KORTE PREDICATIE
Van onze Boekentafel
Zeeuwsche Kroniek
Bevelan'se brieven
Voor de Huisvrouw
De wezel, vijand der konijnen.
Vierde blad
PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT
Zaterdag 8 Februari 1941
IN DE WOESTIJN III.
„En als Hij veertig dagen en veertig
nachten gevast had, hongerde Hem
ten laatste. En de verzoeker kwam
tot Hem en zeideIndien Gij Gods
zoon zijt, zeg dan dat deze steenen
brood worden. Maar Hij antwoordde
Er staat geschreven Niet van brood
alleen zal de mensch leven, maar van
alle woord dat voortkomt uit Gods
mond."
Honger is erg. God heeft ons het
leven niet geschonken opdat wij ver
hongeren. Brood I Brood l Eten I Le
venszekerheid Als Hij ze brood geeft,
heeft Hij ze in één slag voor God ge
wonnen. Een God, die brood geeft,
de Voorzienigheid, kan op de geheele
wereld rekenen. Maar waartoe dat
brood
Op aarde roepen wij om brood. Op
aarde is de vraagWaartoe Op
aarde is het antwoordOm te leven.
Op aarde is de vraagMaar waartoe
leven Op aarde is geen antwoord.
Uit Gods mond zal het komen en ik
wil daar aflezen den zin en het doel
des levens, zonder welke brood, leven,
levenszekerheid mij bitterheden zijn.
Maak van deze steenen brood 1 Dat
IsVerwerf levenszekerheid buiten
God om. We moeten toch leven On
eerlijkheid, al te groote handigheid,
,aaken zijn zaken", verdienen tegen 't
geweten in, kunnen niet door God
heen, maar moeten wel buiten Hem
omvan steenen brood maken. Kan
het zonder die Je hebt toch vrouw
en kinderen en je moet toch leven
Het volk Israël leefde veertig jaren
in de woestijn van „manna", vertaald
„wat toch een vraagteeken, he-
melsch brood. Maar dat is een oud
verhaal en onze strijd om te bestaan
is hard. Goddank. Goddank, dat Eén
het voor ons volmaakt gewaagd heeft
met het Koninkrijk der hemelen. En
gelen kwamen en dienden Hem. Wij
maken ook nog van steenen brood.
Maar zalig de enkelen, die het met
Hem mee waagden. Het brood werd
hun toegeworpen. Soms als aan een
vos zonder hol en een vogel zonder
nest of na veertig dagen vasten. Maar
wat nood: zij hadden het Koninkrijk.
F.
Hongersnood in Engeland door Vis
count Lymmington een samenvatting en
een commentaar door Alan Sinclair Sidg-
wick. Uitgave: W. J. Ort 's-Graven-
hage.
Wat veranderen moet! door C. A.
Musly. Uitgave Drukkerij Varia, Rotter
dam.
Een Agrarisch Front als Landbouworga
nisatie door Dr. F. E. Posthuma (es-
minister van landbouw). Uitgave Venasu,
Leiden.
De toekomstige taak voor het Neder-
landsche bedrijfsleven een principiëele
uiteenzetting door den commissaris-gene
raal voor financiën en economie Dr. H.
Fischböck.
De Geleide Volkshuishouding door D.
Blankevoort Dzn. en J. M. Figee. Uitg.
De Amsterdamsche Keurkamer, Amster
dam.
Het bedrijfsleven in dienst der Volks
gemeenschap. Redevoeringen door W. O.
A. Koster en Mr. Dr. H- J. von Brucken-
Fock, gehouden in de bijeenkomst ter op
richting van het Economisch Front, op
24 Augustus 1940 te Den Haag. Uitg. De
Amsterdamsche Keurkamer, Amsterdam.
Fiankryks biologische en economische
elfmoord in den Engelschen oorlog tegen
Duitschland door A. Reithinger. Uitg.
