KORTE PREDICATIE Van onze Boekentafel Zeeuwsche Kroniek Bevelan'se brieven Voor de Huisvrouw De wezel, vijand der konijnen. Vierde blad PROVINCIALE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 8 Februari 1941 IN DE WOESTIJN III. „En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. En de verzoeker kwam tot Hem en zeideIndien Gij Gods zoon zijt, zeg dan dat deze steenen brood worden. Maar Hij antwoordde Er staat geschreven Niet van brood alleen zal de mensch leven, maar van alle woord dat voortkomt uit Gods mond." Honger is erg. God heeft ons het leven niet geschonken opdat wij ver hongeren. Brood I Brood l Eten I Le venszekerheid Als Hij ze brood geeft, heeft Hij ze in één slag voor God ge wonnen. Een God, die brood geeft, de Voorzienigheid, kan op de geheele wereld rekenen. Maar waartoe dat brood Op aarde roepen wij om brood. Op aarde is de vraagWaartoe Op aarde is het antwoordOm te leven. Op aarde is de vraagMaar waartoe leven Op aarde is geen antwoord. Uit Gods mond zal het komen en ik wil daar aflezen den zin en het doel des levens, zonder welke brood, leven, levenszekerheid mij bitterheden zijn. Maak van deze steenen brood 1 Dat IsVerwerf levenszekerheid buiten God om. We moeten toch leven On eerlijkheid, al te groote handigheid, ,aaken zijn zaken", verdienen tegen 't geweten in, kunnen niet door God heen, maar moeten wel buiten Hem omvan steenen brood maken. Kan het zonder die Je hebt toch vrouw en kinderen en je moet toch leven Het volk Israël leefde veertig jaren in de woestijn van „manna", vertaald „wat toch een vraagteeken, he- melsch brood. Maar dat is een oud verhaal en onze strijd om te bestaan is hard. Goddank. Goddank, dat Eén het voor ons volmaakt gewaagd heeft met het Koninkrijk der hemelen. En gelen kwamen en dienden Hem. Wij maken ook nog van steenen brood. Maar zalig de enkelen, die het met Hem mee waagden. Het brood werd hun toegeworpen. Soms als aan een vos zonder hol en een vogel zonder nest of na veertig dagen vasten. Maar wat nood: zij hadden het Koninkrijk. F. Hongersnood in Engeland door Vis count Lymmington een samenvatting en een commentaar door Alan Sinclair Sidg- wick. Uitgave: W. J. Ort 's-Graven- hage. Wat veranderen moet! door C. A. Musly. Uitgave Drukkerij Varia, Rotter dam. Een Agrarisch Front als Landbouworga nisatie door Dr. F. E. Posthuma (es- minister van landbouw). Uitgave Venasu, Leiden. De toekomstige taak voor het Neder- landsche bedrijfsleven een principiëele uiteenzetting door den commissaris-gene raal voor financiën en economie Dr. H. Fischböck. De Geleide Volkshuishouding door D. Blankevoort Dzn. en J. M. Figee. Uitg. De Amsterdamsche Keurkamer, Amster dam. Het bedrijfsleven in dienst der Volks gemeenschap. Redevoeringen door W. O. A. Koster en Mr. Dr. H- J. von Brucken- Fock, gehouden in de bijeenkomst ter op richting van het Economisch Front, op 24 Augustus 1940 te Den Haag. Uitg. De Amsterdamsche Keurkamer, Amsterdam. Fiankryks biologische en economische elfmoord in den Engelschen oorlog tegen Duitschland door A. Reithinger. Uitg. W. P. van Stockum Zoon, Den Haag. Eenige wenken van de N. V. Interna tionaal Kunstzijde Verkoopkantoor te Arn hem van kunstzijden kleeren. Kop Op, een bemoedigend woord in deze dagen door W. van Gorcum- Uit gave: N.V. voorheen Battel jee en Terp stra, Leiden. Wat is onze plicht in de toekomst? Uitgave van het Alg. Publ. en Uitg. kan toor te Deventer. Tien jaar Wleringewneer 1889/40. Uit gave van de directie van de Wieringermeer. Zoo hoort het verzorgd door de afd. Pers en Publiciteit der Nederlandsche Spoorwegen, Utrecht. In