De herbouw van Middelburgs' Stadhuis Tweede blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Donderdag 8 Mei 1941 Het voorontwerp gereed. Het oude Gothische gedeelte wordt bestemd voor representatieve doeleinden. In het nieuw te bouwen gedeelte komen de verschillende diensten. B. en W. van Middelburg deel en den ge meenteraad o.m. het volgende mede. Bij de omvangrijke ramp, die onze ge meente op 17 Mei 1940 trof, ging helaas ook een groot gedeelte van het wijd en zijd vermaarde Stadhuis door brand ver loren. Van het inwendige en den buitengewoon waardevollen inventaris is nagenoeg niets over. Daartegenover bleven van het machtige bouwwerk zelf, Gothisch monument der Vlaamsche bouwmeesters Kelderman, zeer belangrijke gedeelten in stand, al werden zij zwaar beschadigd. Zóó kon zeer spoedig worden vastgesteld, dat zoowel de vóórgevel aan de Markt als de Gothische zijgevel in de Lange Noordstraat en de Gothische zijgevel in den Helm, ofschoon alle min of meer ern stig beschadigd, na restauratie in hun oude glorie zouden kunnen herleven. De renaissancegevel in de Noordstraat bleek zeer ernstig te zijn geschonden; echter bleef het beeldhouwwerk in den top en tusschen de ramen op de eerste verdieping voor algeheele vernietiging ge spaard. Bij alle droefheid, die ons vervulde over het lot, hetwelk ook het "Stadhuis had getroffen, kwam toch ook weer bij ons een gevoel van vreugde naar boven, nu mocht geconstateerd worden, dat dit ju weel van bouwkunst, na vele eeuwen ge trotseerd te hebben, zou kunnen worden hersteld. Immers het Stadhuis is sedert de Mid deleeuwen het ware middelpunt van onze gemeente, de hoofdstad der provincie Zee land, geweest, en daar zetelde altoos de Stedelijke Overheid. Daar werden lief en leed, gevolg van den gunst of ongunst der tijden, op intense wijze beleefd. Door de eeuwen heen maakte het Stad huis de trots uit van iederen Middelburger, 't Was een schat, die ook hem toebe hoorde. En landgenoot en vreemdeling, in den modernen tijd meer dan vroeger, door de verbeterde verkeersmiddelen, in de gele genheid persoonlijk de schoonheid onzer stad te bewonderen, begrepen na eigen aanschouwing dien trots en hun oog werd bekooi-d door dit beroemde erfstuk uit een ver verleden. Het verleden. Zeer in het kort moge hier de bouwge schiedenis van het Stadhuis verhaald wor den. Het oudste gedeelte werd gebouwd in de jaren 1452 en volgende. Het voor front werd in de jaren 1512 en 1513 ver fraaid en uitgebreid met dc Vleeschhal. Ontwerper en uitvoerder van den Gothi- schen voorgevel en westelijken zijgevel was Anthonis Kelderman uit Mechelen, en, onder hem, zijn zoons Rombout en Antho nis Jr. Samen vormden zij een waar kun stenaarsgeslacht. dat onder meer ook de kerken van Zierikzee en Veere bouwde. De wonderschoone, fier oprijzende toren werd in de jaren 1507 tot 1513 vervaar digd. Daarmede was het Gothische gedeelte voltooid, maar in den loop der volgende eeuwen vonden aanmerkelijke veranderin gen van het bouwwerk plaats. De hoofdingang, oorspronkelijk in den hoek aan de zijde van de Noordstraat, werd in 1613 in den voorgevel aangebracht. Van 1670 tot 1672 vond eene vergrooting plaats en werd onder meer de kamer, laat stelijk in gebruik als Raadszaal, aan het gebouw toegevoegd. In het jaar 1756 werd aan het voorfront de thans nog aanwezige pui, met bordes, gesteld. Ten slotte geschiedde in de jaren 1780 tot 1784 een uitbreiding aan de zijde der Noordstraat door afbraak van de her berg „de Roode Leeuw", die door een straat van het Stadhuis was afgescheiden, doch op de bovenverdieping daarmede in verbinding stond door middel van een ga lerij over de straat. In die herberg hadden voorheen de verkiezingen der kiesmannen