ONZE DEFTIGE MANIEREN.
'AKKERTJE
Neem'n
Van onze Boekentafel
UIT HET HAAGJE
Eigenaardigheden en sprookjes.
Van onsen Haagschcn correspondent).
„Wij vragen beleefd aan iederen
klant
Kom binnen met geld of een
kaart in Uw hand,
Betaal zooveel moog'IJjk met
afgepast geld,
De rit wordt dan zeker voor allen
versneld."
Zoo leest men bij ons in de trams en
bussen. Elders zegt men: „Met gepast
geld betalen": bij ons doet de tram het
wat omslachtiger en op rijm. Bekend is
ook het spreukje, dat vroeger in onze
trams aangeplakt was: „Hoesten zonder
de hand voor den mond doet een goed
Hagenaar nimmer." Het klonk een beetje
schoolmeesterachtig, volgens sommigen
ook nogal pedant, maarer waren er
nu eenmaal, die hoestten z.h.v.d.m. en het
spreukje werd in een grieptijd geboren.
HAAST U LANGZAAM.
Ondanks het hierboven afgedrukte
poëem zijn er nergens zóóveel menschen,
die in een éénmanswagen, waarvan de be
stuurder tegelijk ook voor conducteur moet
spelen, binnenkomen zonder geld of kaart
in de hand en integendeel nog moeten be
ginnen een tasch open te maken, daaruit
een beurs op te delven en uit die beurs
de noodige geldstukken te kiezen. Het
valt dan nog mee als 't niet 'n rijksdaalder,
een tientje of een briefje van 25.is,
want ook dit komt voor. Nergens ook ziet
men zoo veelvuldig het verschijnsel, dat
dames het zijn altijd dames aan de
treeplank allerhartelijkst afscheid nemen
van de vriendin, die hen heeft wegge
bracht. boodschapjes wisselen, de compli
menten aan die en die doen, alles terwijl
de conducteur met zijn fluit in den mond
staat of de rit eindeljjk kan worden voort
gezet, of dat dames geen keus kunnen
maken tusschen motor- en bijwagen en
terwijl de motorwagen voor hun neus
staat, een wandelingetje ondernemen naar
den even vollen of leegen bijwagen, om
daar plaats te nemen. Nergens beleeft men
langduriger conversaties bij het instappen
tusschen passagiers en bestuurder-con
ducteur over de vraag of deze lijn de ge-
schikste is om daar of daar te komen,
dan wel een andere beter zou zijn. Ner
gens is het gebruik zóó ontwikkeld, dat
de passagiers bij het in- en uitstappen den
conducteur allerminzaamst groeten en we
derzijds. En toch zyn er ook in Den Haag
wel eens menschen, die naar den trein
moeten of om andere reden haast hebben.
Voor hen zou het opschrift „Mensch erger
je niet", gepast zijn, want er zijn er, die
zich aan de hierboven geschetste Haagsche
verschijnselen ergeren. Er zijn er ook, die
erom lachen en ik heb eens iemand hoo-
ren zeggen: ,,'t Lijkt wel of je hier in
Lutjebroek bent inplaats van in een groote
stad."
Ja, dit alles is nu eenmaal zoo, men
moet ons nemen zooals we zijn.
De Haagsche politie was altijd een tikje
beleefder, en zoo wil men wil, omslachtiger
dan de politie in andere groote steden. Nu
schijnt zij daar geen tijd meer voor te
hebben, haar gemoedelijkheid is ten zeer
ste verminderd sinds bijvoorbeeld het z.g.
waarschuwingsst.êlsel voor verkeersover
tredingen is afgeschaft, een soort van ver-
kcerspaedagogiek, die soms tot zeer uit
voerige besprekingen tusschen agent en
overtreder leidde, maar die voor den
overtreder het voordeel kon hebben, dat
hij er met een standje afkwam, waar hij
nu zonder pardon „op de bon wordt ge
slingerd". Zoo is of was er meer. Toen ik
een jaar of wat geleden eens met een niet-
Hagenaar in de bekende Tent in het
Bosch, een dépendance van de Witte So
ciëteit, bij een concert van de stafmuziek
der Grenadiers en Jagers zat, kneep hij
mij, na een heele pooa met groote oogen
te hebben rondgekeken, in den arm en
zei: „Nu weet ik, wat er voor bijzonders
aan het publiek is, alle heeren zijn ge
decoreerd."
