OP DEN BOERENSTAND RUST EEN GROOTE PLICHT.
Het geheim
van het
doodelijke
De landbouwers kunnen Nederland voor hongersnood en
ondervoeding behoeden.
Nadere mededeelingen over het teeltplao akkerbouw 1941.
Naar aanleiding van het feit, dat nog
niet iedere landbouwer op de hoogte is
van de bepalingen van het teeltplan ak
kerbouw 1941, heeft het A.N.P. zich met
het departement van den landbouw in ver
binding gesteld.
Van officieele zyde werd hieromtrent
o.m. het volgende medegedeeld
Voorop dient te worden gesteld, dat in
het teeltplan slechts sprake is van hoofd
gewassen, de teelt van stoppelgewassen is
geheel vrijgelaten. Uit den aard der zaak
brengt dit mede, dat door de overheid geen
garantie kan worden gegeven, dat stoppel
gewassen, welke in 1941 gezaaid worden
om eerst in 1942 hun volle opbrengst te
geven, zooals bijv. roode klaver, ook in
1942 in hun geheel zpllen mogen worden
aangehouden. Dit hangt vanzelfsprekend
af van de omstandigheden.
Volgens het teeltplan 1941 kan men de
gewassen onderscheiden in drie groepen
a. de gewassen, waarvan de teelt ver
boden is
b. de gewassen, waarvan de teelt be
perkt is
c. de gewassen, waarvan de teelt onbe
perkt is toegestaan.
Verboden gewassen.
1. De verboden gewassen zijn karwij,
blauwmaanzaad, gele en bruine mosterd,
spelt en evene.
Deze gewassen mogen voor den oogst
1941 niet worden uitgezaaid en wanneer
zij reeds uitgezaaid zijn in 1940, zooals
karwQ, dan moeten ze worden onderge-
ploegd, ook al is in het voorjaar van 1940
hiervoor door de landbouw crisis-organi
satie een vergunning uitgereikt. Deze ver
gunningen zijn vervallen. Slechts speciale
selecteurs, aan wie in het najaar van 1940
een vergunning uitgereikt is, mogen hun
karwy aanhouden. Dit betreft karwij voor
den oogst 1941.
Het verbod van den verbouw van boven
genoemde gewassen in 'n tijd, dat alle be
schikbare grond moet worden aangewend
om zooveel mogelijk voedsel te leveren
voor mensch en dier, zal een leder duidelijk
zjjn.
Aanvragen om ontheffingen van dit ver
bod, omdat men deze gewassen ook in de
voorafgaande jaren verbouwde, zullen zon
der meer worden afgewezen. Slechts wan
neer de bedrijfsomstandigheden dit drin
gend noodig maken, of wanneer door mis
lukking van andere gewassen, een dezer
gewassen als noodgewas nog eenige kans
van slagen heeft, kan hiervan worden af
geweken. De landbouw crisis-organisatie
kan dan, na het advies van den productie
commissaris te hebben ingewonnen, ver
gunning verleenen.
Wordt de verbouw van deze gewassen
gevraagd ter vervanging van mislukte
wintergewassen, dan moet de aanvrage
geschieden voor 1 April 1941. De keuze
van gewassen, die als vervsngers kunnen
worden gebruikt, is dan echter nog zoo
groot, dat de teler kan verwachten, dat
elke aanvraag wordt afgewezen.
Betreft het echter de vervanging van
een mislukt zomergewas, dan moet de
aanvrage in elk geval voor 1 Juni 1941 bij
de landbouw crisis-organisatie worden in
gediend.
Gewassen waarvan de teelt
beperkt Is.
2. De gewassen, waarvan de teelt be
perkt is, zijn
a. haver. De oppervlakte hiervan
js voor elk bedrijf beperkt tot het gemid
delde oppervlak, dat In de jaren 1938 en
1939 met dit gewas was beteelt, waarbij
echter de oppervlakte niet grooter mag zijn
dan 15 van 't totale bouwland (het ge
scheurde grasland inbegrepen). Wanneer
iemand in 1938 byv. heeft verbouwd S h.a.
haver en in 1939 4 h.a., dan is het gemid
delde h-a. Heeft hij in 1940 in totaal
20 h.a. bouwland (gescheurd grasland er
bij gerekend) bebouwd, dan zal hij mogen
verbouwen 15 pet. van 20 h.a. of 3 h.a.
haver.