Eigen Kring verzameld en inge leid door Dr. G. Stuiveling. Uitg. J. B. Wolters' Uitgeversmij N.V., Groningen. Een verzameling verhaaltjes en gedicht jes over kinderen, begrijpelijk voor kinde ren, maar die de ouderen zeker niet met de gedachte „kinderachtig" op zij zullen leggen. Bljjvende Dingen door George Nieu- wenhuijsen. Uitg. N.V. de Nederlandsche boek- en steendrukkerij v.h. H. L. Smits, 's-Gravenhage. Een bundel poëzie, ingeleid door Ds. A. K. Straatdma. Naar de toppen van de Himalaja door André Roch, David Zogg, Frits Steuri en Ernst Huber. Vertaald door Emy Fran- kamp. Uitg. van Loghum Slaterua' Uit- geversmg. N.V. Arnhem. De vier deelnemers vertellen op een sportieve wijze van hun Himalaja-expedi- tie, die voor hen, al zjjn ze Zwitsers en Alpinisten in hart en nieren, veel moeilijk heden en gevaren opleverde. Dit interessante boek is met ruim ne gentig schitterende foto's verlucht. EEN MIDDELBURGER IS DE UITVINDER VAN DEN VERREKIJKER. Vele uitvindingen zijn bij toeval ont dekt. Men staat dan verbaasd, zooiets niet eerder te hebben bedacht. Ook is het opmerkelijk, dat sommige uitvindingen door verschillende personen ongeveer gelijktijdig zjjn gedaan. Onmo gelijk is dit niet, vooral niet in vroegere eeuwen, toen er tusschen de wetenschap pelijke personen nog niet zulk een ge meenschap was als thans. Het is daar om voor het nageslacht moeilijk om uit te maken, wie nu feitelijk het eerst de uitvinding had gedaan en of de eene reeds iets af wist van het werk van den anderen en dit nog verbeterd heeft. Zoo blijft het-voor velen nog altijd een open vraag, wie de uitvinder was van de boekdrukkunst, Laurens Jansz. Coster te Haarlem of Johan Gutenberg te Mainz in Duitschland. Hoe het ook zij, de boek drukkunst heeft voor de geheele wereld onberekenbare gevolgen gehad. Jets dergelijks is het met de uitvinding van den verrekijker, een instrument, dat onmisbaar is geworden. Zonder ons Zeeuwsch hart te laten spre ken, kunnen wij aannemen, dat Zacharias Janse te Middelburg in 1590 feitelijk de uitvinder is, al zijn er ook andere perso nen, die hem daarbij naar de kroon sta ken, een ervan zelfs met veel succes. Wjj zullen straks zien, dat de laatste ook een Middelburger was. Zacharias Janse woonde in het laatste kwart der 16de eeuw te Middelburg aan de Groenmarkt. Door woningnood waren tegen de Nieuwe Kerk huizen gebouwd. Een hiervan was bewoond door Zacharias Janse, evenals zijn vader Hans of Johan nes, brillenslijper van beroep. Toen ongeveer een eeuw geleden enkele dier huizen zjjn afgebroken, is bij de ver bouwing van den zijgevel der Nieuwe Kerk in het jaar 1852 een steen in de kerkmuur geplaatst met het opschrift „Tegen deze muur stond het huis van Zacharias Janse. uitvinder der verrekijkers in den jare 1590." Hij was een man van geringe middelen. Bovendien had hij een groot gezin te on derhouden. Daarbij kwam, dat nog niet zooveel brillen gedragen werden als in onzen tijd. Als het verhaal waar is, waren het zijn kinderen, die het begin van de ontdekking van den verrekijker bij toeval hebben ge vonden. Zijn zoontjes hielden namelijk een paar brilleglazen achter elkaar en toen bemerkten zij, dat de nabestaande Lange Jan grooter of kleiner werd, naarmate ze de glazen dichter of verder van elkaar brachten. Zij vertelden aan hun vader wat zij ontdekt hadden en die kwam nu op het idee om twee glazen in een uitschuif- baar kokertje te zetten. Zoo moet de eer ste verrekijker in het jaar 1590 zijn uit gevonden. Zacharias Janse schonk dien eersten kijker aan Prins Maurits met het ver zoek de uitvinding geheim te houden; want