Zeeuwsche Kroniek
Bevelan'se brieven
C Poot de leuga
De zalmen trekken over de rivieren.
KORTE FKED1CAT1E
SCHAKEN
Voor de Huisvrouw
VISSEN, DIE BEHOORLIJK SPRINGEN KUNNEN.
DE LAATSTE VIJAND
„De laatste vijand, die onttroond
wordt, is de dood." De laatste. Er is
dus ook een voorlaatste. Wij moeten
den dood mpar niet te veel eer geven,
want er zijn vijanden, die vooraan in
Gods gedachten liggen. Zulk een vij
and is de zonde. De zonde is Gods
grootste zorg. Zij moge ook onze
grootste zorg zijn. Ik was die voor
laatste vijand, maar werd Goddank
onttroond. Er zijn menschen, die mee-
nen, dat het er maar om gaat of je
in den hemel komt. Neen, zegt God.
waar het allereerst om gaat is of je
zonden vergeven zijn. Eerst dat. en
nog wat, en dan ten slotte ook de
dood onttroond. Ik ga slechts dan met
een wetenden glimlach den dood te
gemoet, wanneer ik met dienzelfden
glimlach mijn zonde en alle opstan
digheid jegens God tegemoet kon
gaan. Het eeuwige leven begint niet
na den dood óf bij de wederopstan
ding, maar het begint bij de vergeving
der zonden.
Zoo gezien is het 'begrijpelijk, dat
Paulus het Opstandingshoofdstuk be
sluit met een gevolgtrekking voor ons
leven hier en nu: „Zoo dan, mijn ge
liefde broeders, weest standvastig, on
wankelbaar. altijd overvloedig in het
werk des Heer en. wetende, dat uw.
arbeid niet vergeefsch is in den Heere"
Wanneer wij ons weten verslagen
vijanden van God en nu geen vijanden
meer, dan hebben wij het eeuwige le
ven. En er wordt door ons iets tot
stand gebracht voor Gods Koninkrijk.
Dus nu maar werken, zegt Paulus
want er gaat niets verloren dat waar
devol is. Moge al ons goed willen, goed
denken, goed doen nutteloos schijnen
in zware tijden wij kunnen niet be-
oordeelen wat God waardevol vindt
en wat niet. Wij hebben echter een
vermoeden, dat alle daverende daden
dezer wereld wel eens op Gods vuil
nisbelt terecht konden komen, terwijl
hier en daar een opvallende daad, een
vergeten woord, een verborgen ge
dachte, door Hem worden opgenomen
en zeer bruikbaar bevonden. Zoo ein
digt ons denken over den dood bij
het leven. „En alleen is leven leven,
als het tot den dood ontroert."
P.
REDACTEUR J. M. MULLIÊ.
Aan het reeds meermalen besproken
werk van dr. Euwe „Het Eindspel", ont
leenden we onderstaande stellingen. Het
betreft hier zoogen. practische eindspelen.
De stellingen zijn voorgekomen in meester-
partijen. Alvorens nu evenwel direct de
beredeneerde uitwerking te geven, zouden
we aan de lezers de volgende vragen wil
len stellen
le. Weke positie prefereert gij, de witte
of de zwarte?
2è. Hoe denkt U dat de partij verder
verloopt
Het is buitengewoon interessant en leer
zaam hierop zijn krachten eens te pro-
beeren.
Onder de inzenders zullen we een deeltje
van het genoemde werk van Euwe verlo
ten. Iedere inzender der uitwerkingen heeft
dus kans.
Stelling no. 1.
a bcde tgh
WitKgl, Tdl en Td7, pionnen: d3, f3,
g2 en h2.
ZwartKg8, Ta8 en Tb2, pionnena7,
b5, d5, g7 en h7.
Wit is aan zet
Stelling no. 2.
a b cd e f g h
WitKg3, Te3, pionnen a2, b4, c4, d5,
g4 en h2.
Zwart Kd7, Th6, pionnen a6, b7, c7,
d6, f7, g5 en h7.
Wit is aan zet
DE EERSTE MEIVIERING.
De Meimaand is ontegenzeggelijk de
schoonste maand van hét jaar. De koude,
die zich nog in April deed gevoelen als
afscheid van den winter, is verdwenen. De
natuur is geheel veranderd. De bloemknop
pen van booinen en planten hebben ge
wacht op de warmte om te ontluiken. De
weiden zijn bedekt als met een bloemen-
kleed. De vele Meidoorns op Walcheren en
de bloeiende boomgaarden in Zuid-Beve
land maken in Mei het land tot een lust
hof.