Voor bedrijven, waar normaal handelsge
wassen als karwij, bruine of gele mosterd
of blauwmaanzaad werden geteeld, mag
de oppervlakte, welke in 1940 met deze
gewassen beteeld was, raedegerekend wor
den voor het bepalen van de oppervlakte
haver in 194L
Echter mag hierdoor de 15 pet. niet
worden overschreden. Een bedrijf bijv. met
40 h.a, bouwland, dat in 1938 en 1939 in
doorsnee 4 h.a. haver verbouwde en in
1940 eveneens 4 h.a. handelsgewassen vèr-
bouwde, mag nu geen 8 h.a. haver ver
bouwen, doch slechts 15 pet. van 40 h.a. of
6 h.a.
Op gescheurd grasland waarvan voor 21
Januari 1941 aan de landbouw crisis-orga
nisatie opgave is gedaan, mag echter vol
gens een vroegere publicatie (27 Septem
ber 1940) onbeperkt haver of bieten wor
den verbouwd. Hiervoor is echter een ver
gunning noodig van de landbouw crisis
organisatie.
Werd echter na 21 Januari 1941 opgave
gedaan, dan geldt de bepaling, dat slechts
de gemiddelde oppervlakte haver van 1938
en 1939 mag worden verbouwd, wanneer
deze ten hoogste 15 pet. van het bouwland
bedraagt.
Het verbouwen van een grootere opper
vlakte haver als hierboven genoemd mag
slechts geschieden, wanneer de verbouwer
hiertoe een teeltvergunning van de land
bouw crisis organisatie heeft ontvangen.
Volgens het persbericht van 18 Januari
moesten aanvragen om meer haver te
mogen verbouwen, voor 15 Februari 194
brj de landbouw crisis organisatie zijn in
gediend, tenzy het betreft de vervanging
van mislukte wintergewassen.
In dit geval moet voor 1 April 1941 ver
gunning worden aangevraagd.
Voor het geval niet meer haver wordt
uitgezaaid dan toegestaan is; is geen teelt
vergunning noodig.
De provinciale productiecommissarissen,
die door de landbouw crisis-organisaties by
de beoordeelng van een aanvrage om meer
haver te mogen" verbouwen, worden ge
hoord, zullen niet op de eerste plaats uit
gaan van de in de vorige jaren verbouwde
oppervlakte, maar slechts dan een groote
re oppervlakte haver goedkeuren, wanneer
vaststaat, dat haver de eenige teelt is,
welke met succes kan worden verbouwd.
b.-De groenvoedergewas-
s e n, waaronder hier zijn te verstaan
mangels- en voederbieten, koolrapen, land-
bouwwortelen, gele wortelen, lel aver, lu
cerne en eventueel andere groen te oogsten
gewassen, zooals groene mais, merg- en
voederkool kunstweiden e.a., rijn in hun
geheel beperkt tot de oppervlakte, welke
in 1940 met deze gewassen betaald was.
De landbouwer is binnen deze beperking
vry in de keuze van de gewassen. Wanneer
hy, om een voorbeeld te noemen, in 1940
verbouwd heeft h.a. mangels, Vi. h.a.
koolrapen, 1 h.a. klaver, h.a. kunst-
weide, heeft hy ook dit jaar recht pp 2
h.a. groenvoedergewas3en. Hy behoeft zich
echter wat de afzonderiyke gewassen be
treft, niet te houden aan de oppervlakte
van 1940, m.a.w. hy is vry om byv. zyn
toegestane 2 h.a. geheel met voederbieten
te telen of de voederbieten geheel weg te
laten en 2 h.a. klaver aan te houden of op
zijn 2 b.a. groenvoedergewassen te verbou
wen, die hy bet vorige jaar niet verbouwd
heeft, byv. groene mais, lucerne, land-
bouwwortelen, of merg- en voederkool.
Bovendien kan hy deze gewassen naar
eigen keuze verbouwen op het oude bouw
land, dan wel op het gescheurde welland.
