KORTE PREDICATE
Voor de
huisorouu
m SUPEROL
Zeeuwsche Kroniek
Bevelan'se brieven
SCHAKEN
X
9
9
li
n
iSH
lil
lU
Wé
fff
n
$Yü
MS 11
:1H
Éll
ff
iê
mê m
O
1®
Cl
Van onze Boekentafel
C Poor de jeugd
EEN GEHEIMZINNIGE BOSBEWONER.
DE EGEL OP HET OORLOGSPAD.
Een schoteltje melk is
een tractatie.
INDE WOESTIJN II.
Veertig etmalen denken: hoe moet
ditdit groote. Veertig etmalen alle
Messiaswoorden uit de Schriften wen
den en keerenin het licht van den
morgen, van den middagvan den
avond, van dén nachtZoo ontstaat
Matt heus 4:1—11, verhullend onthul-
lend aan Zijn jongeren verteld, omdat
het zóó alleen te dragen is. In het
diepste van de hel kunnen wij niet
kijken. Hij is er voor ons door gegaan.
Iets ervan krijgen wij in deze drie beel
den, en later in een paar bloeddroppels
in Gethsemanêterwijl de wereld slaapt,
en nog later in een Psalm gezongen in
den ergsten nacht op aardeMijn
God. mijn God, waarom hebt Gij Mij
verlaten"Haast niet te dragen, maar
het kan, opdat wij tot God zouden
genomen en nimmermeer van Hem
verlaten worden.
Waarom heeft Christus ons dit stuk
gegeven Wij maken alles gewoon,
dit stuk en ons leven. Mijn God. hoe
gevaarlijk is ons leven. Hoe verschrik
kelijk van hemelhoogte en hellediepte
(zwiepende plank onder mijn voet) I
En hoe plat leven wij het. Platte voe
ten schuiven voorzichtig over een rustig
landons leven. Dit stuk past er niet
bij. Dan maken wij het ook plat en
rustig en voorzichtig. Neen, maar het
kookt er van de hel. Het brandt er van
den duivel, dien wij ook al verbanden,
omdat wij fatsoenlijk zijn. Maar hier
is hij er. als overwonnene. Eén
mensch heeft dit leven volmaakt over
wonnen, in onze plaats.
Waarom heeft Christus ons dit stuk
gegeven Dat later iemand zou kunnen
schrijven M'n lieve broeders l we heb
ben er Eén bij God die het diepste van
onze hel kent en er gaaf doorheen
kwam. maar Hij begrijpt het, want het
was Hem zwaar. Laten wij daarom met
vrijmoedigheid toegaan tot den troon
der genade, om barmhartigheid te ont
vangen en genade te vinden, om hulp
té ontvangen ten rechtertijd. En dat de
menschen met te gemakkelijlce vrij
moedigheid, diep kijkend in deze ver
zoekingen, schrikken zouden van zich
zelf.
HUTSPOT, OP ANDERE WIJZE
BEREID.
Nu bet vleesch schaarsch is,
kan men bet kaasrantsoen be
nutten, om een zeer smakke-
Hjke en volledige hutspot te be
reiden.
Een van de smakelijke gerechten, die
men met wortelen kan bereiden, is onge
twijfeld de ècht-Hollandsche hutspot,
waarvan elke rechtgeaarde Leiden aar vol
gens de oude traditie op den derden Oc
tober smult en die ook de overige Neder-
tUeen faeetnön qctge/en met
TT OOOOT BACTERIËN BEVORDER* GENEZING
Ook voor wonden de ideale desinfectans
landers zoo gaarne In den winter eten.
Maarde groote vraag voor de huis
vrouwen is thans, of hutspot ook zonder
vleesch smakeljjk kan zijn! Welnu dat kan
ze inderdaad! Wanneer de huisgenooten
met elkaar twee ons belegen kaas willen
„uitsparen" is er een hutspot te bereiden,
die wat smaak en voedingswaarde betreft
niets onderdoet voor de bekende hutspot-
met-klapstuk.
