Futen en riet zijn onafscheidelijk.
Zeeuwsche Kroniek
KORTE PREDICATIE
Tsoeben-
kroniek
SCHAKEN
VOOR DE JEUGD
HUWELIJK.
Oorlogstijd is hard erï grof. De we
reld waarin wij leven is ruw en schier
onherbergzaam voor schoone en goede
dingenNu is een huwelijk een zeer
teer en breekbaar ding. Men moet het
met teedere aandacht omgeven. Men
moet het met intense zorg samen be
hoeden. Men kan het ook vergroven
en verzakelijken. Maar dan is het geen
huwelijk meerdoch een overeenkomst
van geven en nemen.
Er trouwen nu veel menschen. Maar
ik vraag: kan dat wel, een huwelijk
in dezen tijd? Zooiets breekbaars en
teers in dezen groven tijd geschoven
Oorlogstijd is ook rumoerig. Veel
woorden, veel leuzen, veel geschreeuw,
veel gedaver, eindeloos gepraat
Maar het woord is gedevalueerd. Wat
is nog een woord van mensch tot
mensch Een woord waarop te bouwen
is Een belofte die geldt Beloften zijn
goedkoop geworden.
Nu is de trouwbelofte in de kerk een
ouderwetsche zaak, een echte, stoere,
ouderwetsche zaak. Met oude, zware
woorden, die zakelijk, maar toch zoo
liefdevol zijn en warm, belooft men el
kander trouw tot-de-dood-u-zal-schei-
den. En dat is een belofte, die onder
alle omstandigheden blijft gelden, wat
er ook met of tusschen den man en de
vrouw zou voorvallen. In één ja ligt
een levensbeslissing.
En weer vraag ik: kan dat? Gaat dat
in dezen tijd van goedkoope woorden?
Zulk een ouderwetsche, degelijke be
lofte?
Mijn antwoordt luidt: Het kan wel.
Maar mij dunkt )§lleen, wanneer men
gelooft dat huwelijken in den hemel
gesloten worden. Wanneer men gelooft,
„dat God nog heden ten dage aan een
iegelijk zijne huisvrouwe als met Zijne
hand toebrengt
Maar is dit geen overmoed In het
zand van de groote, groote woestijn
waaien twee zandkorreltjes tegen el
kaar. Weet de wind het Ja, de
wind weet het. De wind was als een
zorgzame hand. die juist dit korreltje
bij dit korreltje bracht, want Hij heeft
ze lief en wilde het zoo voor hen.
Huwelijken worden in den hemel ge
sloten. P
f Historische Romans
„Bethel menfday". door Sinclair
Lewis. Uitgave N.V. Van Holke-
ma en Warendorf, Amsterdam.
Sinclair Lewis schrijft veel, maar on
danks zijn groote productiviteit verwaar
loost hij het principe niet, dat een roman
over een bepaald onderwerp feitelijk eerst
dan geschreven mag worden als de auteur
dat onderwerp tot in détails kent. Telkens
als men een boek van dezen Amerikaan-
schen schrijver leest, wordt men met ont
zag vervuld over zijn feitenkennis. Als
bij het hotelwezen behandelt (kunst en
zaken) beheerscht hij zijn onderwerp beter
dan menig hotelhouder, als hij een roman
laat spelen in de wereld van het weten
schappelijk onderzoek (Arrow Smith)
blijkt hij alle geheimen van het laborato
rium te doorgronden.
In „Bethel Merriday", de roman over
het Amcrikaansche tooneel is het niet
anders.
De wijze waarop hij toestanden in de
tooneelwereld schetst, personen uit die
wereld ten voeten uitteekent, bewijst dat
hy ook dit moeilijke onderwerp langdurig
en consciëntieus heeft verkend.
Sinclair Lewis is geen auteur, die zich
telkens vernieuwtin elk boek gaat hij
vrijwel naar dezelfde methode zijn hoofd
figuren opbouwen, doch niettemin is elk
nieuw werk aantrekkelijk, boeiend en ver
rassend.