W. P. van Stockum Zoon, Den Haag.
Eenige wenken van de N. V. Interna
tionaal Kunstzijde Verkoopkantoor te Arn
hem van kunstzijden kleeren.
Kop Op, een bemoedigend woord in
deze dagen door W. van Gorcum- Uit
gave: N.V. voorheen Battel jee en Terp
stra, Leiden.
Wat is onze plicht in de toekomst?
Uitgave van het Alg. Publ. en Uitg. kan
toor te Deventer.
Tien jaar Wleringewneer 1889/40. Uit
gave van de directie van de Wieringermeer.
Zoo hoort het verzorgd door de afd.
Pers en Publiciteit der Nederlandsche
Spoorwegen, Utrecht.
In Eigen Kring verzameld en inge
leid door Dr. G. Stuiveling. Uitg. J. B.
Wolters' Uitgeversmij N.V., Groningen.
Een verzameling verhaaltjes en gedicht
jes over kinderen, begrijpelijk voor kinde
ren, maar die de ouderen zeker niet met
de gedachte „kinderachtig" op zij zullen
leggen.
Bljjvende Dingen door George Nieu-
wenhuijsen. Uitg. N.V. de Nederlandsche
boek- en steendrukkerij v.h. H. L. Smits,
's-Gravenhage.
Een bundel poëzie, ingeleid door Ds. A.
K. Straatdma.
Naar de toppen van de Himalaja door
André Roch, David Zogg, Frits Steuri en
Ernst Huber. Vertaald door Emy Fran-
kamp. Uitg. van Loghum Slaterua' Uit-
geversmg. N.V. Arnhem.
De vier deelnemers vertellen op een
sportieve wijze van hun Himalaja-expedi-
tie, die voor hen, al zjjn ze Zwitsers en
Alpinisten in hart en nieren, veel moeilijk
heden en gevaren opleverde.
Dit interessante boek is met ruim ne
gentig schitterende foto's verlucht.
EEN MIDDELBURGER IS DE
UITVINDER VAN DEN VERREKIJKER.
Vele uitvindingen zijn bij toeval ont
dekt. Men staat dan verbaasd, zooiets niet
eerder te hebben bedacht.
Ook is het opmerkelijk, dat sommige
uitvindingen door verschillende personen
ongeveer gelijktijdig zjjn gedaan. Onmo
gelijk is dit niet, vooral niet in vroegere
eeuwen, toen er tusschen de wetenschap
pelijke personen nog niet zulk een ge
meenschap was als thans. Het is daar
om voor het nageslacht moeilijk om uit
te maken, wie nu feitelijk het eerst de
uitvinding had gedaan en of de eene
reeds iets af wist van het werk van den
anderen en dit nog verbeterd heeft.
Zoo blijft het-voor velen nog altijd een
open vraag, wie de uitvinder was van de
boekdrukkunst, Laurens Jansz. Coster te
Haarlem of Johan Gutenberg te Mainz in
Duitschland. Hoe het ook zij, de boek
drukkunst heeft voor de geheele wereld
onberekenbare gevolgen gehad.
Jets dergelijks is het met de uitvinding
van den verrekijker, een instrument, dat
onmisbaar is geworden.
Zonder ons Zeeuwsch hart te laten spre
ken, kunnen wij aannemen, dat Zacharias
Janse te Middelburg in 1590 feitelijk de
uitvinder is, al zijn er ook andere perso
nen, die hem daarbij naar de kroon sta
ken, een ervan zelfs met veel succes. Wjj
zullen straks zien, dat de laatste ook een
Middelburger was.
Zacharias Janse woonde in het laatste
kwart der 16de eeuw te Middelburg aan
de Groenmarkt. Door woningnood waren
tegen de Nieuwe Kerk huizen gebouwd.
Een hiervan was bewoond door Zacharias
Janse, evenals zijn vader Hans of Johan
nes, brillenslijper van beroep.