Met recht kunnen wij ons verheugen over
de Intrede van Bloeimaand. Met nog meer
vreugde werd zij door onze voorouders be
groet. Bij voldoende verwarming en ver
lichting onzer geriefelijke woningen voelen
wij niet zod de ongemakken van den
winter. Integendeel, hoe gezellig kunnen
de lang winteravonden niet zijn. Dat com
fort kende men vroeger niet, zoodat er
groote blijdschap was, als de zomer voor
goed den winter had overwonnen.
De Meimaand ontleent haar naam aan
Maria, die- door de Romeinen als godin
der vruchtbaarheid werd vereerd. Ook nog
langen tijd na de invoering van het chris
tendom bleef men haar vereeren en zijn
vreugde betoonen over haar komst door
het dansen om den Meiboom.
In een napurig bosch werd een boom
omgehakt en in triomf naar het markt
plein gebracht. Voor de boom werd opge
richt zette men in den top een houten
haan. Dit dier toch verdrijft door zijn ge-
kraai in den vroegen morgenstond de
booze geesten, die .in den donker hun
slecht werk doen.
In Zeeland wordt sinds langen tijd niet
meer om dén Meiboom gedanst. In andere
streken, zooals brjv. in Limburg, waar men
meer vast houdt aan oude gebruiken,
wordt het nog wel gedaan. Een der oor
zaken van het afsterven van de eerste
Meiviering is, dat er óp zoo'n dag weieens
'te veel gedronken werd, 't geen tot allerlei
uitspattingen aanleiding, gaf. De predikan
ten met hun kerkeraden kwamen er tegen
op. Door hun grooten invloed wisten zij
te bewerken, dat de overheid ten laatste
het vieren van den eersten Meidag ver
bood; Maar ook om een andere reden
werd het gedaan. Op dien dag werden de
huizen met groen versierd. Om aan dit
z.g. Meigroen te komen werd dit onge
vraagd uit tuinen gehaald.
Wanneer in een der Zeeuwsche steden
het verbod tot Meiviering is uitgevaardigd,
is ons niet bekend. De stad Brielle deed
het in 1644. Volgens de verordening werd
het planten van „mejjen" verboden, omdat
vele tuinen en boomgaarden werden be
roofd van hun groen. Bij overtreding was
de straf 25 carolusguldens. Wie dit vrij
hooge bedrag niet kon betalen, werd 14
dagen op water en brood gezet.
Op het eiland Texel, dat door zyn isole
ment nog vele oude volksgebruiken heeft
bewaard, worden Meivuren gebrand. De'
oorspronkelijke bedoeling hiervan was om
de booze geesten te verdwijnen.
Het planten van den Meiboom en het
dansen er om heen was dus een uiting
van blijdschap. Het verwondert ons dan
ook niet, dat b\j een bruiloft vroeger ook
een Meiboom werd geplant. Vader Cats,
de volksdichter, maakt melding van het
oprichten van zoo'nboom voor het huis
van de bniid. In zijn „Proefsteen van den
Trouringh" schrijft hij o.a.
De Meij staat op de mast
als op een hooge stam,
Soodat haer groene top
tot aan haer venster kwam.
Bovendien was en is nog de Mei
maand de beste tijd voor trouwlustigen
om een nieuw leven te beginnen. Vooral
op het platteland houdt men aan deze
gewoonte vast. Het feest duurt soms van
des voormiddags half elf tot onder den
morgen. Kort na den middag verlaat een
heele rij veerenwagens de boerderij. De
helder witte huiven steken mooi af tegen
de frisch groene kleur der wagens en
de roode kleur der wielen. De opgesierde
paarden zijn gestoken in het glimmende
tuig. Bh' het verlaten van het gemeente
huis werden vroeger door de feestgangers
onder de jeugd centen gestrooid. Na in
de- kerk „overgetrouwd" te zijn wordt
huiswaarts gekeerd. Vaak wordt hierbij
een omweg gemaakt. In de laatste wagens
zit het jonge volk, dat zijn vreugde uit
door het zingen van oude boerenliedjes.
Is men op de boerderij aangekomen, dan
knallen een paar géweerschoten in de
lucht. De oorsprong hiervan is ook het
verdrijven der booze geesten, die de vreug
de van het huwelijksleven zouden kunnen
verstoren.