Hutspot (4 personen).
(recept van Alida Raiding).
2Vz kg. aardappelen, 1 kg. wortelen, 250
gram pond) uien, 100 gram (1 ons)
boter of vet, 200 gram (2 ons) belegen
kaas, 1 afgestreken eetlepel zout, 2% dl
(2% kopje) melk.
Maak de wortelen en de uien schoon en
snijd zo f(jn. Laat een deel van de uien
met 2 eetlepels boter 10 min. zachtjes
smoren. Doe, er de wortelen en ruim Y*.
liter water bij. Voeg na 10 min. de
schoongeboende of geschilde (in vieren ge
sneden) aardappelen en het zout toe. Laat
alles een half uur zachtjes koken. Stamp
het door elkaar en maak den hutspot
smeuïg door toevoeging van de gekookte
melk. Roer van het vuur, de geraspte
kaas er door. Bak de rest van de uien in
de koekenpan met de reet van de bo
ter lichtbruin; voeg wat bloem of
aardappelmeel toe, laat deze even bruin
kleuren en maak de jus af met een
scheutje kokend water, Een deel van de
wortelen kan ook rauw, geraspt door den
hutspot gedaan worden; dit is zeer sma
kelijk en tevens vollediger.
MANYA BEUKMAN.
DE AMBACHTSHEER.
VL (Slot).
Toen de ambachtsheer nog tot den adel
stand behoorde, woonde hy vaak op zijn
kasteel in 't midden van zyn ambachts
heerlijkheid. Zoo stonden er kasteelen te
Zandrjk bij Veere, West-Souburg, Nieuw-
erve bp Ritthem, Kapelle (Z.-B.), St. Maar
tensdijk, e.a.
Door de Spaansche troebelen moesten
velen, die den koning en den Roomschen
godsdienst getrouw waren gebleven, hun
woonplaats verlaten. Ook waren sommige
geslachten in den loop der tijden uitgestor
ven. Door aankoop werden de rijke aristo
cratische families uit de steden eigenaars
van de ambachten. Velen lieten bij het dorp
een prachtig heerenhuis zetten, omgeven
door grachten en heerlijke bosschages. De
landeryen waren destijds goedkoop. Zij
bewoonden des zomers het Heerenhof en
verbleven des winters in de stad.
Ook de steden kochten later ambachts
heerlijkheden, zoogenaamd in het belang
der stad. Soms was dit ook zoo. Middelburg
kocht bpv. de ambachten Welzinge en Rit
them om verzekerd te zyn van haar vaar
water naar zee. Door den aankoop van
Nieuwerve wilde de stad, toen het vaar
water begon te verzanden, een haven recht
streeks naar de Schelde laten graven. Door
den afgunst van andere steden, vooral van
Vlissingen, ging het plan niet door.
De aankoop van vele andere ambachten
brachten Middelburg geen voordeel aan,
vooral ook omdat de koopprijs bijzonder
hoog was. De hooge heeren van het stads
bestuur wisten verschillende aankoopen
door te drflven voor hun eigen eerzucht.
Daar een ambacht niet op den naam van
een stad, maar alleen op den naam van een
sterfelpk persoon kon worden geschreven,
geschiedde dit op den naam van een der
burgemeesters, oud-burgemeesters of an
dere personen uit de vroedschap. Zoo bezat
Middelburg in het midden der 17de eeuw
meer dan 20 ambachten op Walcheren.
Behalve de reeds genoemde waren de voor
naamste Westkapelle, Domburg, Oostka-
pelle, Serooskerke, St. Laurens en Oost-
Souburg. De stad Vlissingen, daarin Mid
delburg willende navolgen, kocht Koude-
kerke, Biggekerke en Zoutelande. Zierikzee
bezat Sir Jansland cn Oosterland, Goes had
Borssele gekocht.