Toen ongeveer een eeuw geleden enkele
dier huizen zjjn afgebroken, is bij de ver
bouwing van den zijgevel der Nieuwe
Kerk in het jaar 1852 een steen in de
kerkmuur geplaatst met het opschrift
„Tegen deze muur stond het huis van
Zacharias Janse. uitvinder der verrekijkers
in den jare 1590."
Hij was een man van geringe middelen.
Bovendien had hij een groot gezin te on
derhouden. Daarbij kwam, dat nog niet
zooveel brillen gedragen werden als in
onzen tijd.
Als het verhaal waar is, waren het zijn
kinderen, die het begin van de ontdekking
van den verrekijker bij toeval hebben ge
vonden. Zijn zoontjes hielden namelijk een
paar brilleglazen achter elkaar en toen
bemerkten zij, dat de nabestaande Lange
Jan grooter of kleiner werd, naarmate ze
de glazen dichter of verder van elkaar
brachten. Zij vertelden aan hun vader wat
zij ontdekt hadden en die kwam nu op
het idee om twee glazen in een uitschuif-
baar kokertje te zetten. Zoo moet de eer
ste verrekijker in het jaar 1590 zijn uit
gevonden.
Zacharias Janse schonk dien eersten
kijker aan Prins Maurits met het ver
zoek de uitvinding geheim te houden;
want hjj begreep, dat het instrument in
de handen van een veldheer van groot
nut kon zijn en wilde niet graag, dat de
Spanjaarden er ook gebruik van zouden
maken.
Het is niet bekend of Z. Janse voor zijn
uitvinding goed beloond is. Wel weten wij,
dat zijn verdere leven verre van onbe
rispelijk was; want hg werd begraven
achter het Bagijnhof, waar de armen, de
pestlijders, de zelfmoordenaars en dege
nen, die op het schavot him leven moesten
laten, him laatsterustplaats kregen. Nu
had Janse valsch geld gemaakt, zeker
niet uit weelde. Ook was hij verslaafd aan
tabak, 't geen destijds voor een fatsoen
lijk man niet oorbaar was.
Het is te begrijpen,, dat geen enkele
steen een der graven op het bagijnhof
dekte. Van de begraafplaats is trouwens
niets meer te zien. In 1737 is zij geslo
ten en "rij spoedig als bouwterrein ge
bruikt. Zoo werd er in 1742 de Luthersche
Kerk met pastorie gebouwd.
Het geheim van den verrekijker, welks
constructie zeer eenvoudig was, is later
uitgelekt. Niet ver van iet woonhuis van
Zacharias Janse, n.l. in de naburige Ka-
poênstraat, woonde Hans Lipperhey, ook
wel Laprei genoemd. Hij was ook brillen
slijper van beroep. Op 2 October 1609
vroeg hij aan de Staten-Generaaal patent
voor dertig jaar of een jaarlijks pensioen,
omdat hij had uitgevonden een „instru
ment om verre te zien". Hij zou dan zulke
werktuigen alleen maken ten dienste van
het land, zonder ze aan uitlandsche vor
sten of personen te verkoopen. Blijkbaar
was Zacharias Janse toen reeds gestor
ven.
De Staten droegen Lipperhey op drie
zulke instrumenten te maken. Toen de
Fransche gezant Jeannin van de uitvin
ding had gehoord, begreep hg, welk een
groot nut de verrekijker voor den oorlog
zoowel te land als ter zee, kon zijn.