Een uitzondering vormen de gescheurde
graslanden, waarvan voor 21 Januari 1941
opgave werd gedaan aan de landbouw cri
sis organisatie. Deze mogen ingevolge het
persbericht van 27 September 1940 desge-
wenscht geheel met voederbieten worden
beteeld.
Voor gescheurde perceeïen, welke na 21
Januari zijn aangegeven, geldt echter deze
bepaling niet. Hiervoor geldt de bovenge
noemde regeling, dus de oppervlakte, die
in 1940 met de genoemde groenvoederge
wassen was beteeld.
Mocht echter de landbouwer In 1940,
tengevolge van uitwintering of andere oor
zaken een kleinere oppervlakte van deze
gewassen hebben beteeld, dan hfl gewoon
was in andere jaren te telen en kan hy
dit aanloonen en tevens, dat zijn bedryf
meer groenvoedergewassen noodig heeft,
dan kan de landbouw crisis organisatie in
overleg met den productiecommississaris
een grootere oppervlakte toestaan. In dit
geval wordt aan den aanvrager een teelt-
vergunning uitgereikt. Het verbouwen van
een grootere oppervlakte dan in 1940 zon
der teeltvergunning isverboden en hier
tegen zal streng worden opgetreden.
By de beoordeeling of een grootere op
pervlakte kan worden toegestaan, zal van
zelfsprekend nagegaan worden of door den
verbouw van stoppelgewassen of door ver
betering van de graslandcultuur (door be
tere beweiding, betere hooiwinning, inkui
len van gras) betzelfde resultaat kan wor
den bereikt. Is dit het geval, dan kan uit
breiding van de groenvoedergewassen niet
worden toegestaan.
Volgens de gegeven bepalingen zouden
zuivere graslandbedryven, die tot scheuren
van grasland overgaan, geen recht hebben
op den verbouw van groenvoedergewassen,
daar zy die ook in vorige jaren niet ver
bouwden. Dit zou onbillijk zyn en daarom
is bepaald, dat voor deze bedrijven kan
toegestaan worden, dat een oppervlakte
van ten hoogste 4 are, voor elke by de
December telling 1940 op het bedryf aan
wezige melk- of kalfkoe, mag worden be
teeld met mangelwortels, koolrapen (of
andere groenvoedergewassen). Hierby
wordt rekening gehouden met de mogeiyk-
heid om op andere wijze (door inkuilen
of drogen 'van gras, betere hooiwinning
enz.) het benoodigde veevoeder te winnen.
Wanneer hierdoor mede in het tekort
wordt voorzien, wordt vanzelfsprekend een
kleinere oppervlakte toegewezen. Voor
deze bedrijven is eveneens een teeltvergun
ning noodig.
c. U i e n. Deze zijn beperkt tot de
oppervlakte, die in 1937'38 en '39 gemid
deld met dit gewas beteeld was. Hiervoor
wordt na aanvrage door de landbouw cri
sis organisatie een teeltvergunning uitge
reikt.
Gewassen waarvan de teelt
onbeperkt is.
3. De gewassen, waarvan de teelt onbe
perkt is toegestaan zyntarwe, rogge,
gerst, kanariezaad, veldboonen, WaaJsche
boonen, groanerwten, schokkers, stamboo-
nen en verdere landbouwpeulvruchten,
aardappelen, suikerbieten, cichorei, zaad-
mals, koolzaad, vlas, boekweit en hennep.
De tabaksteelt valt onder een byzondere
tuinbouwregeling.
Dit zyn de gewassen, die, op een enkele
uitzondering na, op de eerste plaats in aan
merking komen voor rnenscheiyk gebruik
en voeding der dieren. Voor geen van deze
gewassen is een teélvergunning noodig.
4. Men mag geen onryp graan afmaaien
voor groenvoeder en evenmin onderploe-
gen voor groenberaesting, behalve in ge
vallen, dat het gewas is mislukt.