Middelburg wilde in 1676 om de stads-
leenbank van een bankroet te redden, ter
wijl haar eigen financiën ook verre van
rooskleurig waren, een loterij houden, zoo
als destijds meer door steden gedaan werd
om zich uit financieele moeilijkheden te
redden. De te winnen prflzen bestonden in
zes „hoogste en capitaelste" en 17 „minde
re heerlijkheden of gedeelten ervan", ver
der in de vier windmolens, staande op de
stadsbolwerken en andere prijzen.
Niettegenstaande aan de loterij door
placcaten in heel het land groote publici
teit werd gegeven, kon zij niet doorgaan,
daar dé deelname niet voldoende was. Door
den nood gedwongen besloot daarom de
vroedschap in 1678 een 16-tal van haar
ambachten publiek te verkoopen. Zij brach
ten allen minder op dan de stad er vroeger
voor betaald had. Zoo was de opbrengst
van de ambachten Westkapelle en Domburg
resp. 80.060 en f 76.650, samen dus
156.650, terwijl de stad in 1648 by aan
koop van beide 213.000 er voor betaald
had. De koopers van al de ambachten moes
ten betalen met obligatiën ten laste van de
stadsleenbank. Die obligatiën hadden toen
slechts een derde van de nominale waarde.
Wij hebben reeds een paar maal het jaar
1795 genoemd. Het is dan ook een belang
rijke mijlpaal in onze vaderlandsche ge
schiedenis. Het volk, tot dusver zoo goed
als uitgesloten, kreeg nu medezegging
schap in de regeering. Het koos zelf zijn
„representanten" of vertegenwoordigers om
Zeeland te besturen. Op de dorpen kozen
de ingezetenen een „municipaliteit" of ge
meentebestuur. De leus Vrijheid, Gelijkheid
en Broederschap trachtte men in practijk
te brengen. Daarom ook geen ambachts-
heeren meer, die met hun rechten de bevol
king drukten.
Dadelijk werd door de „Representanten
van het volk van Zeeland" het ambt van
Eerste Edele opgeheven. Ook werden zoo
goed als alle rechten der ambachtsheeren
vervallen verklaard en wel zonder toeken
ning van eenige vergoeding. Het hielp niet,
dat mr. Johan Canter de Munck, ambachts
heer van Serooskerke (W.), waar hij op de
buitenplaats Het Huis Ter Mee woonde,
mede namens een honderdtal ambachtshee
ren in Zeeland een Deductie en Adstrutieve
Memorie indiende tot verdediging van hun
rechten.
Toen ons land van de Fransche heer
schappij was verlost en Koning Willem I
aan de regeering kwam, begeerden de am
bachtsheeren hun vroegere rechten terug.
Bij Kon. besluit van 26 Maart 1814 Staats
blad no. 46 werd op hun verzoek daartoe
geantwoord, dat volledig herstel in geenen
deele zou overeen te brengen zijn met de
toenmalige omstandigheden. Terug werden
gegeven o.a. het collatierecht, het jacht*
recht de aschbak, de schutte, medezegging
schap bij de benoeming van een onderwijl
zer en van de leden van den gemeenteraad.
De benoeming van den schout van af 1815
burgemeester genoemd, eu van den ge
meente-secretaris geschiedde door den
koning. De grondwet van 1848 deed weer
enkele rechten vervallen, zooals de benoe
ming van raadsleden en onderwijzers. Als
later nog andere rechten vervallen, waar
bij de ambachtsheer geldelijk verlies leed,
zooals bijvoorbeeld het jachtrëcht, dat hij
verpachtte, werd hem daarvoor van rijks
wege schadevergoeding toegekend.
Het is te begrijpen, dat een ambachts
heerlijkheid bij verkoop thans niet zooveel
meer opbrengt als vroeger.
Mogelijk zuilen belangstellende lezers
zich afvragen welke rechten de ambachts
heer nog heeft Van alle ambachten zijn
die niet meer dezelfde gebleven. Menigmaal
is over sommige zakelijke voorrechten ge
procedeerd, als de ambachtsheer meende
in zijn recht verkort te zijn. Niet altijd
werd hij hierin in het gelijk gesteld.