en de maaltijden der Stadsregenten plaats. In laatstgenoemde jaren werd in de Noordstraat een nieuwe zijgevel, van ge houwen Bremer- en Bentheimersteen ge bouwd, waarin mede de van 1670 tot 1676 van gebakken steen vervaardigde gevel werd opgenomen. Plans en teekeningen van dien gevel werden gemaakt door den ar chitect Coenraad' Kaijser. Uit gemelde jaren dateerden ook de laatstelijk als con- cierge-woning gebruikte lokalen. Na de 18e eeuw zyn aan het uitwendige van het gebouw geen ingrijpende wij zigingen meer aangebracht, doch be perkten de werkzaamheden daaraan zich nadien tot restauratie en instandhouding, waarvoor intusschen voor 'n eeuwenoud gebouw als het Stadhuis volkomen begrij pelijk groote uitgaven noodig waren. De erkenning als Rijksmonument bracht met zich, dat ook het Rijk op onbekrom pen wijze een aanzienlijk gedeelte dier uit gaven voor zijn rekening heeft genomen. Plannen tot herstel. Aldus bleef het Stadhuis in vollen luis ter stralen tot den noodlottigen 17en Mei 1940, den rampzaligsten dag, dien onze ge meente in haar rijke geschiedenis ooit heeft gekend. Doch niet als zinledige phrase, maar als een levende werkelijkheid staan in het Zeeuwsche wapen de woorden „Luctor et emergo" geschreven. Reeds op 18 Mei, den dag na den brand, verzocht de burgemeester ir. A. Rothuizen, districtsleider van den rijksdienst voor de kunstbescherming, terstond de noodige maatregelen te treffen tot behoud van hetgeen gespaard was gebleven. Onmiddel lijk is toen van de buitenzijde af een begin gemaakt met het stutten van den zijgevel in den Helm. Dr. J. Kalf, inspecteur voor de kunstbe scherming, die zich na eenige dagen ter plaatse volledig omtrent de verwoestingen en beschadigingen op de hoogte was komen stellen, samen met eenige leden van de rijkscommissie voor de monumentenzorg, heeft voorts geadviseerd op korten termijn over te gaan tot slooping van het 18e eeuwsche gedeelte van het Stadhuis in de Noordstraat, evenals van eenige gevaarlijke schoorsteenen, tot stuiting van de drie Gothische topgevels, benevens tot andere voorzieningen tot behoud van muren en toren. Dienovereenkomstig werd aan ir. A. Rothuizen opdracht gegeven. Inmiddels werd aan genoemden inspec teur gevraagd naar de mogelijkheid om deze werken voor het Stadhuis te betalen uit het grootendeels onverwerkt gebleven crediet van den dienst voor de Kunstbe scherming. Tot onze bijzondere voldoening bleek die mogelijkheid aanwezig en de kosten der bedoelde stut- en sloopwerken welke in totaal ruim 14.000,hebben beloopen behoefden derhalve niet voor rekening van de gemeente te worden ge nomen. Wij mogen hier zeker woorden van har- tel\jken dank invlechten voor alle mede werking en steun, die wij te dezer zake, zoowel van dr. Kalf en zijn medewerkers als van ir. A. Rothuizen, hebben mogen ontvangen. Twee bouwmeesters. Intusschen moest natuurlijk ook beraad plaats hebben over de keuze van een bouw meester voor de herstelling van het Stad huis. Burgemeester en Wethouders hebben dr. Kalf verzocht hen in dezen te willen adviseeren. Het kwam dr. Kalf het beste vóór die herstelling in tweeën te splitsen, namelijk in: a. de uitwendige restauratie van de Gothische gevels, die nog grootendeels aanwezig zijn, en b. de herbouw van het interieur van het Gothische gedeelte en de bouw van de geheel nieuw op te bouwen gedeel ten. Die splitsing scheen raadzaam, om dat bedoelde werken geheel verschillen de bekwaamheden vereischten. Voor de gevel-restauratie zou, aldus het oordeel van dr. Kalf, niemand beter te vinden zjjn dan de architect H. van Heeswij k, die onder meer de herstel lingen dei Kathedraal te 's-Hertegen- bosch en van den beroemden gevel van het Stadhuis te Leiden