Zeeuwsche Kroniek Bevelan'se brieven C Poot de leuga De zalmen trekken over de rivieren. KORTE FKED1CAT1E SCHAKEN Voor de Huisvrouw VISSEN, DIE BEHOORLIJK SPRINGEN KUNNEN. DE LAATSTE VIJAND „De laatste vijand, die onttroond wordt, is de dood." De laatste. Er is dus ook een voorlaatste. Wij moeten den dood mpar niet te veel eer geven, want er zijn vijanden, die vooraan in Gods gedachten liggen. Zulk een vij and is de zonde. De zonde is Gods grootste zorg. Zij moge ook onze grootste zorg zijn. Ik was die voor laatste vijand, maar werd Goddank onttroond. Er zijn menschen, die mee- nen, dat het er maar om gaat of je in den hemel komt. Neen, zegt God. waar het allereerst om gaat is of je zonden vergeven zijn. Eerst dat. en nog wat, en dan ten slotte ook de dood onttroond. Ik ga slechts dan met een wetenden glimlach den dood te gemoet, wanneer ik met dienzelfden glimlach mijn zonde en alle opstan digheid jegens God tegemoet kon gaan. Het eeuwige leven begint niet na den dood óf bij de wederopstan ding, maar het begint bij de vergeving der zonden. Zoo gezien is het 'begrijpelijk, dat Paulus het Opstandingshoofdstuk be sluit met een gevolgtrekking voor ons leven hier en nu: „Zoo dan, mijn ge liefde broeders, weest standvastig, on wankelbaar. altijd overvloedig in het werk des Heer en. wetende, dat uw. arbeid niet vergeefsch is in den Heere" Wanneer wij ons weten verslagen vijanden van God en nu geen vijanden meer, dan hebben wij het eeuwige le ven. En er wordt door ons iets tot stand gebracht voor Gods Koninkrijk. Dus nu maar werken, zegt Paulus want er gaat niets verloren dat waar devol is. Moge al ons goed willen, goed denken, goed doen nutteloos schijnen in zware tijden wij kunnen niet be- oordeelen wat God waardevol vindt en wat niet. Wij hebben echter een vermoeden, dat alle daverende daden dezer wereld wel eens op Gods vuil nisbelt terecht konden komen, terwijl hier en daar een opvallende daad, een vergeten woord, een verborgen ge dachte, door Hem worden opgenomen en zeer bruikbaar bevonden. Zoo ein digt ons denken over den dood bij het leven. „En alleen is leven leven, als het tot den dood ontroert." P. REDACTEUR J. M. MULLIÊ. Aan het reeds meermalen besproken werk van dr. Euwe „Het Eindspel", ont leenden we onderstaande stellingen. Het betreft hier zoogen. practische eindspelen. De stellingen zijn voorgekomen in meester- partijen. Alvorens nu evenwel direct de beredeneerde uitwerking te geven, zouden we aan de lezers de volgende vragen wil len stellen le. Weke positie prefereert gij, de witte of de zwarte? 2è. Hoe denkt U dat de partij verder verloopt Het is buitengewoon interessant en leer zaam hierop zijn krachten eens te pro- beeren. Onder de inzenders zullen we een deeltje van het genoemde werk van Euwe verlo ten. Iedere inzender der uitwerkingen heeft dus kans. Stelling no. 1. a bcde tgh WitKgl, Tdl en Td7, pionnen: d3, f3, g2 en h2. ZwartKg8, Ta8 en Tb2, pionnena7, b5, d5, g7 en h7. Wit is aan zet Stelling no. 2. a b cd e f g h WitKg3, Te3, pionnen a2, b4, c4, d5, g4 en h2. Zwart Kd7, Th6, pionnen a6, b7, c7, d6, f7, g5 en h7. Wit is aan zet DE EERSTE MEIVIERING. De Meimaand is ontegenzeggelijk de schoonste maand van hét jaar. De koude, die zich nog in April deed gevoelen als afscheid van den winter, is verdwenen. De natuur is geheel veranderd. De bloemknop pen van booinen en planten hebben ge wacht op de warmte om te ontluiken. De weiden zijn bedekt als met een bloemen- kleed. De vele Meidoorns op Walcheren en de bloeiende boomgaarden in Zuid-Beve land maken in Mei het land tot een lust hof. Met recht