ONZE DEFTIGE MANIEREN. 'AKKERTJE Neem'n Van onze Boekentafel UIT HET HAAGJE Eigenaardigheden en sprookjes. Van onsen Haagschcn correspondent). „Wij vragen beleefd aan iederen klant Kom binnen met geld of een kaart in Uw hand, Betaal zooveel moog'IJjk met afgepast geld, De rit wordt dan zeker voor allen versneld." Zoo leest men bij ons in de trams en bussen. Elders zegt men: „Met gepast geld betalen": bij ons doet de tram het wat omslachtiger en op rijm. Bekend is ook het spreukje, dat vroeger in onze trams aangeplakt was: „Hoesten zonder de hand voor den mond doet een goed Hagenaar nimmer." Het klonk een beetje schoolmeesterachtig, volgens sommigen ook nogal pedant, maarer waren er nu eenmaal, die hoestten z.h.v.d.m. en het spreukje werd in een grieptijd geboren. HAAST U LANGZAAM. Ondanks het hierboven afgedrukte poëem zijn er nergens zóóveel menschen, die in een éénmanswagen, waarvan de be stuurder tegelijk ook voor conducteur moet spelen, binnenkomen zonder geld of kaart in de hand en integendeel nog moeten be ginnen een tasch open te maken, daaruit een beurs op te delven en uit die beurs de noodige geldstukken te kiezen. Het valt dan nog mee als 't niet 'n rijksdaalder, een tientje of een briefje van 25.is, want ook dit komt voor. Nergens ook ziet men zoo veelvuldig het verschijnsel, dat dames het zijn altijd dames aan de treeplank allerhartelijkst afscheid nemen van de vriendin, die hen heeft wegge bracht. boodschapjes wisselen, de compli menten aan die en die doen, alles terwijl de conducteur met zijn fluit in den mond staat of de rit eindeljjk kan worden voort gezet, of dat dames geen keus kunnen maken tusschen motor- en bijwagen en terwijl de motorwagen voor hun neus staat, een wandelingetje ondernemen naar den even vollen of leegen bijwagen, om daar plaats te nemen. Nergens beleeft men langduriger conversaties bij het instappen tusschen passagiers en bestuurder-con ducteur over de vraag of deze lijn de ge- schikste is om daar of daar te komen, dan wel een andere beter zou zijn. Ner gens is het gebruik zóó ontwikkeld, dat de passagiers bij het in- en uitstappen den conducteur allerminzaamst groeten en we derzijds. En toch zyn er ook in Den Haag wel eens menschen, die naar den trein moeten of om andere reden haast hebben. Voor hen zou het opschrift „Mensch erger je niet", gepast zijn, want er zijn er, die zich aan de hierboven geschetste Haagsche verschijnselen ergeren. Er zijn er ook, die erom lachen en ik heb eens iemand hoo- ren zeggen: ,,'t Lijkt wel of je hier in Lutjebroek bent inplaats van in een groote stad." Ja, dit alles is nu eenmaal zoo, men moet ons nemen zooals we zijn. De Haagsche politie was altijd een tikje beleefder, en zoo wil men wil, omslachtiger dan de politie in andere groote steden. Nu schijnt zij daar geen tijd meer voor te hebben, haar gemoedelijkheid is ten zeer ste verminderd sinds bijvoorbeeld het z.g. waarschuwingsst.êlsel voor verkeersover tredingen is afgeschaft, een soort van ver- kcerspaedagogiek, die soms tot zeer uit voerige besprekingen tusschen agent en overtreder leidde, maar die voor den overtreder het voordeel kon hebben, dat hij er met een standje afkwam, waar hij nu zonder pardon „op de bon wordt ge slingerd". Zoo is of was er meer. Toen ik een jaar of wat geleden eens met een niet- Hagenaar in de bekende Tent in het Bosch, een dépendance van de Witte So ciëteit, bij een concert van de stafmuziek der Grenadiers en Jagers zat, kneep hij mij, na een heele pooa met groote oogen te hebben rondgekeken, in den arm en zei: „Nu weet ik, wat er voor bijzonders aan het publiek is, alle heeren zijn ge decoreerd." Ook dat is