Nog bestaande rechten zijn De achter
naam te mogen verbinden met den naam
van het ambacht en het voeren van het
wapen. Het plantrecht in de dorpsstraat,
op het kerkplein en op aommige dijken,
Dat noem© ze: Slum-slecht.
Ze gienge klaeraiurle maeke om na© béd
de te gaen, Corre en d'r moeder, en toen
'dorden ze der werènteg nog één an de deure
komme. Corre gieng naë voren, ze vroog:
„is dae nog vollek?" „Ja, Corre, ik bin 't;
roep je moeder is,, toe, zei der een stemme
in de doenkere gank en Cor gieng vrom.
Ze zei tegen d'r moeder: „daer ei j' Dine
van Bram". „O," zei de bakkerlnne,„die
zk komme betaele; laet ze maer 'ier
komme'. Ampersaut liep ze zelft ft nae de
deure. „Toe misje, komt er in. Mó je dae
noe in de gank bluve stae. Kom mae
gerust deur; óor; ik en Corre bin mae
tegaere. Me stienge net gerêed om nae
bédde te gaen, mae dat geef nie. Toe
pakt een stoel, dan zft 'k de thee nog is
even op 't lichtje zette; ie is nog laeuw,
'k t nog mae net. üut-'eblaeze". Dine
goeienaevend 'eknikt en een stoel
'elangd, ze zei: doe toch gin moeite,
méns, ik zè.' zó lank nie bluve, ik komme
maer is eventjes om ende wêerMae
dat ku' je begriepe, Zitterdagaevend
weze en een. klant in 'uus verzoeke zonder
die een baksje dlenkeh te geven, dat kan
invoudig nie bestae. De vrouwe begon ge
woon te praten, van: „da9 was vee volk
op 't durp, vanaeyen' bie de meziek".
Mae Dine wezëluk nogft jacht Ze stak
d'r- 'and in d'r zak en 'aelden een brieve-
zak voe den dag.
„Ik komme is mee je rekenienge", zei
ze, een bitje verlege, „en ik gin plezie-
rege boo'-schap." Het bleef een öogenblik
stille. De vrouwe wachtten, wat a ter.
vadder komme zou en Dine wist nie góed"
uut d'r woorden te kommen. Mae 't blééf
stille, dus toen most ze wè vadder gae.
„Bram die zei, dat 'n der nie over in
komt om mêer te betaclen as dat van
de vorege maend." „Dae stae toch niks op,
dat ft je nie 'ehad eit?" zei de vrouwe, „je ei
zelft 'evroge, ofdat er een dêel mocht bluve
stae, omdat 't over Juni zövee was. Ik
dat, in goed vertrouwen cp Juli 'ezet, mae
noe gaet dat toch mae nie op, om dan
te zeggen: „dat betael ik nie". Zöiets 'k
nog nooit mee-'emaekt". Dine zat mis-
tróosteg te knikken. „Ja, dat 'k ok tegen
z'n 'ezeid. Maer ie wil nae gin rede luus-
tere. Je weet 'oe ft ten is. Ie kom mae 'ier
op neer: „ik de gekwiteerde rekenienge
over de maend Juni. Dus over die maend
'k niks mi' te betaelen. Ze kan wè
zövee schrieve, dat bin ik nie verplicht
om oal te g*lóoven." De bakkersvrouwe
zat glad verstomd en Corre 'ieuw d'r eigen
dae voorloopig buten. Dus Dine begon
wee mae, êest om d'r eigen bladje schóone
te praten: „ja, je mot op mien nie Rwaed'
weze, 'óor; ik kan der ok niks an doe.e.
't Is voe mien ok zó plezierig nie, dft' 'k
nooit een cent in m'n 'anden kriege". Ze
langden d'r portemenee. „Ie ei de centen
over. Juli mee-'egeve. Zouwe me dan nie
zó kunne doe.e, dft'je dan toch de reke
nienge maer opschrieft en dan zk' ik, dat
ft ter nog an mèkêert, wê op d'êen of'
d'are meniere vast zoeke te kriegen en
zó gauw k Tc maer imrriertjes kan, je
centen brienge?' Mae noe kwam Corre der
tussen.
