnoodigen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 5