Futen en riet zijn onafscheidelijk. Zeeuwsche Kroniek KORTE PREDICATIE Tsoeben- kroniek SCHAKEN VOOR DE JEUGD HUWELIJK. Oorlogstijd is hard erï grof. De we reld waarin wij leven is ruw en schier onherbergzaam voor schoone en goede dingenNu is een huwelijk een zeer teer en breekbaar ding. Men moet het met teedere aandacht omgeven. Men moet het met intense zorg samen be hoeden. Men kan het ook vergroven en verzakelijken. Maar dan is het geen huwelijk meerdoch een overeenkomst van geven en nemen. Er trouwen nu veel menschen. Maar ik vraag: kan dat wel, een huwelijk in dezen tijd? Zooiets breekbaars en teers in dezen groven tijd geschoven Oorlogstijd is ook rumoerig. Veel woorden, veel leuzen, veel geschreeuw, veel gedaver, eindeloos gepraat Maar het woord is gedevalueerd. Wat is nog een woord van mensch tot mensch Een woord waarop te bouwen is Een belofte die geldt Beloften zijn goedkoop geworden. Nu is de trouwbelofte in de kerk een ouderwetsche zaak, een echte, stoere, ouderwetsche zaak. Met oude, zware woorden, die zakelijk, maar toch zoo liefdevol zijn en warm, belooft men el kander trouw tot-de-dood-u-zal-schei- den. En dat is een belofte, die onder alle omstandigheden blijft gelden, wat er ook met of tusschen den man en de vrouw zou voorvallen. In één ja ligt een levensbeslissing. En weer vraag ik: kan dat? Gaat dat in dezen tijd van goedkoope woorden? Zulk een ouderwetsche, degelijke be lofte? Mijn antwoordt luidt: Het kan wel. Maar mij dunkt )§lleen, wanneer men gelooft dat huwelijken in den hemel gesloten worden. Wanneer men gelooft, „dat God nog heden ten dage aan een iegelijk zijne huisvrouwe als met Zijne hand toebrengt Maar is dit geen overmoed In het zand van de groote, groote woestijn waaien twee zandkorreltjes tegen el kaar. Weet de wind het Ja, de wind weet het. De wind was als een zorgzame hand. die juist dit korreltje bij dit korreltje bracht, want Hij heeft ze lief en wilde het zoo voor hen. Huwelijken worden in den hemel ge sloten. P f Historische Romans „Bethel menfday". door Sinclair Lewis. Uitgave N.V. Van Holke- ma en Warendorf, Amsterdam. Sinclair Lewis schrijft veel, maar on danks zijn groote productiviteit verwaar loost hij het principe niet, dat een roman over een bepaald onderwerp feitelijk eerst dan geschreven mag worden als de auteur dat onderwerp tot in détails kent. Telkens als men een boek van dezen Amerikaan- schen schrijver leest, wordt men met ont zag vervuld over zijn feitenkennis. Als bij het hotelwezen behandelt (kunst en zaken) beheerscht hij zijn onderwerp beter dan menig hotelhouder, als hij een roman laat spelen in de wereld van het weten schappelijk onderzoek (Arrow Smith) blijkt hij alle geheimen van het laborato rium te doorgronden. In „Bethel Merriday", de roman over het Amcrikaansche tooneel is het niet anders. De wijze waarop hij toestanden in de tooneelwereld schetst, personen uit die wereld ten voeten uitteekent, bewijst dat hy ook dit moeilijke onderwerp langdurig en consciëntieus heeft verkend. Sinclair Lewis is geen auteur, die zich telkens vernieuwtin elk boek gaat hij vrijwel naar dezelfde methode zijn hoofd figuren opbouwen, doch niettemin is elk nieuw werk aantrekkelijk, boeiend en ver rassend. „Bethel Merriday", de roman van een zang-meisje, dat zich onweerstaanbaar tot het tooneel voelt aangetrokken, en dat blijmoedig den met doornen bezaaiden weg der kunst opgaat, vormt een waardige aanvulling '/an het reeds respectable oeuvre van Lewis. J. A. van der Made heeft dit boek voortreffelijk vertaald. „Koortseiland", door A. J. Cronin. Uitgave A. W. Sijthoffs Uitgevers maatschappij, Lelden. De Engelsche arts, die met zijn boek „De