Op 1 Mei wordt vooral op het platte
land van dienst veranderd. Dan is het op
den eersten Donderdag dier maand druk
te Middelburg, omdat dan „Annetje-Lies-
je" wordt gehouden. Er is vaak naar den
oorsprong van dezen dubbelen meisjés-
naam gegist; maar niemand heeft hem'
met zekerheid kunnen verklaren. Op den
avond van Lieajesdag komt de knecht of
de meid in hun nieuwen dienst. Zijn de
baas of de vrouw na enkele weken te
vreden over het werk, dan wordt hun ge
vraagd of zij willen „blijven". Opnieuw
wordt dan het loon vastgesteld. Vroeger
werd dit geregeld uitgedrukt in rijksdaal
ders.
De stad bleef niet achter in de eerste
Meiviering. Zoowel te Middelburg als te
Vlissingen klonk van uit den hoogen kerk
toren 's morgens en 's avonds extra
carillonmuziek. Het eerste liedje, dat ge
speeld werd, was meestal Er ging een
patertje langs de kant. Hei, 't was in de
Mei. Te Vlissingen speelde het z.g. Mei-
deuntje verder eiken Donderdag in de
maand Mei en te Middelburg eiken Vrijdag.
Uit bezuininging werd het bespelen van
het carillon te Vlissingen iii 1933 stop
gezet. Nu de Lange Jan door het oorlogs
geweld is vernield, zal het nog wel langen
tijd duren, eer het Meideuntje zich zal
laten hooren.
Te Vlissingen werd vroeger op den
eersten Mei de haan van den St. Jacobs-
toren genomen en vervangen door de
driekleur. Heel de Meimaand bleef deze
wapperen. Na 1757 werd alleen op het
stadhuis op de Groote Markt gevlagd, tot
de patriottentijd deze gewoonte deed ver
dwij nen.
In Zuid-Beveland reden op 1 Mei des
1 avonds de leden van het gilde „De jongp
deur tegenwind
draait 't meultje van een kind.
In de koelte van de kouwelienebóom
zatte Corre en d'r moeder, ieder in een
ligstoel, mee een staepel ouwe „Prinsen"
tussen d'r in op 't gos. As ze niks mi' te
praten en gin boek om te lezen en 't
was be 'êet om is een rondje deur de
weien te gae keuren, dan 'aelden ze een
jaergank van de zolder en dae een 'êelen
aevend d'r verdiverdasie in.
't. Was zö stille as löof. Oal de buren
waere gae keure of op verziete. 't Zun-
netje zakten onmerkbaar na 't Westen; an
de 'aegen of de bóomen, bie de ménsen
achter, was gin bladje dat bewoog.
De "rouwe 'ieuw d'r krante mee olie-
bed d'r 'anden vast en zat, mee d'r bril op,
meè oal d'r aandacht te lezen. Nae een
paer jaer is dat oal wee' nieuw.
Corre ok een paer korte verhalen
'e-leze, mae' ze kon d'r gedachten d'r nie
bie 'ouwe; die gienge wee op eigen- gele-
genteit op stap. „Dae bluuf noe niks van
'ange", docht ze, ,,dè' 's toch wé' een be
wies, dèt er niks in zit. Ontspannings
lectuur 'êet dat. Goed en wel, mae' daer-
om 'oei het toch zö flauw en zö zoute
loos nie te wezen. „Sam en z'n schat"
en „Het devies der Woosters" bin ok nie'
diepzinneg, net zö min as „Amor in het
kippenhok", maer die a éér. keer 'elezen
eit, 'oe Sam Lord Tilbury ofleerden om
appelwien te drienken, dè' Gussie z'n sal-
lemanders in 't bad van z'n anstaende
schöonvoader dee, en dan, nie' te ver
gaten, dat huweliksanzoek olf onder wae-
ter, die vergeet dat nooit mi'.
Mae' ja: zö schrieve, dat kun der nie
vee; as de weekblaeden en de kranten
daer op moste wachte, dan konne ze d'r
zaak wè' slute. En bovendien: wat den
een mishaagt, behaagt den ander, zeit 't
spreekwoord.
Mien boek, dat vinde de moderne jonge
misjes ok flauw en 'oevee ik dae' nie
van genote? Derteg kêar 'k het zeker
'eleze,- k 't. nie mêer is".