kunnen wij ons verheugen over de Intrede van Bloeimaand. Met nog meer vreugde werd zij door onze voorouders be groet. Bij voldoende verwarming en ver lichting onzer geriefelijke woningen voelen wij niet zod de ongemakken van den winter. Integendeel, hoe gezellig kunnen de lang winteravonden niet zijn. Dat com fort kende men vroeger niet, zoodat er groote blijdschap was, als de zomer voor goed den winter had overwonnen. De Meimaand ontleent haar naam aan Maria, die- door de Romeinen als godin der vruchtbaarheid werd vereerd. Ook nog langen tijd na de invoering van het chris tendom bleef men haar vereeren en zijn vreugde betoonen over haar komst door het dansen om den Meiboom. In een napurig bosch werd een boom omgehakt en in triomf naar het markt plein gebracht. Voor de boom werd opge richt zette men in den top een houten haan. Dit dier toch verdrijft door zijn ge- kraai in den vroegen morgenstond de booze geesten, die .in den donker hun slecht werk doen. In Zeeland wordt sinds langen tijd niet meer om dén Meiboom gedanst. In andere streken, zooals brjv. in Limburg, waar men meer vast houdt aan oude gebruiken, wordt het nog wel gedaan. Een der oor zaken van het afsterven van de eerste Meiviering is, dat er óp zoo'n dag weieens 'te veel gedronken werd, 't geen tot allerlei uitspattingen aanleiding, gaf. De predikan ten met hun kerkeraden kwamen er tegen op. Door hun grooten invloed wisten zij te bewerken, dat de overheid ten laatste het vieren van den eersten Meidag ver bood; Maar ook om een andere reden werd het gedaan. Op dien dag werden de huizen met groen versierd. Om aan dit z.g. Meigroen te komen werd dit onge vraagd uit tuinen gehaald. Wanneer in een der Zeeuwsche steden het verbod tot Meiviering is uitgevaardigd, is ons niet bekend. De stad Brielle deed het in 1644. Volgens de verordening werd het planten van „mejjen" verboden, omdat vele tuinen en boomgaarden werden be roofd van hun groen. Bij overtreding was de straf 25 carolusguldens. Wie dit vrij hooge bedrag niet kon betalen, werd 14 dagen op water en brood gezet. Op het eiland Texel, dat door zyn isole ment nog vele oude volksgebruiken heeft bewaard, worden Meivuren gebrand. De' oorspronkelijke bedoeling hiervan was om de booze geesten te verdwijnen. Het planten van den Meiboom en het dansen er om heen was dus een uiting van blijdschap. Het verwondert ons dan ook niet, dat b\j een bruiloft vroeger ook een Meiboom werd geplant. Vader Cats, de volksdichter, maakt melding van het oprichten van zoo'nboom voor het huis van de bniid. In zijn „Proefsteen van den Trouringh" schrijft hij o.a. De Meij staat op de mast als op een hooge stam, Soodat haer groene top tot aan haer venster kwam. Bovendien was en is nog de Mei maand de beste tijd voor trouwlustigen om een nieuw leven te beginnen. Vooral op het platteland houdt men aan deze gewoonte vast. Het feest duurt soms van des voormiddags half elf tot onder den morgen. Kort na den middag verlaat een heele rij veerenwagens de boerderij. De helder witte huiven steken mooi af tegen de frisch groene kleur der wagens en de roode kleur der wielen. De opgesierde paarden zijn gestoken in het glimmende tuig. Bh' het verlaten van het gemeente huis werden vroeger door de feestgangers onder de jeugd centen gestrooid. Na in de- kerk „overgetrouwd" te zijn wordt huiswaarts gekeerd. Vaak wordt hierbij een omweg gemaakt. In de laatste wagens zit het jonge volk, dat zijn vreugde uit door het zingen van oude boerenliedjes. Is men op de boerderij aangekomen, dan knallen een paar géweerschoten in de lucht. De oorsprong hiervan