Daarom verzocht hij den Middelburgschen
brillenslijper ook voor hem er een te ma
ken. Deze weigerde, daar hij de belofte
aan de Staten had gedaan er geen voor
vreemdelingen te maken. Zijn verzoek om
octrooi werd echter door hen afgewezen,
daar hun was gebleken, dat ook anderen
wetenschap hadden van zijn inventie of
uitvinding. Met die anderen werd bedoeld
een zekere Jacobus Adriaansz. Metlus te
Alkmaar. Deze beweerde een instrument
uitgevonden te hebben, dat ,,'t gezicht
van denghenen, die 't zelve gebruycken-
de, konde uitstrecken." In het dagelijksch
leven schijnt Melius een zonderling te
zg'n geweest. Omgang met menschen ont
week hi) en met zijn uitvindingen was
hij zeer geheim. Hij scu.jnt ook aan de
Staten patent gevraagd te hebben voor
zijn uitvinding. Met recht kon gezegd
worden „Yder een soucht aan hem te
trecken d'eere van die vond".
De Staten gaven toch aan Lipperhey te
Middelburg de voorkeur. Zij bestelden bij
hem eenige kijkers en schonken er twee
aan den Franschen koning, wiens hulp zij
in den oorlog met Spanje trachten te ver
werven. Behalve op het oorlogsterrein
werd de verrekijker ook gebruikt om
,,by nachte te sien in de sterren ende de
maenne, dger veel in te splckeleeren is."
De eerste verrekijkers bestonden uit
houten buizen van 15 k 16 duim lang. La
ter werden zij van metaal gemaakt De
„Hollandsche" verrekijker werd door an-
Veileg tuus.
Een bitje 'olf achte wier Corre wakker.
Ze wist percies 'oe laete k 't was, zonder
op d'r 'arlozie te kieken. Dat kust ze zie-e
an de lichte plekke op 't b'anksel, van 't
zunnetje. Dus ze wist da' ze nog een 'olf
ure lekker lui kon bluve ligge. En dó dee'
ze. Ze vroetten is mee d'r rik 'een en weer
en vreef d'r voeten over mekare.
zei ze, „degene die k de bédden
uut-'evonden eit, dae' moste ze een stand
beeld voe oprichte".
Ze praatten zachtjes in d'r eigen, dó.' ze
't zó góed nae d'r zin d en noemden oalles
op „werrem en zochteen lekker
en makkeliken dröogeen schóo-
neZe gaf een gróote zucht en streek
mee d'r kinne over 't laeken en vei-
leg", zei ze der nog achteran, „veileg
tuus".
Eén keer in de vêertien daegen kon ze
mae tuus slaepe en zuleken weer van den
'emel was 't niet, of ze kwam der deur.
D'r moeder zei wer Is „êest löope ze om
van 'uus te kommen en ze góed en wel de
deure uut bin, dan lóope ze nog vee' 'arder
om vrom te kommen".
„Ja", docht Corre, „ik ok nóóit
'edocht, dó, dat zó trokke zou, 'óor, mae, zó
góed ku' je 't nie bie een Aar je ei
toch maer één tuus".
Ze lei d'r ermen boven d'r 'óod, toen
draaiden ze d'r eigen op d'r zie-e, ze vouw
den d'r 'anden onder d'r kaeke en gieng
deur de rondte ligge kieke. Van d'r tiende
jaer sliep ze op dat kaemertje. Ze kon
oalles wè blindeliengs uuttêekene'oe
dikkels ze zó ligge kieke. En wat voe
streken soms nie uut-'ehaele
Anêens schoot er wat in d'r gedachten.
Ze sloeg de dekens vrom en liet d'r voeten
op de vloer sliere. Ze langden de 'orre van
voor 't raem en keek nae benee-en. Dae
groeiden een vroege puzzuk tegen de
muur, toet tegenan 't zolderraem en ze
wist góed, dat die om dezen tied beguste
te riepen. Dat duurden nie lank, of ze
twi lekkere te pakken. Ze nam den 'and
doek mee voe 't sop en kroop toen an 't
lachende wee in bedde mee d'r buit.
Op 't durp was nog nie vee leven, mae
noe en dan 'óorden ze toch ergenst is een
deure slae of „goeiemorge" roepe. Een
stuitje naedat d'r puzzukken op waere
sloeg 't acht uren op den toren. Ze lag te
wachten ofdó 't zou luu-e. Ze 'oopten mae
van nie, wan' anders bleef d'r moeder tuus
voe 'eur en ze wist wè, da' dat méns dae
dan in d'r binnenste tóch gin vrede mee
Mae jawel, weet je, dae galmden 't k
over 'êel 't durp bom bom-bom bom.
