LEZEN
HET WRAK OP DE ZANDPLAAT.
Tweede Blad
PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT
Zaterdag 21 Juni 1941
FOSSIELE VONDSTEN IN DE
WESTER-SCHELDE.
GRATIS
De legerberichten van gisteren.
Prachtig menschlievend werk zonder aanzien
des persoons
Kerk- en Schoolnieuws
Al is dan ook het Vlisslngsche Museum
gesloten, doordat de inhoud naar elders is
overgebracht, men meene niet, dat de
dienst stil ligt. Wat er te verkrijgen is als
aanwinst wordt nog even naarstig verza
meld als in rustiger dagen en wel merk
waardig is, dat juist in dezen tijd, zoo
steriel in andere opzichten, op het terrein
der praehistorie een aantal vondsten ge
daan wordt en wel in de op dat gebied zoo
rijke Wester-Schelde.
Ik wees er reeds vroeger*) op, dat het
„gat van Zoutelande", de diepe vaargeul,
die wel een 20 M. den ouden bodem heeft
uitgeschuurd, een collectie beenderen be
vat, die zoo maar niet voor het grijpen,
maar dan toch wel voor het opvisschen is,
mits de visscher er zijn net aan wil wagen.
En juist nu, nu zijn vischgebied beperkt is
en hg nóg al eens genoodzaakt is juist in
dit knekelterrein zijn netten uit te gooien,
vangt hij meermalen een „bot", dat wil
zeggen een fossiel been van een uitgestor
ven diersoort, in het bijzonder van den
mammoet (elephas primigenius). Dienten
gevolge werden mij de laatste weken aan
geboden: een bovenkaak van een nog te
determineeren schedel, een dijbeen van
een mammoet, twee heupgewrichten even
eens van den mammoet en dan ten slotte
een stoottand pok van een mammoet,
welke kaatste een lengte heeft van ruim
2'/2 Meter, terwijl het boveneinde een om
trek heeft van 59 cM., een middellijn van
15 cM., het ondereinde een omtrek van 30
cM., terwijl de onderste punt ontbreekt;
het gewicht van den stoottand, waaraan
dus een gedeelte mankeert, bedraagt een
60 KG.
Naar men weet is de mammoet de groo-
te, dichtbehaarde, met geweldige tot 4
meter lange gekromde, stoottanden voor
ziene olifant der ijsperiode. Men heeft ge-
heele dieren en ook geraamten in het ijs
van Siberië gevonden, waar ze zoo voor
treffelijk geconserveerd waren, dat nog
herkenbaar voedsel in maag en bek (nl.
toendra flora) gevonden werd. De beste
afbeeldingen zijn de omtrekteekeningen op
ivoor van mammoettanden, door een men
schelpen tijdgenoot uit den ijstijd inge
krast.-).
DE IJSTIJD.
Ik sprak over ijstijd en eenige verduide
lijking schijnt wel gewenscht. „Een land
bewaart in zijn bodem, als in een archief,
de gegevens voor zijn geschiedenis en op
grond van die gegevens" stellen de geolo
gen een beeld van zijn ontwikkeling sa
men 3). Nederland is geologisch een zeer
jong gebied, dateert nl. uit het laatste
hoofdtijdperk der aardgeschiedenis, het
Quartair, de periode waarin wij thans le
ven. Dit Quartair, dat volgens de geologen
een spanne tgds van 600.000 jaar omvat,
verdeelt men wederom in twee tijdperken,
het Pleistoceen of Diluvium en het Holo-
ceen of Alluvium; de laatste periode begon
omstreeks 20.000 jaar*), volgens anderen
10.000 jaar geleden.5)
Het Pleistoceen wordt gekenmerkt door
groote verschillen van temperatuur.
Perioden met een tropisch en met een
arctisch klimaat (dat der Poolstreken)
wisselden elkander af. Gedurende de kou
de tijdperken was de temperatuur zóó laag,
dat het ijs, zooals het thans de Poolstreken
met een kap bedekt, zich in het Noordelijk
halfrond uitbreidde over een groot deel
van_Europa, Azië en Amerika.