Ook dat is Haagsch.
Menschen van elders hebben ons over
deze en dergelijke dingen altyd een beetje
op den hak genomen en dit schynt in den
laatsten tijd weer meer in de mode te
komen nu er verschillende bladen, die
elders verschijnen, om welke reden ook,
meer werk van Den Haag zjjn gaan maken
en met het oog daarop speciale Haagsche
stukjes opnemen. Ik heb al verschillende
van die stukjes gelezen, waarin er eigenlijk
op een nogal onvriendelijke manier de
draak werd gestoken met onze eigenaar
digheden: zeker met het idee, dat dit ons
groot plezier zou doen. Alsof men, wan
neer men by iemand op bezoek komt, bij
voorkeur zegt„Uw behang vind ik af
schuwelijk", of: „Wat hebt U een ouder-
wetsche meubels."
In stilte worden wij er dan ook nogal
kwaad om als men ons voor den gek
houdt met zulke dingen als de boven
staande en met nog zooveel meer, dat ons
als speciaal Haagsch wordt aangewreven.
GRAPPEN OP DE HAAGENAARS.
Men zegt van ons, dat wij zoo verschrik
kelijk geaffecteerd spreken, dat wij dik
doeners zijn, die allemaal veel meer willen
schijnen dan wij werkelijk zijn en tot
de gewone „uien", die men van Den Haag
nog altijd vertelt, behooren de verhalen
van de familie, die een houten ham op
tafel heeft en bij den banketbakker is ge
abonneerd op leege taartjesdoozen, die op
geregelde tijden worden bezorgd om tegen
over de buren te bluffen, en zoo meer.
Er zyn op dit motief zelfs heele romans
geschreven, waarin de koude-aardappelen-
aeftigheid over den hekel wordt gehaald.
En de anecdotes over de deftigheid van
de Haagsche ambtenaren en hun slag om
zoo weinig mogelijk uit te voeren, zijn
legio.
DE BEDRIJVIGE AMBTENAAR.
In een van de Jaarboekjes van de Ver-
eeniging Die Haghe is indertijd een heele
reeks van zulke verhalen vermeld!
Ik herinner mij er een, dat mij verteld
werd toen lk 25 jaar geleden in Den Haag
kwam wonen en dat ik met alle geweld
moest gelooven. Op een van de ministeries
zoo het verhaal was een ambtenaar,
die 's ochtends om tien uur op zijn bureau
kwam, dan eerst den kalender afscheurde
en de ochtendbladen las, vervolgens oen
praatje maakte met den bode en eenlge
collega's, zijn nagels verzorgde en ten
slotte het was Inmiddels halftwaalf
geworden een paar stukken inzag, waar
bij hij tot de ontdekking kwam, dat zij
voor een andere afdeeling bestemd waren,
waarom hij er een „apostille" om heen
deed met een deftige verwijzing naar de
bedoelde afdeeling. Dan borstelde hij zijn
hoed en jaskraag af en als de klok twaalf
sloeg, was hij op weg naar de Witte, waar
hij tot halfdrie vertoefde in gezelschap
van eenige andere referendarissen, admi
nistrateurs en dergelijke hooge snoesha
nen. Om half drie aanvaardde hij bezadigd
de terugreis naar het departement, bij
aankomst alwaar hij den bode meedeelde
dat hij volstrekt niet gestoord kon worden
als zijnde „in conferentie". In werkelijk
heid echter ging hij zijn hond kammen.