Haagsch. Menschen van elders hebben ons over deze en dergelijke dingen altyd een beetje op den hak genomen en dit schynt in den laatsten tijd weer meer in de mode te komen nu er verschillende bladen, die elders verschijnen, om welke reden ook, meer werk van Den Haag zjjn gaan maken en met het oog daarop speciale Haagsche stukjes opnemen. Ik heb al verschillende van die stukjes gelezen, waarin er eigenlijk op een nogal onvriendelijke manier de draak werd gestoken met onze eigenaar digheden: zeker met het idee, dat dit ons groot plezier zou doen. Alsof men, wan neer men by iemand op bezoek komt, bij voorkeur zegt„Uw behang vind ik af schuwelijk", of: „Wat hebt U een ouder- wetsche meubels." In stilte worden wij er dan ook nogal kwaad om als men ons voor den gek houdt met zulke dingen als de boven staande en met nog zooveel meer, dat ons als speciaal Haagsch wordt aangewreven. GRAPPEN OP DE HAAGENAARS. Men zegt van ons, dat wij zoo verschrik kelijk geaffecteerd spreken, dat wij dik doeners zijn, die allemaal veel meer willen schijnen dan wij werkelijk zijn en tot de gewone „uien", die men van Den Haag nog altijd vertelt, behooren de verhalen van de familie, die een houten ham op tafel heeft en bij den banketbakker is ge abonneerd op leege taartjesdoozen, die op geregelde tijden worden bezorgd om tegen over de buren te bluffen, en zoo meer. Er zyn op dit motief zelfs heele romans geschreven, waarin de koude-aardappelen- aeftigheid over den hekel wordt gehaald. En de anecdotes over de deftigheid van de Haagsche ambtenaren en hun slag om zoo weinig mogelijk uit te voeren, zijn legio. DE BEDRIJVIGE AMBTENAAR. In een van de Jaarboekjes van de Ver- eeniging Die Haghe is indertijd een heele reeks van zulke verhalen vermeld! Ik herinner mij er een, dat mij verteld werd toen lk 25 jaar geleden in Den Haag kwam wonen en dat ik met alle geweld moest gelooven. Op een van de ministeries zoo het verhaal was een ambtenaar, die 's ochtends om tien uur op zijn bureau kwam, dan eerst den kalender afscheurde en de ochtendbladen las, vervolgens oen praatje maakte met den bode en eenlge collega's, zijn nagels verzorgde en ten slotte het was Inmiddels halftwaalf geworden een paar stukken inzag, waar bij hij tot de ontdekking kwam, dat zij voor een andere afdeeling bestemd waren, waarom hij er een „apostille" om heen deed met een deftige verwijzing naar de bedoelde afdeeling. Dan borstelde hij zijn hoed en jaskraag af en als de klok twaalf sloeg, was hij op weg naar de Witte, waar hij tot halfdrie vertoefde in gezelschap van eenige andere referendarissen, admi nistrateurs en dergelijke hooge snoesha nen. Om half drie aanvaardde hij bezadigd de terugreis naar het departement, bij aankomst alwaar hij den bode meedeelde dat hij volstrekt niet gestoord kon worden als zijnde „in conferentie". In werkelijk heid echter ging hij zijn hond kammen. Nadat hij vervolgens wat toilet had ge maakt en opnieuw eenige stukken, die nog op z\jn bureau lagen op een collega had afgeschoven, bemerkte hij, dat het half vijf geworden was, waarop hy zijn „werk zaamheden" snel beëindigde en even ge- af faireerd als hij gekomen was, het mi nisterie verliet om zich opnieuw naar de Witte te begeven, teneinde daar met col lega's en anderen over zijn drukke ambts bezigheden en' andere gewichtige zaken gewichtig van gedachten te wisselen. Het verhaal is indertijd in allen ernst verteld, maar degene, die het mij deed, geloofde het, natuurlijk, zef niet; hij was ambtenaar op hetzelfde ministerie en een harde werker. Ik vond het destijds nogal een gezond teeken, dat men op deze ma nier een zekere zelfbespotting bedreef. Het getuigde m.i. van