„Bethel Merriday", de roman van een
zang-meisje, dat zich onweerstaanbaar
tot het tooneel voelt aangetrokken, en dat
blijmoedig den met doornen bezaaiden weg
der kunst opgaat, vormt een waardige
aanvulling '/an het reeds respectable
oeuvre van Lewis. J. A. van der Made
heeft dit boek voortreffelijk vertaald.
„Koortseiland", door A. J. Cronin.
Uitgave A. W. Sijthoffs Uitgevers
maatschappij, Lelden.
De Engelsche arts, die met zijn boek
„De Citadel" eensklaps wereldvermaard
heid verwierf, heeft stethoscoop en percus
siehamer terzijde gelegd, en zich geheel
aan de literatuur gewijd. Na „De Citadel"
deed ldj „Kaleidoscoop op zaal K" het
licht zien en thans verscheen van zijn hand
„Koortseiland".
In dit boek beschrijft Cronin een jon
gen, kundigen, eenzelvigen arts, die na
een harde jeugd zich met volledige over
gave aan "e serumtherapie wijdt. Na een
proefneming met een nieuw serum, die den
dood van drie patiënten tengevolge heeft,
(vermoedelijk omdat men haar pas toe
stond, toen de patiënten reeds ten doode
waren opgeschreven) wordt dr. Leith door
het bestuur van het ziekenhuis, waaraan
h(j verbonden is, ontslagen. De pers
maakt zich van het geval meester, en de
menigte spreekt daarna eveneens haar af
schuw over hem uit. Leith raakt verslaafd
aan whisky, en dreigt snellichamelijk
en geestelijk ten onder te gaan.
De eenige vriend, die hem trouw geble
ven is, een chirurg, ziet echter kans hem
te interesseeren voor een zeereis met een
kleine vrachtboot. Als de bobt zee heeft
gekozen, bemerkt Lei h, dat zyn vriend
Een zwerver door het waterland.
Heerlyk is het zo in de eerste dagen
van Juni aan de plassen. Daar zwemmen
tientallen soorten vogels rond, daar
bloeien en groeien in de drassige oevers
tientallen soorten planten, en overal schie
ten kleine vissen door het waterJa,
dat is een excursiegebied, waar we altijd
weer even graag heengaan in de zomer.
En dat niet het minst voor de fuut, die
aardige vogel, die je bijna overal kunt
vinden waar randen riet langs de plassen,
poelen en rivieren groeien. Naar die fu
ten zullen we vandaag eens speciaal ky-
ken, want vooral nu is daar veel aardigs
aan te zien.
Zij zijn natuurlijk nog in het zomer
kleed, want eerst in October trekken zij
hun waterpakje aan, dat zij tot het ein
de van Februari blijven dragen. Dat zo
merkleed is heel mooi; -ooral de kop is
zo duidelijk er door geteekend, dat je er
een fuut reeds op grote afstand aan kunt
herkennen. Die kop is wit, maar er staat
een grote, bruine kuif op, die zo lang is,
dat nij in de wind wappert! Onder die
kuif zitten een paar bakkebaarden, die
over het achterhoofd en om de onderkaken
doorlopen en onder de kjn samenkomen.
Hij zit er dus, wat zijn hoofd betreft,
bepaald warmpjes in. De nek is lang,
mager en licht gekleurd; borst en buik
zijn zuiver wit. De rug is echter donker,
in de winter vuilbruin, maar nu warm-
roodbruin, een heel mooie kleur. Deze fu
ten zijn buitengewone vissers; en vaak is
dan ook gezegd, dat zy voor de zoetwa
tervisserij schadelijk zyn. Maar onder
zoekingen uit de laatste jaren hebben aan
getoond, dat het niet zo'n vaart loopt
met die schadelijkheid; en trouwens, die
vogels zijn zo mooi en hebben zoveel in
teressants, dat we op dat punt maar een
beetje van ze door de vingers moeten
zien.
Een vogel, die zijn veren inslikt.