.Vier dier zoogenaamde ijstijden of
glaciale perioden onderscheidt men, de tus-
schenliggende of warmere noemt men
interglaciaal. Zoo voortgaande kan men
het Holoceen, dat aanving met het terug
trekken van het landijs na het vierde of
laatste glaciaal, de postglaciale periode
noemen.
Uit het bovenstaande volgt dus, dat
de mammoetoverblijfselen, die hier
gevonden worden, behoord hebben tot
de fauna, die eenige tienduizenden ja
ren geleden hier leefde en als metgezel
o.a. de Siberische neushoorn (rhino
ceros antiquitatls) had; verder het
reuzenhert (Euryceros megaceros). en
het rendier (Rangifer tarandus).
i) Vgl. Vliss. Courant, 14 November
1934; idem 22, 26, 29 Juni en 3 Juli 1929.
Vgl. Prof. dr. J. Boeke, De afstam
ming van den mensch, Amsterdam 1913,
blz. 31.
3) Vgl. Prof. Dr. A. W. Byvanck, De
Voorgeschiedenis van Nederland, Leiden
1941, blz. 18 en volg.
4) Vgl. ibidem, blz. 19.
5) Vgl. Prof. Dr. I. M. van der Vlerk en
Dr. Th. H. Kuenen, Geheimschrift der aar
dei Utrecht 1941, blz. 340 en „Errata" op
blz. 340,
Nu ik toch over de Zeeuwsche fossielen
spreek, voeg ik hier tusschen haakjes even
aan toe, dat de overblijfselen van een nijl
paard, die in Zeeland zijn gevonden uit den
tijd vóór het derde glaciaal dateeren, dat
meer dan 250.000 jaar geleden is, dus uit
een interglaciaal tijdperk, dat zich onder
scheidde door tropische warmte; het was
veel reusachtiger dan het nu nog in Afrika
levende en is ook in Engeland gevonden in
interglaciale lagen.
In den vierden of laatsten ijstjjd, van
60.000 tot 20.000 jaar geleden, is het ge
bied van ons land vrij gebleven van landijs
in tegenstelling met den derden ijstijd van
voor 200.000 jaar, toen het Noordelijkste
deel van ons land door een kap van ijs was
bedekt. Naar het Zuiden reikte toen het
front van het landijs tot een lijn, die wordt
aangeduid door de plaatsen Nijmegen,
Rhenen, Utrecht en Vogelenzang. Boven
dien bedekte het ijs een groot deel van het
land in het gebied, waar thans de Noord
zee is. Vóór het front van het ijs lagen de
heuvelruggen van Nijmegen en Utrecht.
Deze heuvels bestaan uit wallen, die door
het ijs zijn opgestuwd, vandaar dat men
ze stuwwallen noemt.
Omdat in den vierden ijstijd ons land min
der koud was dan in den derden, toen de
ijskap veel dichter bij was, dus in het
eerste of Brandenburger stadium en het
tweede of Frahkforter stadium, leefden in
Midden-Europa de mammoet, de behaarde
neushoorn en de holenbeer. Toen was Enge
land nog één met het vasteland de kustlijn
van de tegenwoordige Noordzee lag veel
verder Noordelijk, daar een enorme hoeveel
heid water in het landijs vastlag. Door het
afsmelten der geweldige gletschers steeg de
zeespiegel, veranderde het klimaat, maar
ook de fauna, want de dieren, die op koude
gesteld zijn, als mammoet, behaarde neus
hoorn, reuzenhert, rendier, stierven uit of
verhuisden naar noordelijker streken. Bij het
begin dus van het Holoceen is het voorgoed
uit met de genoemde dieren, alleen lieten ze
nog bewijzen van hun leven hier achter in
den vorm van geweldige skeletdeelen, die in
vroeger eeuwen het geloof aan reuzen e.d.
nog lang deden stand houden. Was bij het
begin van het Holoceen minstens 10000
jaar geleden de Zuidkust van de toen
malige Noordzee ongeveer overeenkomend
met de lijn mond van de HumberKaap
Skagen en was het gebied van ons land een
deel van een groote laagvlakte, die lang
zaam naar het noorden afhelde, weldra
steeg de zee en overspoelde meer en meer
de laagste deelen van de groote vlakte en
zoo is zij 5500. v. Chr. opgedrongen tot de
lijn, die wordt bepaald door de plaatsnamen
Bergen-op-Zoom, Utrecht, Stavoren, Leeu
warden en Groningen. De latere vorming en
hervorming van den Nederlandschen weste
lijken bodem tot den toestand van nu ligt
buiten het bestek van dit artikel.