Nadat hij vervolgens wat toilet had ge
maakt en opnieuw eenige stukken, die nog
op z\jn bureau lagen op een collega had
afgeschoven, bemerkte hij, dat het half
vijf geworden was, waarop hy zijn „werk
zaamheden" snel beëindigde en even ge-
af faireerd als hij gekomen was, het mi
nisterie verliet om zich opnieuw naar de
Witte te begeven, teneinde daar met col
lega's en anderen over zijn drukke ambts
bezigheden en' andere gewichtige zaken
gewichtig van gedachten te wisselen.
Het verhaal is indertijd in allen ernst
verteld, maar degene, die het mij deed,
geloofde het, natuurlijk, zef niet; hij was
ambtenaar op hetzelfde ministerie en een
harde werker. Ik vond het destijds nogal
een gezond teeken, dat men op deze ma
nier een zekere zelfbespotting bedreef.
Het getuigde m.i. van den zin voor humor,
die men ons meestal ontzegt, ik weet niet
waarom.
HET HAEGSCH.
Het Haegsche accent is ook altijd een
onderwerp van veel spot geweest. De
Haegsche daemes en heeren spreken zoo
beweert men zoo verschrikkelijk ge-
maekt, dat zij vallen om van de aanstellerij
en de koude drukte. Als men zelf temidden
van Haegsche daemes en heeren woont,
verliest men er misschien den kijk op,
't kan z\jn en ik ben er bang voor, want
toen ik laatst aan iemand, die volgens
zijn ooren goed Nederlandsch sprak, vroeg
of zij vond dat ik Haegsch praatte, was
het antwoord nogal ontwijkend.
Iedere stad heeft haar eigen accent of
dialect en zoo zal het in DenHaag ook
wel zijn. Maar het echte Haegsch is toch
wel dood. Louis Couperus was er een van
de laatste representanten van. Hoewel een
wereldreiziger, was hij echt Haagsch in
den besten zin van het woord, maar ook
in de affectatie, die in zijn tijd reeds in
haar nadagen was. Ik herinner mij heel
goed zijn lezingen uit eigen werk als hij
in het Theater Verkade op de Heeren
gracht of by Kleykamp onder een lamp
stond, die zijn bleeken teint op zyn voor-
deeligst deed uitkomen, met een aller
fraaist ingebonden boek in zijn spitse en
sierlijk samengevouwen vingeren. In rok
natuurlek en met een camelia of een derge
lijke exotische bloem in het knoopsgat,
een zyden zakdoekje uit de Ilnkerman-
chet, het geheel lichtelijk geparfumeerd
en kwynend-week. Zoo was ook zijn ma
nier van lezen, in een zeer speciaal, maar
ongetwijfeld Haegsch accent. Het was tóch
mooi, want hij was een groot kunstenaar
en droeg zijn eigen werk bewonderens
waardig goed voor, maar degenen, die niet
geheel in dweperij bevangen waren, zeiden
bij zichzelf of tegen elkaar, dat het zon
der de bijkomstigheden en het Haagsche
accent nog mooier zou zijn geweest. Min
der respecteuzen maakten er rondweg
grapjes over. En dan was Couperus nog
iemand, die zich, als dandy en man van
beteekenls, op dit gebied wat kon veroor
loven. Ik wou maar zeggen, dat reeds in
dien tijd, een twintig jaar geleden en nog
wel meer ook, deze vorm van Haegsch-
heid niet zoo erg regu meer was. Nu is zij
het heusch heelemaal niet meer. Niemand
heeft hartelijker dan de Hagenaar zelf ge
lachen om de geschiedenis van de juf
frouw, die haar vioolkist liet vallen, waar
door de kist open sprong en er een maaltje
aardappelen uitrolde.
Op onze ministeries wordt er hard ge
werkt, de bureaucratie aardt onder de,
tegenwoordig de meeste jongelui, menschen
die op de groote departementen zitten,
heusch niet zóó best als sommigen wel den
ken. Moeilijkheden met 't eten hebben wij
allemaal: de houten ham, die nooit spe
ciaal Haagsch geweest en alleen maar in
de verbeelding van sarcastische grappen
makers had bestaan, is een haast alge-
meen-menschelijk symbool geworden.
