KORTE PREDICATE Voor de huisorouu m SUPEROL Zeeuwsche Kroniek Bevelan'se brieven SCHAKEN X 9 9 li n iSH lil lU Wé fff n $Yü MS 11 :1H Éll ff iê mê m O 1® Cl Van onze Boekentafel C Poor de jeugd EEN GEHEIMZINNIGE BOSBEWONER. DE EGEL OP HET OORLOGSPAD. Een schoteltje melk is een tractatie. INDE WOESTIJN II. Veertig etmalen denken: hoe moet ditdit groote. Veertig etmalen alle Messiaswoorden uit de Schriften wen den en keerenin het licht van den morgen, van den middagvan den avond, van dén nachtZoo ontstaat Matt heus 4:1—11, verhullend onthul- lend aan Zijn jongeren verteld, omdat het zóó alleen te dragen is. In het diepste van de hel kunnen wij niet kijken. Hij is er voor ons door gegaan. Iets ervan krijgen wij in deze drie beel den, en later in een paar bloeddroppels in Gethsemanêterwijl de wereld slaapt, en nog later in een Psalm gezongen in den ergsten nacht op aardeMijn God. mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten"Haast niet te dragen, maar het kan, opdat wij tot God zouden genomen en nimmermeer van Hem verlaten worden. Waarom heeft Christus ons dit stuk gegeven Wij maken alles gewoon, dit stuk en ons leven. Mijn God. hoe gevaarlijk is ons leven. Hoe verschrik kelijk van hemelhoogte en hellediepte (zwiepende plank onder mijn voet) I En hoe plat leven wij het. Platte voe ten schuiven voorzichtig over een rustig landons leven. Dit stuk past er niet bij. Dan maken wij het ook plat en rustig en voorzichtig. Neen, maar het kookt er van de hel. Het brandt er van den duivel, dien wij ook al verbanden, omdat wij fatsoenlijk zijn. Maar hier is hij er. als overwonnene. Eén mensch heeft dit leven volmaakt over wonnen, in onze plaats. Waarom heeft Christus ons dit stuk gegeven Dat later iemand zou kunnen schrijven M'n lieve broeders l we heb ben er Eén bij God die het diepste van onze hel kent en er gaaf doorheen kwam. maar Hij begrijpt het, want het was Hem zwaar. Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, om barmhartigheid te ont vangen en genade te vinden, om hulp té ontvangen ten rechtertijd. En dat de menschen met te gemakkelijlce vrij moedigheid, diep kijkend in deze ver zoekingen, schrikken zouden van zich zelf. HUTSPOT, OP ANDERE WIJZE BEREID. Nu bet vleesch schaarsch is, kan men bet kaasrantsoen be nutten, om een zeer smakke- Hjke en volledige hutspot te be reiden. Een van de smakelijke gerechten, die men met wortelen kan bereiden, is onge twijfeld de ècht-Hollandsche hutspot, waarvan elke rechtgeaarde Leiden aar vol gens de oude traditie op den derden Oc tober smult en die ook de overige Neder- tUeen faeetnön qctge/en met TT OOOOT BACTERIËN BEVORDER* GENEZING Ook voor wonden de ideale desinfectans landers zoo gaarne In den winter eten. Maarde groote vraag voor de huis vrouwen is thans, of hutspot ook zonder vleesch smakeljjk kan zijn! Welnu dat kan ze inderdaad! Wanneer de huisgenooten met elkaar twee ons belegen kaas willen „uitsparen" is er een hutspot te bereiden, die wat smaak en voedingswaarde betreft niets onderdoet voor de bekende hutspot- met-klapstuk. Hutspot (4 personen). (recept van Alida Raiding). 2Vz kg. aardappelen, 1 kg. wortelen, 250 gram pond) uien, 100 gram (1 ons) boter of vet, 200 gram (2 ons) belegen kaas, 1 afgestreken eetlepel zout, 2% dl (2% kopje) melk. Maak de wortelen en de uien schoon en snijd zo f(jn. Laat een deel van de uien met 2 eetlepels boter 10 min. zachtjes smoren. Doe, er de wortelen en ruim Y*. liter water bij. Voeg na 10 min. de schoongeboende of geschilde (in vieren ge sneden) aardappelen en het zout toe. Laat alles een half uur zachtjes koken. Stamp het door elkaar en maak den hutspot smeuïg door toevoeging van de gekookte melk. Roer van het vuur, de geraspte kaas er door. Bak de rest van de uien in de koekenpan met de reet van de bo ter lichtbruin; voeg wat bloem of aardappelmeel toe, laat deze even bruin kleuren en maak de jus af met een scheutje kokend water, Een deel van de wortelen kan ook rauw, geraspt door den hutspot gedaan worden; dit is zeer sma kelijk en tevens vollediger. MANYA BEUKMAN. DE AMBACHTSHEER. VL (Slot). Toen de ambachtsheer nog tot den adel stand behoorde, woonde hy vaak op zijn kasteel in 't midden van zyn ambachts heerlijkheid. Zoo stonden er kasteelen te Zandrjk bij Veere, West-Souburg, Nieuw- erve bp Ritthem, Kapelle (Z.