Het is echter wel toegestaan sntjrogge
(rogge voor strooband) en groene mais te
verbouwen, terwyl op verloren hoekjes of
erfpérceelen en snitjekampen desgewenscht
ook andere granen als groenvoedergewas
mogen worden verbouwd. Snyrogge moet
echter voor 10 Mei 1941 gemaaid zyn en
op dit land moet een van de onder 3 of 4
genoemde (de beperkte en de niet beperk
te) gewassen worden verbouwd.
Het scheuren van grasland.
5. Voor het scheuren van grasland
wordt een premie van ten hoogste
100 per h.a. gegeven. Hieraan zyn
echter enkele voorwaarden verbonden,
a. Het te scheuren perceel moet zoodanig
zyn, dat het als bouwland gebruikt, kans
geeft op een redelijken oogst. Graslanden
die of door den aard van den grond, of
door de ongunstige ligging, byv. door te
hoogen waterstand, als bouwland weinig
kans op een behoorlyken oogst geven, ko
men dus niet voor scheurpremie in aan
merking.
b. Het grasbestand van het te scheuren
perceel moet zoo zyn, dat hiervan in 1941
een behoorlyke opbrengst aan gras ver
wacht had kunnen worden. Hieruit volgt
dus, dat ldaverland, Westerwoldsch raai-
gras of versleten kunstweide die toch ge
scheurd hadden moeten worden, niet voor
scheurpremie in aanmerking komen.
c. Aangifte van reeds gescheurd of nog
te scheuren weiland moest geschieden voor
15 Maart, rechtstreeeks by de landbouw
crisis-organisatie, die beoordeelt, mede op
advies van den productie-commissaris, of
het perceel voor voorloopige goedkeuring
in aanmerking komt.
d. Reeds in 1940 gescheurde perceeïen,
waarop nog geen hoofdgewas is geteeld en
geoogst, komen eveneens voor een scheur
premie in aanmerking, indien deze waren
aangegeven en goedgekeurd.
Wordt in 1941 voor 15 Juli nieuw gras
land of kunstweide aangelegd, dan wordt
deze oppervlakte afgetrokken van het ge
scheurde oppervlak, behalve wanneer de
inzaai is geschiedt onder een hoofdgewas.
De bedoeling van de scheurpremie is de
oppervlakte bouwland te vergrooten. Wordt
nieuw grasland aangelegd, dan wordt hier
door de oppervlakte bouwland niet uitge
breid en heeft men dus ook geen recht op
scheurpremie.
Is een stuk grasland door de landbouw
crisis organisatie voor scheuren goedger
keurd, dan heeft hiermede de landbouwer
nog geen recht op de scheurpremie. Het is
er om te doen, dat deze gronden een zoo
hoog mogelijke opbrengst geven. Daarom
is bepaald, dat, wil de teler voor deze
scheurpremie in aanmerking komen, hy
ook moet zorgen voor een goede bewer
king en verpleging van het gewas. Worden
de perceeïen verwaarloosd of op onoordeel
kundige wyze bewerkt, dan werkt de boer
niet in het belang der voedselvoorziening
en komt hy derhalve ook niet voor de
premie in aanmerking.
Mislukt het gewas, of laat de stand te
wenschen over door "oorzaken, die liggen
buiten de schuld van den teler, dan komt
hy toch voor een scheurpremie in aanmer
king.
In den loop van den zomer wordt voor
elk perceel afzonderlyk de scheurpremie
bepaald. Verder is de teler vry in de keuze
van de gewassen en mag hy dus alle niet
verboden gewassen op het gescheurde
grasland verbouwen, als hy zich maar
houdt aan de beperkingen, die ten aanzien
van haver, uien. en gToenvoeder gewassen
zijn gegeven, behalve in gevallen, dat de
landbouw crisis organisatie hem hiervan
ontheffing heeft verleend.
Landbouwraden.
e. De teelt van landbouwzaken. Elke
teler Is vrij 5 a.re van zijn bouwland te be
stemmen voor den verbouw van landbouw
zaken naar eigen keuze, zonder dat hy
hiervoor een schriftelyke vergunning noo
dig heeft.
Voor een oppervlakte grooter dan 5 are
is steeds een teeltvergunning noodig.