Mee „mien boek", bedoelden Corre
„het Heideprinsesje" van Marlitt. Dat
ze 'ekocht, toen k ze vêertien ja»r was,
van d'r opgespaerde voddecenten. Dat
gaet over een misje van zeventien jaer,
dat op-'egroeid is op een 'oeve op de
heide, bie een ouwe meid en knecht, mee
d'r 'ond en een koeie, de 'oenders en oal
dat k dae' vaddèr leeft, .e doe' nie vee
'mêer as bajere in de teek over de hei
löope en op een heuve. zitte zienge. Van
binnen is ze vol mee liefd voe alles
zonder onderscheid: blommen, bie-en,
bóomen. oalles. Kwaed ken' ze tottaa. nie.
ze- ei nog nöoit onder de ménsen 'ewist.
zelfst nog nönit geld 'ezie-e. Mae' dat kan
zö nie bluve, wan' d'r voader is een be
roemden gelêerde en d' moeder was hof
dame,- toen ze nog leefde i, dus mot dat
kind „opgevoed" worre en wor' ze nae
de stad 'ebrocht. Dae' oudervin' ze dan zö
't êen en 't are, dat ku' je begriepe, k je
mee niks as goed-'eid er. vrien'schap in
déze waereld komt.
„Toch ze 't nog 'êel wat minder kun
ne treffe", docht. Corre, „stel je voor, dè,
ze op een schole terechten 'ekomme was.
tussen „de hedendaagse jeugd". Nog een
gelok, dè' d'r gouvernante wig-'elóope
was, êer" dè' ze vêertiene wier".
Dae' kon Corre van meeprate, wan',
zie was as kind wè' nie zö êenzaem op-
'egrccid as 't Heideprinsesje, maer een
bitje trokten het er toch wè' op.
Ze was een moederskindje, ok omdè'
ze d'r voader vroeg motte missen En
deur&è' ze kammeraad was mee Mientje.
ze weineg op 't durp 'espeeld. Zulder
doolden 'êsle zummer mee d'r beien deur
ce weien, lingst de 'aegen, over de duiven
en an den birinendiek: filetjes zoeke of
wilde errebèmezen, braem trokke in 't
nae jaer en in Meie veugelnistjes zoeke of
melkriet steke voe de kemienen of zö
ma' spele.
Stilletjes bie d'r eigen zag Corre dan
een gröote geliekenisse mee dat misje uut
d'r boek, toen ze dat 'elezen en ze
docht oltiet: ik bin net een „weideprin-
sesje".
Nou: zie most ok nae. de stad om te
leeren en 't êeste, dat de leeraar ze
vertelden, was dit: „julder zulle oal wè'
wete, wat de betêekenisse is van de let
ters, die van voren op de schole stae,
mae' die nog een twidde betêekenisse en
wel een Latijnse spreuk en die is in 't
Ollans: hier temt men leeuwen en be
ren".
Nee-e, mee niks as toegeef'lijk-'eid en
zacht-'eid zou je bie die rumoerige bende
nie varre 'ekommen de leeraars zö min
as de stille, verlege guus. Corre en Mien
tje leerden gauw genoegt om voe d'r rech
ten öp te kommen, mae' de êeste maenden
waere moeilik, 'êel moeilik.
En was dat mae' kinderverdriet, het
was ter nie minder diepe om.
„Toch zou 'k nie mee een aar wille
ruile", docht Corre, „wat óns toch een
móói kinderleven 'ehad, zonder moeite of
zurgen. Mae ja: dae-deur kenden me ok
niks en kuste mé in 't begun nie tegen de
andere op. 't Leven lop' noe êenmael nie
op rolletjes en vroeg of laete mó' je jen
eigen der toch deurslae. As je dan van
toeten of blaezen weet, nêe-e, dat is
toch nie góed. Je lêert het wè', maer het
kost je meer moeite as de guus, die a
van jongst-afan voe d'r belangen óp motte
komrpe". Ze rees op en rekten d'r eigen
is flink uut, mee d'r ermen 'óoge boven
d'r 'óod. Ze voelden 'oc sterk ze was en
lachten. „Niks beter voe een méns, as
tegenspoed", docht ze, „ik bin dat ver
wende kind ni', daer ieder ströoitje
voe uut de wegt 'elangd wier; noe stae 'k
m'n man, "óor, dat zulle ze ondervinde.
merge op kantoor. Ik zè' ze van antwoora
diene". D'r moeder dee' d'r bril of. Ze zei:
,,'t is möoi om te lezen, mae' 't gae toch
in 't leven glad anders".