uitnemend leidde. Voor het interieur werd aanbevolen de architect ir. A. van der Steur te Rotterdam die voor genoemde gemeen te onder meer het nieuwe museum Booymans, het nieuwe Gymnasium en het groote nieuwe politie-bureau bouw de. Bovendien deed deze architect in zijn vroegere betrekking van gemeente- architect ruime ervaring op ten aan zien van gemeentelijke administratie. Met het advies van dr. Kalf konden wij ons uitnemend vereenigen en dien overeenkomstig richtten wij eene uit- noodiging tot de genoemde architected, die tot aanvaarding der voorloopige op dracht bereid bleken. Wij vertrouwen, dat daarmede een uiterst gelukkige keuze van architecten werd ge daan. Het oude Gothische gedeelte. Ir. van der Steur heeft zich dadelijk met vollen ijver aan den arbeid gezet en achtereenvolgens, na desbetreffende besprekingen met ons college, verschil lende vóór-ontwerpen samengesteld. Door het laatste vóór-ontwerp, het welk ook de instemming van de rijks commissie voor de monumentenzorg en van dr. ir. Ringers, algemeen ge machtigde voor den Wederopbouw, heeft mogen verwerven, is de voor bereiding van het herstel in een zoo danig stadium gekomen, dat thans, naar ons gevoelen, het ougenblik daar is 'om over definitieve opdrachten te beslissen. Zooals wij hierboven reeds schreven, is het inwendige van het Gothische gedeelte, met de fraaie balkzolderingen en de mooie gesneden toegangspoorten, de schouwen en de betimmeringen alsmede de zeldzame oude kunstschatten onherroepelijk verloren gegaan. Herstel in den ouden vorm is, wegens de onvoldoende gegevens, die ons ten dienste staan, niet mogelijk, terwijl nabootsing van oude stijlen nooit tot resultaten geleid heeft, die volledig voldoening schenken. Bovendien zal, bij herbouw, de brandvei ligheid van het gebouw niet toelaten om in den tegenwoordigen tijd het construc tiewerk in de vroeger gebruikte materialen uit te voeren. Hier moest dus naar nieuwe wegen gezocht worden, welke onze voort durende zorg hebben gevergd. Ir. van der Steur heeft voor den her bouw een groot aantal voorstudies ge maakt. En dit behoeft geen verwondering te baren; immers, zoo in ons Vaderland één gebouw dè uiterste zorg en bestudee ring vraagt voor zijn herstel, dan is het wel ons Stadhuis, als prachtige uiting van Middeleeuwsche cultuur. Ter bereiking van een goed resultaat moesten wij er ons rekenschap van geven, dat op de beste wijze dient getracht te worden het oude gebouw bij den herbouw nieuw leven in te blazen. Wij moeten in het herstelde Gothische gebouw weer te rugzien hetgeen het oorspronkelijk geweest is- de zetel van de Overheid, van het gezag, anderzijds de plaats, waar die zelfde Overheid gelegenheid geeft aan de bur gerij met haar in contact te treden. Wij moeten daarom in dat gebouw in de eerste plaats zoeken den zetel van het Stads bestuur, den zetel van den Gemeenteraad en den zetel van het College van Burge meester en Wethouders. Daarnaast wenschen wij in het hoofd gebouw te vinden de trouwzaal, de zaal, waarin zooveel Middelburgers één der be langrijkste oogenblikken van hun leven zullen doormaken. Maar wij zouden niet volledig van her leving kunnen spreken, indien wij niet ook het maatschappelijk leven, het leven van eiken dag, in dat van het Stadhuis ver werkten, evenals dit in vroegere eeuwen steeds het geval geweest is. Wij denken daarbij aan het marktwezen, dat zich oorspronkelijk in de Vleeschhal afspeelde en dat wij ook zoo mogelijk weer in het Stadhuis terug zouden willen zien. Voor de diensten. Ten slotte blijft nog te voorzien in den modernen ambtelijken dienst van het Stad huis, die, na de huisvesting van de hier boven genoemde onderdeelen van den ste delijken overheidsdienst in