OP DEN BOERENSTAND RUST EEN GROOTE PLICHT. Het geheim van het doodelijke De landbouwers kunnen Nederland voor hongersnood en ondervoeding behoeden. Nadere mededeelingen over het teeltplao akkerbouw 1941. Naar aanleiding van het feit, dat nog niet iedere landbouwer op de hoogte is van de bepalingen van het teeltplan ak kerbouw 1941, heeft het A.N.P. zich met het departement van den landbouw in ver binding gesteld. Van officieele zyde werd hieromtrent o.m. het volgende medegedeeld Voorop dient te worden gesteld, dat in het teeltplan slechts sprake is van hoofd gewassen, de teelt van stoppelgewassen is geheel vrijgelaten. Uit den aard der zaak brengt dit mede, dat door de overheid geen garantie kan worden gegeven, dat stoppel gewassen, welke in 1941 gezaaid worden om eerst in 1942 hun volle opbrengst te geven, zooals bijv. roode klaver, ook in 1942 in hun geheel zpllen mogen worden aangehouden. Dit hangt vanzelfsprekend af van de omstandigheden. Volgens het teeltplan 1941 kan men de gewassen onderscheiden in drie groepen a. de gewassen, waarvan de teelt ver boden is b. de gewassen, waarvan de teelt be perkt is c. de gewassen, waarvan de teelt onbe perkt is toegestaan. Verboden gewassen. 1. De verboden gewassen zijn karwij, blauwmaanzaad, gele en bruine mosterd, spelt en evene. Deze gewassen mogen voor den oogst 1941 niet worden uitgezaaid en wanneer zij reeds uitgezaaid zijn in 1940, zooals karwQ, dan moeten ze worden onderge- ploegd, ook al is in het voorjaar van 1940 hiervoor door de landbouw crisis-organi satie een vergunning uitgereikt. Deze ver gunningen zijn vervallen. Slechts speciale selecteurs, aan wie in het najaar van 1940 een vergunning uitgereikt is, mogen hun karwy aanhouden. Dit betreft karwij voor den oogst 1941. Het verbod van den verbouw van boven genoemde gewassen in 'n tijd, dat alle be schikbare grond moet worden aangewend om zooveel mogelijk voedsel te leveren voor mensch en dier, zal een leder duidelijk zjjn. Aanvragen om ontheffingen van dit ver bod, omdat men deze gewassen ook in de voorafgaande jaren verbouwde, zullen zon der meer worden afgewezen. Slechts wan neer de bedrijfsomstandigheden dit drin gend noodig maken, of wanneer door mis lukking van andere gewassen, een dezer gewassen als noodgewas nog eenige kans van slagen heeft, kan hiervan worden af geweken. De landbouw crisis-organisatie kan dan, na het advies van den productie commissaris te hebben ingewonnen, ver gunning verleenen. Wordt de verbouw van deze gewassen gevraagd ter vervanging van mislukte wintergewassen, dan moet de aanvrage geschieden voor 1 April 1941. De keuze van gewassen, die als vervsngers kunnen worden gebruikt, is dan echter nog zoo groot, dat de teler kan verwachten, dat elke aanvraag wordt afgewezen. Betreft het echter de vervanging van een mislukt zomergewas, dan moet de aanvrage in elk geval voor 1 Juni 1941 bij de landbouw crisis-organisatie worden in gediend. Gewassen waarvan de teelt beperkt Is. 2. De gewassen, waarvan de teelt be perkt is, zijn a. haver. De oppervlakte hiervan js voor elk bedrijf beperkt tot het gemid delde oppervlak, dat In de jaren 1938 en 1939 met dit gewas was beteelt, waarbij echter de oppervlakte niet grooter mag zijn dan 15 van 't totale bouwland (het ge scheurde grasland inbegrepen). Wanneer iemand in 1938 byv. heeft verbouwd S h.a. haver en in 1939 4 h.a., dan is het gemid