Citadel" eensklaps wereldvermaard heid verwierf, heeft stethoscoop en percus siehamer terzijde gelegd, en zich geheel aan de literatuur gewijd. Na „De Citadel" deed ldj „Kaleidoscoop op zaal K" het licht zien en thans verscheen van zijn hand „Koortseiland". In dit boek beschrijft Cronin een jon gen, kundigen, eenzelvigen arts, die na een harde jeugd zich met volledige over gave aan "e serumtherapie wijdt. Na een proefneming met een nieuw serum, die den dood van drie patiënten tengevolge heeft, (vermoedelijk omdat men haar pas toe stond, toen de patiënten reeds ten doode waren opgeschreven) wordt dr. Leith door het bestuur van het ziekenhuis, waaraan h(j verbonden is, ontslagen. De pers maakt zich van het geval meester, en de menigte spreekt daarna eveneens haar af schuw over hem uit. Leith raakt verslaafd aan whisky, en dreigt snellichamelijk en geestelijk ten onder te gaan. De eenige vriend, die hem trouw geble ven is, een chirurg, ziet echter kans hem te interesseeren voor een zeereis met een kleine vrachtboot. Als de bobt zee heeft gekozen, bemerkt Lei h, dat zyn vriend Een zwerver door het waterland. Heerlyk is het zo in de eerste dagen van Juni aan de plassen. Daar zwemmen tientallen soorten vogels rond, daar bloeien en groeien in de drassige oevers tientallen soorten planten, en overal schie ten kleine vissen door het waterJa, dat is een excursiegebied, waar we altijd weer even graag heengaan in de zomer. En dat niet het minst voor de fuut, die aardige vogel, die je bijna overal kunt vinden waar randen riet langs de plassen, poelen en rivieren groeien. Naar die fu ten zullen we vandaag eens speciaal ky- ken, want vooral nu is daar veel aardigs aan te zien. Zij zijn natuurlijk nog in het zomer kleed, want eerst in October trekken zij hun waterpakje aan, dat zij tot het ein de van Februari blijven dragen. Dat zo merkleed is heel mooi; -ooral de kop is zo duidelijk er door geteekend, dat je er een fuut reeds op grote afstand aan kunt herkennen. Die kop is wit, maar er staat een grote, bruine kuif op, die zo lang is, dat nij in de wind wappert! Onder die kuif zitten een paar bakkebaarden, die over het achterhoofd en om de onderkaken doorlopen en onder de kjn samenkomen. Hij zit er dus, wat zijn hoofd betreft, bepaald warmpjes in. De nek is lang, mager en licht gekleurd; borst en buik zijn zuiver wit. De rug is echter donker, in de winter vuilbruin, maar nu warm- roodbruin, een heel mooie kleur. Deze fu ten zijn buitengewone vissers; en vaak is dan ook gezegd, dat zy voor de zoetwa tervisserij schadelijk zyn. Maar onder zoekingen uit de laatste jaren hebben aan getoond, dat het niet zo'n vaart loopt met die schadelijkheid; en trouwens, die vogels zijn zo mooi en hebben zoveel in teressants, dat we op dat punt maar een beetje van ze door de vingers moeten zien. Een vogel, die zijn veren inslikt. Hun lichaamsbouw is geheel aangepast aan een leven onder zowel als boven wa ter. De romp is gestroomlijnd en kop, snaVel en poten zijn plat, zodat ze het dier bij een zwempartij onder water zo weinig mogelijk tegenhouden. De poten hebben geen héle zwemvliezen, maar ge scheurde; en hun verenpak is buitenge woon dicht en dik, in verband met het feit, dat zy zomer en winter evenveel onder water als er boven zijn en dus goed moeten worden beschermd tegen de koude. De dons veertjes uit de borst, die in de ruitijd loslaten, worden niet zo maar weggegooid; neen, de fuut slikt de veer tjes in, want 'die schijnen van belang te zyn by de spijsvertering van het dier. Met het bouwen van een nest zijn de futen al in de eerste dagen van April begonnen. Van nestbouw hebben de futen nu niet zoveel kaas