hjj begreep, dat het instrument in de handen van een veldheer van groot nut kon zijn en wilde niet graag, dat de Spanjaarden er ook gebruik van zouden maken. Het is niet bekend of Z. Janse voor zijn uitvinding goed beloond is. Wel weten wij, dat zijn verdere leven verre van onbe rispelijk was; want hg werd begraven achter het Bagijnhof, waar de armen, de pestlijders, de zelfmoordenaars en dege nen, die op het schavot him leven moesten laten, him laatsterustplaats kregen. Nu had Janse valsch geld gemaakt, zeker niet uit weelde. Ook was hij verslaafd aan tabak, 't geen destijds voor een fatsoen lijk man niet oorbaar was. Het is te begrijpen,, dat geen enkele steen een der graven op het bagijnhof dekte. Van de begraafplaats is trouwens niets meer te zien. In 1737 is zij geslo ten en "rij spoedig als bouwterrein ge bruikt. Zoo werd er in 1742 de Luthersche Kerk met pastorie gebouwd. Het geheim van den verrekijker, welks constructie zeer eenvoudig was, is later uitgelekt. Niet ver van iet woonhuis van Zacharias Janse, n.l. in de naburige Ka- poênstraat, woonde Hans Lipperhey, ook wel Laprei genoemd. Hij was ook brillen slijper van beroep. Op 2 October 1609 vroeg hij aan de Staten-Generaaal patent voor dertig jaar of een jaarlijks pensioen, omdat hij had uitgevonden een „instru ment om verre te zien". Hij zou dan zulke werktuigen alleen maken ten dienste van het land, zonder ze aan uitlandsche vor sten of personen te verkoopen. Blijkbaar was Zacharias Janse toen reeds gestor ven. De Staten droegen Lipperhey op drie zulke instrumenten te maken. Toen de Fransche gezant Jeannin van de uitvin ding had gehoord, begreep hg, welk een groot nut de verrekijker voor den oorlog zoowel te land als ter zee, kon zijn. Daarom verzocht hij den Middelburgschen brillenslijper ook voor hem er een te ma ken. Deze weigerde, daar hij de belofte aan de Staten had gedaan er geen voor vreemdelingen te maken. Zijn verzoek om octrooi werd echter door hen afgewezen, daar hun was gebleken, dat ook anderen wetenschap hadden van zijn inventie of uitvinding. Met die anderen werd bedoeld een zekere Jacobus Adriaansz. Metlus te Alkmaar. Deze beweerde een instrument uitgevonden te hebben, dat ,,'t gezicht van denghenen, die 't zelve gebruycken- de, konde uitstrecken." In het dagelijksch leven schijnt Melius een zonderling te zg'n geweest. Omgang met menschen ont week hi) en met zijn uitvindingen was hij zeer geheim. Hij scu.jnt ook aan de Staten patent gevraagd te hebben voor zijn uitvinding. Met recht kon gezegd worden „Yder een soucht aan hem te trecken d'eere van die vond". De Staten gaven toch aan Lipperhey te Middelburg de voorkeur. Zij bestelden bij hem eenige kijkers en schonken er twee aan den Franschen koning, wiens hulp zij in den oorlog met Spanje trachten te ver werven. Behalve op het oorlogsterrein werd de verrekijker ook gebruikt om ,,by nachte te sien in de sterren ende de maenne, dger veel in te splckeleeren is." De eerste verrekijkers bestonden uit houten buizen van 15 k 16 duim lang. La ter werden zij van metaal gemaakt De „Hollandsche" verrekijker werd door an- Veileg tuus. Een bitje 'olf achte wier Corre wakker. Ze wist percies 'oe laete k 't was, zonder op d'r 'arlozie te kieken. Dat kust ze zie-e an de lichte plekke op 't b'anksel, van 't zunnetje. Dus ze wist da' ze nog een 'olf ure lekker lui kon bluve ligge. En dó dee' ze. Ze vroetten is mee d'r rik 'een en weer en vreef d'r voeten over mekare. zei ze, „degene die k de bédden uut-'evonden eit, dae' moste ze een stand beeld voe oprichte". Ze praatten zachtjes in d'r eigen, dó.' ze 