Ik volsta hier met er even op te wij
zen, dat omstreeks 5000 v. Chr. een ver
binding tot stand kwam met het Kanaal
door het Nauw van Calais, door de
Hoofden zooals de Nederlandsche zee
mansterm luidt. Toen is uit de groote
hoeveelheden zand, in het ondiepe Zui
delijke deel van de Noordzee opgehoopt,
die nu aan den invloed van ebbe en
vloed onderhevig waren, de schoorwal
opgebouwd en de oude duinenrij ont
staan. Daar achter ontstond een gebied
van wadden, waarin de zee gelegenheid
kreeg, de „oude zeeklei" af te zetten.
Toen de bodem zoodanig was opge
hoogd, dat de zee er geen toegang meer
had, omstreeks 3500 v. Chr., ontstond
het veengebied in Holland en Utrecht.
Ongeveer 500 v. Chr. steeg de zee door
klimatologische verandering en bereikt
haar tegenwoordig niveau ongeveer
de schoorwal werd op verschillende
plaatsen doorbroken, het lage land werd
overstroomd, de jonge zeeklei ontstond
en ook een nieuw duinlandschap, het
„jonge duinlandschap", dat gevormd is
tusschen de 5e en 9e eeuw na Christus.
De vraag zal wellicht
oprijzen,waardoor
juist in het „gat van
Zoutelande" evenals in
een dergelijke vindplaats
in de Wielingen, de tal
rijke overblijfselen van
den mammoet, en in het
algemeen van voorwe
reldlijk dierengeleef ge
vonden worden?
Resten van dieren, wel
ke duizenden jaren gele
den geleefd hebben, ko
men natuurlijk alleen
voor in die grondsoorten,
welke in dien tijd reeds
bestonden. Uitgesloten is
dus, dat de mammoet
beenderen gevonden wor
den in de klei of
in het veen, maar wel zal
men ze' aantreffen in den diluvialen bodem
of het Pleistoceen. Waar dus het water op
groote diepte, dat wil hier zeggen van 15
tot 20 M. o.a. de Pleistoceene zandgronden
uitschuurt, daar komen de relicten van de
toen geleefd hebbende dieren bloot, temeer
daar deze beenderen van zoo geweldige
hardheid en van zoo gigantischen omvang
zfln, dat ze niet aan verpulvering ten offer
vielen ondanks de 30.000 jaar die ze
doorstaan hebben.
OOK ELDERS FOSSIELE VONDSTEN.
Men meene nu niet, dat alleen in de
Schelde deze fossielen worden gevonden, op
verschillende plaatsen in ons land, waar
groote graafwerken den Pleistoceenen bo
dem doorboorden, werden dergelijke vond
sten gedaan, ook bij ons in den omtrek bij
de graafwerken voor de nieuwe keersluis
te Vlissingen in 1929 kwamen twee kiezen
van den mammoet te voorschijn, waarvan
een der beide molaren aan ons Museum is
geschonken. Zij kwamen voor op 11.50 Me
ter diepte in het diluviale zand, dat grof
korrelig is in tegenstelling van het alluviale
zand of dat der interglaciale dus warme
tijdperken, als geweldige smeltstroomen het
zand vermalen.
Een dergelijke skelettenverzameling wordt
ten noordwesten van Breskens meermalen
door de visschers met hun netten bereikt,
tuns
Zij. die zich van heden
af voor 3 maanden op
ons blad abonneeren
ontvangen de
tot 1 Juli a.s.
verschijnende
nummers
DE VISSCHERIJ IN ZEELAND.
Garnalenvlsscherij.