delde h-a. Heeft hij in 1940 in totaal 20 h.a. bouwland (gescheurd grasland er bij gerekend) bebouwd, dan zal hij mogen verbouwen 15 pet. van 20 h.a. of 3 h.a. haver. Voor bedrijven, waar normaal handelsge wassen als karwij, bruine of gele mosterd of blauwmaanzaad werden geteeld, mag de oppervlakte, welke in 1940 met deze gewassen beteeld was, raedegerekend wor den voor het bepalen van de oppervlakte haver in 194L Echter mag hierdoor de 15 pet. niet worden overschreden. Een bedrijf bijv. met 40 h.a, bouwland, dat in 1938 en 1939 in doorsnee 4 h.a. haver verbouwde en in 1940 eveneens 4 h.a. handelsgewassen vèr- bouwde, mag nu geen 8 h.a. haver ver bouwen, doch slechts 15 pet. van 40 h.a. of 6 h.a. Op gescheurd grasland waarvan voor 21 Januari 1941 aan de landbouw crisis-orga nisatie opgave is gedaan, mag echter vol gens een vroegere publicatie (27 Septem ber 1940) onbeperkt haver of bieten wor den verbouwd. Hiervoor is echter een ver gunning noodig van de landbouw crisis organisatie. Werd echter na 21 Januari 1941 opgave gedaan, dan geldt de bepaling, dat slechts de gemiddelde oppervlakte haver van 1938 en 1939 mag worden verbouwd, wanneer deze ten hoogste 15 pet. van het bouwland bedraagt. Het verbouwen van een grootere opper vlakte haver als hierboven genoemd mag slechts geschieden, wanneer de verbouwer hiertoe een teeltvergunning van de land bouw crisis organisatie heeft ontvangen. Volgens het persbericht van 18 Januari moesten aanvragen om meer haver te mogen verbouwen, voor 15 Februari 194 brj de landbouw crisis organisatie zijn in gediend, tenzy het betreft de vervanging van mislukte wintergewassen. In dit geval moet voor 1 April 1941 ver gunning worden aangevraagd. Voor het geval niet meer haver wordt uitgezaaid dan toegestaan is; is geen teelt vergunning noodig. De provinciale productiecommissarissen, die door de landbouw crisis-organisaties by de beoordeelng van een aanvrage om meer haver te mogen" verbouwen, worden ge hoord, zullen niet op de eerste plaats uit gaan van de in de vorige jaren verbouwde oppervlakte, maar slechts dan een groote re oppervlakte haver goedkeuren, wanneer vaststaat, dat haver de eenige teelt is, welke met succes kan worden verbouwd. b.-De groenvoedergewas- s e n, waaronder hier zijn te verstaan mangels- en voederbieten, koolrapen, land- bouwwortelen, gele wortelen, lel aver, lu cerne en eventueel andere groen te oogsten gewassen, zooals groene mais, merg- en voederkool kunstweiden e.a., rijn in hun geheel beperkt tot de oppervlakte, welke in 1940 met deze gewassen betaald was. De landbouwer is binnen deze beperking vry in de keuze van de gewassen. Wanneer hy, om een voorbeeld te noemen, in 1940 verbouwd heeft h.a. mangels, Vi. h.a. koolrapen, 1 h.a. klaver, h.a. kunst- weide, heeft hy ook dit jaar recht pp 2 h.a. groenvoedergewas3en. Hy behoeft zich echter wat de afzonderiyke gewassen be treft, niet te houden aan de oppervlakte van 1940, m.a.w. hy is vry om byv. zyn toegestane 2 h.a. geheel met voederbieten te telen of de voederbieten geheel weg te laten en 2 h.a. klaver aan te houden of op zijn 2 b.a. groenvoedergewassen te verbou wen, die hy bet vorige jaar niet verbouwd heeft, byv. groene mais, lucerne, land- bouwwortelen, of merg- en voederkool. Bovendien kan hy deze gewassen naar eigen keuze verbouwen op het oude bouw land, dan wel op het gescheurde welland. Een