het oude Go thische gedeelte, daar niet meer onderge bracht zal kunnen worden. In het 18e eeuwsche gedeelte waren ver schillende ruimten die, naar de opvattingen van onzen tijd, meer in het Gothische ge deelte thuis behooren en die wij daarom thans in dat deel willen onderbrengen. Anderzijds zullen daardoor uit het Gothi sche gedeelte verschillende diensten ver dwijnen, zooals de financieele afdeeling van de secretarie en het ontvangerskantoor, welke beter ondergebracht kunnen worden in het ter vervanging van de 18e eeuw sche aanbouwen nieuw te bouwen ge deelte, dat dan van den beginne af voor de speciale behoeften van die diensten kan worden ingericht. Derhalve kwamen wij in gemeenschap pelijk overleg met ir. van der Steur tot de slotsom, dat het wenschelijk was het oude Gothische gedeelte in de eerste plaats te bestemmen voor representatieve functies en het nieuw te bouwen gedeelte van het gebouw in te richten voor de administra tieve diensten. Toen aldus in groote trekken de uit gangspunten voor den herbouw waren vastgesteld, zijn de eerste voorprojec ten opgezet en alras bleek, dat er twee. principieelemogelijkheden onder de oogën gezien moestén worden, te weten: 1. een opzet waarbij de raadszaal zou liggen op een rustige plaats aan den langen Helm en 2. een opzet, waarbij deze zaal aan de Marktzijde e$n plaats zou vinden, waardoor de ligging misschien minder rustig zijn zou, doch het contact tus schen Overheid en Bevolking duidelij ker uitgesproken zou worden. Nadat gebleken was, dat de verbin dingen in hét gebouw in het eerste geval voor den dienst zeer belangrijke voordeelen zouden bieden tegenover de tweede gedachte, die hoe aantrekkelijk ook, noodgedwongen leidde tot on- practische /oplossingen, is deze laatste gedachte verder terzijde gelaten en is bij de verdere studie van een plaats voor de Raadszaal boven de achter zijde van de Vleeschhal uitgegaan. De omgeving. Terwijl deze gedachten rijpten, werd, steeds in overleg met de ontwerpers van het nieuwe stratenplan, gewerkt aan de verzorging van de omliggende pleinen en straten, waarbij er bijzondere aandacht aan geschonken werd, dat het Stadhuis, na het neerhalen van de 18e eeuwsche aanbouwen aan de achterzijde, een tot nu toe onge kend doch schoon aspect vertoonde. Spe ciaal de vleugel van de Vleeschhal ver toont, in samenwerking met den toren, een architectonisch beeld van groote waarde. Dit leidde tot de opvatting, dat de ach terzijde van het Stadhuis niet opnieuw in gebouwd zou moeten worden als voorheen en dat de nieuwe aanbouwen tot groote? stedebouwkundige mogelijkheden zouden moeten worden opgevoerd, daarbij rekening houdend met het typische karakter van Middelburg en, zooveel mogelijk, met de gespaarde gebouwen in de omgeving, waar bij speciaal aan het Engelsche kerkje als bouwwerk van cultureele waarde bijzon dere aandacht is geschonken. Anderzijds werd het duidelijk, dat de overgebleven korte gevel aan de Lange Noordstraat ondersteuning van aanbouwen noodig zou hebben, omdat zij altijd aan gebouwd geweest is en dus daarop «werd gecomponeerd, terwijl ook het straatbeeld, na de groote onderbreking van den Ring bij de Markt, om sluiting vraagt. Eén en ander heeft er toe geleid, dat de noodige aanbouwen 'in de eerste plaats gezocht zijn langs de Lange Noordstraat, waarbij een rythmisch evenwicht tusschen de afmetingen dezer aanbouwen en die van het oude Stadhuis zooveel mogelijk is na gestreefd. Beperkte hoogte was noodig om, ook van de Noordzijde, komende uit de richting van het Postkantoor, nog iets te blijven ontdekken, van het schoone spel der silhouetten, afstekend tegen den lichte- lijken Zuidelijken hemel. Zooveel zal er zichtbaar zijn van deze fraaie