't zó góed nae d'r zin d en noemden oalles op „werrem en zochteen lekker en makkeliken dröogeen schóo- neZe gaf een gróote zucht en streek mee d'r kinne over 't laeken en vei- leg", zei ze der nog achteran, „veileg tuus". Eén keer in de vêertien daegen kon ze mae tuus slaepe en zuleken weer van den 'emel was 't niet, of ze kwam der deur. D'r moeder zei wer Is „êest löope ze om van 'uus te kommen en ze góed en wel de deure uut bin, dan lóope ze nog vee' 'arder om vrom te kommen". „Ja", docht Corre, „ik ok nóóit 'edocht, dó, dat zó trokke zou, 'óor, mae, zó góed ku' je 't nie bie een Aar je ei toch maer één tuus". Ze lei d'r ermen boven d'r 'óod, toen draaiden ze d'r eigen op d'r zie-e, ze vouw den d'r 'anden onder d'r kaeke en gieng deur de rondte ligge kieke. Van d'r tiende jaer sliep ze op dat kaemertje. Ze kon oalles wè blindeliengs uuttêekene'oe dikkels ze zó ligge kieke. En wat voe streken soms nie uut-'ehaele Anêens schoot er wat in d'r gedachten. Ze sloeg de dekens vrom en liet d'r voeten op de vloer sliere. Ze langden de 'orre van voor 't raem en keek nae benee-en. Dae groeiden een vroege puzzuk tegen de muur, toet tegenan 't zolderraem en ze wist góed, dat die om dezen tied beguste te riepen. Dat duurden nie lank, of ze twi lekkere te pakken. Ze nam den 'and doek mee voe 't sop en kroop toen an 't lachende wee in bedde mee d'r buit. Op 't durp was nog nie vee leven, mae noe en dan 'óorden ze toch ergenst is een deure slae of „goeiemorge" roepe. Een stuitje naedat d'r puzzukken op waere sloeg 't acht uren op den toren. Ze lag te wachten ofdó 't zou luu-e. Ze 'oopten mae van nie, wan' anders bleef d'r moeder tuus voe 'eur en ze wist wè, da' dat méns dae dan in d'r binnenste tóch gin vrede mee Mae jawel, weet je, dae galmden 't k over 'êel 't durp bom bom-bom bom. Dus 't was kerreke van de voemirreg. Toen 't net ldaer mee 't luu-en was, 'óorden ze de krikke van de zolderdeure omdraaie, ze rees gauw op en stak d'r 'óod zóvarre muegelik buten de bestie. D'r óogen schitterden van plezier. „Corre", riep d'r moeder, maer êer k ze mêer kust zegge, viel Corre in „komt er noe toch uut 't Is k klaer mee 't luu-en. Luizak je dae bint. Je lig' oal je krachten te vertêeren. Je verslaept den mooisten tied van je leven, FoeiZe 'óorden d'r moeder lache. „Kom je dan noe?" riep die nog. „Joe-oe", zong Corre en omdó' ze noe toch k zat, dee ze maer inééns deur ok. Anders was ze nogal is gewend om êest nog is lekker 'een en wëer te draaien en ampersant d'r eigen 'ardop te verwieten „Als de deur op haar hengsels, Zoo wentelt en keert, zich de luiaard op 't bed, dat zijn krachten verteerd". Ze klopten nog is mee d'r platten 'and op de dekens „toet over vêertien daegen, 'óor braaf bêestje". Het was pracht eg zummers weerje kon 't nie mooier wènse. Ze keek êest nog is uut 't raem. Op den blêek bie de buren zatte de guus op een matte in 't zunnetje. Lena zat mee een wit kemien op d'r schoot. Dat bêest was dat zeker gewend, temissen ie liet dat net zó gewilleg toe. dó, ze over z'n rik aaiden. Arie lag lankuut op z'n rik, mee z'n neusdoek over z'n óogen en de katte kon dat zeker niet ver- draege, die liep maer 'een en weer langs z'n óod te strieken. Corre wou d'r mond opendoe-e om te roepen ,,'ei je noe wee-ó vaek, Arie of wil je de katte is plaege?" Mae toen be- docht ze d'r eigen „nee-e, dat staet toch noe nie mi' voe me, om uut 't zolderraem te stae roepen". Ze gieng achteruut, omdat de buren ze nie zouwe zie-e, wan' die gin begrip van stand en wiste nie, dat het ulder niet zou passé om êest wat te roepen. Ze zetten de 'orre