-B.), St. Maar tensdijk, e.a. Door de Spaansche troebelen moesten velen, die den koning en den Roomschen godsdienst getrouw waren gebleven, hun woonplaats verlaten. Ook waren sommige geslachten in den loop der tijden uitgestor ven. Door aankoop werden de rijke aristo cratische families uit de steden eigenaars van de ambachten. Velen lieten bij het dorp een prachtig heerenhuis zetten, omgeven door grachten en heerlijke bosschages. De landeryen waren destijds goedkoop. Zij bewoonden des zomers het Heerenhof en verbleven des winters in de stad. Ook de steden kochten later ambachts heerlijkheden, zoogenaamd in het belang der stad. Soms was dit ook zoo. Middelburg kocht bpv. de ambachten Welzinge en Rit them om verzekerd te zyn van haar vaar water naar zee. Door den aankoop van Nieuwerve wilde de stad, toen het vaar water begon te verzanden, een haven recht streeks naar de Schelde laten graven. Door den afgunst van andere steden, vooral van Vlissingen, ging het plan niet door. De aankoop van vele andere ambachten brachten Middelburg geen voordeel aan, vooral ook omdat de koopprijs bijzonder hoog was. De hooge heeren van het stads bestuur wisten verschillende aankoopen door te drflven voor hun eigen eerzucht. Daar een ambacht niet op den naam van een stad, maar alleen op den naam van een sterfelpk persoon kon worden geschreven, geschiedde dit op den naam van een der burgemeesters, oud-burgemeesters of an dere personen uit de vroedschap. Zoo bezat Middelburg in het midden der 17de eeuw meer dan 20 ambachten op Walcheren. Behalve de reeds genoemde waren de voor naamste Westkapelle, Domburg, Oostka- pelle, Serooskerke, St. Laurens en Oost- Souburg. De stad Vlissingen, daarin Mid delburg willende navolgen, kocht Koude- kerke, Biggekerke en Zoutelande. Zierikzee bezat Sir Jansland cn Oosterland, Goes had Borssele gekocht. Middelburg wilde in 1676 om de stads- leenbank van een bankroet te redden, ter wijl haar eigen financiën ook verre van rooskleurig waren, een loterij houden, zoo als destijds meer door steden gedaan werd om zich uit financieele moeilijkheden te redden. De te winnen prflzen bestonden in zes „hoogste en capitaelste" en 17 „minde re heerlijkheden of gedeelten ervan", ver der in de vier windmolens, staande op de stadsbolwerken en andere prijzen. Niettegenstaande aan de loterij door placcaten in heel het land groote publici teit werd gegeven, kon zij niet doorgaan, daar dé deelname niet voldoende was. Door den nood gedwongen besloot daarom de vroedschap in 1678 een 16-tal van haar ambachten publiek te verkoopen. Zij brach ten allen minder op dan de stad er vroeger voor betaald had. Zoo was de opbrengst van de ambachten Westkapelle en Domburg resp. 80.060 en f 76.650, samen dus 156.650, terwijl de stad in 1648 by aan koop van beide 213.000 er voor betaald had. De koopers van al de ambachten moes ten betalen met obligatiën ten laste van de stadsleenbank. Die obligatiën hadden toen slechts een derde van de nominale waarde. Wij hebben reeds een paar maal het jaar 1795 genoemd. Het is dan ook een belang rijke mijlpaal in onze vaderlandsche ge schiedenis. Het volk, tot dusver zoo goed als uitgesloten, kreeg nu medezegging schap in de regeering. Het koos zelf