den zin voor humor, die men ons meestal ontzegt, ik weet niet waarom. HET HAEGSCH. Het Haegsche accent is ook altijd een onderwerp van veel spot geweest. De Haegsche daemes en heeren spreken zoo beweert men zoo verschrikkelijk ge- maekt, dat zij vallen om van de aanstellerij en de koude drukte. Als men zelf temidden van Haegsche daemes en heeren woont, verliest men er misschien den kijk op, 't kan z\jn en ik ben er bang voor, want toen ik laatst aan iemand, die volgens zijn ooren goed Nederlandsch sprak, vroeg of zij vond dat ik Haegsch praatte, was het antwoord nogal ontwijkend. Iedere stad heeft haar eigen accent of dialect en zoo zal het in DenHaag ook wel zijn. Maar het echte Haegsch is toch wel dood. Louis Couperus was er een van de laatste representanten van. Hoewel een wereldreiziger, was hij echt Haagsch in den besten zin van het woord, maar ook in de affectatie, die in zijn tijd reeds in haar nadagen was. Ik herinner mij heel goed zijn lezingen uit eigen werk als hij in het Theater Verkade op de Heeren gracht of by Kleykamp onder een lamp stond, die zijn bleeken teint op zyn voor- deeligst deed uitkomen, met een aller fraaist ingebonden boek in zijn spitse en sierlijk samengevouwen vingeren. In rok natuurlek en met een camelia of een derge lijke exotische bloem in het knoopsgat, een zyden zakdoekje uit de Ilnkerman- chet, het geheel lichtelijk geparfumeerd en kwynend-week. Zoo was ook zijn ma nier van lezen, in een zeer speciaal, maar ongetwijfeld Haegsch accent. Het was tóch mooi, want hij was een groot kunstenaar en droeg zijn eigen werk bewonderens waardig goed voor, maar degenen, die niet geheel in dweperij bevangen waren, zeiden bij zichzelf of tegen elkaar, dat het zon der de bijkomstigheden en het Haagsche accent nog mooier zou zijn geweest. Min der respecteuzen maakten er rondweg grapjes over. En dan was Couperus nog iemand, die zich, als dandy en man van beteekenls, op dit gebied wat kon veroor loven. Ik wou maar zeggen, dat reeds in dien tijd, een twintig jaar geleden en nog wel meer ook, deze vorm van Haegsch- heid niet zoo erg regu meer was. Nu is zij het heusch heelemaal niet meer. Niemand heeft hartelijker dan de Hagenaar zelf ge lachen om de geschiedenis van de juf frouw, die haar vioolkist liet vallen, waar door de kist open sprong en er een maaltje aardappelen uitrolde. Op onze ministeries wordt er hard ge werkt, de bureaucratie aardt onder de, tegenwoordig de meeste jongelui, menschen die op de groote departementen zitten, heusch niet zóó best als sommigen wel den ken. Moeilijkheden met 't eten hebben wij allemaal: de houten ham, die nooit spe ciaal Haagsch geweest en alleen maar in de verbeelding van sarcastische grappen makers had bestaan, is een haast alge- meen-menschelijk symbool geworden. En onze jongelui, met voetbal, tennis, hockey en allerlei sport groot gebracht, die roeien en kampeeren, skiloopen en dansen waar en met wie zij er de kans maar voor krijgen, zijn heusch niets ge- maakter dan die van andere steden, zy hebben net zoo hard maling aan vorme lijkheid en deftigdoenery als hun tijdge- nooten in andere plaatsen. Zekere eigenaardigheden zullen Den Haag altijd eigen blijven wij hebben er hierboven eenige genoemd maar dat hoort bij zyn karakter van kalme woon stad, wat nog volstrekt niet wil zeggen, dat wij allemaal renteniers zijn. Was het maar waar WlffV- Kalme handel op de Amsterdamsche beurs. Op de beurs wordt weliswaar nog steeds een gereserveerde houding aangenomen, maar dit neemt niet weg, dat er toch iets meer animo valt te bespeuren. Bovendien vertoont de markt 'n goed weerstandsver mogen en vooral de laatste dagen