uitzondering vormen de gescheurde graslanden, waarvan voor 21 Januari 1941 opgave werd gedaan aan de landbouw cri sis organisatie. Deze mogen ingevolge het persbericht van 27 September 1940 desge- wenscht geheel met voederbieten worden beteeld. Voor gescheurde perceeïen, welke na 21 Januari zijn aangegeven, geldt echter deze bepaling niet. Hiervoor geldt de bovenge noemde regeling, dus de oppervlakte, die in 1940 met de genoemde groenvoederge wassen was beteeld. Mocht echter de landbouwer In 1940, tengevolge van uitwintering of andere oor zaken een kleinere oppervlakte van deze gewassen hebben beteeld, dan hfl gewoon was in andere jaren te telen en kan hy dit aanloonen en tevens, dat zijn bedryf meer groenvoedergewassen noodig heeft, dan kan de landbouw crisis organisatie in overleg met den productiecommississaris een grootere oppervlakte toestaan. In dit geval wordt aan den aanvrager een teelt- vergunning uitgereikt. Het verbouwen van een grootere oppervlakte dan in 1940 zon der teeltvergunning isverboden en hier tegen zal streng worden opgetreden. By de beoordeeling of een grootere op pervlakte kan worden toegestaan, zal van zelfsprekend nagegaan worden of door den verbouw van stoppelgewassen of door ver betering van de graslandcultuur (door be tere beweiding, betere hooiwinning, inkui len van gras) betzelfde resultaat kan wor den bereikt. Is dit het geval, dan kan uit breiding van de groenvoedergewassen niet worden toegestaan. Volgens de gegeven bepalingen zouden zuivere graslandbedryven, die tot scheuren van grasland overgaan, geen recht hebben op den verbouw van groenvoedergewassen, daar zy die ook in vorige jaren niet ver bouwden. Dit zou onbillijk zyn en daarom is bepaald, dat voor deze bedrijven kan toegestaan worden, dat een oppervlakte van ten hoogste 4 are, voor elke by de December telling 1940 op het bedryf aan wezige melk- of kalfkoe, mag worden be teeld met mangelwortels, koolrapen (of andere groenvoedergewassen). Hierby wordt rekening gehouden met de mogeiyk- heid om op andere wijze (door inkuilen of drogen 'van gras, betere hooiwinning enz.) het benoodigde veevoeder te winnen. Wanneer hierdoor mede in het tekort wordt voorzien, wordt vanzelfsprekend een kleinere oppervlakte toegewezen. Voor deze bedrijven is eveneens een teeltvergun ning noodig. c. U i e n. Deze zijn beperkt tot de oppervlakte, die in 1937'38 en '39 gemid deld met dit gewas beteeld was. Hiervoor wordt na aanvrage door de landbouw cri sis organisatie een teeltvergunning uitge reikt. Gewassen waarvan de teelt onbeperkt is. 3. De gewassen, waarvan de teelt onbe perkt is toegestaan zyntarwe, rogge, gerst, kanariezaad, veldboonen, WaaJsche boonen, groanerwten, schokkers, stamboo- nen en verdere landbouwpeulvruchten, aardappelen, suikerbieten, cichorei, zaad- mals, koolzaad, vlas, boekweit en hennep. De tabaksteelt valt onder een byzondere tuinbouwregeling. Dit zyn de gewassen, die, op een enkele uitzondering na, op de eerste plaats in aan merking komen voor rnenscheiyk gebruik en voeding der dieren. Voor geen van deze gewassen is een teélvergunning noodig. 