De regeling voor landbouwzaden komt
hierop neer, dat de zaadteelt van gewas
sen, waarvan de verbouw hier te lande
steeds kleiner is dan de binnenlandsche be
hoefte, nl. alle gras- en klaverzaden (be
halve Westerwoldsch raaigras) lucerne,
wikken, lupinen, serradella, merg- en voe
derkool, niet wordt beperkt. Hiervan is
voor den landbouwer zoowel teelt voor
eigen rekening als contract teelt toege
staan. Uitdrukkelijk wordt er echter op
gewezen, dat bijv. zy, die een teeltvergun
ning hebben aangevraagd voor de teelt van
klaverzaad, wikkenzaad, zoete lupinenzaad
of serradellazaad, ook verplicht zyn hier
van zaad te winnen en dat het verboden is
deze gewassen (behalve de eerste snede
van klaver) groen fce oogsten.
Van de andere zaden is de teelt min of
meer beperkt. De verbouw van koolraap
zaad, stoppelknollenzaad, boterzaad, Wes
terwoldsch raaigras voor zaadwinning, sui
kerbietenzaad en (in het algemeen) ook
mangel- en voederbietenzaad is aan de
landbouwers slechts toegestaan, wanneer
dit geschiedt op contract met een kweeker
of handelaar.
Van landbouwwortelen (gele wortelen),
spurrie en chichorei, voor zaadwinning kan
naast contractteelt, ook een beperkte op
pervlakte worden toegestaan voor teelt
voor eigen rekening.
By contractteelt worden de vergunning-
gen aangevraagd door den handelaar of
kweeker, met wien een contract is aange
gaan.
By teelt voor eigen rekening en risico
hadden de aanvragen, zooals reeds eerder
Is bekend gemaakt, voor 1 Maart by de
Nederlandsche Akkerbouw Centrale inge
diend moeten zyn. Thans nog binnenko-
mende aanvragen worden niet meer In be
handeling genomen.
Tenslotte willen wy er de landbouwers
nogmaals ultdrukkeiyk op wyzen, dat te
gen afwijkingen van het teeltplan, zonder
dat doorvoor vergunning is aangevraagd
en verkregen, streng zal worden opgetre
den.
De landbouwer moet hierby beden
ken, dat de voedselvoorziening voor
Nederland in zijn band ligt, dat het
van rijn medewerking zal afhangen of
Nederland bewaard biyft voor hongers
nood en ondervoeding. En de boeren
van Nederland kunnen dit, dank zij het
hooge peil, waarop onze landbouw
staat, en waarom vele landen ons kun
nen benijden. Ondanks ons kleine
grondgebied en onze dichte bevolking,
kan Nederland zich zelf goeddeels red
den, ook ai blyft het afgesloten van
den invoer van levensmiddelen uit an
dere landen.
Maar het kan dit alleen, wanneer
elke landbouwer voor zich de verant
woordelijkheid die in dezen tyd op hem
is gelegd, beseft. Wanneer hy er van
doordrongen is, dat het zyn plicht is
thans meer dan ooit er naar te streven
de productie van zjjn bedryf niet alleen
op te voeren, maar ook op de eerste
plaats er naar te streven zooveel rao-
geiyk voedsel voor den mensch te pro-
duceeren, dan zal de voedselpositie van
Nederland veilig zyn. Dan zal ons land
bewaard blijven voor de rampen, die
hongersnood en ondervoeding met zich
sleepen.
AANKOOP VAN HUISRAAD IN
ROTTERDAM.
Het bestuur van de commissie „de meu
belbranche" van de textielstlchting Rotter
dam maakte bekend, dat onder auspiciën
van do centrale commissie voorziening
Rotterdam een regeling tot stand is ge
komen, welke voor do getroffen Rotter
dam sehe burgerij de mogelijkheid opent,
om reeds voor de ontvangst van de scha
deloosstelling van rykswege een gedeelte
daarvan te besteden voor den aankoop van
huisraad.
VOORRAAD BLOEM NIET OPGE
GEVEN EN BUITEN DISTRIBUTIE OM
VERKOCHT.
Twee inwoners van Noordwijk hadden
indertyd, toen de verplichting tot aangifte
van meelsoorten afkwam, een partij bloem
verzwegen, zy hadder. nl. elk vijf balen
achtergehouden van 120 kg. per baal.