bouwelementen, dat de neiging tot verder onderzoek, tot verdere ontdekking van de half verstopte beelden zal worden opgewekt. En daarmede komt men al in de sfeer der Gothiek, die steeds weer ont dekt wil worden, die zich niet gaarne ten voeten uit toont zooals de klassieke schoonheid dit doet de Gothiek, die ook steeds overhoeks benaderd wil worden, omdat het spel van de massa's dan het meest tot zijn recht komt en juist dat speelsche, dat luchtige, de grootste waar de vertegenwoordigt. Aan alle behoeften, die de stedelijke diensten stellen en vooral in de toe komst waarschijnlijk nog zullen stel len, zal door de genoemde aanbouwen niet worden tegemoet gekomen. Daar om is langs den nieuwen uitvalsweg in de richting Domburg ook een terrein voor een gemeentelijk gebouw, dat in verband met dit geheele complex moet worden bezien, geprojecteerd, terwijl, loodrecht op deze richting, nog een tweede gebouw is gedacht; aan dit laatste kan dan tevens de conciërge woning worden gekoppeld. Tusschen deze verschillende gebouwen blijft dan een ruim voetgangersplein over. waar men van een schoon gezicht op het geheele gebouw zal kunnen genieten, ter wijl een juiste afstemming van de bouw massa's hier een interessante inleiding tot het Stadhuis zal kunnen vormen. Dit plein kan door een hek van de straat wor den gescheiden. De pijlers van dit hek bieden een goede gelegenheid tot het op stellen van het geredde beeldhouwwerk der gevels van den 18e eeuwschen aan bouw. Min of meer op het tweede plan zal dan, achter dit plein en achter deze tweede groep gebouwen, een tweede open ruimte komen, waarop de gevel langs den langen Helm tot haar recht wordt gebracht en waarbij het Engelsche kerkje aan de andere zijde een waardige afsluiting zal vormen. Een zekere strakheid op het eerste plein, daarnaast een vriendelijke groene sfeer op het tweede, zullen hier verder het karakter bepalen. Harmonische aansluiting. Direct tot het Stadhuis behooren dan de aanbouwen langs de Lange Noordstraat, terwijl de andere gebouwen als 't ware uit- loopers zijn van de verdere stadbebouwing, die elkaar op het nieuwe Stadhuisplan ontmoeten. Zal men dus voor de aanbouwen langs de Lange Noordstraat bij de materiaal keuze ernstig rekening moeten houden met de materialen van het Gothische Stadhuis, geheel anders staat het met de overige gebouwen. Wij zien het zóó, dat daar gestreefd moet worden naar samen gaan met het Engelsche kerkje en met de baksteenarchitectuur van de verdere stads be bouwing. De architectuur van de aanbouwen aan de Lange Noordstraat zal een zeker samengaan, ja zelfs een zekere onder geschiktheid aan het feestelijke van het Gothische deel moeten paren aan demon stratie van eigen kunnen in eigen tijd. Daarom is gezocht naar een rythme, dat ondergeschikt is evenals de daaruit voortkomende schaal van het bouwwerk aan de architectuur van de oude gevels. Ook de rijkdom van het oude deel wordt niet voortgezet, al zal door groepeering der secundaire massa's en verzorging van het detail gepoogd wor den noch tot armoede, noch tot nuch terheid te vervallen. In de materialen zal, voor wat de gevels betreft, aan sluiting worden gezocht bij het oude gebouw het dak zal echter in koper worden uitgevoerd. De keuze viel op dit materiaal, omdat het in zijn groote gladheid en zijn groote velden meer uitdrukking geeft aan het feit, dat de constructies der bekapping in beton worden uitgevoerd, dan dat een leien of pannen dak dit zou doen. Maar bovendien zal na verloop van tijd het lichte kopergroen dezen kap gaan sie ren en mag een fraai samengaan ver wacht worden van steenkleur der be kapping, mooier dan een donker ge-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 5