gegeten. Ze zoeken de rand van de rietkaarg aan de zijde van het water op; en daar wordt een hele hoop drijvend, half vergaan spul by el kaar gebracht, allerlei rottende planten delen, waarvan eerst een vloertje wordt gevlochten. Maar toen dat vloertje er eenmaal lag, scheen het of de fuut ge noeg had van het nestbouwea en er ver den kapitein heeft bewogen, hem onder geen beding een druppel alcohol te doen verstrekken. Na enkele afschuwelijke da gen zonder eenig uitzicht omdat hij ver stoken blyft van zijn dagelijksche dosis narcoticum, ontdekt de uitgestooten ge leerde de enkele medepassagiers. Hy leert Mary Fielding, de vrouw van een million- nair kennen, die hij later op een eiland, waar zij aan een koorts-epidemie ten offer dreigt te vallen, het leven redt. „Koortseiland" is niet een roman van het formaat als „De Citadel", maar toch wederom een boek, dat ver boven de mid delmaat stijgt. Cronin blykt ook in rijn jongste werk weer een psycholoog, die karakters waarneemt en deze meesterlijk tot uiting doet komen. „Moederhuls", door Gerda Rijn- dersVersloot. Uitgave N.V. Hollandia-drukkerij, Baarn. Vliegers en verpleegsters hebben de va- derlandsche literatuur de laatste jaren met menig werk verrijkt. Luchtvaart en ziekenhuiswezen blyken vruchtbare bo- d)ems voor jonge talenten. Ook „Moeder huis" is een roman van een verpleegster. Misschien is het woord roman minder ge lukkig gekozen, want in feite is dit boek het resultaat van een serie waarnemingen. Een serie zuivere, eenvoudige, maar zeer menscheltjke waarnemingen. „Moederhuis" is het tehuis waar onge huwde moeders op de geboorte van hun kindje wachten. Over zulk een inrichting zou stellig een sensationeel verhaal te schryven zijn, vooral als men de -fantasie den vryen teugel laat. Gerda Rynders heeft gelukkig alle sensatie geweerd, en op door eenvoud ontroerde wijze ons iets uit het leven van ongehuwde moeders ont huld. Een proeve van haar stijl moge hier vol gen „Zoodra ze het blauw-grijs granieten bordes opgaan, van het volle licht in de schemering van de glas-in-lood veranda, worden ze naamloos. Sommigen behouden hun roepnaam. Elke nieuwelinge wordt eerst aan de directrice voorgesteld. Dan gaat ze naar de werkkamer. Ze krijgt wit band en rood garen om haar mantel en hoed te merken. Die worden opgeborgen in een donker zolderkamertje. Er hangen veel slappe mantels aan één lijn, en het ruikt er naar kampfer en oud stof. De hoeden liggen op een smalle plank en zakken diep in elkaar. Tusschen de opeengeschoven randen geuren verlepte bloemen. Op den witgeboenden grond! staan genummerde lósten en kartonnen doozen. De deur van deze hooggelegen vestiaire wordt verzegeld met een hangslot, dat stroef knerst. De sleutel bungelt met veel glimmende lotgenooten aan een dikken ring. 's Nachts wordt die ring weggeslo ten. Waar de laatst overgebleven sleutel blijft, weet niemand, behalve de directrice. Haar kamerdeur heeft, behalve een slot, twee stevige knippen. Eens is er toch een meisje weggeloopen, in een kouden win ternacht. Ze droeg een moltonnen deken als cape om haar schouders. Ze was erg blij toen de politie haar op pikte. der maar een helen stapel van die rot tende planten bovenop heeft gegooid. Dat was zyn nest; en daarin werden de eieren gelegd. Het voordeel van zulk een nest is, dat het by een hogen vloed niet ver loren kan gaan, want het rijst gewoon met het water mee omhoog. De eieren rijn korrelig blauwwit. Niet alle futen broe den al in April; je kunt er nu ook nog wel met eieren vinden, tot in Augustus toe. Wanneer er gevaar het nest nadert, dan glydt de fuut er stilletjes af en be dekt de eieren met een laag planten, die er