Hun lichaamsbouw is geheel aangepast
aan een leven onder zowel als boven wa
ter. De romp is gestroomlijnd en kop,
snaVel en poten zijn plat, zodat ze het
dier bij een zwempartij onder water zo
weinig mogelijk tegenhouden. De poten
hebben geen héle zwemvliezen, maar ge
scheurde; en hun verenpak is buitenge
woon dicht en dik, in verband met het
feit, dat zy zomer en winter evenveel
onder water als er boven zijn en dus
goed moeten worden beschermd tegen de
koude. De dons veertjes uit de borst, die
in de ruitijd loslaten, worden niet zo maar
weggegooid; neen, de fuut slikt de veer
tjes in, want 'die schijnen van belang te
zyn by de spijsvertering van het dier.
Met het bouwen van een nest zijn de
futen al in de eerste dagen van April
begonnen.
Van nestbouw hebben de futen nu
niet zoveel kaas gegeten. Ze zoeken de
rand van de rietkaarg aan de zijde van
het water op; en daar wordt een hele
hoop drijvend, half vergaan spul by el
kaar gebracht, allerlei rottende planten
delen, waarvan eerst een vloertje wordt
gevlochten. Maar toen dat vloertje er
eenmaal lag, scheen het of de fuut ge
noeg had van het nestbouwea en er ver
den kapitein heeft bewogen, hem onder
geen beding een druppel alcohol te doen
verstrekken. Na enkele afschuwelijke da
gen zonder eenig uitzicht omdat hij ver
stoken blyft van zijn dagelijksche dosis
narcoticum, ontdekt de uitgestooten ge
leerde de enkele medepassagiers. Hy leert
Mary Fielding, de vrouw van een million-
nair kennen, die hij later op een eiland,
waar zij aan een koorts-epidemie ten offer
dreigt te vallen, het leven redt.
„Koortseiland" is niet een roman van
het formaat als „De Citadel", maar toch
wederom een boek, dat ver boven de mid
delmaat stijgt. Cronin blykt ook in rijn
jongste werk weer een psycholoog, die
karakters waarneemt en deze meesterlijk
tot uiting doet komen.
„Moederhuls", door Gerda Rijn-
dersVersloot. Uitgave N.V.
Hollandia-drukkerij, Baarn.
Vliegers en verpleegsters hebben de va-
derlandsche literatuur de laatste jaren
met menig werk verrijkt. Luchtvaart en
ziekenhuiswezen blyken vruchtbare bo-
d)ems voor jonge talenten. Ook „Moeder
huis" is een roman van een verpleegster.
Misschien is het woord roman minder ge
lukkig gekozen, want in feite is dit boek
het resultaat van een serie waarnemingen.
Een serie zuivere, eenvoudige, maar zeer
menscheltjke waarnemingen.
„Moederhuis" is het tehuis waar onge
huwde moeders op de geboorte van hun
kindje wachten. Over zulk een inrichting
zou stellig een sensationeel verhaal te
schryven zijn, vooral als men de -fantasie
den vryen teugel laat. Gerda Rynders
heeft gelukkig alle sensatie geweerd, en
op door eenvoud ontroerde wijze ons iets
uit het leven van ongehuwde moeders ont
huld.
Een proeve van haar stijl moge hier vol
gen
„Zoodra ze het blauw-grijs granieten
bordes opgaan, van het volle licht in de
schemering van de glas-in-lood veranda,
worden ze naamloos. Sommigen behouden
hun roepnaam. Elke nieuwelinge wordt
eerst aan de directrice voorgesteld. Dan
gaat ze naar de werkkamer. Ze krijgt
wit band en rood garen om haar mantel en
hoed te merken. Die worden opgeborgen in
een donker zolderkamertje. Er hangen veel
slappe mantels aan één lijn, en het ruikt
er naar kampfer en oud stof. De hoeden
liggen op een smalle plank en zakken diep
in elkaar. Tusschen de opeengeschoven
randen geuren verlepte bloemen. Op den
witgeboenden grond! staan genummerde
lósten en kartonnen doozen.