Deze visscherij lag 200 goed als ge
heel stal tot einde Maart 1940. Ook toen
was er nog niet veel animo vanwege het
mijnengevaar. Dat slechts 1 schip door
het loopen op een mijn verloren ging mag
wel een wonder heeten. Hierdoor was men
gedwongen tot het visschen in de zeegaten
en de gevangen garnalen waren dan ook
klein en gering in aantal door motor
vaartuigen werd slechts 60 tot 100 kg. per
tij gevangen. Wanneer men nog eens van
uit Breskens naar zee wilde varen, dan
moest men eerst naar Vlissingen om een
loods, die later ook weer moest worden
teruggebracht. Op den duur was zulks niet
meer noodig en mocht men op eigen risico
die Wielingen uitvaren, hetgeen een groote
besparing gaf aan tijd en olie. De vis
schers, die in de Deurloo en het Oostgat.
vischten, moesten, wanneer het tij af was,
eerst een wachtschip opzoeken, en daar
melden dat men voor dien dag weer naar
huis voer.
Gedurende en ook na de oorlogsdagen
hebben de visschers het zwaar te verant
woorden gehad.
In het najaar deed) de zeldzame om
standigheid zich voor, dat in die zeegaten
veel garnalen te vangen waren, hetgeen
vooral op de Westerschelde zelden voor
komt. Ook de visschers van de boven
schelde vingen 200 tot 400 kg. per dag,
tarwijl de prijs goed was, nml. 17 tot 36
cent per kg. Hierdoor besomden deze vis
schers zelfs 54.838 meer dan over het
vorig jaar.
De te voet visscherij was zeer beperkt.
Hieraan wend door enkele Belgen deelge
nomen, die per tij 40 S. 50 k.g. vingen. In
Ouddorp vischte men met de enkele vaar
tuigen, die overgebleven waren, en bij goed
weer met enkele sleepen, waarmede 80 tot
100 kg. per tij werd gevangen. In het na
jaar vischten in de Roompot 20 visschers
van Arnemuiden.
Begin December werd de Belgische
grens voor invoer gesloten behalve voor
Breskens. Brouwershaven waar werd
geleverd door de Arnemuidsche visschers
was nu geheel op het binnenland aange
wezen, doch een bezwaar was dit niet, aan
gezien al het gevangene gemakkelijk werd
verkocht. Aan het einde van het jaar lag
het bedrijf stil door de vorst.
Van de gevangen 1.312.269 kg. met een
opbrengst van 2S5.622.is aan de pelle
rijen geleverd 540.807 kg. (opbrengst
83.281.).
MAXIMUMPRIJS VOOR BEENDEREN.
De secretaris-generaal van het departe
ment van handel, nijverheid en scheepvaart
heeft pepaald, dat de prijs, waartegen
beenderen aan fabrikanten mogen worden
te koop aangeboden, of verkocht, ten hoog
ste 5.50 per 100 kg. franco fabriek be
draagt.
maar ook is er een reusachtig knekelcom
plex op de Doggersbank. Het ontstaan
daarvan wordt in een werk van recenten
datum 7) aangrijpend beschreven.
„Het is ongeveer in deze tijden, (n.l. na den
vierden of laatsten ijstijd, toen de ijsmas
sa's smolten en de zee dientengevolge steeg)
dat zich op de Doggersbank een waar dra
ma moet hebben afgespeeld. De bodem van
de Noordzee was immers droog land ge
weest. Toen echter het water weer begon
te stijgen, trokken de dieren zich naar hoo-
ger gebieden terug. Een van die hoogere
streken was eens ook de Doggersbank.
Hoewel deze verhevenheid aanvankelijk als
terp boven het water bleef uitsteken, nam
het areaal sterk af. De steeds dichter op
eengedrongen dieren konden al spoedig niet
voldoende voedsel meer vinden en kwamen
in een verwoeden strijd om het bestaan bg
drommen te vallen. Maar het „Survival of
the fittest" liet de uiteindelijke overblijvers
hier in de steek, want spoedig was het laat
ste restje van den vluchtheuvel door de zee
verzwolgen. Thans krijgen de beenderen van
deze te hoop gedreven en gruwelijk omge
komen bewoners van den Noordzee-bodem
heel wat ongezouten termen toegeslingerd,
als zg in verscheurde netten door de vis
schers worden bovengehaald."