En onze jongelui, met voetbal, tennis,
hockey en allerlei sport groot gebracht,
die roeien en kampeeren, skiloopen en
dansen waar en met wie zij er de kans
maar voor krijgen, zijn heusch niets ge-
maakter dan die van andere steden, zy
hebben net zoo hard maling aan vorme
lijkheid en deftigdoenery als hun tijdge-
nooten in andere plaatsen.
Zekere eigenaardigheden zullen Den
Haag altijd eigen blijven wij hebben er
hierboven eenige genoemd maar dat
hoort bij zyn karakter van kalme woon
stad, wat nog volstrekt niet wil zeggen,
dat wij allemaal renteniers zijn. Was het
maar waar
WlffV-
Kalme handel op de
Amsterdamsche beurs.
Op de beurs wordt weliswaar nog steeds
een gereserveerde houding aangenomen,
maar dit neemt niet weg, dat er toch iets
meer animo valt te bespeuren. Bovendien
vertoont de markt 'n goed weerstandsver
mogen en vooral de laatste dagen leggen
de koersen een neiging tot oploopen aan
den dag. Gisteren bestond aanvankèiyk
eenige aarzeling en op de meeste afdeelin-
gen van de locale markt werd beneden de
vorige slotpryzen gehandeld. Spoedig ech
ter kwam een keer en kwamen de kbopers
weer in de meerderheid, met het gevolg,
dat de koersen een opwaartsche richtir.g
volgden. De stoot voor de verbeterde ten
dens werd voornamelijk gegeven door olie's.
De Amerikaansche petroleumaandeelen wa
ren pryshoudend. Voor Cultuurfondsen be
stond slechts matige belangstelling. Op de
suikermax-kt hadden H.V.A.'s by de opening
een gedrukt voorkomen. Ook hier echter
trad een flink hex-stel in. De tabakken had
den een stil verloop. De rubbermarkt was
stil. Op de markt der industrieelen ver
oorzaakten AKU's nogal wat beweging. De
eergisteren ingezette styging werd gisteren
gecontinueerd. Ook in Unilevers ontwikkel
de zich eenige affaire. De PhilipsaaJideelen
waren ongeveer prijshoudend. Het verloop
van zaken voor de scheepvaartpapieren
was geheel in overeenstemming met de
marktontwikkeling. Voor de Amerikaan
sche fondsen was het koersverloop onbere
kenbaar en onregelmatig. De omzetten in
de staalaandeelen waren van beperkten
omvang. In koperaandeelen en spoonveg-
shares was weinig te doen.
Voor Nederlandsche beleggingen bestond
een goed prijshoudende stemming. De Ne
derlandsche staatspapieren waren niet veel
veranderd. De obligatiën uit de jongere
emissies meerendeels echter iets hooger. De
oude schuld was nagenoeg ongewyzigd. De
Nederlandsch-Ir.dische leêningen lagen vast
in de markt.