De deur van deze hooggelegen vestiaire
wordt verzegeld met een hangslot, dat
stroef knerst. De sleutel bungelt met veel
glimmende lotgenooten aan een dikken
ring. 's Nachts wordt die ring weggeslo
ten. Waar de laatst overgebleven sleutel
blijft, weet niemand, behalve de directrice.
Haar kamerdeur heeft, behalve een slot,
twee stevige knippen. Eens is er toch een
meisje weggeloopen, in een kouden win
ternacht. Ze droeg een moltonnen deken
als cape om haar schouders.
Ze was erg blij toen de politie haar op
pikte.
der maar een helen stapel van die rot
tende planten bovenop heeft gegooid. Dat
was zyn nest; en daarin werden de eieren
gelegd. Het voordeel van zulk een nest
is, dat het by een hogen vloed niet ver
loren kan gaan, want het rijst gewoon met
het water mee omhoog. De eieren rijn
korrelig blauwwit. Niet alle futen broe
den al in April; je kunt er nu ook nog
wel met eieren vinden, tot in Augustus
toe. Wanneer er gevaar het nest nadert,
dan glydt de fuut er stilletjes af en be
dekt de eieren met een laag planten, die
er precies zo uitzien als het materiaal
waar het nest van is gemaakt. Wanneer
je dus niet beter wist, zou je denken,
dat het maar een hoop vuil was die in
het water dreef. Dat is een goede manier,
want de meeste mensen roeien argeloos
langs een futennest heen.
Hoe jonge futen het duiken
wordt geleerd.
Na drie weken broeden komen de; eieren
uit. En wanneer je zulk een stel jonge
futen kunt zien, terwijl ze onder de hoede
van vader en moeder worden opgevoed tot
echter waterbewoners, dan moet je daar
eens op een behoorlyke afstand een uurtje
naar gaan liggen kijken. Daar is buiten
gewoon veel aardigs aan te zien. In de
eerste plaats het uiterlijk van de jongen.
Je bent van jonge watervogels alleen maar
op de hoogte met heel jonge eenden mis
schien; maar dit is nu nog heel wat an
ders! Heb je in een dierentuin wel eens
zebra's gezien? Wel, de jongen van de
fuut zien er in de eerste weken van hun
leven precies eender uit als zebra's. Zy
zijn over het hele lichaam gestreept; eu
wanneer zij uit het ei komen, zijn zij al
direct zo ver dat zy kunnen zwemmen.
Maar zij kunnen nog niet duiken; en dat
wordt hun op de volgende hardhandige
wyze geleerd. Mama of papa neemt alle
jongen op de rug, en gaat daarmee over
de plassen zwemmen. Dat is een heel aar
dig gezicht! Het is net een grote boot,
waar allemaal mensen op staan. Maar
daar heeft de oude fuut een doel mee.
Het is niet alleen maar een pretje voor
de jongen! Want op een gegeven ogen
blik, als de jongen net denken„Zo
gaat-ie goed!" duikt de oude fuut onder
en neemt de jongen een klein eindje mee.
Maar al heel gauw laten zij de steeds
dieper gaande moeder of vader los en
jadan moeten zij proberen om weer
naar boven te komen. Dat lukt hun ge
woonlijk heel gauw en op die manier le
ren de jonge futen duiken. Dat spelletje
gaat zo een dag of tien door; dan vin
den de oude futen het welletjes en moe
ten de jongen zelf maar zien, dat zij zich
redden. Dat wil zeggen, met duiken,
want met voedselzoeken blijven de ouders
zich nog wei een paar weken bemoeien.
Na anderhalve maand krijgen de jongen
nog maar een keer per dag een beetje
voer van de ouders en moeten zij zelf
maar zien, hoe zij de rest opscharrelen
en nog twee weken later zijn de jonge
futen volwassen; dan is hun pakje bijna
net zo geworden als dat van hun ouders,
alleen een beetje lichter en dan trekken zij
de wyde wereld in. (Nadruk verboden).
Later zei ze „Ik heb er spijt van".
Niemand vroeg: „Waarvan?"
Er werd niet meer over gesproken.
De sleutels rinkelden, hun metalen
klanken weergalmen door de marmeren
gangen".