Dus 't was kerreke van de voemirreg.
Toen 't net ldaer mee 't luu-en was,
'óorden ze de krikke van de zolderdeure
omdraaie, ze rees gauw op en stak d'r
'óod zóvarre muegelik buten de bestie. D'r
óogen schitterden van plezier. „Corre",
riep d'r moeder, maer êer k ze mêer kust
zegge, viel Corre in „komt er noe toch
uut 't Is k klaer mee 't luu-en. Luizak
je dae bint. Je lig' oal je krachten te
vertêeren. Je verslaept den mooisten tied
van je leven, FoeiZe 'óorden d'r moeder
lache. „Kom je dan noe?" riep die nog.
„Joe-oe", zong Corre en omdó' ze noe
toch k zat, dee ze maer inééns deur ok.
Anders was ze nogal is gewend om êest
nog is lekker 'een en wëer te draaien en
ampersant d'r eigen 'ardop te verwieten
„Als de deur op haar hengsels,
Zoo wentelt en keert,
zich de luiaard op 't bed, dat
zijn krachten verteerd".
Ze klopten nog is mee d'r platten 'and
op de dekens „toet over vêertien daegen,
'óor braaf bêestje".
Het was pracht eg zummers weerje
kon 't nie mooier wènse. Ze keek êest nog
is uut 't raem. Op den blêek bie de buren
zatte de guus op een matte in 't zunnetje.
Lena zat mee een wit kemien op d'r
schoot. Dat bêest was dat zeker gewend,
temissen ie liet dat net zó gewilleg toe.
dó, ze over z'n rik aaiden. Arie lag lankuut
op z'n rik, mee z'n neusdoek over z'n
óogen en de katte kon dat zeker niet ver-
draege, die liep maer 'een en weer langs
z'n óod te strieken.
Corre wou d'r mond opendoe-e om te
roepen ,,'ei je noe wee-ó vaek, Arie of
wil je de katte is plaege?" Mae toen be-
docht ze d'r eigen „nee-e, dat staet toch
noe nie mi' voe me, om uut 't zolderraem
te stae roepen".
Ze gieng achteruut, omdat de buren ze
nie zouwe zie-e, wan' die gin begrip van
stand en wiste nie, dat het ulder niet zou
passé om êest wat te roepen.
Ze zetten de 'orre der wee vóór en gieng
toen gauw d'r eigen klaer maeke en d'r
bedde oftrokke.
D'r moeder de taefel al ón-'ezet, de
thee stieng op 't lichtje en ze zat mee d'r
ermen over mekare op d'r plekke op Corre
te wachten. Die zuchtten van genot* toen k
ze d'r eigen op d'r stoel neerliet. Ze zei
„Sie-zö noe me nog een 'êele, lange,
lekkere Zondag tegaere. Weet je wat k ik
wè is dienke? Waerom bin toch tegen-
wooreg de misjes zó stom om te lêeren
en glad onder vremden te gaen? Dae gae
toch niks boven veileg tuus te wezen".
H. C. H.
deren veel verbeterd. De tooneelkflker of
binocle bestaat uit twee Hollandsche kg-
kers, waardoor 't mogelijk is met beide
oogen tegelijk te kijken. Ook is de prisma
kijker, vervaardigd door de firma Zeiss,
algemeen bekend. De industrie der kijkers
concentreerde zich vooral te Neurenberg.
wy zeiden reeds, dat Hans Lipperhey in
de Kapoenstraat te Middelburg woonde.