is ook het verdrijven der booze geesten, die de vreug de van het huwelijksleven zouden kunnen verstoren. Op 1 Mei wordt vooral op het platte land van dienst veranderd. Dan is het op den eersten Donderdag dier maand druk te Middelburg, omdat dan „Annetje-Lies- je" wordt gehouden. Er is vaak naar den oorsprong van dezen dubbelen meisjés- naam gegist; maar niemand heeft hem' met zekerheid kunnen verklaren. Op den avond van Lieajesdag komt de knecht of de meid in hun nieuwen dienst. Zijn de baas of de vrouw na enkele weken te vreden over het werk, dan wordt hun ge vraagd of zij willen „blijven". Opnieuw wordt dan het loon vastgesteld. Vroeger werd dit geregeld uitgedrukt in rijksdaal ders. De stad bleef niet achter in de eerste Meiviering. Zoowel te Middelburg als te Vlissingen klonk van uit den hoogen kerk toren 's morgens en 's avonds extra carillonmuziek. Het eerste liedje, dat ge speeld werd, was meestal Er ging een patertje langs de kant. Hei, 't was in de Mei. Te Vlissingen speelde het z.g. Mei- deuntje verder eiken Donderdag in de maand Mei en te Middelburg eiken Vrijdag. Uit bezuininging werd het bespelen van het carillon te Vlissingen iii 1933 stop gezet. Nu de Lange Jan door het oorlogs geweld is vernield, zal het nog wel langen tijd duren, eer het Meideuntje zich zal laten hooren. Te Vlissingen werd vroeger op den eersten Mei de haan van den St. Jacobs- toren genomen en vervangen door de driekleur. Heel de Meimaand bleef deze wapperen. Na 1757 werd alleen op het stadhuis op de Groote Markt gevlagd, tot de patriottentijd deze gewoonte deed ver dwij nen. In Zuid-Beveland reden op 1 Mei des 1 avonds de leden van het gilde „De jongp deur tegenwind draait 't meultje van een kind. In de koelte van de kouwelienebóom zatte Corre en d'r moeder, ieder in een ligstoel, mee een staepel ouwe „Prinsen" tussen d'r in op 't gos. As ze niks mi' te praten en gin boek om te lezen en 't was be 'êet om is een rondje deur de weien te gae keuren, dan 'aelden ze een jaergank van de zolder en dae een 'êelen aevend d'r verdiverdasie in. 't. Was zö stille as löof. Oal de buren waere gae keure of op verziete. 't Zun- netje zakten onmerkbaar na 't Westen; an de 'aegen of de bóomen, bie de ménsen achter, was gin bladje dat bewoog. De "rouwe 'ieuw d'r krante mee olie- bed d'r 'anden vast en zat, mee d'r bril op, meè oal d'r aandacht te lezen. Nae een paer jaer is dat oal wee' nieuw. Corre ok een paer korte verhalen 'e-leze, mae' ze kon d'r gedachten d'r nie bie 'ouwe; die gienge wee op eigen- gele- genteit op stap. „Dae bluuf noe niks van 'ange", docht ze, ,,dè' 's toch wé' een be wies, dèt er niks in zit. Ontspannings lectuur 'êet dat. Goed en wel, mae' daer- om 'oei het toch zö flauw en zö zoute loos nie te wezen. „Sam en z'n schat" en „Het devies der Woosters" bin ok nie' diepzinneg, net zö min as „Amor in het kippenhok", maer die a éér. keer 'elezen eit, 'oe Sam Lord Tilbury ofleerden om appelwien te drienken, dè' Gussie z'n sal- lemanders in 't bad van z'n anstaende schöonvoader dee, en dan, nie' te ver gaten, dat huweliksanzoek olf onder wae- ter, die vergeet dat nooit mi'. Mae' ja: zö schrieve, dat kun der nie vee; as de weekblaeden en de kranten daer op moste wachte, dan konne ze d'r zaak wè' slute. En bovendien: wat den een mishaagt, behaagt den ander, zeit 't spreekwoord. Mien boek, dat vinde de moderne jonge misjes ok flauw en 'oevee ik dae' nie van genote? Derteg kêar 'k het zeker 'eleze,- k 't. nie mêer is". Mee „mien boek", bedoelden Corre „het Heideprinsesje" van Marlitt. Dat ze 'ekocht, toen k ze vêertien ja»r was, van