„Bè'je nié wiesdet, moeder; dkt mö*je
nie doe.e, ,oor". En tegen Dine: „ik be
griepe nie oe k je mee zó een smerege
streek voe den dag durf komme, bie een
fesoénlek méns." Je weet net zó góed as ik,
da jie nooit van je leven dat geld bie
mokare krlegt. Je ei 't oallemaele êerlik
'ehad en, k Bram dat dan nie betaele wil,
dan 'óort 'n in 't kot,: wan' dan is 'n een
gewonen dief".
„Nêe.e Dien", zei de vrouwe ok, „dae
gae 'k nie an begunne. Ikke 'êel dé reke
nienge ofschrieve en jie vee' minder
betaele as da je schuld is, ik begriepe nie
'oe a je 't verzint. Dan zou ik toch 'éel m'n
recht kwiet weze Ie zou toch oltied
daarlik de kwitantie op taefel kunne
göoie? En k die noe k zó praat, dan 'oef
je nie te vraegen of ft dat z'n plan is".
„Je mot op mien nie kwaed weze, 'óor,"
begon Dine wee mae, „lk wille,graag ge
noegt m'n schuld betaele. Wat kan ik
er an doe-e Ik g'lóove toch, dk 't 't
besté maer is om te doen g'liek ft Tt
'ezeid Ie ei de centen noe 'egeve en
dan ei je die toch avast En je kun ge
rust op me vertrouwe; ik zk wè zurrege,
dk je der gin cent an tekort komt".
„Weet je wat?" De bakkersvrouwe trok
de schuve van de taefel open en langden
d'r intpotlood. „Ik zk' dkt er op of
schrieve. Dan gaet oalles eerlik". Maer
as 't waeter zó gauw lei Dine oliebel d'r
'anden op dat geld, ze 't k op de tae
fel 'eleid. eh streek oalles in d'r schóót
„Nêe, dkt kan nie," zei ze, „dat mag vol
strekt nie, eit 'n 'ezeid. 'Eêl de rekenienge
mot uut-'edae worre. In je boelc ok, eit
'n 'ezeid. Wan' dae mos ik nog speciaal op
lette, eit 'n 'ezeid."
Corre en d'r moeder knikten is op me-
kare. je t in de gaten?" vroog de
vrouwe. Corre zei: „dk's je dank noe, voe
oal je goed-'eid, om dat nog een maend
te laete staen".
D'r moeder schodden d'r 'óod: „daer
ls niks, dat ft mêer tegenvoalt, as een
méns." H. C. H.
benevens de grasettlng der laatste en van
bepaalde wegen. Het vischrecht in stroo-
mend water, de zoogen. watergangen. Het
recht van aanwassen. Het windrecht is in
enkele ambachten omgezet in een jaarlijk-
sche erfpachtsom. Verder cjjns op erven,
die op de vroegere vroomgronden stonden.
Bflna alle veerrechten zyn in de Vorige
eeuw aan de provincie verkocht. Ook zyn
alle tolrechten in Zeeland afgeschaft.
In sommige Ned. Herv. kerken spreekt
men- nog Van de Ambachtsheerenbocht De'
zitplaatsen hierin mag dé kerkvoogdij ver
huren met de bepaling, dat zij beschikbaar
moeten zjjn voor den ambachtsheer, als hy
ter kerk mocht komen.
Het is een zeer groote zeldzaamheid, als
de ambachtsheer in zyn ambacht woont,
zooals bijv. jhr. H. A. van Doorn van Kou-
dekerke. De meeste ambachtsheeren en
ambachtsvrouwen, hoewel van oude Zeeuw
sche families afstammende, wonen buiten
Zeeland. Hierdoor is ook de band zeer los
geworden, zoo los zelfs, dat vele ingezete
nen van sommige ambachten den naam niet
kennén van hun ambachtsheer. Deze komt
ook zelden zijn ampacht bezoeken en dan
voelt hy. er. zich nog als een vreemde. Welk
een verschil met vroegere tijden
R. B. J. d. M.
REDACTEUR i J. M. HULUt
Onderstaande party la uit den wed
strijd om het kampioenschap van Zeeland.