Geruimen tyd later besloten zy de tien
balen te verkoopen en wel aan een 34-jari?
gen kellner op de Lange Beestenmarkt te
Den Haag. Deze verkocht de bloem aan
een combinatie van drie personen. Deze
mannen sloegen de balen op in de woning
van een hunner in de Heemstraat.
Dezer dagen kwam de politie in deze
woning een kijkje nemen en zy had bijzon
dere belangstelling voor de bloem. Meu
vertelde haar echter, dat de bloem, afge
keurd was en nu zou worden gebezigd als
plakmiddel. Dit verhaal geloofde de politie
evenwel niet én by onderzoek bleek inder
daad, dat de bloem van goede kwaliteit
was en buiten de distributie om, tegen
sterk verhoogde prijzen, was verhandeld.
De drie mannen, alsmede de kellner en de
twee inwoners uit Noordwijk, werden gear
resteerd, terwjji de bloem in beslag werd
genomen.
9if
DOOR FRANK F. BRAÜN.
19)
Angelica knikte. „Hebt ti hem gezegd,
dat Peter by ons inwoont?"
.Neen."
„Dan zal hy niet verrukt zyn. Die twee
mogen elkaar niet erg. Maar voor een
brldgepartytje zal het in ieder geval nog
wel voldoende zijn".
Ze streek met de poederkwast over haar
neus en ging naar de deur. „Dus wat La-
dislaus betreft
„Je kunt van my opaan", verzekerde
de generaalsweduwe.
Angelica haalde haar auto uit de garage.
Waar zou zij heenrijden Het kwam er niet
op aan, ergens heen. Ze schakelde de ver
snelling in en begon te ryden. Eerst toen
ze al een heel eind op weg was, bemerkte
ze, dat ze de route reed, die naar de plaats
leidde, waar de picnic was gehouden, die
zulk een onverwacht en smartelyk einde
had gevonden.
HOOFDSTUK IX.
Ladislaus Marczali kwam op het afge
sproken uur by de Fabreani's aan. Me
vrouw Fabreani had haar aanwijzingen
gegeven en Dora liet hem binnen. Ze
opende de deur van de blauwe salon.
„Wilt u hier een oogenblikje wachten?
Mevrouw komt dadelijk".
„O, je hebt my zeker verkeerd verstaan
ik wordt niet verwacht door mevrouw Fa
breani maar door de juffrouw".
„Juffrouw Angelica is met den auto uit
gereden", deelde Dora mede. Ze glimlachte
den Hongaar toe. Ze zag er betooverend
uit met haar witte schortje op haar don
kere japon de glimlach maakte haar nog
knapper. Zoo nu en dan vergat ze reeds
haar leed.
Ladislaus Marczali bleef verward alleen
achter.
Mevrouw Fabreani liet hem een tydje
wachten, ofschoon ze niets te doen had.
Dat vond ze een goede voorbereiding.
Daarna ruischte ze de salon binnen.
De begroeting was kort „Mijn dochter
is niet thuis", zei ze. „Misschien kan ik u
de inlichtingen geven, die u wilt hebben".
Hy keek haar verwonderd aan. Was ze
boos op hem Dat had hij tot zijn spyt tot
nu toe n->g niet gemerkt Hy wist niet, wat
hy zeggen moest „Ik had met Angelica
afgesproken, ik begrijp niet dat ze is uit
gegaan. Heeft ze iets voor me achterge
laten, mevrouw?"
Niets, aynheer Marczali".
„Dan heeft ze onze afspraak zeker ver
geten".
,Nee, dat weet ik zeker van niet".
Het was moeilijk zijn gezicht te be
schrijven. „Neen?" Zijn verwondering ging
in boosheid over. „Dan begryj ik er heele-
maal niets meer van".
„Is dat zoo moeilyk te begrijpen? Ange
lica wilde de ontmoeting met u ontloopen,
daarom is ze weggereden. Ze houdt er niet
van, iemand pyr. te doen".
Marczali boog zijn hoofd wat naar vo
ren. „Moest u me dat zeggen, mevrouw?"
„Iets in dien zin", knikte de generaais-
weduwe koel.