Drie opmerkelijke boeken.
De N.V. Em. Querido's Uitgevers-maat
schappij heeft een z.g. Salamanderreeks,
die ten doel heeft goede literatuur op
goedkoope wijze in het bezit van het pu
bliek te brengen.
In deze reeks zijn thans drie nieuwe
opmerkelijk goede boeken verschenen, n.l.
„God's goochelaartjes", door Augusta de
Wit, vol blij geloof in het leven „Gabriël,
de geschiedenis van een mager mannetje"
een luchtige, dartele, wonderlijk grillige
fantasie van Henriëtte van Eyck, en „De
grijsaard en de jongeling", door Reinièr
van Genderen stort, de biecht van een
ouden gebroken man aan een jongere, in
een spookhuis aan de zee gedaan.
Dit drietal vormt een zeer gelukkige
keuze voor de uitbreiding van de veel ge
prezen Salamanderreeks.
Luchtige amusements-lectuur.
Nu de vacanties in het zicht raken laten
wy hieronder enkele titels volgen van
spannende boeken, die geen literaire pre
tentie hebben, doch die alleszins geschikt
zyn om den lezer enkele genoeglijke, span
nende uren te bezorgen. „Volg den Saint",
door Leslie Charteris is een opwindende
detective-roman, afwijkend van het ge
wone genre. De Saint is een elegante
gentleman-inbreker, een verbeterde editie
van Lord Lister. Uitgave N.V. A. W.
Bruna en Zoon's, uitgeversmaatschappij,
Utrecht.
Bij J. Philip Kruaeman, Den Haag za
gen het licht„De gemaskerde Mexicaan-
sche", door Jackson Gregory, een geheim
zinnige liefdesgeschiedenis, die rond
Rancho's speelt„Roepstem uit het ver
leden", door Anny van Panhuys; „Ro
mantiek in de Keuken", door Alice Duer
Miller, een boeiend spel tusschen een ryken
jongeman en een pseudo-kamermeisje vol
verrassende intrigues „Als ik een-en-
twintig ben", door Ruly M. Ayres, en
„Fabia's eigen weg", door Olive Higgins
Prouty.
Alles amusementslectuur van de goede
soort!
Voor hondenliefhebbera.
Bij de N.V. Uitgevers-Maatschappy
„Kosmos" te Amsterdam verscheen de
tweede, herziene druk van „Hoe verzor
gen wij onzen hond", door dierenarts G.
van Herwaerden. De schryver beantwoordt
allereerst de vraag waarom wy een hond
houden en laat verschillende rassen de
revue passeeren in verband met de keuze.
Hij behandelt de huisvesting, de haar- en
huidverzorging, dc voeding, het fokken
van een nest, de opvoeding, weidt uit over
den normalen gezondheidstoestand van het
dier en over de verschillende ziekten, die
hef bedreigen.
Iedereen die belang stelt in zijn blaf-
fenden huisvriend zou dit boek dienen te
bestudeeren.
v. d. B.
de voornaamste privileges van
middelburg.
Volgens mededeeling van den gemeente
archivaris, dr. W. S. Unger, is by de
catastrophe op 17 Mei van het vorige
jaar, het oud-archief van Midd'elburg to
taal door den brand vernietigd. Dat is en
blijft een onherstelbaar verlies.
Gelukkig zijn er nog, zooals dr. Unger
opmerkt, andere bronnen om de geschie
denis van Middelburg te onderzoeken,
zooals de stadsrekeningen, vrij uitvoerig
beschreven door H. M. Kesteloo: Al is
hiervan een dankbaar gebruik te maken,
het is en blijft plaatsvervangend werk.
Een andere niet minder ryke bron is:
Inventaris van het oud-archief der stad
Middelburg van 1217 tot 1581, beschreven
door mr. J. H. de Stoppelaar. Deze be
schreven inventaris, welke 2892 nummers
telt en ruim 650 bladzijden beslaat, omvat
den geheelen graventijd. Zij begint met de
eerste privilege van het jaar 12171 en ein
digt met de afzwering van koning Filips
in 1581 als Heer der Noordnederlandsche
gewesten.