precies zo uitzien als het materiaal waar het nest van is gemaakt. Wanneer je dus niet beter wist, zou je denken, dat het maar een hoop vuil was die in het water dreef. Dat is een goede manier, want de meeste mensen roeien argeloos langs een futennest heen. Hoe jonge futen het duiken wordt geleerd. Na drie weken broeden komen de; eieren uit. En wanneer je zulk een stel jonge futen kunt zien, terwijl ze onder de hoede van vader en moeder worden opgevoed tot echter waterbewoners, dan moet je daar eens op een behoorlyke afstand een uurtje naar gaan liggen kijken. Daar is buiten gewoon veel aardigs aan te zien. In de eerste plaats het uiterlijk van de jongen. Je bent van jonge watervogels alleen maar op de hoogte met heel jonge eenden mis schien; maar dit is nu nog heel wat an ders! Heb je in een dierentuin wel eens zebra's gezien? Wel, de jongen van de fuut zien er in de eerste weken van hun leven precies eender uit als zebra's. Zy zijn over het hele lichaam gestreept; eu wanneer zij uit het ei komen, zijn zij al direct zo ver dat zy kunnen zwemmen. Maar zij kunnen nog niet duiken; en dat wordt hun op de volgende hardhandige wyze geleerd. Mama of papa neemt alle jongen op de rug, en gaat daarmee over de plassen zwemmen. Dat is een heel aar dig gezicht! Het is net een grote boot, waar allemaal mensen op staan. Maar daar heeft de oude fuut een doel mee. Het is niet alleen maar een pretje voor de jongen! Want op een gegeven ogen blik, als de jongen net denken„Zo gaat-ie goed!" duikt de oude fuut onder en neemt de jongen een klein eindje mee. Maar al heel gauw laten zij de steeds dieper gaande moeder of vader los en jadan moeten zij proberen om weer naar boven te komen. Dat lukt hun ge woonlijk heel gauw en op die manier le ren de jonge futen duiken. Dat spelletje gaat zo een dag of tien door; dan vin den de oude futen het welletjes en moe ten de jongen zelf maar zien, dat zij zich redden. Dat wil zeggen, met duiken, want met voedselzoeken blijven de ouders zich nog wei een paar weken bemoeien. Na anderhalve maand krijgen de jongen nog maar een keer per dag een beetje voer van de ouders en moeten zij zelf maar zien, hoe zij de rest opscharrelen en nog twee weken later zijn de jonge futen volwassen; dan is hun pakje bijna net zo geworden als dat van hun ouders, alleen een beetje lichter en dan trekken zij de wyde wereld in. (Nadruk verboden). Later zei ze „Ik heb er spijt van". Niemand vroeg: „Waarvan?" Er werd niet meer over gesproken. De sleutels rinkelden, hun metalen klanken weergalmen door de marmeren gangen". Drie opmerkelijke boeken. De N.V. Em. Querido's Uitgevers-maat schappij heeft een z.g. Salamanderreeks, die ten doel heeft goede literatuur op goedkoope wijze in het bezit van het pu bliek te brengen. In deze reeks zijn thans drie nieuwe opmerkelijk goede boeken verschenen, n.l. „God's goochelaartjes", door Augusta de Wit, vol blij geloof in het leven „Gabriël, de geschiedenis van een mager mannetje" een luchtige, dartele, wonderlijk grillige fantasie van Henriëtte van Eyck, en „De grijsaard en de jongeling", door Reinièr van Genderen stort, de biecht van een ouden gebroken man aan een jongere, in een spookhuis aan de zee gedaan. Dit drietal vormt een zeer gelukkige keuze voor de uitbreiding van de veel ge prezen Salamanderreeks. Luchtige amusements-lectuur. Nu de vacanties in het zicht raken laten wy hieronder enkele titels volgen van spannende boeken, die geen literaire pre tentie hebben, doch die alleszins geschikt zyn om den lezer enkele genoeglijke, span nende uren te bezorgen. „Volg den Saint", door Leslie Charteris is een opwindende detective-roman, afwijkend van het ge wone