„Dat begrijp ik nietjuist nuhy
wrong zyn handen en staarde voor zich
uit
„Hoe bedoelt u dat: juist nu?" vroeg
mevrouw Fabreani. Er ging een ijzige
koelte van haar uit
De Hongaar keek haar aan. ,Jk moet in
een vreemde taai denken, mevrouw. Dat
is niet gemakkelijk. Maar toch zult u me
wel begrypen. Ik was van meen ing, dat
Angelica, zy en ik, en ook nog andere
menschea, door een soort lotsgemeenschap
aan elkaar zyn verbonden We zouden by'
elkaar moeten biyven staan tot het einde,
dat -.eker bitter zal zyn, omdat het een
van ons ais mensch zal aanduiden, van
wien we niet begrijpen, dat hy onder ons
geleefd heeft".
Mevrouw Fabreani zweeg. Zijn woorden
hadden eenigen indruk op haar gemaakt.
Ladislaus Marczali besloot zacht„De
dood van Joachim is nog niet opgehelderd.
Ik wilde wegreizen, met Angelicamaar
ik kan de^tad nu niet verlaten, eerst moet
die nachtmerrie van ons worden wegge
nomen".
Woorden, voelde mevrouw Fabreani, al
leen maar gepraat Ze herinnerde zich
haar oorspronkelijk plan. De man moest
weggejaagd worden. Met mooie praatjes
liet ze zich niet vangen. „U kunt rustig
wegreizen, mynheei. Marczaliniemand
zal u tegenhouden".
Zyn gezicht vertrek, er kwam een
zenuwachtige trilling om zyn mond. Zou
hy gaan huilen? dacht ze. Maar hy zeide
„Ik kan Angelica niet alleen laten".
.Angelica is niet alleen antwoordde
mevrouw Fabreani verontwaardigddaar
hoeft u niet bang voor te zyn".
Hy schudde het hoofd. „Ze weet niet
hoe alleen ze is", zei hy en gaf een an
deren uitleg aan dezen zin.
„In ieder geval wil ze u niet nog eens
voor uw vertrek spreken", zei mevrouw
Fabreani en werd byna grof. Hier hielp
alleen* nog maar zwaar geschut. Ze stond
op. De student bleef zitten. Hy was in
diep nadenken verzonken en had haar
beweging in het geheel niet bemerkt. Me
vrouw Fabreani draalde even, toen zei ze
„Verontschuldigt u me een oogenblik", en
liet den bezoeker expres onbeleefd al
leen. De Hongaar moest daa maar merken,
dat zy het was, die tusschen hen In stond.
Ladislaus Maczali keek haar na.,
Met een giftigen blik, dacht ze. Snel
sloot ze de deur. vyf minuten later
stuurde ze Dora de kamer binnen met de
mededeeling, dat ze zich liet verontschul
digen, omdat ze was weggeroepen.
Ladislaus Marczali stond aan het ven
ster. Hy draaide zich om en glimlachte
vermoeid by bet vernemen van de woor
den van het dienstmeisje. „Dank je wel",
zei hy daarop, „dan zal ik ook maar
gaan".
Dora begeleidde hem naar de huisdeur.
Het speet haar. Wat zou er gebeurd zyn?
Ze dachthet is altijd verkeerd, als de
oudelui er tusschen komen. Zij regelde de
ruzies met haar vrienden altyd zelf en
dan kwam alles spoedig weer In orde. Ze
dacht er over of ze Angelica niet dien
goeden raad zou geven. Maar dan werd ze
gekweld door de gedachte, dat deze ge
schiedenis misschien itis met den dood
van Joachim Fabreani te maken kon heb
ben, en ze besloot, zich er in geen geval
in te mengen.
„Zou het misschien ook zoo te schikken
zyn, mynheer Uleschot" zei omstreeks
dienzelfden tyd Otto Horn tot den advo
caat, op wiens leantoor hy werkzaam was,
„dat ik wat eerder naar huis ga? Ik ben
voor vanavond by de familie Fabreani ge
vraagd. De beide dames zyn alleen en ik
zou graag precies op tyd willen zyn".