4. Men mag geen onryp graan afmaaien voor groenvoeder en evenmin onderploe- gen voor groenberaesting, behalve in ge vallen, dat het gewas is mislukt. Het is echter wel toegestaan sntjrogge (rogge voor strooband) en groene mais te verbouwen, terwyl op verloren hoekjes of erfpérceelen en snitjekampen desgewenscht ook andere granen als groenvoedergewas mogen worden verbouwd. Snyrogge moet echter voor 10 Mei 1941 gemaaid zyn en op dit land moet een van de onder 3 of 4 genoemde (de beperkte en de niet beperk te) gewassen worden verbouwd. Het scheuren van grasland. 5. Voor het scheuren van grasland wordt een premie van ten hoogste 100 per h.a. gegeven. Hieraan zyn echter enkele voorwaarden verbonden, a. Het te scheuren perceel moet zoodanig zyn, dat het als bouwland gebruikt, kans geeft op een redelijken oogst. Graslanden die of door den aard van den grond, of door de ongunstige ligging, byv. door te hoogen waterstand, als bouwland weinig kans op een behoorlyken oogst geven, ko men dus niet voor scheurpremie in aan merking. b. Het grasbestand van het te scheuren perceel moet zoo zyn, dat hiervan in 1941 een behoorlyke opbrengst aan gras ver wacht had kunnen worden. Hieruit volgt dus, dat ldaverland, Westerwoldsch raai- gras of versleten kunstweide die toch ge scheurd hadden moeten worden, niet voor scheurpremie in aanmerking komen. c. Aangifte van reeds gescheurd of nog te scheuren weiland moest geschieden voor 15 Maart, rechtstreeeks by de landbouw crisis-organisatie, die beoordeelt, mede op advies van den productie-commissaris, of het perceel voor voorloopige goedkeuring in aanmerking komt. d. Reeds in 1940 gescheurde perceeïen, waarop nog geen hoofdgewas is geteeld en geoogst, komen eveneens voor een scheur premie in aanmerking, indien deze waren aangegeven en goedgekeurd. Wordt in 1941 voor 15 Juli nieuw gras land of kunstweide aangelegd, dan wordt deze oppervlakte afgetrokken van het ge scheurde oppervlak, behalve wanneer de inzaai is geschiedt onder een hoofdgewas. De bedoeling van de scheurpremie is de oppervlakte bouwland te vergrooten. Wordt nieuw grasland aangelegd, dan wordt hier door de oppervlakte bouwland niet uitge breid en heeft men dus ook geen recht op scheurpremie. Is een stuk grasland door de landbouw crisis organisatie voor scheuren goedger keurd, dan heeft hiermede de landbouwer nog geen recht op de scheurpremie. Het is er om te doen, dat deze gronden een zoo hoog mogelijke opbrengst geven. Daarom is bepaald, dat, wil de teler voor deze scheurpremie in aanmerking komen, hy ook moet zorgen voor een goede bewer king en verpleging van het gewas. Worden de perceeïen verwaarloosd of op onoordeel kundige wyze bewerkt, dan werkt de boer niet in het belang der voedselvoorziening en komt hy derhalve ook niet voor de premie in aanmerking. Mislukt het gewas, of laat de stand te wenschen over door "oorzaken, die liggen buiten de schuld van den teler, dan komt hy toch voor een scheurpremie in aanmer king. In den loop van den zomer wordt voor elk perceel afzonderlyk de scheurpremie bepaald. Verder is de teler vry in de keuze van de gewassen en mag hy dus alle niet verboden gewassen op het gescheurde grasland verbouwen, als hy zich maar houdt aan de beperkingen, die ten aanzien van haver, uien. en gToenvoeder gewassen zijn gegeven, behalve in gevallen, dat de landbouw crisis organisatie hem hiervan ontheffing heeft verleend. Landbouwraden. e. De teelt van landbouwzaken. Elke teler Is vrij 5 a.re van zijn bouwland te be stemmen voor den verbouw van landbouw zaken naar eigen keuze, zonder dat hy hiervoor een schriftelyke vergunning noo dig heeft. Voor een oppervlakte grooter dan 