leggen de koersen een neiging tot oploopen aan den dag. Gisteren bestond aanvankèiyk eenige aarzeling en op de meeste afdeelin- gen van de locale markt werd beneden de vorige slotpryzen gehandeld. Spoedig ech ter kwam een keer en kwamen de kbopers weer in de meerderheid, met het gevolg, dat de koersen een opwaartsche richtir.g volgden. De stoot voor de verbeterde ten dens werd voornamelijk gegeven door olie's. De Amerikaansche petroleumaandeelen wa ren pryshoudend. Voor Cultuurfondsen be stond slechts matige belangstelling. Op de suikermax-kt hadden H.V.A.'s by de opening een gedrukt voorkomen. Ook hier echter trad een flink hex-stel in. De tabakken had den een stil verloop. De rubbermarkt was stil. Op de markt der industrieelen ver oorzaakten AKU's nogal wat beweging. De eergisteren ingezette styging werd gisteren gecontinueerd. Ook in Unilevers ontwikkel de zich eenige affaire. De PhilipsaaJideelen waren ongeveer prijshoudend. Het verloop van zaken voor de scheepvaartpapieren was geheel in overeenstemming met de marktontwikkeling. Voor de Amerikaan sche fondsen was het koersverloop onbere kenbaar en onregelmatig. De omzetten in de staalaandeelen waren van beperkten omvang. In koperaandeelen en spoonveg- shares was weinig te doen. Voor Nederlandsche beleggingen bestond een goed prijshoudende stemming. De Ne derlandsche staatspapieren waren niet veel veranderd. De obligatiën uit de jongere emissies meerendeels echter iets hooger. De oude schuld was nagenoeg ongewyzigd. De Nederlandsch-Ir.dische leêningen lagen vast in de markt. Amsterdam 1936 8% 84 Bataafsche Petr. My. Obli. 3y2 77 A Amsterdamsche Bank 109% A Ned. Gist- en Spiritusfabr. 3441/2 A K.M. De Schelde Nat. Bez. 58 A Houthandel Alberts C Union Pac Rr. 77% Nederland le Ing 1940 4 97% Nederland 2e Ing 1940 4 94% Nederland m. bel. fac. 1940 4 97% Ned. a 1000 1938 (3/2) 3 84% Indië a f 1000 1937 3 8T A Koloniel; Bank 160 A Ned. Ind. Handelsbank 11414 C Ned. Handel My. 111 A Van Berkels Pat. 49 C Calvé Delft 61% A Lever Bros en Unilever 98% A Philips Gloeil. Gem. Bez. 189 C Am. Car. Foundry 271^ C Anaconda Copper 26% C Bethlehem Steel 76% C General Motor 48'/, C Kennec. Copper 33% C North Am. Aviation 14% C Rep. Steel 22% C Un. States Steel 58% C North Am. Cy. 171/, A Kon. Petroleum Mij. 209% C Contin. OU Cy. 17% C Philips Petrol. 32% C Shell Union 11% C Tide Water Ass. Oil 9% A Ned. Scheepv. Unie 155 '/2 A Handelsver. Amsterdam 391'/, A Ned. Ind. Suiker U. 227 A Deli Batavia My. 135 C Deli My. d. f 1000 206'/, A Senembah Mij. 185 C Pennsy'.v. Rr. 23% A South Aailway 13% C Amsterdam Rubb. 239 A Deli Batavia Rubb. Mij. 183 A Hessa Rubber My. 125i/2 A Serbadjadi Sum Rubb. 114% Nederland 1941 4% f 100 96^ Nederland 1941 4% f 500 93% Nederland 1941 4% 1000 96% 84 102% 78 98 94% 98 85 86l/« 164 118% 173 47% 62% 100% 187% 26% 26 75% 48i/2 33 14% 22% 57% 17 211% 17% 32 11% 9% 155 388 236' 170 209% 184 22% 131/3 241 187 1271/2 113 96% 96% 96% 'S HEER ABTSKERKE. Abonnementen en advertenties voor de Provinciale Zeeuwsche Courant worden aangenomen door den Agent l DE BLAAUWE te Nisse. Barthianlsme en katholicisme, rede ge houden bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleeraar in de facul teit der godgeleerdheid aan de vrye uni versiteit te Amsterdam op Vrijdag 11 Oct. 1940 door dr. G. C. Berkouwer, ultg, J. H. Kok N.V. Kampen. Do Boodschap van Christus en de nlet- christeiyke religies, een analyse en beoor- deeling van het boek van dr. Kraemer a The Christian message in a non-christian world, door dr. J. H. Bavinck. Uitg. J, H. Kok N.V. te Kampen. Arnold Meijer door Louis Knuvelder* Een korte schets over het leven