H. G. v. Grol,
Conservator Sted. Mus. te Vlissingen.
6) Deze vraag heb ik uitvoerig beant
woord in de Vliss. Cour. van 14 November
1934 „Fossiele vondsten in de Schelde".
7) Prof. Dr. I. M. van der Vlerk en Dr.
Ph. H. Kuenen, Geheimschrift der aarde,
1941, blz. 338.
HET DUITSCHE.
Het opperbevel der Duitsche weermacht
deelde gisteren mede
„In de Engelsche wateren hebben ge
vechtsvliegtuigen een vrachtschip van
2000 ton tot zinken gebracht en drie groote
koopvaarders ernstig beschadigd. Op den
Atlantischen Oceaan, ongeveer 1100 kilo
meter ten Westen van Cadiz, heeft een
gevechtsvliegtuig met een grooten actie
radius een vrachtschip van 3500 ton ver
nietigd. De gevechtsvliegtuigen hebben
nachtelijke aanvallen gedaan op de haven
werken van Great-Yarmouth en een vlieg
veld in Zuid-Engeland.
In Noord-Afrika geringe bedrijvigheid
van verkenners aan weerszijden.
Zwakke vijandelijke afdeelingen hebben
in den afgeloopen nacht op eenige plaatsen
in West-Duitschland een gering aantal
brisant- en brandbommen laten vallen,
waardoor slechts enkele woonhuizen be
schadigd werden. Drie der Britsche ge
vechtsvliegtuigen zijn door nachtjagers en
afweergeschut neergeschoten.
Een groep van een eskader gevechts
vliegtuigen onder bevel van majoor Pe
tersen en later van kapitein Fliegel heeft
sedert midden April 1940 door onvermoeide,
moedige aanvallen op de Britsche ravitail-
leeringsscheepvaart rondom Engeland, tot
ver op den Atlantischen Oceaan toe, in
totaal 109 koopvaardijschepen met een ge-
zamenlijken inhoud van 636.000 ton ver
nietigd en 63 schepen zwaar beschadigd.
Bij de gevechten aan het front van
Solloem hebben zich door bijzondere dap
perheid onderscheiden de commandant van
een pantserregiment, majoor Bolbrinker,
de commandant van een afdeeling lucht-*
afweergeschut, kapitein Fromm, de com
mandant van een bataillon titrallleurs, ka
mandant van een battalllon titrallleurs,
kapitein Bach, de compagniecommandant
in een pantserregiment eerste luitenant
Gierda en verder de soldaten van een
afdeeling luchtafweergeschut, vaandrig
Gennslar, Unteroffizier Brink en Unter-
offizier Kiel".
HET ITALIAAN SCHE.
In zgn legerbericht no. 380 maakte het
Italiaansche opperbevel gisteren het vol
gende bekend:
In Noord-Afrika duren de zuiverings
operaties aan het front van Solloem voort*
Aan het front van Tobroek heeft onze ar
tillerie doeltreffend de op marsch zijnde
vijandelijke afdeelingen bestookt en ver
dreven. Onze luchtmacht heeft de verde
digingswerken en inrichtingen van deves
ting gebombardeerd. Bovenden heeft zij'
herhaalde malen Britsche gemechaniseer
de strijdmiddelen ten Zuiden en Oosten van
Solloem getroffen. Er werden drie Hurri
canes neergehaald.
In Oost-Af rika heeft de vijand op 17
Juni met aanzienlijke strijdkrachten een
aanval ondernomen in de zóne van Uol-
chefit (Gondar). De aanval werd afge
slagen en de vijand liet meer dan 400 doo-
den en gewonden op het slagveld achter,
Denzelfden dag probeerde hij ons garni
zoen van Debra Tabor te verrassen, maar
er werd snel een tegenaanval ondernomen
en de vijand werd uiteengedreven. Op 18 N
Juni werden vijandelijke versterkingen,
die dit gebied binnengekomen waren, door
onze luchtmacht bestookt met bommen en
machinegeweervuur.