5 are is steeds een teeltvergunning noodig. De regeling voor landbouwzaden komt hierop neer, dat de zaadteelt van gewas sen, waarvan de verbouw hier te lande steeds kleiner is dan de binnenlandsche be hoefte, nl. alle gras- en klaverzaden (be halve Westerwoldsch raaigras) lucerne, wikken, lupinen, serradella, merg- en voe derkool, niet wordt beperkt. Hiervan is voor den landbouwer zoowel teelt voor eigen rekening als contract teelt toege staan. Uitdrukkelijk wordt er echter op gewezen, dat bijv. zy, die een teeltvergun ning hebben aangevraagd voor de teelt van klaverzaad, wikkenzaad, zoete lupinenzaad of serradellazaad, ook verplicht zyn hier van zaad te winnen en dat het verboden is deze gewassen (behalve de eerste snede van klaver) groen fce oogsten. Van de andere zaden is de teelt min of meer beperkt. De verbouw van koolraap zaad, stoppelknollenzaad, boterzaad, Wes terwoldsch raaigras voor zaadwinning, sui kerbietenzaad en (in het algemeen) ook mangel- en voederbietenzaad is aan de landbouwers slechts toegestaan, wanneer dit geschiedt op contract met een kweeker of handelaar. Van landbouwwortelen (gele wortelen), spurrie en chichorei, voor zaadwinning kan naast contractteelt, ook een beperkte op pervlakte worden toegestaan voor teelt voor eigen rekening. By contractteelt worden de vergunning- gen aangevraagd door den handelaar of kweeker, met wien een contract is aange gaan. By teelt voor eigen rekening en risico hadden de aanvragen, zooals reeds eerder Is bekend gemaakt, voor 1 Maart by de Nederlandsche Akkerbouw Centrale inge diend moeten zyn. Thans nog binnenko- mende aanvragen worden niet meer In be handeling genomen. Tenslotte willen wy er de landbouwers nogmaals ultdrukkeiyk op wyzen, dat te gen afwijkingen van het teeltplan, zonder dat doorvoor vergunning is aangevraagd en verkregen, streng zal worden opgetre den. De landbouwer moet hierby beden ken, dat de voedselvoorziening voor Nederland in zijn band ligt, dat het van rijn medewerking zal afhangen of Nederland bewaard biyft voor hongers nood en ondervoeding. En de boeren van Nederland kunnen dit, dank zij het hooge peil, waarop onze landbouw staat, en waarom vele landen ons kun nen benijden. Ondanks ons kleine grondgebied en onze dichte bevolking, kan Nederland zich zelf goeddeels red den, ook ai blyft het afgesloten van den invoer van levensmiddelen uit an dere landen. Maar het kan dit alleen, wanneer elke landbouwer voor zich de verant woordelijkheid die in dezen tyd op hem is gelegd, beseft. Wanneer hy er van doordrongen is, dat het zyn plicht is thans meer dan ooit er naar te streven de productie van zjjn bedryf niet alleen op te voeren, maar ook op de eerste plaats er naar te streven zooveel rao- geiyk voedsel voor den mensch te pro- duceeren, dan zal de voedselpositie van Nederland veilig zyn. Dan zal ons land bewaard blijven voor de rampen, die hongersnood en ondervoeding met zich sleepen. AANKOOP VAN HUISRAAD IN ROTTERDAM. Het bestuur van de commissie „de meu belbranche" van de textielstlchting Rotter dam maakte bekend, dat onder auspiciën van do centrale commissie voorziening Rotterdam een regeling tot stand is ge komen, welke voor do getroffen Rotter dam sehe burgerij de mogelijkheid opent, om reeds voor de ontvangst van de scha deloosstelling van rykswege een gedeelte daarvan te besteden voor den aankoop van huisraad. VOORRAAD