Hg was geboortig van Wezel. Zgn woon
huis is biyven staan tot den 17 Mei j.l.
toen het met de andere gebouwen in de
omgeving is verwoest. Het laatst heeft er
in gewoond de slager J. Pieterse. In den
voorgevel waren twee arduinsteenen. Op
den eenen stond: „De drie vare gezich
ten" 16191874. Lipperhey was in 1619
overleden. In 1874 is de gedenksteen aan
gebracht. Op den anderen steen stond:
„Woonhuis van Hans Lipperhey, medeuit
vinder der verrekykers".
Daar het huis, dat met de achterzyde
naar de kerk stond, zeer waarschijnlijk
niet meer zal opgebouwd worden en de
gedenksteenen door den brand zyn ver
nield, zyn deze zichtbare herinneringen
aan Lipperhey verdwenen en blijft alzoo
de steen voor Zacharias Janse bewaard.
R. B. J. d. M.
OVER GEDEELTELIJKE VOEDINGS
TEKORTEN.
Hoe „gewoner" de voedingsmiddelen,
hoe vollediger uit voedingsoogpunt.
Waar onze voeding in vredestyd reeds een
gewichtig vraagstuk is, valt het niet te
verwonderen, dat ze in oorlogstyd voor
velen zelfs een probleem lgkt. In tyden van
onbeperkt ruilverkeer kunnen we van alles
genoeg krijgenen soms gebruiken we
dan te veel. En daar „te veel" altyd
schaadt, merkt men deze fout zelf meestal
reeds spoedig door de daardoor veroor
zaakte onaangename gevolgen.
De gevallen, waarin dit teveel gepaard
gaat meteen tekort, zyn evenwel ern
stiger, daar men deze fout zelf niet zoo
spoedig opmerkt. Men neemt dan wel veel
voedingsstoffen op, doch niet de juiste
een verkeerde gewoonte, die in vele gezin
nen voorkomt, waar de huisvrouw aan de
voedingsproblemen onvoldoende aandacht
schenkt Men bedenke, dat ons lichaam re
gelmatig voorzien moet worden van ver
scheidene stoffen, in de juiste verhouding.
Ten dienste van de Commissie inzake
Huishoudelijke Voorlichting en Gezinslei
ding te 's-Gravenhage werd een interes
sante tabel samengesteld door Dr. E. G.
DOODT BACTERIËN BEVORDER* GENEZING
Ook voor wonden de ideale desinfectans
van 't Hoog, privaat-docent in de voedings
leer aan de Gem. Universiteit te Amsterdam
en mej. Martine Wittop Koning. Deze tabel
bevat de benamingen van 135 voedings
middelen met hun gehalte aan voedings
stoffen en hun calorisch vermogen.
Dat een „te veel" eigenlijk niet nóg meer
tegelijk met een „te weinig' voorkomt, is
te danken aan het feit, dat onze gewone
voedingsmiddelen elk reeds een zeer groot
aantal van de noodzakelgke stoffen bevat
ten. Het is zelfs zoo, dat hoe „gewoner"
de voedingsmiddelen zgn, hoe beter zij
veelal zgn uit voedingsoogpunt. In dit ver
band moeten allereerst genoemd worden
melk, aardappelen, groenten en vruchten.
Melk bgv. bevat bgna alle stoffen, die ons
lichaam noodig heeft en als onze geheele
voeding zoo „evenwichtig" kon worden
samengesteld als melk en melkgerechten,
dan zouden we minder gevaar loopen, ons
verkeerd te voeden, of, anders gezegd, aan
„partieele voedingstekorten" te lijden.
Deze gedeeltelijke voedingstekorten ko
men het meest voor by personen, die te
weinig gebruik maken van de „gewone"
voedingsmiddelen en in plaats daarvan veel
uit „veredelde" producten zooals byv.
suiker of bloem bereide spgzen gebrui
ken. Bg de bewerking, die dergeiyke pro
ducten ondergaan, verliezen ze namelgk
in vele gevallen een zeer belangrgk deel
van hun voedingswaarden, hetgeen by
meer natuurlijke producten uitgesloten
ismits men bij de bereiding daarvan
-geen waardevolle bestanddeelen verloren
laat gaan (groenten en aardappelen mogen
bgv. niet in ruim water worden gekookt,
spyzen mogen niet lang sudderen).