d'r opgespaerde voddecenten. Dat gaet over een misje van zeventien jaer, dat op-'egroeid is op een 'oeve op de heide, bie een ouwe meid en knecht, mee d'r 'ond en een koeie, de 'oenders en oal dat k dae' vaddèr leeft, .e doe' nie vee 'mêer as bajere in de teek over de hei löope en op een heuve. zitte zienge. Van binnen is ze vol mee liefd voe alles zonder onderscheid: blommen, bie-en, bóomen. oalles. Kwaed ken' ze tottaa. nie. ze- ei nog nöoit onder de ménsen 'ewist. zelfst nog nönit geld 'ezie-e. Mae' dat kan zö nie bluve, wan' d'r voader is een be roemden gelêerde en d' moeder was hof dame,- toen ze nog leefde i, dus mot dat kind „opgevoed" worre en wor' ze nae de stad 'ebrocht. Dae' oudervin' ze dan zö 't êen en 't are, dat ku' je begriepe, k je mee niks as goed-'eid er. vrien'schap in déze waereld komt. „Toch ze 't nog 'êel wat minder kun ne treffe", docht. Corre, „stel je voor, dè, ze op een schole terechten 'ekomme was. tussen „de hedendaagse jeugd". Nog een gelok, dè' d'r gouvernante wig-'elóope was, êer" dè' ze vêertiene wier". Dae' kon Corre van meeprate, wan', zie was as kind wè' nie zö êenzaem op- 'egrccid as 't Heideprinsesje, maer een bitje trokten het er toch wè' op. Ze was een moederskindje, ok omdè' ze d'r voader vroeg motte missen En deur&è' ze kammeraad was mee Mientje. ze weineg op 't durp 'espeeld. Zulder doolden 'êsle zummer mee d'r beien deur ce weien, lingst de 'aegen, over de duiven en an den birinendiek: filetjes zoeke of wilde errebèmezen, braem trokke in 't nae jaer en in Meie veugelnistjes zoeke of melkriet steke voe de kemienen of zö ma' spele. Stilletjes bie d'r eigen zag Corre dan een gröote geliekenisse mee dat misje uut d'r boek, toen ze dat 'elezen en ze docht oltiet: ik bin net een „weideprin- sesje". Nou: zie most ok nae. de stad om te leeren en 't êeste, dat de leeraar ze vertelden, was dit: „julder zulle oal wè' wete, wat de betêekenisse is van de let ters, die van voren op de schole stae, mae' die nog een twidde betêekenisse en wel een Latijnse spreuk en die is in 't Ollans: hier temt men leeuwen en be ren". Nee-e, mee niks as toegeef'lijk-'eid en zacht-'eid zou je bie die rumoerige bende nie varre 'ekommen de leeraars zö min as de stille, verlege guus. Corre en Mien tje leerden gauw genoegt om voe d'r rech ten öp te kommen, mae' de êeste maenden waere moeilik, 'êel moeilik. En was dat mae' kinderverdriet, het was ter nie minder diepe om. „Toch zou 'k nie mee een aar wille ruile", docht Corre, „wat óns toch een móói kinderleven 'ehad, zonder moeite of zurgen. Mae ja: dae-deur kenden me ok niks en kuste mé in 't begun nie tegen de andere op. 't Leven lop' noe êenmael nie op rolletjes en vroeg of laete mó' je jen eigen der toch deurslae. As je dan van toeten of blaezen weet, nêe-e, dat is toch nie góed. Je lêert het wè', maer het kost je meer moeite as de guus, die a van jongst-afan voe d'r belangen óp motte komrpe". Ze rees op en rekten d'r eigen is flink uut, mee d'r ermen 'óoge boven d'r 'óod. Ze voelden 'oc sterk ze was en lachten. „Niks beter voe een méns, as tegenspoed", docht ze, „ik bin dat ver wende kind ni', daer ieder ströoitje voe uut de wegt 'elangd wier; noe stae 'k m'n man, "óor, dat zulle ze ondervinde. merge op kantoor. Ik zè' ze van antwoora diene". D'r moeder dee' d'r bril of. Ze zei: ,,'t is möoi om te lezen, mae' 't gae toch in 't leven glad anders". „Juust", zei Corre, „en daerom deuge die vertelsels nie; je mot de werkelik-'eid onder d' óogen durve zie, al is die 'ard". H. C. H. Jongens" met een wagen het dorp rond om alles er op te laden wat de