„Natuurlijk is dat zoo te schikken", ant
woordde de advocaat. „Regelt u het maar
zoo". Hy glimlachte, maar werd dan da
delijk weer ernstig. „Is er daar eigenlyk
wat nieuws? Weet u iets van de verdere
maatregelen van de politie?"
Ottó schudde het hoofd. „Ik heb er wel
voor opgepast, nieuwsgierigheid te too-
nen".
„Staat u ook onder verdenking?"
„Waarschyniyk. WH allemaal, die van
de party geweest zyn".
Mr. Uleschot schoof zyn donkergeranden
bril op zyn voorhoofd. Hy keek Otto eens
goed aan. „Maar het drukt u niet?"
„De gedachte drukt me, dat het een
van ons moet geweest zyn", zei Horn. Hy
sprak zachtjes, zooals dat steeds zyn ge
woonte was. Zyn stem klonk als gesluierd
dat was in dit geval niet gunstig voor
hem. Zyn woorden klonken onoprecht.
„Als u in openbaren dienst zou zyn, zou
u beslist verlof hebben gekregen, totdat
deze aangelegenheid was opgehelderd",
merkte mr. Uleschot op.
Otto Horn antwoordde daar niet op.
Wat zou hy hebben moeten zeggen? Moest
hij zyn chef bedanken, dat hy hem niet den
toegang tot het bureau verboden had? Hy
maakte een buiging en ging de kamer uit.
De secretaresse in de voorkamer wachtte
hem op. Samen maakten ze de avondpost
gereed, die daarop den advocaat ter on-
derteekening voorgelegd werd. Otto Horn
nam afscheid en vertrok.
De advocaat zat voor zyn brieven. De
secretaresse zat naast hem en gaf nu en
dan een verduideiyking. De chef kon niet
alles in zijn hoofd hebben.
Plotseling legde mr. Uleschot zyn vul
pen neer en keek haar aan. „Vertelt a
eens, juffrouw Budding, is u den laatsten
tijd iets by mynheer Horn opgevallen?
Ik vind, dat hij erg veranderd is. Hy is
onrustig, vergeetachtig, en als ik hem iets
uitleg, kan hy het nauwelijks volgen. U
hebt nog meer met hem te maken dan
ik. Hue. vindt u hem?"
Juffrouw Budding was al jaren lang de
medewerkster van den advocaat. Met haar
kon hy over zijn leerlingen spreken. Ze
had een heel bijzondere vertrouwde positie.
Juffrouw Budding aarzelde. Haar niet erg
knappe, met zomersproeten bedekte ge
zicht kreeg een peinzenden trek. Ze mocht
Otto Horn graag. Hij was verscheidene ja
ren jonger dan zy en dat gaf haar het
noodige overwicht, hetwelk Otto tot nu toe
op een keurige manier zeer gaarne geres
pecteerd had. Ze zei voorzichtig„Mijn
hemel, mijnheer, wanneer een van ons zoo
onder verdenking stondik vind, dat hy
het nog tamelijk goed draagt".
„Ja? Heeft hy met u wel eens over het
geval Fabreani gesproken? Ik bedoel, op
een manier, dat u er een of anderen in
druk van kon krygen?"
Het meisje keek den advocaat aan. „Ik
acht het uitgesloten, dat hy zyn beide
vrienden het vergif heeft gegeven".
De advocaat boog zyn hoofd opzy.
„Waarom acht u dat uitgesloten?"
„Een moordenaar ziet er niet zoo uit".
„Heeft u er dan een bepaalde voorstel
ling van, hoe een moordenaar er moet
uitzien?"
„Da* niet, maar je mor kt toch wel, met
wien je te doen hebt. En dan, ik heb wel
geen verstand van misdaden, maar ik zeg
maar zoo, mynheer Horn had toch üeele-
maal geen motief om zyn vrienden te
vergiftigen. Zelfs als er ruzie geweest
was, dan ga je daarom een ander mensch
niet maar zoo dood maken".
„Zegt u dat niet", wierp de advocaat
tegen, „er zyn wel menschen om het leven
gebracht wegens een te lange neus of we
gens te dikke lippen".
Ze zweeg. Mr. Uleschot had, naar het
scheen, niet ln ernst gesproken.
.(Wordt vervolgd.}]