BLOEM NIET OPGE GEVEN EN BUITEN DISTRIBUTIE OM VERKOCHT. Twee inwoners van Noordwijk hadden indertyd, toen de verplichting tot aangifte van meelsoorten afkwam, een partij bloem verzwegen, zy hadder. nl. elk vijf balen achtergehouden van 120 kg. per baal. Geruimen tyd later besloten zy de tien balen te verkoopen en wel aan een 34-jari? gen kellner op de Lange Beestenmarkt te Den Haag. Deze verkocht de bloem aan een combinatie van drie personen. Deze mannen sloegen de balen op in de woning van een hunner in de Heemstraat. Dezer dagen kwam de politie in deze woning een kijkje nemen en zy had bijzon dere belangstelling voor de bloem. Meu vertelde haar echter, dat de bloem, afge keurd was en nu zou worden gebezigd als plakmiddel. Dit verhaal geloofde de politie evenwel niet én by onderzoek bleek inder daad, dat de bloem van goede kwaliteit was en buiten de distributie om, tegen sterk verhoogde prijzen, was verhandeld. De drie mannen, alsmede de kellner en de twee inwoners uit Noordwijk, werden gear resteerd, terwjji de bloem in beslag werd genomen. 9if DOOR FRANK F. BRAÜN. 19) Angelica knikte. „Hebt ti hem gezegd, dat Peter by ons inwoont?" .Neen." „Dan zal hy niet verrukt zyn. Die twee mogen elkaar niet erg. Maar voor een brldgepartytje zal het in ieder geval nog wel voldoende zijn". Ze streek met de poederkwast over haar neus en ging naar de deur. „Dus wat La- dislaus betreft „Je kunt van my opaan", verzekerde de generaalsweduwe. Angelica haalde haar auto uit de garage. Waar zou zij heenrijden Het kwam er niet op aan, ergens heen. Ze schakelde de ver snelling in en begon te ryden. Eerst toen ze al een heel eind op weg was, bemerkte ze, dat ze de route reed, die naar de plaats leidde, waar de picnic was gehouden, die zulk een onverwacht en smartelyk einde had gevonden. HOOFDSTUK IX. Ladislaus Marczali kwam op het afge sproken uur by de Fabreani's aan. Me vrouw Fabreani had haar aanwijzingen gegeven en Dora liet hem binnen. Ze opende de deur van de blauwe salon. „Wilt u hier een oogenblikje wachten? Mevrouw komt dadelijk". „O, je hebt my zeker verkeerd verstaan ik wordt niet verwacht door mevrouw Fa breani maar door de juffrouw". „Juffrouw Angelica is met den auto uit gereden", deelde Dora mede. Ze glimlachte den Hongaar toe. Ze zag er betooverend uit met haar witte schortje op haar don kere japon de glimlach maakte haar nog knapper. Zoo nu en dan vergat ze reeds haar leed. Ladislaus Marczali bleef verward alleen achter. Mevrouw Fabreani liet hem een tydje wachten, ofschoon ze niets te doen had. Dat vond ze een goede voorbereiding. Daarna ruischte ze de salon binnen. De begroeting was kort „Mijn dochter is niet thuis", zei ze. „Misschien kan ik u de inlichtingen geven, die u wilt hebben". Hy keek haar verwonderd aan. Was ze boos op hem Dat had hij tot zijn spyt tot nu toe n->g niet gemerkt Hy wist niet, wat hy zeggen moest „Ik had met Angelica afgesproken, ik begrijp niet dat ze is uit gegaan. Heeft ze iets voor me achterge laten, mevrouw?" Niets, aynheer Marczali". „Dan heeft ze onze afspraak zeker ver geten". ,Nee, dat weet ik zeker van niet". Het was moeilijk zijn gezicht te be schrijven. „Neen?" Zijn verwondering ging in boosheid over. „Dan begryj ik er heele- maal niets meer van". „Is dat zoo moeilyk te begrijpen? Ange lica wilde de ontmoeting met u ontloopen, daarom is ze weggereden. Ze houdt er niet van, iemand