en ka rakter van den leider van et Nationaal Front, uitgegeven bij de uitgeverij „De Veste" te 's-Gravenhage. Samenwerking door Arnold Meijerj uitgave „De Veste", 's-Gravenhage. Neerland» ondergang of behoud door J. B. van Heutsz Jr. Uitgeverij „De Veste",, 's-Gravenhage. Terug uit de gevangenisdoor Ar nold Meyer. Gedachten over huisgezin en ras, gezag en vrijheid, kapitaalophooping en bezitloosheid, buitenlandsche politiek. Uitg. Uitgevery „De Veste", 's-Graven hage. Nederland kan wat het wileen plei dooi voor nationale krachtsinspanning, door C. F. Roosenschoon. Uitg. N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam. Een leger trekt door Frankrijk door P. K., met een voorwoord van Overste dr. Hesse. Uitg. Gebr. van Cleef, 's-Graven hage. P. K. is niet één bepaalde schryver, het zijn een groep oorlogsverslaggeverss, die ingedeeld bij alle mogelijke wapens van de Duitsche weermacht in de voorste ge lederen mee oprukken In Frankrijk. Van dichtbij maakten zy de krijgsver richtingen mee en zij alleen kunnen daar om door hun repoxtages een juisten indruk daarvan geven. Het boekje werd ingeleid door Overste dr. Hesse en geïllustreerd met een aantal foto's, die het verbeeldingsvermogen van den lezer tegemoet komen. De ondergang van een Imperium door Robert Bx'iffault. Uitg. W. J. Ort, 's-Gravenhage. Robert Briffault klaagt in zyn boek de Britsche zelfgenoegzaamheid aan. En, zegt dr. Goedewaagen in zijn inleiding, zoo lang er ook in Nederland nog zelfgenoeg- zamen te vinden zyn, heeft het boek ook in Nederland nog een taak. Het voor naamste voorwerp van Briffault's haat is de heerschende klasse, welke het tot nu toe gelukt is over Groot-Brittannië to regeeren, maar ook is hy verbitterd over het werk van Mussolini en Hitier. De ge beurtenissen geven hem nu aan den eenen kant volkomen gehjk, aan den anderen kant stellen ze hem volstrekt in het on- gelyk. Toch heeft Alan Sinclair Sidgwick dit werkvan commentaar voorzien,, om dat hy hoopt, dat dit boek vele oogen openen zal, dat de woorden van Briffault op het laatste oogenblik nog een- wonder zullen bewerjten. HET BONTE BOERENHUIS. Ter gelegenheid van de a.s boekenweek is by de Zuid-Hollandsche Uitgevers Maat schappij in Den Haag een alleraardigste uitgave voor de jeugd verschenen. Deze uitgave omvat een zestal- fleurige boekjes voor „Elck wat wils", die een plaats vinden in een Oud-Hollandsch huisje van karton. Zoowel door hun uiterlijk, als door hun inhoud, en door de origir.eele wijze van op bergen, zal elke kleuter verrukt van „Het bonte boekenhuis" zijn. AGENDA MIDDELBURG. „Eïeoiro"-bioseoop. Van Vrijdag 7 tot en met Donderdag 13 Maart: „Percy neemt vacantïe,,, en „diefde, vrouwen en juweelen". GOES. Grand-theater. Vrydag 7, Zaterdag 8, Zondag 9 en Dinsdag 11 Maart„Vor- stentragedie." VLISSINGEN Alhambra-theater. Van Vrydag 7 tot en met Dinsdag 11 Maart„Toendra". 34) Ze wendde zich haastig van hem af en snelde naar het strand. Julian zag, hoe ze daar weifelend bleef staan en naar alle kanten rondkeek. Op dat oogenblik steeg de maan, groot en oranjerood, boven de kim en verlichtte het strand, alsof duizenden lichtjes ontsto ken waren. Blykbaar ontdekte ze tenslotte dengene, dien ze zocht, want plotseling keerde ze zich om en rende weg in de tegenoverge stelde richting van waar de hutten stonden. Julian stond op en liep den anderen kant uit. Zijn werk was af en het was zwaar werk voor hem geweest. Twee Jonge men schen stonden op het punt zich te verzoe nen en dat oogenblik was te heilig voor andere oogen. Als gedragen op vleugelen naderde Gwynne de eenzame gedaante, die ze op het eenzaamste plekje van dat stille strand