„Juust", zei Corre, „en daerom deuge
die vertelsels nie; je mot de werkelik-'eid
onder d' óogen durve zie, al is die 'ard".
H. C. H.
Jongens" met een wagen het dorp rond
om alles er op te laden wat de bewoners
buiten hadden laten staan. Alles werd ge
bracht naar de met groen en bloemen
versierde klapbank, waar de rechtmatige
eigenaars den anderen dag hun bezittingen
konden terughalen,
R. B. J. d. M.
Na drie jaar terug naar
We hebben nog maar een paar weken
geleden gezien, dat er, evenals bij de
trekvogels, ook onder de vissen soorten
z^jn die in bepaalde tijden van het jaar
in zeer groten getale naar andere delen
van onze aardbol trekken. We hebben
gezien, dat sommige vissen bij die trekbe-
weging buitengewoon grote afstanden
kunnen afleggen en dat zij er geen been
in zien om van zout naar zöet water te
trekken en omgekeerd. Herinner je de
stekelbaarzen en de botjes maar!
Een van de eigenaardigste trekkende
vissen is de zalm. Die houdt er allerlei
vreemde - gewoonten op na; en wanneer
je in de buurt van onze grote rivieren
woont, kun je daar zelf heel wat van
zien! Evenals dat bij de vogels het ge
val is, hebben ook de trekkende vissen
vaste wegen; maar om die wegen te vin
den was het voor .de mensen, die zich met
die trek bezighielden, nog heel wat moeilij
ker dan het vinden der trekwegen bij de vo
gels. Want die vogels kun je ten min-
ste zien maar van vissen merk je ge
woonlijk bitter weinig. Maar de mens is
vindingrijk; en met allerlei hulpmiddelen
is men dan ook achter die trekwegen der
vissen gekomen.
Wat nu die zalmen betreft, welke vroeg
in het voorjaar de rivieren opzwemmen:
de reden van die verplaatsing is, dat de
zalm heel het jaar door in zout water
leeft, in de zee dus, maar de eieren kun
nen alleen in de snelstroomende, kleine
beekjes waaruit de rivieren ontstaan, zich
tot jonge vissen ontwikkelen. De zalmen,
die heel de winter door midden in zee
vrolijk hebben rondgezwommen, gaan zich
op een bepaalde tijd verzamelen en dan
trekken zij de rivieren op. Dat staat daar
wel heel eenvoudig: trekken de rivieren
op, maar dat valt bitter tegen voor die
zalm.
Hoe zij de trappen der stuwen
opklimmen.
In het begin gaat alles goed. Maar wan
neer zij al een flink eind in het binnen
land zijn doorgedrongen wordt het op
passen voor die mooie, zilverblanke en on
gelooflijk sterke vissen. Want zalm is
heel veel geld waard en dus wordt er
door de bewoners van allerlei stadjes en
dorpen langs de rivieren jacht op die
vissen gemaakt Voor ons land is een der
belangrijkste zalmvissersplaatsen Woudri-
chem, tegenover Gorinchem. Met netten,
die honderden meters lang zijn en die met
behulp van sterke sleepboten voortgetrok
ken worden, worden de zo rustig voort-
zwemmende zalmen belaagd; en vroeger
werden er zo duizenden gevangen. Maar
tegenwoordig schijnt de klad in het be
drijf te zijn gekomen, want de vissers kla
gen steen en been dat er steeds minder
van die prachtige vissen te vangen zyn.
Goed, laten we nu maar aannemen, dat
onze zalmèn geboft hebben en net langs de
visplaatsen kwamen toen de vissers langs
de drjlt zaten te schaften. En laten we dan
HEBT U AL EENS SELDERIJ-SLA
KLAARGE JLAAF T.
zVz ons groente is voor een vol
wassene gewenscht» Ter afwisse
ling geb-ilke men de g-oente eens
rauw.
Martine Wittop Koning sciryft ons:
't Meest aan de huisvrouw bekend is de
knolselderij als geur.g 'estandeei van onze
Oud-Hollandsche erwtensoep; daarin
gebruikt eigenlijk iedereen deze erk aro
matische groente.