genre. De Saint is een elegante gentleman-inbreker, een verbeterde editie van Lord Lister. Uitgave N.V. A. W. Bruna en Zoon's, uitgeversmaatschappij, Utrecht. Bij J. Philip Kruaeman, Den Haag za gen het licht„De gemaskerde Mexicaan- sche", door Jackson Gregory, een geheim zinnige liefdesgeschiedenis, die rond Rancho's speelt„Roepstem uit het ver leden", door Anny van Panhuys; „Ro mantiek in de Keuken", door Alice Duer Miller, een boeiend spel tusschen een ryken jongeman en een pseudo-kamermeisje vol verrassende intrigues „Als ik een-en- twintig ben", door Ruly M. Ayres, en „Fabia's eigen weg", door Olive Higgins Prouty. Alles amusementslectuur van de goede soort! Voor hondenliefhebbera. Bij de N.V. Uitgevers-Maatschappy „Kosmos" te Amsterdam verscheen de tweede, herziene druk van „Hoe verzor gen wij onzen hond", door dierenarts G. van Herwaerden. De schryver beantwoordt allereerst de vraag waarom wy een hond houden en laat verschillende rassen de revue passeeren in verband met de keuze. Hij behandelt de huisvesting, de haar- en huidverzorging, dc voeding, het fokken van een nest, de opvoeding, weidt uit over den normalen gezondheidstoestand van het dier en over de verschillende ziekten, die hef bedreigen. Iedereen die belang stelt in zijn blaf- fenden huisvriend zou dit boek dienen te bestudeeren. v. d. B. de voornaamste privileges van middelburg. Volgens mededeeling van den gemeente archivaris, dr. W. S. Unger, is by de catastrophe op 17 Mei van het vorige jaar, het oud-archief van Midd'elburg to taal door den brand vernietigd. Dat is en blijft een onherstelbaar verlies. Gelukkig zijn er nog, zooals dr. Unger opmerkt, andere bronnen om de geschie denis van Middelburg te onderzoeken, zooals de stadsrekeningen, vrij uitvoerig beschreven door H. M. Kesteloo: Al is hiervan een dankbaar gebruik te maken, het is en blijft plaatsvervangend werk. Een andere niet minder ryke bron is: Inventaris van het oud-archief der stad Middelburg van 1217 tot 1581, beschreven door mr. J. H. de Stoppelaar. Deze be schreven inventaris, welke 2892 nummers telt en ruim 650 bladzijden beslaat, omvat den geheelen graventijd. Zij begint met de eerste privilege van het jaar 12171 en ein digt met de afzwering van koning Filips in 1581 als Heer der Noordnederlandsche gewesten. De oorsprong der Zeeuwsche en Hol- landsche steden is te zoeken in Vlaande ren, dat reeds veel vroeger door handel en nijverheid bloeide. De Vlaamsche ste den zijn dus veel ouder dan die in Holland en Zeeland. Het oudste privilege van Mid delburg dateert van het jaar 1217. Van dezen tijd af kon zij een stad genoemd worden. De privileges werden aan een stad geschonken door den graaf van het gewest. Het genoemde privilege van 1217 werd echter gezamenlijk geschonken door Johanna, gravin van Vlaanderen en Wil lem I, graaf van Holland. De reden hier van is, dat door Vlaanderen en Holland langen tijd is getwist over het bezit van Zeeland bewester-Schelde (Walcheren, de Bevelanden en Woifaartsdyk). Die strijd is met afwisselend geluk door beide par tijen gevoerd, totdat eindelijk in 1323 het genoemde deel van Zeeland voor goed by Holland bleef. Van dien tijd af konden de graven van Holland zich met recht ook graaf van Zeeland noemen. Toen Middelburg in 1217 haar eerste privilege kreeg, was er tusschen beide partijen een soort compromis of overeen komst gesloten, zoodat èn de -gravin van Vlaanderen en de graaf van Holland samen het hebben geschonken. In dat privilege werd o.a .bepaald, dat geen Middelburger mag worden gearresteerd in Vlaanderen en in Holand. tenzij om zyn eigen mis daad. Als belooning voor de dapperheid in den stryd by Westkapelle