De Nederlandsche zeereddingsdienst is op zijn post.
(V.P.B.) „De Nederlandsche zeereddings
dienst, opgericht in Augustus 1940, heeft
een tweeledig doel", verklaarde de direc
teur van dep zeereddingsdienst, de oud-
luit. ter zee F. Heyman, toe wij hem ver
zochten een uiteenzetting te willen geven
over deze organisatie. „In de eerste plaats
is ons doel het redden der bemanningen
van onder de Nederlandsche kust veron
gelukte oorlogsvaartuigen en vliegtuigen
en verder van opvarenden der handels- en
visscherijvloot, die eveneens onder gevaar
lijke omstandigheden him arbeid verrich
ten. Voorts het verleenen van de eerste
medische hulp aan gewonden door de
zich aan boord bevindende artsen en ver
plegers. De schepen van den dienst zijn
voornamelijk met manschappen van de
koopvaardij- en visschersvloot bemand.
De roode-kruisvlag in top.
„Hoe is de zeereddingsdienst georgani
seerd?"
„Een aantal# schepen, volledig als hospi
taalschip uitgerust, is in verschillende
havenplaatsen langs de Nederlandsche kust
gestationeerd. Deze schepen liggen voort
durend onder stoom om onmiddellijk te
kunnen uitvaren, terwijl de bemanning, die
uitsluitend uit Nederlanders bestaat dag
en nacht aan boord blijft. Hierdoor wordt
het mogelijk gemaakt, dat een schip binnen
vijf minuten, nadat het betel tot uitloopen
is gegeven, naar zee vertrekt.
Zoodra eenig bericht van een ongeval
bij ons binnenkomt, worden de schepen
die zich in de havens bevinden, welke het
dichtst bij de aangegeven plaats liggen,
uitgezonden.
De schépen zijn als particuliere hospi
taalschepen wit geschilderd en omgeven
door een breeden, rooden band j boven de
waterlijn, terwijl op verschillend^ plaatsen,
waar zulks het best zichtbaar is, het roode-
kruisteeken is aangebracht. Zij voeren de
roode-kruisvlag in top en de Nederland
sche vlag aan den achtersteven.
Het Nederlandsche roode-kruis heeft het
beschermheerschap over den Nederland
schen zeereddingsdienst op zich genomen,
terwijl van het bestaan van de organisa
tie, via Genève, kennis Is gegeven aan de
roode-kruis-instanties der oorlogvoerende
mogendheden.
Reeds vel© menschen gered.
„Heeft de dienst reeds veel menschen
kunnen redden?"
„Zeer zeker. Op schitterende wijze vol
brachten de bemanningen hun taak, zoo
dat tot nu toe 40 menschen van ver
schillende nationaliteit gered konden wor
den. Dat is waarlijk een mooi resultaat.
In Februari jj. werd een aantal leden
der bemanningen als belooning voor hun
prestaties met de Roode-Kruismedaille on
derscheiden.
Het reddingswerk is niet zonder gevaar.
Een der schepen is beschoten, waardoor
leden van de bemanning werden gedood,
terwgl een ander schip op een mijn is
geloopen. Maar het werk wordt voortge
zet. Zoo wordt de Nederlandsche vlag
hoog gehouden op een wijze, die zeeva
rend Nederland alleszins waardig is."
De heer Heyman noodigde ons vervol
gens uit om mee te gaan met een schip
van den dienst, dat juist in den afgeloo
pen nacht de bemanning van een Engel-
schen bommenwerper, die bij de kust was
neergeschoten, van den verdrinkingsdood
had gered.
WH gaan het wijde water op.
De auto bracht ons naar een stil, schil
derachtig stadje aan een onzer zeegaten.
Witte wolken dreven hoog over de saam
gedrongen huizen, die in een krans van
oude boomen lagen. De zon tooverde klei
ne glinsterlichtjes op het woelige water.
Heel in de verte zagen wij als een donkere
massa het wrak van het Engelsche vlieg
tuig boven water uitsteken.