De oorsprong der Zeeuwsche en Hol-
landsche steden is te zoeken in Vlaande
ren, dat reeds veel vroeger door handel
en nijverheid bloeide. De Vlaamsche ste
den zijn dus veel ouder dan die in Holland
en Zeeland. Het oudste privilege van Mid
delburg dateert van het jaar 1217. Van
dezen tijd af kon zij een stad genoemd
worden. De privileges werden aan een
stad geschonken door den graaf van het
gewest. Het genoemde privilege van 1217
werd echter gezamenlijk geschonken door
Johanna, gravin van Vlaanderen en Wil
lem I, graaf van Holland. De reden hier
van is, dat door Vlaanderen en Holland
langen tijd is getwist over het bezit van
Zeeland bewester-Schelde (Walcheren, de
Bevelanden en Woifaartsdyk). Die strijd
is met afwisselend geluk door beide par
tijen gevoerd, totdat eindelijk in 1323 het
genoemde deel van Zeeland voor goed by
Holland bleef. Van dien tijd af konden
de graven van Holland zich met recht
ook graaf van Zeeland noemen.
Toen Middelburg in 1217 haar eerste
privilege kreeg, was er tusschen beide
partijen een soort compromis of overeen
komst gesloten, zoodat èn de -gravin van
Vlaanderen en de graaf van Holland samen
het hebben geschonken. In dat privilege
werd o.a .bepaald, dat geen Middelburger
mag worden gearresteerd in Vlaanderen
en in Holand. tenzij om zyn eigen mis
daad.
Als belooning voor de dapperheid in den
stryd by Westkapelle op 4 Juli 1253 tegen
Margaretha, gravin van Vlaanderen, kreeg
Middelburg in 1254 van den Roomsch-
Koning Willem n, graaf van Holland,
eenige voorrechten. Een dezer oorkonden
was de oudste, welke in het Nederlandsch
was gesteld. Ook' waren de stadsrekenin
gen de oudste van gansch Nederland. Het
privilege van 1254 was een bevestiging
van het stadsrecht van 1217. Ook werd
er in bepaald, dat men nergens in Zee
land Hooge Vierschaar mocht houden dan
te Middelburg. Verder dat alle crimineel*
zaken binnen bewester-Schelde te Mid
delburg moesten worden gericht. De ge
vangenen moesten op 's Gravensteen op
den Burcht worden gebracht.
De graaf schonk dit privilege niet alleen
tot bevoorrechting der poorters, maar ook
om deze nauwer aan zich te verbinden.
In de menigvuldige oorlogen met nabu
rige gewesten of inlandschen adel, kon
hij meer op de hulp der stedelingen re
kenen.
Daar Middelburg tydens de genoemde
Vlaamsche oorlogen meer dan eens een
beleg heeft moeten doorstaan, waarbij de
verdedigingswerken der stad veel geleden
hidden, werd door graaf Willem III in
1304 bepaald, dat door geheel Walcheren
zes penningen van het gemet moest wor
den opgebracht om de stad met nieuwe
muren, grachten en aarden wallen te ver
sterken. De bloei der stad nam voorna
melijk toe door den handel. Reeds had
Floris V in 1271 aan de broederschap
der kooplieden te Middelburg voorrechten
verleend. Ook had hij in 1290 de poorters
der stad in bescherming genomen bij twist
met die van buiten.
Nog meer werd de handel bevoordeeld,
toen graaf Willem IV in 1340 bij privi
lege aan de Middelburgers tolvrijheid gaf
in geheel Holland, Zeeland en Friesland.
Destyds hieven de graven op de drukst
bevaren wateren tol tot vermeerdering
hunner inkomsten. In 1462 kreeg geheel
Zeeland vrijheid van tol.
De edelen, die niet altijd op het plat
teland hun kasteelen hadden, maar vaak
ook in de stad versterkte steenen gebou
wen bewoonden, hadden in de stadsregee-
ring grooten invloed, welken zy natuur-
ïyk vaak tot eigen voordeel benuttigden.