op 4 Juli 1253 tegen Margaretha, gravin van Vlaanderen, kreeg Middelburg in 1254 van den Roomsch- Koning Willem n, graaf van Holland, eenige voorrechten. Een dezer oorkonden was de oudste, welke in het Nederlandsch was gesteld. Ook' waren de stadsrekenin gen de oudste van gansch Nederland. Het privilege van 1254 was een bevestiging van het stadsrecht van 1217. Ook werd er in bepaald, dat men nergens in Zee land Hooge Vierschaar mocht houden dan te Middelburg. Verder dat alle crimineel* zaken binnen bewester-Schelde te Mid delburg moesten worden gericht. De ge vangenen moesten op 's Gravensteen op den Burcht worden gebracht. De graaf schonk dit privilege niet alleen tot bevoorrechting der poorters, maar ook om deze nauwer aan zich te verbinden. In de menigvuldige oorlogen met nabu rige gewesten of inlandschen adel, kon hij meer op de hulp der stedelingen re kenen. Daar Middelburg tydens de genoemde Vlaamsche oorlogen meer dan eens een beleg heeft moeten doorstaan, waarbij de verdedigingswerken der stad veel geleden hidden, werd door graaf Willem III in 1304 bepaald, dat door geheel Walcheren zes penningen van het gemet moest wor den opgebracht om de stad met nieuwe muren, grachten en aarden wallen te ver sterken. De bloei der stad nam voorna melijk toe door den handel. Reeds had Floris V in 1271 aan de broederschap der kooplieden te Middelburg voorrechten verleend. Ook had hij in 1290 de poorters der stad in bescherming genomen bij twist met die van buiten. Nog meer werd de handel bevoordeeld, toen graaf Willem IV in 1340 bij privi lege aan de Middelburgers tolvrijheid gaf in geheel Holland, Zeeland en Friesland. Destyds hieven de graven op de drukst bevaren wateren tol tot vermeerdering hunner inkomsten. In 1462 kreeg geheel Zeeland vrijheid van tol. De edelen, die niet altijd op het plat teland hun kasteelen hadden, maar vaak ook in de stad versterkte steenen gebou wen bewoonden, hadden in de stadsregee- ring grooten invloed, welken zy natuur- ïyk vaak tot eigen voordeel benuttigden. Om hieraan' een eind te maken, werd in 1347 door graaf Willem V bepaald, dat geen edelen schepenen of andere regeerings- personen van Middelburg mochten zijn. Het was toen in de eerste jaren der be kende Hoeksche en Kabeljauwsche twisten, waarby Middelburg de zijde der laatsten, dus van graaf Willem had gekozen. Dezelfde graaf gaf in 1355 aan Mid delburg nog andere voorrechten. Zoo moch ten de poorters dier stad hun schulde naars in geheel Zeeland bewester-Schelde voor den provisor en deken van Walche ren doen verschijnen. Aan de schepenen der stad vergunde hy het dragen van knjj- ven (lange messen of korte zwaarden) tot hunne verdediging. Al de vroeger reeds verkregen privileges werden door hem gratis opnieuw bevestigd en herzegeld. Niet weinig tot Middelburgs bloei heeft medegewerkt het houden van een jaar markt. Doordat graaf Willem m aan de stad reeds in 1328 het recht daartoe schonk, heeft Middelburg de oudste jaar markt van Zeeland. Daar wy vroeger reeds over de jaarmarkt hebben geschre ven, volstaan wij met de vermelding er van. Behalve de jaarmarkt bracht en brengt nog de weekmarkt aan Middelburg veel gewin. Vroeger werd 's Maandags en Donderdags markt gehouden. Later alleen des Donderdags. Een eerste levensbehoefte voor de stad was steeds een goede haven te hebben. Toen de oude haven, de Arne, verzandde, Redacteur J. M. MULLÏÊ. ZwartH. Strooband. Stelling na 31Ta4Xe4 abcdefgh WitJ. M. Mulllé. Bovenstaande stelling publiceerden we in de rubriek van 31 Mei j.l. Zwart was aan zet en speelde 31 Lc8, er volgde nu 32 Tb4? een zet die wy afkeurden. We ont vingen naar aanleiding van dit eindspel een uitvoerige analyse, die in vele opzichten juist is. Zoo o.a. de volgende variant32 Te8| Kg7 33 La4 Ld7? 