der wee vóór en gieng toen gauw d'r eigen klaer maeke en d'r bedde oftrokke. D'r moeder de taefel al ón-'ezet, de thee stieng op 't lichtje en ze zat mee d'r ermen over mekare op d'r plekke op Corre te wachten. Die zuchtten van genot* toen k ze d'r eigen op d'r stoel neerliet. Ze zei „Sie-zö noe me nog een 'êele, lange, lekkere Zondag tegaere. Weet je wat k ik wè is dienke? Waerom bin toch tegen- wooreg de misjes zó stom om te lêeren en glad onder vremden te gaen? Dae gae toch niks boven veileg tuus te wezen". H. C. H. deren veel verbeterd. De tooneelkflker of binocle bestaat uit twee Hollandsche kg- kers, waardoor 't mogelijk is met beide oogen tegelijk te kijken. Ook is de prisma kijker, vervaardigd door de firma Zeiss, algemeen bekend. De industrie der kijkers concentreerde zich vooral te Neurenberg. wy zeiden reeds, dat Hans Lipperhey in de Kapoenstraat te Middelburg woonde. Hg was geboortig van Wezel. Zgn woon huis is biyven staan tot den 17 Mei j.l. toen het met de andere gebouwen in de omgeving is verwoest. Het laatst heeft er in gewoond de slager J. Pieterse. In den voorgevel waren twee arduinsteenen. Op den eenen stond: „De drie vare gezich ten" 16191874. Lipperhey was in 1619 overleden. In 1874 is de gedenksteen aan gebracht. Op den anderen steen stond: „Woonhuis van Hans Lipperhey, medeuit vinder der verrekykers". Daar het huis, dat met de achterzyde naar de kerk stond, zeer waarschijnlijk niet meer zal opgebouwd worden en de gedenksteenen door den brand zyn ver nield, zyn deze zichtbare herinneringen aan Lipperhey verdwenen en blijft alzoo de steen voor Zacharias Janse bewaard. R. B. J. d. M. OVER GEDEELTELIJKE VOEDINGS TEKORTEN. Hoe „gewoner" de voedingsmiddelen, hoe vollediger uit voedingsoogpunt. Waar onze voeding in vredestyd reeds een gewichtig vraagstuk is, valt het niet te verwonderen, dat ze in oorlogstyd voor velen zelfs een probleem lgkt. In tyden van onbeperkt ruilverkeer kunnen we van alles genoeg krijgenen soms gebruiken we dan te veel. En daar „te veel" altyd schaadt, merkt men deze fout zelf meestal reeds spoedig door de daardoor veroor zaakte onaangename gevolgen. De gevallen, waarin dit teveel gepaard gaat meteen tekort, zyn evenwel ern stiger, daar men deze fout zelf niet zoo spoedig opmerkt. Men neemt dan wel veel voedingsstoffen op, doch niet de juiste een verkeerde gewoonte, die in vele gezin nen voorkomt, waar de huisvrouw aan de voedingsproblemen onvoldoende aandacht schenkt Men bedenke, dat ons lichaam re gelmatig voorzien moet worden van ver scheidene stoffen, in de juiste verhouding. Ten dienste van de Commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting en Gezinslei ding te 's-Gravenhage werd een interes sante tabel samengesteld door Dr. E. G. DOODT BACTERIËN BEVORDER* GENEZING Ook voor wonden de ideale desinfectans van 't Hoog, privaat-docent in de voedings leer aan de Gem. Universiteit te Amsterdam en mej. Martine Wittop Koning. Deze tabel bevat de benamingen van 135 voedings middelen met hun gehalte aan voedings stoffen en hun calorisch vermogen. Dat een „te veel" eigenlijk niet nóg meer tegelijk met een „te weinig' voorkomt, is te danken aan het feit, dat onze gewone voedingsmiddelen elk reeds een zeer groot aantal van de noodzakelgke stoffen bevat ten. Het is zelfs zoo, dat hoe „gewoner" de voedingsmiddelen zgn, hoe beter zij veelal zgn uit voedingsoogpunt. In dit ver band moeten allereerst genoemd worden melk, aardappelen, groenten en vruchten. Melk bgv. bevat bgna alle stoffen, die ons lichaam noodig heeft en als onze geheele voeding zoo „evenwichtig" kon worden