Om hieraan' een eind te maken, werd in
1347 door graaf Willem V bepaald, dat
geen edelen schepenen of andere regeerings-
personen van Middelburg mochten zijn.
Het was toen in de eerste jaren der be
kende Hoeksche en Kabeljauwsche twisten,
waarby Middelburg de zijde der laatsten,
dus van graaf Willem had gekozen.
Dezelfde graaf gaf in 1355 aan Mid
delburg nog andere voorrechten. Zoo moch
ten de poorters dier stad hun schulde
naars in geheel Zeeland bewester-Schelde
voor den provisor en deken van Walche
ren doen verschijnen. Aan de schepenen
der stad vergunde hy het dragen van knjj-
ven (lange messen of korte zwaarden)
tot hunne verdediging. Al de vroeger reeds
verkregen privileges werden door hem
gratis opnieuw bevestigd en herzegeld.
Niet weinig tot Middelburgs bloei heeft
medegewerkt het houden van een jaar
markt. Doordat graaf Willem m aan
de stad reeds in 1328 het recht daartoe
schonk, heeft Middelburg de oudste jaar
markt van Zeeland. Daar wy vroeger
reeds over de jaarmarkt hebben geschre
ven, volstaan wij met de vermelding er
van.
Behalve de jaarmarkt bracht en brengt
nog de weekmarkt aan Middelburg veel
gewin. Vroeger werd 's Maandags en
Donderdags markt gehouden. Later alleen
des Donderdags.
Een eerste levensbehoefte voor de stad
was steeds een goede haven te hebben.
Toen de oude haven, de Arne, verzandde,
Redacteur J. M. MULLÏÊ.
ZwartH. Strooband.
Stelling na 31Ta4Xe4
abcdefgh
WitJ. M. Mulllé.
Bovenstaande stelling publiceerden we in
de rubriek van 31 Mei j.l. Zwart was aan
zet en speelde 31 Lc8, er volgde nu
32 Tb4? een zet die wy afkeurden. We ont
vingen naar aanleiding van dit eindspel een
uitvoerige analyse, die in vele opzichten
juist is. Zoo o.a. de volgende variant32
Te8| Kg7 33 La4 Ld7? 34 Te7 Le8?
35 Te8: Te8: 36 Lc6: en wit wint;
of 34 Td8 35 Td7: Td7: 36 Lc6:
of 34 Ta7 35 Lc6:
Deze variant hadden wy over 't hoofd
gezien. Zwart moet daarom na 33 La4 niet
33 Ld7 spelen, maar Ta7
Is 32 Tb4 zoo verkeerd vraagt inzender?
B.v. I. 32 Tb4 Tb4: 33 cb4: Tb8 34 Tbl
Le6 35 Le6: fe6: 36 Kfl a5 37 b5 cb5:
38 Ke2 etc. Voordeel voor wit zien wij niet.
H. 32 Tb4 Tb4: 33 cb4: TbS 34 Tbl Lfó
35 Tb2 a5 36 ba5: ix>6 37 a6 Lb3: 38 a7
Ta8 39 Tb3: Ta7: 40 h3 met klein voor
deel voor wit.
Verder geeft inzender nog enkele varian
ten, waarin zwart minder sterke zetten
doet. We kunnen ons bepalen tot I en H en
ons afvragen of het voordeel voor wit vol
doende is om te winnen.
De party ging als volgt32 Tb4 Tb4:
33 cb4: Tb8 34 Tbl Lf5 35 Tb2 Kf8, bij
de laatste zet van zwart merkten we op d:rt
ook 35a5 kon en dat ook 35 Le6
beter leek.
Inzender van de analyse merkt hierby het
volgende op 35 a5 36 ba5: Le6 37
a6 Lb3: 38 a7 Ta8 39 Tb3: Ta7: 40 h3
en wit heeft nog altijd het beste spel.
En Indien: 35 Le6 36 Le6: fe6:
37 Kfl a5 Ke2 Tb4:(?) 39 Tb4: ab4:
en de pion valt,
of 35 Le6 36 Le6: fe6: 37 Kfl a5
38 Ke2 ab4: 39 Kd3 Tb5? 40 Kc4 erf wit
wint.