bewoners buiten hadden laten staan. Alles werd ge bracht naar de met groen en bloemen versierde klapbank, waar de rechtmatige eigenaars den anderen dag hun bezittingen konden terughalen, R. B. J. d. M. Na drie jaar terug naar We hebben nog maar een paar weken geleden gezien, dat er, evenals bij de trekvogels, ook onder de vissen soorten z^jn die in bepaalde tijden van het jaar in zeer groten getale naar andere delen van onze aardbol trekken. We hebben gezien, dat sommige vissen bij die trekbe- weging buitengewoon grote afstanden kunnen afleggen en dat zij er geen been in zien om van zout naar zöet water te trekken en omgekeerd. Herinner je de stekelbaarzen en de botjes maar! Een van de eigenaardigste trekkende vissen is de zalm. Die houdt er allerlei vreemde - gewoonten op na; en wanneer je in de buurt van onze grote rivieren woont, kun je daar zelf heel wat van zien! Evenals dat bij de vogels het ge val is, hebben ook de trekkende vissen vaste wegen; maar om die wegen te vin den was het voor .de mensen, die zich met die trek bezighielden, nog heel wat moeilij ker dan het vinden der trekwegen bij de vo gels. Want die vogels kun je ten min- ste zien maar van vissen merk je ge woonlijk bitter weinig. Maar de mens is vindingrijk; en met allerlei hulpmiddelen is men dan ook achter die trekwegen der vissen gekomen. Wat nu die zalmen betreft, welke vroeg in het voorjaar de rivieren opzwemmen: de reden van die verplaatsing is, dat de zalm heel het jaar door in zout water leeft, in de zee dus, maar de eieren kun nen alleen in de snelstroomende, kleine beekjes waaruit de rivieren ontstaan, zich tot jonge vissen ontwikkelen. De zalmen, die heel de winter door midden in zee vrolijk hebben rondgezwommen, gaan zich op een bepaalde tijd verzamelen en dan trekken zij de rivieren op. Dat staat daar wel heel eenvoudig: trekken de rivieren op, maar dat valt bitter tegen voor die zalm. Hoe zij de trappen der stuwen opklimmen. In het begin gaat alles goed. Maar wan neer zij al een flink eind in het binnen land zijn doorgedrongen wordt het op passen voor die mooie, zilverblanke en on gelooflijk sterke vissen. Want zalm is heel veel geld waard en dus wordt er door de bewoners van allerlei stadjes en dorpen langs de rivieren jacht op die vissen gemaakt Voor ons land is een der belangrijkste zalmvissersplaatsen Woudri- chem, tegenover Gorinchem. Met netten, die honderden meters lang zijn en die met behulp van sterke sleepboten voortgetrok ken worden, worden de zo rustig voort- zwemmende zalmen belaagd; en vroeger werden er zo duizenden gevangen. Maar tegenwoordig schijnt de klad in het be drijf te zijn gekomen, want de vissers kla gen steen en been dat er steeds minder van die prachtige vissen te vangen zyn. Goed, laten we nu maar aannemen, dat onze zalmèn geboft hebben en net langs de visplaatsen kwamen toen de vissers langs de drjlt zaten te schaften. En laten we dan HEBT U AL EENS SELDERIJ-SLA KLAARGE JLAAF T. zVz ons groente is voor een vol wassene gewenscht» Ter afwisse ling geb-ilke men de g-oente eens rauw. Martine Wittop Koning sciryft ons: 't Meest aan de huisvrouw bekend is de knolselderij als geur.g 'estandeei van onze Oud-Hollandsche erwtensoep; daarin gebruikt eigenlijk iedereen deze erk aro matische groente. Daarnaast bestaat -iet gebruik van de knollen als vvm groentegerecht, geneei toebereid op de wijze, die we bij koolraap gewend zijn toe te passen: in reepjes ge sneden diis, in weinig wate met een ietsje zout gaar gekookt (20 30 minuten) en dan afgemaakt met enkel een stukje boter of met een melksausje. Er is echter