samengesteld als melk en melkgerechten, dan zouden we minder gevaar loopen, ons verkeerd te voeden, of, anders gezegd, aan „partieele voedingstekorten" te lijden. Deze gedeeltelijke voedingstekorten ko men het meest voor by personen, die te weinig gebruik maken van de „gewone" voedingsmiddelen en in plaats daarvan veel uit „veredelde" producten zooals byv. suiker of bloem bereide spgzen gebrui ken. Bg de bewerking, die dergeiyke pro ducten ondergaan, verliezen ze namelgk in vele gevallen een zeer belangrgk deel van hun voedingswaarden, hetgeen by meer natuurlijke producten uitgesloten ismits men bij de bereiding daarvan -geen waardevolle bestanddeelen verloren laat gaan (groenten en aardappelen mogen bgv. niet in ruim water worden gekookt, spyzen mogen niet lang sudderen). Een der belangrgkste gevolgen van ge- de weerstand tegen ziekten. Wg staan da- deeltehjk voedingstekort is de verminder- gelijks aan allerlei besmettingen bloot men denke slechts aan verkoudheden, griep, enz. doch bieden daaraan een zekeren weerstandwanneer vet eer- standsvermogen echter verslapt is, wordt de kans op besmetting grooter. Doelmati ge, evenwichtige voeding kan ons evenwel een reserve verschaffen voor tgden van ziekte, waarin bgv. door verminderden eet lust, koorts of spijsverteringsstoornissen de voeding tijdelgk geen gelgken tred kan hou den met de behoeften van het lichaam. Bezien wg deze aangelegenheid in het licht der huidige tgdsomstandigheden, dan kunnen wij de volgende conclusie trekken. Bg in eenigermate beperkte voeding waarvan thans wellicht sprake kan zgn is er uiteraard ook een beperkte reserve vorming, zoodat men zich dus als het ware niet kan „permitteeren" ziek te worden. Wil men tegen dit ziek worden zyn maat regelen nemen, dan dient men besmettings kansen zoo veel mogelgk te verminderen, doch tevens te waken voor gedeelteUjke tekorten in de voeding, waardoor de weer stand verminderd wordt. Deze tekorten behoeven ook thans niet byzonder te wor den gevreesd wanneer onze voeding even wichtig is, en dus zoo veel mogeiyk, in de juiste verhouding, die stoffen bevat, die ons lichaam noodig heeft. Gewone, natuur- Igke levensmiddelen behooren thans vooral een bgzondere plaats in te nemen by de voeding van allen dag. Men lette meer dan ooit op de adviezen van de deskundigen Hat aloude kaste»! van Hoensbroek zal bestemd worder tot .ontspanningsoord en museum voo' geschiedenis en nijver heid, waarbij de mijnindustrie een voor name plaats zal innemen (Foto Het Zuiden) üoor de teugel Het is het schuwste van alle dieren, die in onze bossen en velden, duinen en heide velden leven. Hy wordt ons vaak voorge steld als een monster van wreedheid en bloeddorstigheid, een dier dat uitsluitend moordt en rooft en dat daarom liefst op alle mogelijke manleren moet worden uit geroeid. Hg is klein en watervlug en heet: wezel. Je kunt zelf wel uitmaken, dat de men sen over het algemeen van dit dier maar bar weinig weten. Ga maar eens na er wordt vaak gezegd Hij is zo bang als een wezel. En aan de andere kant wordt er verteld, dat een wezel zo'n brutale rover is. Je voelt weldaar moet iets niet Moppen. En daarom gaan wg eens naar deze kleine rakker uitzien. De wezels behoren tot de roofdieren, waarvan zij de kleinste en algemeenste zgn. De namen van hun familieleden zal je wel kennen dat zgn bunzing, boom marter, steenmarter en fret. Het zgn alle maal vrg lange, magere dieren, met een heel dun en rond lichaam, een lange, spitse kop en heel scherpe, lange tanden. Boven dien hebben zg lange, heel dunne poten en felle ogen. Tot zover lgken zg allen