Amsterdam 1936 8% 84
Bataafsche Petr. My. Obli. 3y2 77
A Amsterdamsche Bank 109%
A Ned. Gist- en Spiritusfabr. 3441/2
A K.M. De Schelde Nat. Bez. 58
A Houthandel Alberts
C Union Pac Rr. 77%
Nederland le Ing 1940 4 97%
Nederland 2e Ing 1940 4 94%
Nederland m. bel. fac. 1940 4 97%
Ned. a 1000 1938 (3/2) 3 84%
Indië a f 1000 1937 3 8T
A Koloniel; Bank 160
A Ned. Ind. Handelsbank 11414
C Ned. Handel My. 111
A Van Berkels Pat. 49
C Calvé Delft 61%
A Lever Bros en Unilever 98%
A Philips Gloeil. Gem. Bez. 189
C Am. Car. Foundry 271^
C Anaconda Copper 26%
C Bethlehem Steel 76%
C General Motor 48'/,
C Kennec. Copper 33%
C North Am. Aviation 14%
C Rep. Steel 22%
C Un. States Steel 58%
C North Am. Cy. 171/,
A Kon. Petroleum Mij. 209%
C Contin. OU Cy. 17%
C Philips Petrol. 32%
C Shell Union 11%
C Tide Water Ass. Oil 9%
A Ned. Scheepv. Unie 155 '/2
A Handelsver. Amsterdam 391'/,
A Ned. Ind. Suiker U. 227
A Deli Batavia My. 135
C Deli My. d. f 1000 206'/,
A Senembah Mij. 185
C Pennsy'.v. Rr. 23%
A South Aailway 13%
C Amsterdam Rubb. 239
A Deli Batavia Rubb. Mij. 183
A Hessa Rubber My. 125i/2
A Serbadjadi Sum Rubb. 114%
Nederland 1941 4% f 100 96^
Nederland 1941 4% f 500 93%
Nederland 1941 4% 1000 96%
84
102%
78
98
94%
98
85
86l/«
164
118%
173
47%
62%
100%
187%
26%
26
75%
48i/2
33
14%
22%
57%
17
211%
17%
32
11%
9%
155
388
236'
170
209%
184
22%
131/3
241
187
1271/2
113
96%
96%
96%
'S HEER ABTSKERKE.
Abonnementen en advertenties voor de
Provinciale Zeeuwsche Courant worden
aangenomen door den Agent
l DE BLAAUWE te Nisse.
Barthianlsme en katholicisme, rede ge
houden bij de aanvaarding van het ambt
van buitengewoon hoogleeraar in de facul
teit der godgeleerdheid aan de vrye uni
versiteit te Amsterdam op Vrijdag 11
Oct. 1940 door dr. G. C. Berkouwer, ultg,
J. H. Kok N.V. Kampen.
Do Boodschap van Christus en de nlet-
christeiyke religies, een analyse en beoor-
deeling van het boek van dr. Kraemer a
The Christian message in a non-christian
world, door dr. J. H. Bavinck. Uitg. J,
H. Kok N.V. te Kampen.
Arnold Meijer door Louis Knuvelder*
Een korte schets over het leven en ka
rakter van den leider van et Nationaal
Front, uitgegeven bij de uitgeverij „De
Veste" te 's-Gravenhage.
Samenwerking door Arnold Meijerj
uitgave „De Veste", 's-Gravenhage.
Neerland» ondergang of behoud door
J. B. van Heutsz Jr. Uitgeverij „De Veste",,
's-Gravenhage.
Terug uit de gevangenisdoor Ar
nold Meyer. Gedachten over huisgezin en
ras, gezag en vrijheid, kapitaalophooping
en bezitloosheid, buitenlandsche politiek.
Uitg. Uitgevery „De Veste", 's-Graven
hage.
Nederland kan wat het wileen plei
dooi voor nationale krachtsinspanning,
door C. F. Roosenschoon. Uitg. N.V. De
Arbeiderspers, Amsterdam.
Een leger trekt door Frankrijk door
P. K., met een voorwoord van Overste dr.
Hesse. Uitg. Gebr. van Cleef, 's-Graven
hage.
P. K. is niet één bepaalde schryver, het
zijn een groep oorlogsverslaggeverss, die
ingedeeld bij alle mogelijke wapens van de
Duitsche weermacht in de voorste ge
lederen mee oprukken In Frankrijk.
Van dichtbij maakten zy de krijgsver
richtingen mee en zij alleen kunnen daar
om door hun repoxtages een juisten indruk
daarvan geven.
Het boekje werd ingeleid door Overste
dr. Hesse en geïllustreerd met een aantal
foto's, die het verbeeldingsvermogen van
den lezer tegemoet komen.
De ondergang van een Imperium
door Robert Bx'iffault. Uitg. W. J. Ort,
's-Gravenhage.