Maar hier merken we op dat zwart ster
ker kan spelen, en wel 39 Kd3 b3! 40 Kc3
Tb5!
Bekyken we thans even de situatie bij
zet 40.
32 Tb4 Tb4: 33 Cb4: Tb8 34 Tbl Lf5
35 Tb2 Kf8 36 Lc4 LcS 37 Kfl a5 38 b5
cb5: 39 Tb5: Ta8 40 Tb6? Wij vonden
deze zet niet de beste.
Nu volgen 2 varianten, waarmee inzender
aantoont dat 40 Tb6? niet zoo slecht is.
40 Tb6 Ke7 41 Ld5 Ta7 42 c6 Kd6
43 e4 Kc5 44 Tb7 dreigende c7 en Tb8,
of 41 Ta6 42 Ta6: La6:f 43 Kei
en wit kan den pion juist houden.
Na 40 Tb6 Ke7 41 Ke2 a4 volgde 42
Tbl
Is deze torenzet niet te vroeg merkt men
op Beter leek 42 Kd3 a3 43 Tbl Tao
44 Kd4 en pion c5 is gedekt.
Tot de 56e zet verloopt de party nu aldus:
40 Tb6 Ke7 41 Ke2 a4 42 Tbl a3 43 Tal
Ta5 44 Kd3 Tc5: 45 Ta3: Le6 46 Ta7t
Kf6 47 Le6: Ke6: 48 e4 Tg5 49 g3 Th5
50 h4 Tb5 51 Ke3 f5 52 Ta6f Kf? 53 h5
gh5: 54 Th6: fe4: 55 Ke4: Ta5 56 Kf3,
hierbij merkt men op dat56 Td6 Ta2 57
f4 Ta3 58 Td3 beter was. Maar zwart kan
ook 56 Kg7 57 Td5 Ta2 spelen.
Tot de 66e zet volgde in de party 56 Kf3
Kg7 57 Tb6 Tc5 58 Kf4 Kf7 59 f3 Ta5
60 Th6 Tb5 61 Ke4 Tb4f 62 Ke3 Tb5
63 f4 Ta5 64 Kf3 Tb5 65 Kg2 (een on
juiste manoeuvre, de h-pion is via de h-iyn
niet te benaderen)
65 Kg7 66 Te6 (Te6 sterker vol
gens opmerker).
66 Tbl! Men besloot nu tot remise.
De inzender der analyses meent dat wit
nog steeds winstkansen heeft.We komen
een volgende keer hierop terug.
oplossing kruiswoordraadsel
van zaterdag 14 junl
BAL I B S|STAKEN!
B|DAO|ADA|DAL|Q
APITERRA SSENIDE
L O S M U D V A L WA L
S| T WB WO D A N ME| A
EM IELINONIBAKKA
MOLTOa IBOaOPDAT
B LK A ST EELIEEI
P IEIREC ENT EBNOO
LEBHUOHaTAELBEA
ELKIM lasaOTBVLA
OA O a R I LK EIMORR
MODELIKA Al «BALEN
ADEL IJKBOaP O RT I E
■DRUMBAZTBTAAKB
TEBKBTR IA STE L
ON S|OPANKBNQAN
gaf Karei v aan Middelburg op haar
verzoek octrooi tot het maken van een
nieuwe haven, loopende van de stad naar
het breede water De Welzinge, dat bij
Rammekens in het Sloe uitliep. Op 24
Aug. 1535 werd de haven geopend. In
1540 vergunde Karei v aan de stad het
voorrecht om haar binnenhavens uit te
breiden. Toen zyn aangelegd de Rouaan-
sche kade, de Londensche kade, de Hout
kade en de Turfkadc.
In bovenstaand artikel hebben wy niet
alles aangehaald wat leidde tot Middel
burgs bloei in vroegere dagen. Toch mee-
nen wy de voornaamste voorrechten, die
daartoe hebben medegewerkt, te hebben
genoemd.
r. b. j. d. at