Een der belangrgkste gevolgen van ge-
de weerstand tegen ziekten. Wg staan da-
deeltehjk voedingstekort is de verminder-
gelijks aan allerlei besmettingen bloot
men denke slechts aan verkoudheden,
griep, enz. doch bieden daaraan een
zekeren weerstandwanneer vet eer-
standsvermogen echter verslapt is, wordt
de kans op besmetting grooter. Doelmati
ge, evenwichtige voeding kan ons evenwel
een reserve verschaffen voor tgden van
ziekte, waarin bgv. door verminderden eet
lust, koorts of spijsverteringsstoornissen de
voeding tijdelgk geen gelgken tred kan hou
den met de behoeften van het lichaam.
Bezien wg deze aangelegenheid in het
licht der huidige tgdsomstandigheden, dan
kunnen wij de volgende conclusie trekken.
Bg in eenigermate beperkte voeding
waarvan thans wellicht sprake kan zgn
is er uiteraard ook een beperkte reserve
vorming, zoodat men zich dus als het ware
niet kan „permitteeren" ziek te worden.
Wil men tegen dit ziek worden zyn maat
regelen nemen, dan dient men besmettings
kansen zoo veel mogelgk te verminderen,
doch tevens te waken voor gedeelteUjke
tekorten in de voeding, waardoor de weer
stand verminderd wordt. Deze tekorten
behoeven ook thans niet byzonder te wor
den gevreesd wanneer onze voeding even
wichtig is, en dus zoo veel mogeiyk, in de
juiste verhouding, die stoffen bevat, die
ons lichaam noodig heeft. Gewone, natuur-
Igke levensmiddelen behooren thans vooral
een bgzondere plaats in te nemen by de
voeding van allen dag.
Men lette meer dan ooit op de adviezen
van de deskundigen
Hat aloude kaste»! van Hoensbroek zal
bestemd worder tot .ontspanningsoord
en museum voo' geschiedenis en nijver
heid, waarbij de mijnindustrie een voor
name plaats zal innemen
(Foto Het Zuiden)
üoor de teugel
Het is het schuwste van alle dieren, die
in onze bossen en velden, duinen en heide
velden leven. Hy wordt ons vaak voorge
steld als een monster van wreedheid en
bloeddorstigheid, een dier dat uitsluitend
moordt en rooft en dat daarom liefst op
alle mogelijke manleren moet worden uit
geroeid. Hg is klein en watervlug en heet:
wezel.
Je kunt zelf wel uitmaken, dat de men
sen over het algemeen van dit dier maar
bar weinig weten. Ga maar eens na er
wordt vaak gezegd Hij is zo bang als
een wezel. En aan de andere kant wordt
er verteld, dat een wezel zo'n brutale
rover is. Je voelt weldaar moet iets
niet Moppen. En daarom gaan wg eens
naar deze kleine rakker uitzien.
De wezels behoren tot de roofdieren,
waarvan zij de kleinste en algemeenste
zgn. De namen van hun familieleden zal
je wel kennen dat zgn bunzing, boom
marter, steenmarter en fret. Het zgn alle
maal vrg lange, magere dieren, met een
heel dun en rond lichaam, een lange, spitse
kop en heel scherpe, lange tanden. Boven
dien hebben zg lange, heel dunne poten en
felle ogen. Tot zover lgken zg allen op
elkaar. Maar in groote en levenswgze ver
schillen zg onderling vrg veel en boven
dien komen al die soorten, behalve de
wezel, maar heel weinig in ons land voor.
Weinigen wetenhoe een wezel
er uit ziet.