op elkaar. Maar in groote en levenswgze ver schillen zg onderling vrg veel en boven dien komen al die soorten, behalve de wezel, maar heel weinig in ons land voor. Weinigen wetenhoe een wezel er uit ziet. De wezel is. wat je noemt, vrij alge meen. In alle delen vaji ons land kun je hem verwachten. Toch is het geen schande, wanneer je hem nog nooit gezien hebt, "want er zyn duizenden mensen in Neder land, die je niet zouden kunnen zeggen hoe het diertje er uit ziet. Dat komt door z(jn ongeloofiyke schuwheid. Wezels hou den zich ver van de mensen op en wan neer zij al eens in de buurt van boerde- rgen komen, dan is dat heel vroeg in de morgen of 's nachts. Al een wanneer je In je eentje dwaalt over de heide of door de duinen, heb je een redelgke kans, deze sinjeur eens onverwachts tegen te komen. Dan zie je trouwens nog maar even een flits van hem, want zodra het dier je in de gaten krggt, rent het bliksemsnel weg. Wie dan ook eens heel goed wil zien hoe een wezel er uit ziet, moet naar een die rentuin of een museum gaan, of er eens toevallig een dood vinden. Er zijn dus vele geheimzinnigheden aan het leven van de wezel verbonden. En wg willen er nu eens naar uitkgken, omdat thans de kans om wezels te zien groter is dan in andere seizoenen. Dat komt zo in de zomer heeft vriend wezel een donker bruine pels aan, die aan de onderzijde geel-wit geMeurd is. Maar tegen Decem ber verwisselt hg dat pak voor een fel- witalleen het staartpuntje is dan zwart Dat is zgn schutMeur voor de sneeuw, zo goed als het bruine pak schutkleur voor de zomerse maanden is. Maar hieruit kun je al merken dat de wezels thuishoren in streken, waar des winters altyd sneeuw ligten inderdaad strekt het verspreidingsgebied der wezels zich uit van de Noordpool tot Oost-Siberië. Daar hebben zij des winters veel voordeel van hun witte pels. In onze streken is dat eerder een nadeelen daarom kun je in de winter, wanneer er geen sneeuw ligt, de wezel nog het best te zien krggen. De wedloop met de dood. Waar leeft dit diertje van? Dat zullen jullie wel weten, ook al heb je het nog nooit gezien. De wezel gaat door de vel den op zoek naar een konijn of haas. Wan neer hg een kongn bespeurt, dan gaat hy er achter aan. Maar konynen en hazen kunnen formidabel hard rennen en wan neer zg de wezel in de gaten hebben, zet ten zg er de sokken in de wezel doet dat ook, zodat er dan dwars door de velden een spannende jacht ontstaat. Die jacht kan heel lang duren, maar gewoonlgk blgft toch de wezel overwinnaar. Hy eet het konyn of de haas niet op, maar drinkt alleen het bloed van zijn slachtoffer. De rest is dan gewoonlgk een dankbare prooi voor kraaien en meeuwen en al die andere vrgbuiters, die er zo'n slag van hebben om zonder al te veel moeite hun kostje op te halen. Een wezel eet niet veel, maakt dus betrekkelijk weinig slachtoffers cn omdat zg nergens in ons land heel talrgk voorkomen, zgn zij ook niet schadelgk voor de wildstand. Je hebt niet al te lang meer de tyd om de wezels in hun witte pakje te zien, want reeds begin Maart krygen zij langzamer hand hun bruine zomerMeed terug. Maar ga maar niet speciaal op zoek naar de wezels, want je zult zien, dat je er dan juist nooit één tegenkomt Gewooniyk kan alleen het toeval je hierby helpen en dat kan wel eens erg lang duren Maar als je hem ééns hebt gezien, zul je er verbaasd over staan, dat zo'n klein en mager diertje de snelheid en kracht be zit, die nodig zijn om de veel grotere kong- n,n en hazen te overmeesteren. (A. C. van der Vet). (Nadruk verboden.)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 11