zag. Robin zat op het zand, met de armen om zijn knieën geslagen en zijn blik op den on- metelijken oceaan gericht. Ze kon de wa terdruppels in zyn haren zien schitteren, die na het zwemmen nog niet di'oog waren. Ze zag ook, hoe neerslachtig hij erby zat en de tranen sprongen haar in de oogen. Arme Robin Wat had hij veel geleden En zy had geweigerd te luisteren, telkens als hij een poging gewaagd had, om zijn ondrage lijke positie te verklaren. Ze zag, hoe hij het hoofd op zyn armen liet zakken. Gwynne bleef stilstaan, over vallen door een plotselinge verlegenheid. Daarna liep ze langzaam door en trachtte den brok, die in haar keel kwam, weg te slikken. Hij mocht eens niets meer van haat liefde willen weten Ze was hem dicht genoeg genaderd, om den zucht te hooren, die aan zyn borst ont snapte en dat geluid verbande al haar schuchterheid. Ze liep snel naar hem toe en liet zich naast hem op haar knieën vallen. „Robin", fluisterde z« bevend en nauwe lijks hoorbaax*. „Ik bennaar je toege komenRobin Hy keek plotseling op, zóó geschrokken, dat hij niet dadelijk woorden kon vinden hij staarde haar aan, alS was hy bang, dat ze haar verstand verloren had. „Wat is er aan de hand?" vroeg hij heesch. „Is er iets gebeurd? Moet je mij hebben?" Toen deed Gwynne iets, dat ze voor on mogelijk gehouden had. Ze kroop dichter naar hem toe. Ze strekte haar armen uit en sloeg die om zijn hals heen. Ze drukte haar zachte wang tegen de zyne. „Voor altyd, Robin", fluisterde ze sidde rend. „Ik moet je voor eens en voor altyd hebben. Heb jijmy óók noodig?" XXV. De redding. Robin kon zijn blik niet afwenden van het stralende, naar hem opgeheven ge zichtje. Hy kon het nog niet geheel be vatten. Een uur geleden had hy Gwynne en Julian Faust zy aan zy aan den zoom van het bosch, in ernstig gesprek gewik keld zien zitten. En duizenden verbitterde gedachten tegen zijn lot, tegen het leven en tegen de heele wereld waren in hem opgestegen. Hij greep haar by de schou ders cn hield haar een eindje van zich af, om haar ongeloovig in de van tranen overstroomende oogen te zien. Ondanks de mannenkleeren, die haar tengere gestalte omhulden, zag ze er meer dan engelachtig uit, vond hy. De vraag door haar gesteld, die hem had doen schrikken, en haar be vende mondje-, zoo dicht by zyn gelaat, maakten, dat hij ongewoon plechtig ant woordde: „Of ik je noodig heb, Gwyn ne Alleen de hemel weet. hoe erg ik naar je verlang. Maar, waarom vraag je me dat? Waai-om ben je naar me toegekomen Wat heeft jou zoo veran derdof lieverben je werkelijk veranderd ?'-' Ze schudde haar hoofdje, tot de rood gouden krullen om haar wangen dansten. Als een aux-eool, dacht Robin, terwijl hij in gespannen afwachting haar antwoord vei-beïdde. „Ik ben heelemaal niet veranderd Ro bin", fluisterde ze. „Ik heb Jou altijd noodig gehad. Maar dat heb ik niet zoo beseft, voordat Julian me zooeven alles verteld heeft. Over Inez, bedoel ik. Over de manier, waarop zij gehandeld heeft en zoo meer. Dat kon lk toch ook niet weten!" „Maar ik heb toch honderden malen mijn best gedaan, om het je te vertellen. Alleenjij wou niet luisteren." Zijn spanning begon te wijken en de hoop op geluk scheen in hem terug te keeren. „Je beval me te zwygen. Je zei, dat je me haatte!" „Ja, dat weet ik wel, lieveling, maar het was niet waar. Ik was al dien tyd woe dend op mezelf, omdat ik geen hekel aan je kon hebben. Ik voelde, dat ik altyd van je zou blyven houden, wat je ook gedaan had. Robinzeg eens.heeft het jouw liefde tegenover my veranderdik bedoel, dat ik zoo gehandeld heb?" Ze legde haar handen om zyn wangen heen en hield hem stevig vast, terwyl ze hem recht in de