Robert Briffault klaagt in zyn boek de
Britsche zelfgenoegzaamheid aan. En, zegt
dr. Goedewaagen in zijn inleiding, zoo
lang er ook in Nederland nog zelfgenoeg-
zamen te vinden zyn, heeft het boek ook
in Nederland nog een taak. Het voor
naamste voorwerp van Briffault's haat is
de heerschende klasse, welke het tot nu
toe gelukt is over Groot-Brittannië to
regeeren, maar ook is hy verbitterd over
het werk van Mussolini en Hitier. De ge
beurtenissen geven hem nu aan den eenen
kant volkomen gehjk, aan den anderen
kant stellen ze hem volstrekt in het on-
gelyk. Toch heeft Alan Sinclair Sidgwick
dit werkvan commentaar voorzien,, om
dat hy hoopt, dat dit boek vele oogen
openen zal, dat de woorden van Briffault
op het laatste oogenblik nog een- wonder
zullen bewerjten.
HET BONTE BOERENHUIS.
Ter gelegenheid van de a.s boekenweek
is by de Zuid-Hollandsche Uitgevers Maat
schappij in Den Haag een alleraardigste
uitgave voor de jeugd verschenen. Deze
uitgave omvat een zestal- fleurige boekjes
voor „Elck wat wils", die een plaats vinden
in een Oud-Hollandsch huisje van karton.
Zoowel door hun uiterlijk, als door hun
inhoud, en door de origir.eele wijze van op
bergen, zal elke kleuter verrukt van „Het
bonte boekenhuis" zijn.
AGENDA
MIDDELBURG.
„Eïeoiro"-bioseoop. Van Vrijdag 7 tot
en met Donderdag 13 Maart: „Percy
neemt vacantïe,,, en „diefde, vrouwen
en juweelen".
GOES.
Grand-theater. Vrydag 7, Zaterdag 8,
Zondag 9 en Dinsdag 11 Maart„Vor-
stentragedie."
VLISSINGEN
Alhambra-theater. Van Vrydag 7 tot en
met Dinsdag 11 Maart„Toendra".
34)
Ze wendde zich haastig van hem af en
snelde naar het strand. Julian zag, hoe ze
daar weifelend bleef staan en naar alle
kanten rondkeek.
Op dat oogenblik steeg de maan, groot
en oranjerood, boven de kim en verlichtte
het strand, alsof duizenden lichtjes ontsto
ken waren.
Blykbaar ontdekte ze tenslotte dengene,
dien ze zocht, want plotseling keerde ze
zich om en rende weg in de tegenoverge
stelde richting van waar de hutten stonden.
Julian stond op en liep den anderen kant
uit. Zijn werk was af en het was zwaar
werk voor hem geweest. Twee Jonge men
schen stonden op het punt zich te verzoe
nen en dat oogenblik was te heilig voor
andere oogen.
Als gedragen op vleugelen naderde
Gwynne de eenzame gedaante, die ze op het
eenzaamste plekje van dat stille strand zag.
Robin zat op het zand, met de armen om
zijn knieën geslagen en zijn blik op den on-
metelijken oceaan gericht. Ze kon de wa
terdruppels in zyn haren zien schitteren, die
na het zwemmen nog niet di'oog waren. Ze
zag ook, hoe neerslachtig hij erby zat en de
tranen sprongen haar in de oogen. Arme
Robin Wat had hij veel geleden En zy
had geweigerd te luisteren, telkens als hij
een poging gewaagd had, om zijn ondrage
lijke positie te verklaren.
Ze zag, hoe hij het hoofd op zyn armen
liet zakken. Gwynne bleef stilstaan, over
vallen door een plotselinge verlegenheid.
Daarna liep ze langzaam door en trachtte
den brok, die in haar keel kwam, weg te
slikken. Hij mocht eens niets meer van haat
liefde willen weten
Ze was hem dicht genoeg genaderd, om
den zucht te hooren, die aan zyn borst ont
snapte en dat geluid verbande al haar
schuchterheid. Ze liep snel naar hem toe en
liet zich naast hem op haar knieën vallen.