Aan den steiger lag de boot, die
's nachts de redding had volbracht. Wij
begaven ons aan boord, de trossen werden
losgegooid en langzaam ging het de wgde
watervlakte op. Tijdens de vaart was er
gelegenheid den kapitein iets over zijn
belevenissen van den afgeloopen nacht tel
laten vertellen.
De kapitein vertelt,
„Ja, het was een moeilijke redding", zei
de kapitein onder het spreken strak tu
rend over het water met zijn verraderlijke
zandplaten. „Midden in den nacht kregen
wij bericht, dat een vliegtuig in het water
was neergestort. Wg voeren uit en ont
dekten gelukkig noodseinen.
Met mrjn schip kon ik de plaats des
onheils niet bereiken wegens het ondiepe
water, zoodat onze stuurman er in de
vlet heen roeide. Hij ontdekte zes vlie
gers, die tot hun middel in het water
stonden. Drie van hen ondersteunden hun
kameraden, die gewond waren. De stuur
man nam de gewonden in de vlet terwijl
de overigen zich zwemmend aan de vlet
vasthielden. Zoo bereikten hij met bo-
venmenschelgke inspanning het schip. Bij
het aan boord nemen van de gewonden
dreef de vlet weg, maar de mannen wa
ren gered en dat is het voornaamste. Na
tuurlijk waren zg zeer dankbaar, telken3
weer herhaalden zij: „You saved our life,
youou saved our life". Nou, wij waren ook
blij, dat alles zoo goed afgeloopen was
en voeren snel naar de haven terug, waar
de geredden door de Duitsche autoritei
ten op uiterst correcte wijze verder wer
den verzorgd".
Als een lamgeslagen vogel....
Intusschen was de boot het vliegtuig
tot op eenige honderden meters gena
derd, maar verder ging het wegens de
zandplaten niet. Geen nood, de vlet werd
gestreken en daarin de tocht voortgezet,
tot wij het wrak bereikten.
Als een lamgeslagen vogel lag het
vliegtuig in het water. De motoren wa
ren diep in het zand gedrongen, de staart
afgebroken, het scheen een wonder, dat de
bemanning er nog zoo goed was afge
komen.
Toen wij waren teruggekeerd hieven de
machines hun stampend lied weer aan,
Nijdig sloeg de schroef in het schuimen
de water. Stralend scheen de zon over het
glinsterende water, begrensd door groene
dijken. Een enkele kerktoren en wat ge
boomte braken den vlakken horizon. Op
een zandplaat lag een zeehond, die bij
onze nadering snel in het veilige water,
glipte.
Men kon zich nauwelijks voorstellen, dat
deze vredige omgeving in den afgeloopen
nacht het tooneel van een ramp was ge
weest. Maar een blik op de resten van
het vliegtuig was voldoende om ods het
gebeurde levendig voor oogen te stellen*
Met deze gedachten bereikten wij de ha
ven. Het schip werd gemeerd en onmiddel
lijk toog de bemanning aan het werk om,
zoodra het noodig zou zijn, weer uit te
kunnen varen en haar prachtige werk van
menschlievendheid te verrichten zondes
aanzien des persoons.
CENTRALE KERKERAAD NED. HERV,
GEMEENTE GOÊS.
In de dezer dagen gehouden vergadering
van den centralen kerkeraad der Ned.
Herv. gemeente te Goes bleek, dat er geeq
bezwaren bestaan om bij de komende va
cature de combinatie der gemeenten Goes
en Wilhelminadorp voort te zetten. Nadat
afgevaardigden waren benoemd naar de
classicale vergadering op 25 dezer, kwam
het daar te behandelen programma aan de
orde, in het bijzonder de wijziging van het
reglement op de predikantstractementen,
die een rechtvaardiger verdeeling van dq
beschikbare gelden beoogt.
Ds. Korevaar zette een en ander uiteen,
waarna het beroepingswerk besproken
werd, dat zoo spoedig mogelijk dient aan
te vangen.
Vervolgens kwam de algemeene kerke
raad bijeen. Voor het werk der wijkcom
missies kon een aantal namen genoemd
worden. Besloten werd dat de wijkpredi-
kanten en ouderlingen de gegadigden per
soonlijk tot dit werk zullen uitnoodigen.