pyr. te doen". Marczali boog zijn hoofd wat naar vo ren. „Moest u me dat zeggen, mevrouw?" „Iets in dien zin", knikte de generaais- weduwe koel. „Dat begrijp ik nietjuist nuhy wrong zyn handen en staarde voor zich uit „Hoe bedoelt u dat: juist nu?" vroeg mevrouw Fabreani. Er ging een ijzige koelte van haar uit De Hongaar keek haar aan. ,Jk moet in een vreemde taai denken, mevrouw. Dat is niet gemakkelijk. Maar toch zult u me wel begrypen. Ik was van meen ing, dat Angelica, zy en ik, en ook nog andere menschea, door een soort lotsgemeenschap aan elkaar zyn verbonden We zouden by' elkaar moeten biyven staan tot het einde, dat -.eker bitter zal zyn, omdat het een van ons ais mensch zal aanduiden, van wien we niet begrijpen, dat hy onder ons geleefd heeft". Mevrouw Fabreani zweeg. Zijn woorden hadden eenigen indruk op haar gemaakt. Ladislaus Marczali besloot zacht„De dood van Joachim is nog niet opgehelderd. Ik wilde wegreizen, met Angelicamaar ik kan de^tad nu niet verlaten, eerst moet die nachtmerrie van ons worden wegge nomen". Woorden, voelde mevrouw Fabreani, al leen maar gepraat Ze herinnerde zich haar oorspronkelijk plan. De man moest weggejaagd worden. Met mooie praatjes liet ze zich niet vangen. „U kunt rustig wegreizen, mynheei. Marczaliniemand zal u tegenhouden". Zyn gezicht vertrek, er kwam een zenuwachtige trilling om zyn mond. Zou hy gaan huilen? dacht ze. Maar hy zeide „Ik kan Angelica niet alleen laten". .Angelica is niet alleen antwoordde mevrouw Fabreani verontwaardigddaar hoeft u niet bang voor te zyn". Hy schudde het hoofd. „Ze weet niet hoe alleen ze is", zei hy en gaf een an deren uitleg aan dezen zin. „In ieder geval wil ze u niet nog eens voor uw vertrek spreken", zei mevrouw Fabreani en werd byna grof. Hier hielp alleen* nog maar zwaar geschut. Ze stond op. De student bleef zitten. Hy was in diep nadenken verzonken en had haar beweging in het geheel niet bemerkt. Me vrouw Fabreani draalde even, toen zei ze „Verontschuldigt u me een oogenblik", en liet den bezoeker expres onbeleefd al leen. De Hongaar moest daa maar merken, dat zy het was, die tusschen hen In stond. Ladislaus Maczali keek haar na., Met een giftigen blik, dacht ze. Snel sloot ze de deur. vyf minuten later stuurde ze Dora de kamer binnen met de mededeeling, dat ze zich liet verontschul digen, omdat ze was weggeroepen. Ladislaus Marczali stond aan het ven ster. Hy draaide zich om en glimlachte vermoeid by bet vernemen van de woor den van het dienstmeisje. „Dank je wel", zei hy daarop, „dan zal ik ook maar gaan". Dora begeleidde hem naar de huisdeur. Het speet haar. Wat zou er gebeurd zyn? Ze dachthet is altijd verkeerd, als de oudelui er tusschen komen. Zij regelde de ruzies met haar vrienden altyd zelf en dan kwam alles spoedig weer In orde. Ze dacht er over of ze Angelica niet dien goeden raad zou geven. Maar dan werd ze gekweld door de gedachte, dat deze ge schiedenis misschien itis met den dood van Joachim Fabreani te maken kon heb ben, en ze besloot, zich er in geen geval in te mengen. „Zou het misschien ook zoo te schikken zyn, mynheer Uleschot" zei omstreeks dienzelfden tyd Otto Horn tot den advo caat, op wiens leantoor hy werkzaam was, „dat ik wat eerder naar huis ga? Ik ben voor vanavond by de familie Fabreani ge vraagd. De beide dames zyn alleen en ik zou graag precies op tyd willen zyn". „Natuurlijk is dat