De wezel is. wat je noemt, vrij alge
meen. In alle delen vaji ons land kun je
hem verwachten. Toch is het geen schande,
wanneer je hem nog nooit gezien hebt,
"want er zyn duizenden mensen in Neder
land, die je niet zouden kunnen zeggen
hoe het diertje er uit ziet. Dat komt door
z(jn ongeloofiyke schuwheid. Wezels hou
den zich ver van de mensen op en wan
neer zij al eens in de buurt van boerde-
rgen komen, dan is dat heel vroeg in de
morgen of 's nachts. Al een wanneer je
In je eentje dwaalt over de heide of door
de duinen, heb je een redelgke kans, deze
sinjeur eens onverwachts tegen te komen.
Dan zie je trouwens nog maar even een
flits van hem, want zodra het dier je in de
gaten krggt, rent het bliksemsnel weg.
Wie dan ook eens heel goed wil zien hoe
een wezel er uit ziet, moet naar een die
rentuin of een museum gaan, of er eens
toevallig een dood vinden.
Er zijn dus vele geheimzinnigheden aan
het leven van de wezel verbonden. En wg
willen er nu eens naar uitkgken, omdat
thans de kans om wezels te zien groter is
dan in andere seizoenen. Dat komt zo in
de zomer heeft vriend wezel een donker
bruine pels aan, die aan de onderzijde
geel-wit geMeurd is. Maar tegen Decem
ber verwisselt hg dat pak voor een fel-
witalleen het staartpuntje is dan zwart
Dat is zgn schutMeur voor de sneeuw, zo
goed als het bruine pak schutkleur voor
de zomerse maanden is.
Maar hieruit kun je al merken dat de
wezels thuishoren in streken, waar des
winters altyd sneeuw ligten inderdaad
strekt het verspreidingsgebied der wezels
zich uit van de Noordpool tot Oost-Siberië.
Daar hebben zij des winters veel voordeel
van hun witte pels. In onze streken is dat
eerder een nadeelen daarom kun je in
de winter, wanneer er geen sneeuw ligt, de
wezel nog het best te zien krggen.
De wedloop met de dood.
Waar leeft dit diertje van? Dat zullen
jullie wel weten, ook al heb je het nog
nooit gezien. De wezel gaat door de vel
den op zoek naar een konijn of haas. Wan
neer hg een kongn bespeurt, dan gaat hy
er achter aan. Maar konynen en hazen
kunnen formidabel hard rennen en wan
neer zg de wezel in de gaten hebben, zet
ten zg er de sokken in de wezel doet dat
ook, zodat er dan dwars door de velden
een spannende jacht ontstaat. Die jacht
kan heel lang duren, maar gewoonlgk
blgft toch de wezel overwinnaar. Hy eet
het konyn of de haas niet op, maar drinkt
alleen het bloed van zijn slachtoffer. De
rest is dan gewoonlgk een dankbare prooi
voor kraaien en meeuwen en al die andere
vrgbuiters, die er zo'n slag van hebben om
zonder al te veel moeite hun kostje op te
halen. Een wezel eet niet veel, maakt dus
betrekkelijk weinig slachtoffers cn
omdat zg nergens in ons land heel talrgk
voorkomen, zgn zij ook niet schadelgk voor
de wildstand.
Je hebt niet al te lang meer de tyd om
de wezels in hun witte pakje te zien, want
reeds begin Maart krygen zij langzamer
hand hun bruine zomerMeed terug. Maar
ga maar niet speciaal op zoek naar de
wezels, want je zult zien, dat je er dan
juist nooit één tegenkomt Gewooniyk
kan alleen het toeval je hierby helpen en
dat kan wel eens erg lang duren
Maar als je hem ééns hebt gezien, zul
je er verbaasd over staan, dat zo'n klein
en mager diertje de snelheid en kracht be
zit, die nodig zijn om de veel grotere kong-
n,n en hazen te overmeesteren.
(A. C. van der Vet).
(Nadruk verboden.)