oogen keek. „Is dat zoo?" „Dat had alleen de dood kunnen ver anderen!" zei hij, haar in zyn armen ne mend en naar haar gezichtje kykend, dat zoo tevreden en vertrouwvol tegen zijn schouder rustte. „En zelfs de dood zou het niet kunnen veranderen", vervolgde hij heesch. „Al leenik kan het nog niet goed geloo vendit allesVoordat ik dat kan, moet er eerst nog iets anders in orde gebi'acht wordenDat betreft jou en Julian Faust. Het is tochdat heb ik ten minste aldoor gedachtik be doelwat is hij dan voor jou, Gwyn ne?" „Absoluut niets anders dan de beste vriend, die een meisje ooit heeft kunnen bezitten", verklaarde ze stellig. „En jouw vriend is hij ook. Je beste vriend. Hy heeft Inez weten te bewegen, hem alles te vertellen en daarop heeft hij het mij verteld. En toen ben ik dadelijk naar je toegekomen. Robin, toe, zeg eens, dat je nu gelukkig benteven -gelukkig als ik Ze kwam niet verder. Hy drukte haar zoo vast tegen zy*n hart, dat het haar ptjn deed. En tusschen hun kussen door spraken ze slechts enkele, korte woordjes van liefde De heele wereld bestond niet meer voor hen. Ze waanden zich in een paradys van geluk Ondortusschen gebeurden er andere din gen, waarvan de geliefden niets wisten, of bemerkten, omdat ze zoo geheel in elkaar opgingen. Toen Julian, met de grootmoedige be doeling, om naar haar te gaan kyken en haar zooveel mogelijk te troosten, naar de hut van Inez liep, zag hij vervveg op zee een lichtje flikkeren. Het was de eerste maal, dat hij zulk een bemoedigend le- vensteeken van de buitenwereld ontdekte. Hij bleef staan en keek naar dat ver glijdende licht. Nu zag hij een heele ry lichtjes, die helder over het water straal den. Eindelijk een schip! Hij wierp een haastigen blik achterom naar het ver liefde paar op het strand. Het zou jammer zijn, hen te storen. In plaatsdan ook van hen te roepen, snelde hy naar den brandstapel een eind verder aan 't strand opgericht en haalde onder het loopen zyr lucifers vast uit zijn zak. „Als het voorbijvaart", dacht hij onder het aansteken van de takken, „dan is het wèl zoo goed, dat ik geen looze verwach tingen by hen heb gewekt. En als het schip dezen kant opkomt, dan is het nóg tyd genoeg om hen te waai-schuwen." De takken begonnen te knetteren, de vlammen schoten omhoog en vormden weldra een vuurzuil van meer dan een manslengte. Maar zelfs die ongewone gloed trok de aandacht der gelieven niet. „Ze zouden het zelfs niet bemerken, als het heele bosch in brand stond", mom pelde Julian voor zich heen. „Ik zal wa rempel nog achter hen aan moeten trek ken." De vuurgloed en het loeien der vlammen werd echter wel door Inez gehoord en voor het eerst van de heele week kwam ze uit zichzelf overeind. Ze liep naar de deur, hield zich even aan den deurstijl vast en kwam over het strand aangewan- keld. Met elke schrede overwon ze haar zwakte meer en meer. „Wat moet dat, Julian?" riep ze met schrille stem. „Komt er soms een schip voorby?" Als eenig antwoord wees hy naar de zee. De lichten van het schip waren groo- ter en duidelijker geworden. Ze zagen den romp van een groot schip, dat blykbaar op het eiland aanvoer. „Het ziet er naar uit, dat het hierheen komt", zei hij tegen haar. „Maar maak je nog niet al te blij. Ze kunnen nog wel voorbijvaren, zonder aan te leggen. Toch hebben we zulk een goede kans nog niet gehad." In gespannen stilte stonden ze samen toe te kijken en af te wachten. Hy legde zyn arm om Inez heen. Ze stond te beven van zenuwachtigheid. Het schip scheen op hetzelfde punt te biyven liggen. Ook Julian werd angstig. Plotseling stiet Inez een schrillen kreet uit. (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 6