Daarnaast bestaat -iet gebruik van de
knollen als vvm groentegerecht, geneei
toebereid op de wijze, die we bij koolraap
gewend zijn toe te passen: in reepjes ge
sneden diis, in weinig wate met een ietsje
zout gaar gekookt (20 30 minuten) en
dan afgemaakt met enkel een stukje boter
of met een melksausje.
Er is echter nog een derde mogelijkheid
om de knolselderij by den maaltijd goed
tot haar recht te laten komen; die be
staat in het voordienen als von koud ge
recht, dat o.a. uitstekend op zijn plaats is
als een „slaatje" bij de boterham, maar
dat ook ter vervanging van een „groene
sla".dienst kan doen in een middagmaal
met visch, met koud vleesch of met peul
vruchten (witte of bruine boonen).
In dat geval beginnen we met de be-
hoodigde hoeveelheid slasaus te bereiden
en we roeren daarvoor voor ongeveer
4 pers. een paar eetlepels kwark met
een scheutje melk tot de gewenschte sla
sausdikte, om ze vervolgens op smaak af
te maken met wat azijn of citroensap, een
fijngesnipperd preitje (of 'n geraspt stukje
ui), misschien een snuifje peper en liefst
ook wat gehakte groene kruiden (b.v.
peterselie).
We maken deze saus klaar in een
eenlgszins ruime kom, leggen daar dan
een grove rasp plat overheen en raspen
de geschilde selderyknol zóó, dat herhaal
delijk het in de kom gevallen gedeelte met
de saus wordt vermengd: op die manier
behoudt de sla deblanke selderij-kleur,
die anders als de fijn verdeelde groente
langer aan de lucht wordt blootgesteld
onoogelijk bruin zou worden.
Wie het grof geraspte mengsel liever
vervangt door meer zichtbare stukjes, die
kan de selderijknol in dunne plakjes snij
den, ze schillen, eenige plakjes op elkaar
leggen en er dan luciferdunne reepjes van
snijden, die ten slotte met een dwarse
snee door het midden nog even in kortere
staafjes worden verdeeld. Ook hierbij is
het aan te bevelen om telkens het juist
gesnipperde gedeelte met de saus te ver
mengen, zoodat, terwille van de kleur, de
groente nooit lang onvermengd blijft
staan.
Een zeer smakelijke combinatie, die te
gelijk op vlugge wyze ons helpt aan een
grootere portie sla, geeft de vermenging
van de selderijsia met een in kleine blokjes
gesneden gekookte biet: toevoeging van
nog een klein scheutl»- azim (of wat ci-
hun geboorteplaats
meteen maar afspreken, dat onze zalmen
de Maas zijn opgezwommen. Wanneer je
nu een goed cijfer hebt voor aardrijks
kunde, zeg je: „Mis, dat kan niet. Want
in Limburg zitten er in de Maas een heel
aantal stuwen, en daar kan geen vis
door!" Neen, erdoor niet, maar de zalm
heeft een buitengewoon sterke staart en
springt over die stuwen heen. Niet in één
keer; een stuw is soms wel veertig me
ter hoog! De ingenieurs die de stuwen
bouwden, hebben met de zalmen terdege
rekening gehouden en maakten in een
hoekje van die stuwen een smalle trap
met heel grote treden, waarover het wa
ter loopt. Die zalm trap zoeken onze trek
kende visben nu op en met behulp van hun
krachtige staartspieren springen zij tel
kens een heel stuk boven het water uit
en belanden tenslotte dan op een vol
gende trede. Dat houden zij net zoo lang
vol, tot dj alle stuwen gepasseerd zijn
en dat zijn er heel wat! Dan komen zij,
door België heen, in Frankrijk terecht,
waar de Maas uit een groot aantal berg-
beekjes ontspringt; en steeds maar worste
lend tegen de, vooral in die bergen, heel
sterke stroom, springend over rotsblok
ken en watervallen, belanden .de zalmen
eindelijk in die heerlijke, heldere berg
beken, waar zij hun eieren leggen.
Ipstinct of waarnemingsvermo
gen van de jonge zalment
Dan keren zij via dezelfde lange weg
naar zee weer terug;, maar die terugweg
is heel wat gemakkelijker, want nu heb
ben zij de stroom mee. En daar in dat
heldere, frisse water kruipen nu over een
paar maanden de jonge zalmen. Die zijn
voorlopig nog lang niet sterk genoeg om
die lange en gevaarlijke weg van de berg
beken naar de zee af te leggen en zij
blijven daarom ook de eerste twee jaartjes
rustig in de bergen. Maar dan zijn zij
sterk genoeg geworden om de reis naar
het zoute water te ondernemen.