zoo te schikken", ant woordde de advocaat. „Regelt u het maar zoo". Hy glimlachte, maar werd dan da delijk weer ernstig. „Is er daar eigenlyk wat nieuws? Weet u iets van de verdere maatregelen van de politie?" Ottó schudde het hoofd. „Ik heb er wel voor opgepast, nieuwsgierigheid te too- nen". „Staat u ook onder verdenking?" „Waarschyniyk. WH allemaal, die van de party geweest zyn". Mr. Uleschot schoof zyn donkergeranden bril op zyn voorhoofd. Hy keek Otto eens goed aan. „Maar het drukt u niet?" „De gedachte drukt me, dat het een van ons moet geweest zyn", zei Horn. Hy sprak zachtjes, zooals dat steeds zyn ge woonte was. Zyn stem klonk als gesluierd dat was in dit geval niet gunstig voor hem. Zyn woorden klonken onoprecht. „Als u in openbaren dienst zou zyn, zou u beslist verlof hebben gekregen, totdat deze aangelegenheid was opgehelderd", merkte mr. Uleschot op. Otto Horn antwoordde daar niet op. Wat zou hy hebben moeten zeggen? Moest hij zyn chef bedanken, dat hy hem niet den toegang tot het bureau verboden had? Hy maakte een buiging en ging de kamer uit. De secretaresse in de voorkamer wachtte hem op. Samen maakten ze de avondpost gereed, die daarop den advocaat ter on- derteekening voorgelegd werd. Otto Horn nam afscheid en vertrok. De advocaat zat voor zyn brieven. De secretaresse zat naast hem en gaf nu en dan een verduideiyking. De chef kon niet alles in zijn hoofd hebben. Plotseling legde mr. Uleschot zyn vul pen neer en keek haar aan. „Vertelt a eens, juffrouw Budding, is u den laatsten tijd iets by mynheer Horn opgevallen? Ik vind, dat hij erg veranderd is. Hy is onrustig, vergeetachtig, en als ik hem iets uitleg, kan hy het nauwelijks volgen. U hebt nog meer met hem te maken dan ik. Hue. vindt u hem?" Juffrouw Budding was al jaren lang de medewerkster van den advocaat. Met haar kon hy over zijn leerlingen spreken. Ze had een heel bijzondere vertrouwde positie. Juffrouw Budding aarzelde. Haar niet erg knappe, met zomersproeten bedekte ge zicht kreeg een peinzenden trek. Ze mocht Otto Horn graag. Hij was verscheidene ja ren jonger dan zy en dat gaf haar het noodige overwicht, hetwelk Otto tot nu toe op een keurige manier zeer gaarne geres pecteerd had. Ze zei voorzichtig„Mijn hemel, mijnheer, wanneer een van ons zoo onder verdenking stondik vind, dat hy het nog tamelijk goed draagt". „Ja? Heeft hy met u wel eens over het geval Fabreani gesproken? Ik bedoel, op een manier, dat u er een of anderen in druk van kon krygen?" Het meisje keek den advocaat aan. „Ik acht het uitgesloten, dat hy zyn beide vrienden het vergif heeft gegeven". De advocaat boog zyn hoofd opzy. „Waarom acht u dat uitgesloten?" „Een moordenaar ziet er niet zoo uit". „Heeft u er dan een bepaalde voorstel ling van, hoe een moordenaar er moet uitzien?" „Da* niet, maar je mor kt toch wel, met wien je te doen hebt. En dan, ik heb wel geen verstand van misdaden, maar ik zeg maar zoo, mynheer Horn had toch üeele- maal geen motief om zyn vrienden te vergiftigen. Zelfs als er ruzie geweest was, dan ga je daarom een ander mensch niet maar zoo dood maken". „Zegt u dat niet", wierp de advocaat tegen, „er zyn wel menschen om het leven gebracht wegens een te lange neus of we gens te dikke lippen". Ze zweeg. Mr. Uleschot had, naar het scheen, niet ln ernst gesproken. .(Wordt vervolgd.}]

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 6