nog een derde mogelijkheid om de knolselderij by den maaltijd goed tot haar recht te laten komen; die be staat in het voordienen als von koud ge recht, dat o.a. uitstekend op zijn plaats is als een „slaatje" bij de boterham, maar dat ook ter vervanging van een „groene sla".dienst kan doen in een middagmaal met visch, met koud vleesch of met peul vruchten (witte of bruine boonen). In dat geval beginnen we met de be- hoodigde hoeveelheid slasaus te bereiden en we roeren daarvoor voor ongeveer 4 pers. een paar eetlepels kwark met een scheutje melk tot de gewenschte sla sausdikte, om ze vervolgens op smaak af te maken met wat azijn of citroensap, een fijngesnipperd preitje (of 'n geraspt stukje ui), misschien een snuifje peper en liefst ook wat gehakte groene kruiden (b.v. peterselie). We maken deze saus klaar in een eenlgszins ruime kom, leggen daar dan een grove rasp plat overheen en raspen de geschilde selderyknol zóó, dat herhaal delijk het in de kom gevallen gedeelte met de saus wordt vermengd: op die manier behoudt de sla deblanke selderij-kleur, die anders als de fijn verdeelde groente langer aan de lucht wordt blootgesteld onoogelijk bruin zou worden. Wie het grof geraspte mengsel liever vervangt door meer zichtbare stukjes, die kan de selderijknol in dunne plakjes snij den, ze schillen, eenige plakjes op elkaar leggen en er dan luciferdunne reepjes van snijden, die ten slotte met een dwarse snee door het midden nog even in kortere staafjes worden verdeeld. Ook hierbij is het aan te bevelen om telkens het juist gesnipperde gedeelte met de saus te ver mengen, zoodat, terwille van de kleur, de groente nooit lang onvermengd blijft staan. Een zeer smakelijke combinatie, die te gelijk op vlugge wyze ons helpt aan een grootere portie sla, geeft de vermenging van de selderijsia met een in kleine blokjes gesneden gekookte biet: toevoeging van nog een klein scheutl»- azim (of wat ci- hun geboorteplaats meteen maar afspreken, dat onze zalmen de Maas zijn opgezwommen. Wanneer je nu een goed cijfer hebt voor aardrijks kunde, zeg je: „Mis, dat kan niet. Want in Limburg zitten er in de Maas een heel aantal stuwen, en daar kan geen vis door!" Neen, erdoor niet, maar de zalm heeft een buitengewoon sterke staart en springt over die stuwen heen. Niet in één keer; een stuw is soms wel veertig me ter hoog! De ingenieurs die de stuwen bouwden, hebben met de zalmen terdege rekening gehouden en maakten in een hoekje van die stuwen een smalle trap met heel grote treden, waarover het wa ter loopt. Die zalm trap zoeken onze trek kende visben nu op en met behulp van hun krachtige staartspieren springen zij tel kens een heel stuk boven het water uit en belanden tenslotte dan op een vol gende trede. Dat houden zij net zoo lang vol, tot dj alle stuwen gepasseerd zijn en dat zijn er heel wat! Dan komen zij, door België heen, in Frankrijk terecht, waar de Maas uit een groot aantal berg- beekjes ontspringt; en steeds maar worste lend tegen de, vooral in die bergen, heel sterke stroom, springend over rotsblok ken en watervallen, belanden .de zalmen eindelijk in die heerlijke, heldere berg beken, waar zij hun eieren leggen. Ipstinct of waarnemingsvermo gen van de jonge zalment Dan keren zij via dezelfde lange weg naar zee weer terug;, maar die terugweg is heel wat gemakkelijker, want nu heb ben zij de stroom mee. En daar in dat heldere, frisse water kruipen nu over een paar maanden de jonge zalmen. Die zijn voorlopig nog lang niet sterk genoeg om die lange en gevaarlijke weg van de berg beken naar de zee af te leggen en zij blijven daarom