En nu, na al die vreemde dingen, het
allervreémdste uit het leven van de zal
men. Wanneer die jonge zalmen voor het
eerst na die lange' reis een winter in zee
hebben doorgebracht en wanneer ook zij
zover zijn, dat zij aan eieren leggen gaan
denken, dan keren zij naar precies dezelf
de plaatsen terug waar zij zyn geboren.
Zij gaan dus precies dezelfde wegen als
twee of drie jaar geleden hun ouders,
worstelen met dezelfde stromen, worden
door dezelfde vissers belaagd en springen
tegen dezelfde zalmtrappen op! Hoe die
jonge dieren de weg kunnen onthouden,
is een volkomen raadsel, te meer nog daar
zij zich in zee naar alle kanten versprei
den en van Groenland tot Zu'd-Amenka
rondzwemmen. Maar door jonge zalmen te
merken heeft men dat ongelooflijke feit
toch weten aan te tonen. En dat boeizemt
ons toch weer een beetje respect in voor
die waterdieren, die „stomme vissen" met
hun merkwaardige instincten.
(Nadruk verboden).
troensap) is dan echter, in verband met
den zoeten smaak van de biet, wel ge-
wenscht.
EEN VERRASSING VOOR DE
KINDEREN.
Ook in donkere tijden zijn er dagen, die
gevierd moeten worden en vooral ver
jaardagen van kinderen mogen niet meer
dan noodzakei^'k is, door de tijdsomstan
digheden aan feestelijkheid inboeten.
Tractaties in vloeibaren en vasten vorm
dragen altijd hét hare bij om «de stemming
er in te orengen of er in te houden. Niet
alleen de smaak is hierbij van belang,
maar ook de wyze van opdienen. Het rietje
in de limonade, hét mooie papiertje om de
iekkemjj zij verhoogen de feestvreug
de.
Ook Is het steeds eett succes, als kin
deren op een huiselijk feestje getracteerd
worden op iets, dat gewoonlijk alleen
maar in een restaurant of speeltuin wordt
gegeven. Kent U b.v. de melkdranken, die
in verschillende milkbars te krijgen zijn?
Behalve dat het melk is met een vruchten-
smaak, is deze drank gewoonlijk ook
schuimend en mousseerend. We geven U
hier een recept van zoo'n schuimenden
drank, die, als er gedeeltelijk spuitwater
gebruikt wordt, ook zal „prikken", zooals
de cinderterm luidt.
Tevens een recept van een gezonde ver
snapering, die we ook in dezen tijd zelf
kunnen maken, zonder van onze bonnen en
ons huishoudgeld veel te gebruiken.
BCHUIMENDE VRUCHTENDRANK
(46 glazen).
2 dl gesuikerde bessensap (helft van een
fleschje) óf
2 dl bessensap en ong. 1 eetl. suiker,
*6 1 water óf
1 water en 1 spuitwater,
50 g ons) taptemelkpoeder.
Meng het melkpoeder aan met een half
kopje water tot een glad papje. Voeg on
der voortdurend roeren met een garde
(eiwitklopper) de rest van het water en
het bessensap met de suiker toe. Klop den
drank schuimig en zorg, dat er geen
klontjes van melkpoeder in blijven zitten.
Als spuitwater wordt gebruikt, voeg dit
toe nè het schuimig kloppen. Schenk de
glazen vol en presenteer ze meteen. (Bij
lang staan wordt het schuim eenigszins
taai).
OPEN HANGOP-SANDWICHE8
(20 stuks).
5 dunne sneetjeé bruin brood,
100 g (1 ons) hangop,
1 bosje ra("ijs, wat sterrekers,
zout en desgewenscht peper.
Besmeer de sneetjes brood met een dik
ke laag hangop en snijd ze in vieren of:
snijd met een glas drie of vier kleine
rondjes uit elke boterham en besmeer de
ze met hangop (dit kost echter meer
brood). Beleg de stuhjes met halve ra
dijsjes of met sterrekers. Strooi er daar
na wat zout over.
Leg de sandwiches op een schotel en
presenteer ze ter afwisseling van zoete
versnaperingen."
A LTD A REIDING.