„Robin", fluisterde z« bevend en nauwe
lijks hoorbaax*. „Ik bennaar je toege
komenRobin
Hy keek plotseling op, zóó geschrokken,
dat hij niet dadelijk woorden kon vinden
hij staarde haar aan, alS was hy bang, dat
ze haar verstand verloren had.
„Wat is er aan de hand?" vroeg hij
heesch. „Is er iets gebeurd? Moet je
mij hebben?"
Toen deed Gwynne iets, dat ze voor on
mogelijk gehouden had. Ze kroop dichter
naar hem toe. Ze strekte haar armen uit en
sloeg die om zijn hals heen. Ze drukte haar
zachte wang tegen de zyne.
„Voor altyd, Robin", fluisterde ze sidde
rend. „Ik moet je voor eens en voor altyd
hebben. Heb jijmy óók noodig?"
XXV.
De redding.
Robin kon zijn blik niet afwenden van
het stralende, naar hem opgeheven ge
zichtje. Hy kon het nog niet geheel be
vatten. Een uur geleden had hy Gwynne
en Julian Faust zy aan zy aan den zoom
van het bosch, in ernstig gesprek gewik
keld zien zitten. En duizenden verbitterde
gedachten tegen zijn lot, tegen het leven
en tegen de heele wereld waren in hem
opgestegen. Hij greep haar by de schou
ders cn hield haar een eindje van zich af,
om haar ongeloovig in de van tranen
overstroomende oogen te zien. Ondanks de
mannenkleeren, die haar tengere gestalte
omhulden, zag ze er meer dan engelachtig
uit, vond hy. De vraag door haar gesteld,
die hem had doen schrikken, en haar be
vende mondje-, zoo dicht by zyn gelaat,
maakten, dat hij ongewoon plechtig ant
woordde: „Of ik je noodig heb, Gwyn
ne Alleen de hemel weet. hoe erg ik
naar je verlang. Maar, waarom vraag
je me dat? Waai-om ben je naar me
toegekomen Wat heeft jou zoo veran
derdof lieverben je werkelijk
veranderd ?'-'
Ze schudde haar hoofdje, tot de rood
gouden krullen om haar wangen dansten.
Als een aux-eool, dacht Robin, terwijl hij
in gespannen afwachting haar antwoord
vei-beïdde.
„Ik ben heelemaal niet veranderd Ro
bin", fluisterde ze. „Ik heb Jou altijd
noodig gehad. Maar dat heb ik niet zoo
beseft, voordat Julian me zooeven alles
verteld heeft. Over Inez, bedoel ik. Over
de manier, waarop zij gehandeld heeft
en zoo meer. Dat kon lk toch ook niet
weten!"
„Maar ik heb toch honderden malen
mijn best gedaan, om het je te vertellen.
Alleenjij wou niet luisteren."
Zijn spanning begon te wijken en de
hoop op geluk scheen in hem terug te
keeren.
„Je beval me te zwygen. Je zei, dat je
me haatte!"
„Ja, dat weet ik wel, lieveling, maar het
was niet waar. Ik was al dien tyd woe
dend op mezelf, omdat ik geen hekel aan
je kon hebben. Ik voelde, dat ik altyd van
je zou blyven houden, wat je ook gedaan
had. Robinzeg eens.heeft het
jouw liefde tegenover my veranderdik
bedoel, dat ik zoo gehandeld heb?" Ze
legde haar handen om zyn wangen heen
en hield hem stevig vast, terwyl ze hem
recht in de oogen keek. „Is dat zoo?"
„Dat had alleen de dood kunnen ver
anderen!" zei hij, haar in zyn armen ne
mend en naar haar gezichtje kykend, dat
zoo tevreden en vertrouwvol tegen zijn
schouder rustte.