Wit: W. de Graaf Zwart: J. Scheltena.
Fransche Party,
j. «2—©4 e7e6 2. d2—d4 d7—d5
3. Pblc3 d5Xe4 4. Pc3xe4 de zoo
gen. Rubins te In-variant.
4. Pg8f6 deze zet dient eerst
te worden voorbereid door Pbd7. Op den
tekstzet kan. 5 Pfö: volgen, waarna of de
zwarte dame té vroeg ontwikkeld wordt
of na gf: de pionnenatelling verzwakt
wordt.
5. LfldS beter was hier Pf6:
5Pb8c6 de bedoeling ls om
Lc8 na b6 op b7 te posteer en, maar dan
hoort het paard van b8 niet op cö. Zwart
moest daarom 5Pbd7 spelen.
6. Pgl—f3 Lf8—e7 7. c2c3 b7—b6
8. Ddla4 wit had beter op f6 kunnen
ruilen, toen de zwarte lóoper nog op f8
stond en dan vervolgen met Pf3 en 00.
De uitval van de dame naar a4 levert niet
veel op.
8. Lc8d7 9. LdSbö Pc6—b8
10. Pe4g3 doordat wit dit tempo moet
verliezen (of ruilen op f6 onder thans
minder gunBtig;e omstandigheden), krygt
zwart de kans zich vry wel te bevrijden.
1000 1L 0—0 h7—h6
een lichtvaardige zet, waarvande nood-
zakeiykheid niet duideiyk is.
12. Pf3eö Ld7Xb5 13. Da*xW Pf6—d7
14. f2—f4 c7cö 15. Db5©2 c5Xd4
16. c3Xd4 Pd7Xe5 17. d4Xeö Le7—cö+
18. Kglhl ook Le3 om na ruil der raads-
heeren het paard via e4 naar d6 te spelen
leek goed.
1 8Pb8c6 19. f4r—f5 typeerend
voor den aanvoerder der witte stukken.
1 9e6xlö 20. Pg3xf5 Pc6—e7
Zwart: J. Scheitel».
8
7
6
mu,
s
4
3
2
I
a b ode t g
Wit: W. de Graaf.
Spel van dm tyd door F. M.
Huebner. Vertaald door A. E. C.
Vuerhardt-Berkhout Uitg. Zuid-
Hollandsche Uitgev©rsmy„ Den
Haag.
Tydens het opnemen van een filmscène
in den kerktoren van een klein Neder
land sch dorp heeft de vertolkster van de
hoofdrol plotseling visioenen van het verle
den. Tot den ouden eigenaardigen beiaar
dier zegt ze niet de woorden, die in het
draaiboek staan, maar ze spreekt die
woorden, die jaren geleden de vrouw van
den beiaarditr tegen haar man gesproken
heeft Als de oude het hoort, wordt by
radeloos en stort zich over de borstwering
van den toren op de straat te pletter. Dit
is hét grootste gebeuren van dit boek. Het
geen wat voorafgaat en hetgeen wat volgt,
vormt met deze spannende episode een
modem geheeL
Sytje door Cor Bruyn en M.
Bruyn-de Vries. Uitg. C. A. Spin
en Zoon N.V., Amsterdam.
Sytje is een aardig klein meisje. Haar
vader en moeder zyn eenvoudige menschen
en met hun kinderen wonen ze In een klein
dorp. Maar wat valt er al niet te beleven?,
Juist al die kleine simpele, maar in het le
ven van een kind soms zoo geweldige, ge
beurtenissen maken, dat dit boek bq uitstek
geschikt is om door jonge kinderen gele
zen te worden. Het is goed en onderhou
dend geschreven.