ook de eerste twee jaartjes rustig in de bergen. Maar dan zijn zij sterk genoeg geworden om de reis naar het zoute water te ondernemen. En nu, na al die vreemde dingen, het allervreémdste uit het leven van de zal men. Wanneer die jonge zalmen voor het eerst na die lange' reis een winter in zee hebben doorgebracht en wanneer ook zij zover zijn, dat zij aan eieren leggen gaan denken, dan keren zij naar precies dezelf de plaatsen terug waar zij zyn geboren. Zij gaan dus precies dezelfde wegen als twee of drie jaar geleden hun ouders, worstelen met dezelfde stromen, worden door dezelfde vissers belaagd en springen tegen dezelfde zalmtrappen op! Hoe die jonge dieren de weg kunnen onthouden, is een volkomen raadsel, te meer nog daar zij zich in zee naar alle kanten versprei den en van Groenland tot Zu'd-Amenka rondzwemmen. Maar door jonge zalmen te merken heeft men dat ongelooflijke feit toch weten aan te tonen. En dat boeizemt ons toch weer een beetje respect in voor die waterdieren, die „stomme vissen" met hun merkwaardige instincten. (Nadruk verboden). troensap) is dan echter, in verband met den zoeten smaak van de biet, wel ge- wenscht. EEN VERRASSING VOOR DE KINDEREN. Ook in donkere tijden zijn er dagen, die gevierd moeten worden en vooral ver jaardagen van kinderen mogen niet meer dan noodzakei^'k is, door de tijdsomstan digheden aan feestelijkheid inboeten. Tractaties in vloeibaren en vasten vorm dragen altijd hét hare bij om «de stemming er in te orengen of er in te houden. Niet alleen de smaak is hierbij van belang, maar ook de wyze van opdienen. Het rietje in de limonade, hét mooie papiertje om de iekkemjj zij verhoogen de feestvreug de. Ook Is het steeds eett succes, als kin deren op een huiselijk feestje getracteerd worden op iets, dat gewoonlijk alleen maar in een restaurant of speeltuin wordt gegeven. Kent U b.v. de melkdranken, die in verschillende milkbars te krijgen zijn? Behalve dat het melk is met een vruchten- smaak, is deze drank gewoonlijk ook schuimend en mousseerend. We geven U hier een recept van zoo'n schuimenden drank, die, als er gedeeltelijk spuitwater gebruikt wordt, ook zal „prikken", zooals de cinderterm luidt. Tevens een recept van een gezonde ver snapering, die we ook in dezen tijd zelf kunnen maken, zonder van onze bonnen en ons huishoudgeld veel te gebruiken. BCHUIMENDE VRUCHTENDRANK (46 glazen). 2 dl gesuikerde bessensap (helft van een fleschje) óf 2 dl bessensap en ong. 1 eetl. suiker, *6 1 water óf 1 water en 1 spuitwater, 50 g ons) taptemelkpoeder. Meng het melkpoeder aan met een half kopje water tot een glad papje. Voeg on der voortdurend roeren met een garde (eiwitklopper) de rest van het water en het bessensap met de suiker toe. Klop den drank schuimig en zorg, dat er geen klontjes van melkpoeder in blijven zitten. Als spuitwater wordt gebruikt, voeg dit toe nè het schuimig kloppen. Schenk de glazen vol en presenteer ze meteen. (Bij lang staan wordt het schuim eenigszins taai). OPEN HANGOP-SANDWICHE8 (20 stuks). 5 dunne sneetjeé bruin brood, 100 g (1 ons) hangop, 1 bosje ra("ijs, wat sterrekers, zout en desgewenscht peper. Besmeer de sneetjes brood met een dik ke laag hangop en snijd ze in vieren of: snijd met een glas drie of vier kleine rondjes uit elke boterham en besmeer de ze met hangop (dit kost echter meer brood). Beleg de stuhjes met halve ra dijsjes of met sterrekers. Strooi er daar na wat zout over. Leg de sandwiches op een schotel en presenteer ze ter afwisseling van zoete versnaperingen." A LTD A REIDING.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 11