„En zelfs de dood zou het niet kunnen
veranderen", vervolgde hij heesch. „Al
leenik kan het nog niet goed geloo
vendit allesVoordat ik dat kan,
moet er eerst nog iets anders in orde
gebi'acht wordenDat betreft jou en
Julian Faust. Het is tochdat heb ik
ten minste aldoor gedachtik be
doelwat is hij dan voor jou, Gwyn
ne?"
„Absoluut niets anders dan de beste
vriend, die een meisje ooit heeft kunnen
bezitten", verklaarde ze stellig. „En jouw
vriend is hij ook. Je beste vriend. Hy
heeft Inez weten te bewegen, hem alles
te vertellen en daarop heeft hij het mij
verteld. En toen ben ik dadelijk naar je
toegekomen. Robin, toe, zeg eens, dat
je nu gelukkig benteven -gelukkig
als ik
Ze kwam niet verder. Hy drukte haar
zoo vast tegen zy*n hart, dat het haar
ptjn deed. En tusschen hun kussen door
spraken ze slechts enkele, korte woordjes
van liefde
De heele wereld bestond niet meer voor
hen. Ze waanden zich in een paradys van
geluk
Ondortusschen gebeurden er andere din
gen, waarvan de geliefden niets wisten,
of bemerkten, omdat ze zoo geheel in
elkaar opgingen.
Toen Julian, met de grootmoedige be
doeling, om naar haar te gaan kyken en
haar zooveel mogelijk te troosten, naar de
hut van Inez liep, zag hij vervveg op zee
een lichtje flikkeren. Het was de eerste
maal, dat hij zulk een bemoedigend le-
vensteeken van de buitenwereld ontdekte.
Hij bleef staan en keek naar dat ver
glijdende licht. Nu zag hij een heele ry
lichtjes, die helder over het water straal
den. Eindelijk een schip! Hij wierp een
haastigen blik achterom naar het ver
liefde paar op het strand. Het zou jammer
zijn, hen te storen. In plaatsdan ook
van hen te roepen, snelde hy naar den
brandstapel een eind verder aan 't strand
opgericht en haalde onder het loopen zyr
lucifers vast uit zijn zak.
„Als het voorbijvaart", dacht hij onder
het aansteken van de takken, „dan is het
wèl zoo goed, dat ik geen looze verwach
tingen by hen heb gewekt. En als het
schip dezen kant opkomt, dan is het nóg
tyd genoeg om hen te waai-schuwen."
De takken begonnen te knetteren, de
vlammen schoten omhoog en vormden
weldra een vuurzuil van meer dan een
manslengte. Maar zelfs die ongewone gloed
trok de aandacht der gelieven niet.
„Ze zouden het zelfs niet bemerken, als
het heele bosch in brand stond", mom
pelde Julian voor zich heen. „Ik zal wa
rempel nog achter hen aan moeten trek
ken."
De vuurgloed en het loeien der vlammen
werd echter wel door Inez gehoord en
voor het eerst van de heele week kwam
ze uit zichzelf overeind. Ze liep naar de
deur, hield zich even aan den deurstijl
vast en kwam over het strand aangewan-
keld. Met elke schrede overwon ze haar
zwakte meer en meer.
„Wat moet dat, Julian?" riep ze met
schrille stem. „Komt er soms een schip
voorby?"
Als eenig antwoord wees hy naar de
zee. De lichten van het schip waren groo-
ter en duidelijker geworden. Ze zagen den
romp van een groot schip, dat blykbaar
op het eiland aanvoer.
„Het ziet er naar uit, dat het hierheen
komt", zei hij tegen haar. „Maar maak
je nog niet al te blij. Ze kunnen nog wel
voorbijvaren, zonder aan te leggen. Toch
hebben we zulk een goede kans nog niet
gehad."
In gespannen stilte stonden ze samen
toe te kijken en af te wachten. Hy legde
zyn arm om Inez heen. Ze stond te beven
van zenuwachtigheid. Het schip scheen
op hetzelfde punt te biyven liggen. Ook
Julian werd angstig. Plotseling stiet Inez
een schrillen kreet uit.
(Slot volgt.)