In de Nederlandsche Land- en Tuin-
bouw-bibliotheek verschenen herdrukken
van Algen-eene Veeteelt door E. J. Dom-
merhold, deel I Fokleer en deel n Ge
zondheidsleer.
Uitg. J. B. Wolters, Groningen.
Stand na: 20. PcQe7.
21. De2gé deze zet geeft zwart gele
genheid tot verdere afruil. Hier leek Ph8:
en na 21gh6: 22. Lh6: kan zwart
de kwaliteit niet redden, wegens b.v*
22. Te8 23. Df3 of misschien
zelfs Tf7s
21Pe7x*8 22. Tflx« Kg8—hT
23. Lel—f4 DdSd7 24. Dg4—h5 Dd7—e6
25. Tal—fl De6g6 26. Dh5—h3 Ta8—d8
27. Lf4—cl Td8d5 28. Dh3—f8 Tf8d8
29. a2a3 a7a5 30. g2g4 Dg6e6
31. Lel—f4 Td5d3 32. Df3—e2 De6—d5t
33. De2g2 Td3dl 34. Lf4—g3 TdlXflf
35. Tföxfl Dd5—e6 36. Dg2-e4f De6—g6
37. De4—f5 Dg6X*5 38. g4+f5 Kh7—g8
39. Lg3—f4 Kg8h7 tijdnood?
40. e5—e6 f7Xe6 4L f5xe6 Td8—e8
42. ifl—el Kh7—g6 43. Lf4—d2 Lc5—<H
44. b2b4 a5Xb4 45. Ld2xb4 Ld4—c5
46. Lbixcö b6Xcö 47. Tel—e5 Kg6—f6
48. Te5xc5 Te8Xe0 49. Tc5cS remise
gegeven.
Doodstil is het in het bos. Reeds uren
"aan één stuk doolt heten het enige ge
luid dat wy horen is het gestadig neer
tikkelen der vele honderden waterdrup
pels. Want de sneeuw is vanmiddag gaan
smelten en dat zal zo nog wel een tydje
doorgaan. Het schemert nu al, flink, de
zon is reeds een uurtje geleden onderge
gaan en de eerste uilen schreeuwen al,
diep in het bos. Die zullen wel gauw op
geruisloze wieken naar hun jachtgebieden
trekken.
Wat ritselt daar? Het is hoogstens vyf
meter van ons vandaan. Net, of het iemand
zoekt, tussen de gevallen dennennaalen en
ze met een stokje van elkaar schuift.
Weer dat geritsel, maar nu wat dichterby.
Je kan niet eens zien, wat het nu eigen-
Igk is, zo donker is het al geworden. Dan
de zaklantaarn maar aanknippen en in de
richting van het geluid trekken, stil en
voorzichtig. Zodra de lantaarn aan is, ho
ren wy niets meer, geen geritsel, geen
gekraak. Maai! voor ons staat het toch al
lang vast, dat wy te maken hebben met
een of ander geheimzinnig dfer, dat daar
tussen de dennennaalden bezig is. En ja,
al spoedig schynt de zaklantaarn op een
donker hoopje, dat aan de voet van een
oude dennenboom ligt. Een byna zwarte,
ronde massa is het. Voorzichtig, gryp er
niet naarkyk liever eerst eens goed,
wat je elgeniyk voor je hebt
Zie je wel, daar heb je het al. Het is
een egel, een klein bosdier, zo groot als
een rat maar over heel z'n lichaam, voor
zien van stevige, harde stekels. Wanneer
je nu maar zonder eerst even te kyken, je
hand had uitgestoken, dan was je in de
stekels terecht gekomen en dat la heus
niet zo plezierig I
Een dier zonder kop of staart.
Wat is dat nu eigeniyk voor een vreemd
beest? Ér is kop noch staatrt aan te zien
het is niets dan een rond, stekelig voor
werp, dat er lang niet aanlokkeiyk uit
ziet Weet je wat wij rollen de egel voor
zichtig" In een zakdoek en nemen hem
mee naar huis. Daar wordt hy in een kist
gezet, een stevig stuk kippengaas gaat er
overheen en wy laten onze nieuwe vriend
voorlopig aan zyn lot over. Morgenoch-,
tend zullen wy wel eens vérder kyken.