34 Te7 Le8? 35 Te8: Te8: 36 Lc6: en wit wint; of 34 Td8 35 Td7: Td7: 36 Lc6: of 34 Ta7 35 Lc6: Deze variant hadden wy over 't hoofd gezien. Zwart moet daarom na 33 La4 niet 33 Ld7 spelen, maar Ta7 Is 32 Tb4 zoo verkeerd vraagt inzender? B.v. I. 32 Tb4 Tb4: 33 cb4: Tb8 34 Tbl Le6 35 Le6: fe6: 36 Kfl a5 37 b5 cb5: 38 Ke2 etc. Voordeel voor wit zien wij niet. H. 32 Tb4 Tb4: 33 cb4: TbS 34 Tbl Lfó 35 Tb2 a5 36 ba5: ix>6 37 a6 Lb3: 38 a7 Ta8 39 Tb3: Ta7: 40 h3 met klein voor deel voor wit. Verder geeft inzender nog enkele varian ten, waarin zwart minder sterke zetten doet. We kunnen ons bepalen tot I en H en ons afvragen of het voordeel voor wit vol doende is om te winnen. De party ging als volgt32 Tb4 Tb4: 33 cb4: Tb8 34 Tbl Lf5 35 Tb2 Kf8, bij de laatste zet van zwart merkten we op d:rt ook 35a5 kon en dat ook 35 Le6 beter leek. Inzender van de analyse merkt hierby het volgende op 35 a5 36 ba5: Le6 37 a6 Lb3: 38 a7 Ta8 39 Tb3: Ta7: 40 h3 en wit heeft nog altijd het beste spel. En Indien: 35 Le6 36 Le6: fe6: 37 Kfl a5 Ke2 Tb4:(?) 39 Tb4: ab4: en de pion valt, of 35 Le6 36 Le6: fe6: 37 Kfl a5 38 Ke2 ab4: 39 Kd3 Tb5? 40 Kc4 erf wit wint. Maar hier merken we op dat zwart ster ker kan spelen, en wel 39 Kd3 b3! 40 Kc3 Tb5! Bekyken we thans even de situatie bij zet 40. 32 Tb4 Tb4: 33 Cb4: Tb8 34 Tbl Lf5 35 Tb2 Kf8 36 Lc4 LcS 37 Kfl a5 38 b5 cb5: 39 Tb5: Ta8 40 Tb6? Wij vonden deze zet niet de beste. Nu volgen 2 varianten, waarmee inzender aantoont dat 40 Tb6? niet zoo slecht is. 40 Tb6 Ke7 41 Ld5 Ta7 42 c6 Kd6 43 e4 Kc5 44 Tb7 dreigende c7 en Tb8, of 41 Ta6 42 Ta6: La6:f 43 Kei en wit kan den pion juist houden. Na 40 Tb6 Ke7 41 Ke2 a4 volgde 42 Tbl Is deze torenzet niet te vroeg merkt men op Beter leek 42 Kd3 a3 43 Tbl Tao 44 Kd4 en pion c5 is gedekt. Tot de 56e zet verloopt de party nu aldus: 40 Tb6 Ke7 41 Ke2 a4 42 Tbl a3 43 Tal Ta5 44 Kd3 Tc5: 45 Ta3: Le6 46 Ta7t Kf6 47 Le6: Ke6: 48 e4 Tg5 49 g3 Th5 50 h4 Tb5 51 Ke3 f5 52 Ta6f Kf? 53 h5 gh5: 54 Th6: fe4: 55 Ke4: Ta5 56 Kf3, hierbij merkt men op dat56 Td6 Ta2 57 f4 Ta3 58 Td3 beter was. Maar zwart kan ook 56 Kg7 57 Td5 Ta2 spelen. Tot de 66e zet volgde in de party 56 Kf3 Kg7 57 Tb6 Tc5 58 Kf4 Kf7 59 f3 Ta5 60 Th6 Tb5 61 Ke4 Tb4f 62 Ke3 Tb5 63 f4 Ta5 64 Kf3 Tb5 65 Kg2 (een on juiste manoeuvre, de h-pion is via de h-iyn niet te benaderen) 65 Kg7 66 Te6 (Te6 sterker vol gens opmerker). 66 Tbl! Men besloot nu tot remise. De inzender der analyses meent dat wit nog steeds winstkansen heeft.We komen een volgende keer hierop terug. oplossing kruiswoordraadsel van zaterdag 14 junl BAL I B S|STAKEN! B|DAO|ADA|DAL|Q APITERRA SSENIDE L O S M U D V A L WA L S| T WB WO D A N ME| A EM IELINONIBAKKA MOLTOa IBOaOPDAT B LK A ST EELIEEI P IEIREC ENT EBNOO LEBHUOHaTAELBEA ELKIM lasaOTBVLA OA O a R I LK EIMORR MODELIKA Al «BALEN ADEL IJKBOaP O RT I E ■DRUMBAZTBTAAKB TEBKBTR IA STE L ON S|OPANKBNQAN gaf Karei v aan Middelburg op haar verzoek octrooi tot het maken van een nieuwe haven, loopende van de stad naar het breede water De Welzinge, dat bij Rammekens in het Sloe uitliep. Op 24 Aug. 1535 werd de haven geopend. In 1540 vergunde Karei v aan de stad het voorrecht om haar binnenhavens uit te breiden. Toen zyn aangelegd de Rouaan- sche kade, de Londensche kade, de Hout kade en de Turfkadc. In bovenstaand artikel hebben wy niet alles aangehaald wat leidde tot Middel burgs bloei in vroegere dagen. Toch mee- nen wy de voornaamste voorrechten, die daartoe hebben medegewerkt, te hebben genoemd. r. b. j. d. at

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 11