Zo, daar komen wy dan dé volgende
morgen terug, om de gast weer te zien.
En nu kun je wel kop en staart aan het
dier onderscheiden Een kleine gryze
sunit zien wy, met een heel spits en vry
klein bekje op het eind. Twèe heldere,
zwarte kraaloogjes vormen de restvan
het zichtbare kopgedeelte, want direct op
het schedeldak beginnen de zwart met
grijze pennen. Er staan heel wat van die
scherpe pennen op het lichaam van de
egelOp borst en buik zul je ze niet
zien, maar rug en flanken zijn er stijf
mee bezet,
Natuuriyk aan de onderzyde niet, want
daar zitten de vier muisgrijze poten, voor
zien van scherpe klauwtjes. En ook het
heel kleine staartje is vry van stekels.
Maar nu zal Je allicht vragen, hoe kan
het, dat wp gisteren een stekelige bal
vonden, als het beest alleen maar aan de
rugzijde aan de flanken stekels heeft?.
Wel, raak hem maar eens even aan. On
middellijk vliegen kop, poten en staartje
naar binnen, dc rug van het dier kromt
zich en binnen een paar seconden ligt daar
weer de zelfde grauwe, stekelige bal van
gisteren.Dat 13 de hele tactiek van de
egel, om zich tegen de vijand te verdedi
gen. En je begrypt wel, dat het een zeer
doeltreffende manier is, want geen roof
vogel en geen hond, geen marter en geen
kat zal graag een paar van die scherpe
pennen in zijn neus hebben.
Een verre neef van het stekelvarken.
De mensen noemen dit dier gewoonlijk
stekelvarken, Dat is echter een volkomen
verkeerde naam, want het 'echte stekel
varken is een dier dat in de tropen en
sub-tropen leeft en veel groter en sterker
is. De twee zgn wel verre neven van el
kaar maar het echte stekelvarken kan
veel meer doen. Dat heeft byv. op zfn
staart ook pennen. En daar mee kan het
een vyand in het gezicht slaan, zodat de
pennen uit de staart, d.e zter los zitten
in de neus van de ander terecht komen»
Dat kan onze egel niet
Wanneer je op een bovenhuis woont, kun
Je de egel nu beter zyn vrijheid maar weer
teruggeven, want anders gaat hy al vrij
spoedig dood. Maar als je een flinke tuin
by Je huls hebt, dan kun je daarin de
egel wel in leven houden. En zy zijn dan
wel heel nuttig ook, want zij vangen slak
en wormen, schadelijke kruipende insec
ten en meer van zulk spul. Wanneer je ze
dan eens een heel groot plezier wilt doen,
dan moet je een schoteltje melk voor je
egel klaarzetten, net als voor de kat. Daar
zyn zy eenvoudig dol op. Ergens in de
tuin of in een schuurtje maken zy een
holletje en verder zul je vai de nieuwe
aanwinst van je menageri- geen last heb
ben.
Soms vind Je, zo in Me! ook wel jonge
egels. Die zien er heel vermakeiyk uit,
want zy hebben bruin en wit gestreepte
pennen, en ook hun huid is aardig ge
streept Heel vaak zul je de jonge egels
niet vinden, want zy blyven gewooniyk
heel lang in het hol, totdat zy volwassen
zyn, en dan verschillen zy in niets meer
van het dier dat wy vonden.
De egels komen veel voor in alle delen
van ons land, veel meer dan men over het
algemeen denkt want byna in leder bos
van een beetje behoorlijke afmeting leven
er een paaren wanneer je er op let zal
het je heus wel eens overkomen, dat je
in het schemerende bos dat vreemde, ge
heimzinnige ritselen hoort van een egei,
die op .zoek is naar women, slakken en
ander gedierte.
(Kadntk verboden.^