zijn „representanten" of vertegenwoordigers om Zeeland te besturen. Op de dorpen kozen de ingezetenen een „municipaliteit" of ge meentebestuur. De leus Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap trachtte men in practijk te brengen. Daarom ook geen ambachts- heeren meer, die met hun rechten de bevol king drukten. Dadelijk werd door de „Representanten van het volk van Zeeland" het ambt van Eerste Edele opgeheven. Ook werden zoo goed als alle rechten der ambachtsheeren vervallen verklaard en wel zonder toeken ning van eenige vergoeding. Het hielp niet, dat mr. Johan Canter de Munck, ambachts heer van Serooskerke (W.), waar hij op de buitenplaats Het Huis Ter Mee woonde, mede namens een honderdtal ambachtshee ren in Zeeland een Deductie en Adstrutieve Memorie indiende tot verdediging van hun rechten. Toen ons land van de Fransche heer schappij was verlost en Koning Willem I aan de regeering kwam, begeerden de am bachtsheeren hun vroegere rechten terug. Bij Kon. besluit van 26 Maart 1814 Staats blad no. 46 werd op hun verzoek daartoe geantwoord, dat volledig herstel in geenen deele zou overeen te brengen zijn met de toenmalige omstandigheden. Terug werden gegeven o.a. het collatierecht, het jacht* recht de aschbak, de schutte, medezegging schap bij de benoeming van een onderwijl zer en van de leden van den gemeenteraad. De benoeming van den schout van af 1815 burgemeester genoemd, eu van den ge meente-secretaris geschiedde door den koning. De grondwet van 1848 deed weer enkele rechten vervallen, zooals de benoe ming van raadsleden en onderwijzers. Als later nog andere rechten vervallen, waar bij de ambachtsheer geldelijk verlies leed, zooals bijvoorbeeld het jachtrëcht, dat hij verpachtte, werd hem daarvoor van rijks wege schadevergoeding toegekend. Het is te begrijpen, dat een ambachts heerlijkheid bij verkoop thans niet zooveel meer opbrengt als vroeger. Mogelijk zuilen belangstellende lezers zich afvragen welke rechten de ambachts heer nog heeft Van alle ambachten zijn die niet meer dezelfde gebleven. Menigmaal is over sommige zakelijke voorrechten ge procedeerd, als de ambachtsheer meende in zijn recht verkort te zijn. Niet altijd werd hij hierin in het gelijk gesteld. Nog bestaande rechten zijn De achter naam te mogen verbinden met den naam van het ambacht en het voeren van het wapen. Het plantrecht in de dorpsstraat, op het kerkplein en op aommige dijken, Dat noem© ze: Slum-slecht. Ze gienge klaeraiurle maeke om na© béd de te gaen, Corre en d'r moeder, en toen 'dorden ze der werènteg nog één an de deure komme. Corre gieng naë voren, ze vroog: „is dae nog vollek?" „Ja, Corre, ik bin 't; roep je moeder is,, toe, zei der een stemme in de doenkere gank en Cor gieng vrom. Ze zei tegen d'r moeder: „daer ei j' Dine van Bram". „O," zei de bakkerlnne,„die zk komme betaele; laet ze maer 'ier komme'. Ampersaut liep ze zelft ft nae de deure. „Toe misje, komt er in. Mó je dae noe in de gank bluve stae. Kom mae gerust deur; óor; ik en Corre bin mae tegaere. Me stienge net gerêed om nae bédde te gaen, mae dat geef nie. Toe pakt een stoel, dan zft 'k de thee nog is even op 't lichtje zette; ie is nog laeuw, 'k t nog mae net. üut-'eblaeze". Dine goeienaevend 'eknikt en een stoel 'elangd, ze zei: doe toch gin moeite, méns, ik zè.' zó lank nie bluve, ik komme maer is eventjes om ende wêerMae dat ku' je begriepe, Zitterdagaevend weze en een. klant in 'uus verzoeke zonder die een baksje dlenkeh te geven, dat kan invoudig nie bestae. De vrouwe begon ge woon te praten, van: „da9 was vee volk op 't durp, vanaeyen' bie de meziek". Mae Dine wezëluk nogft jacht Ze stak d'r- 'and in d'r zak en 'aelden een brieve- zak voe den dag. „Ik komme is mee je rekenienge", zei ze, een bitje verlege, „en ik gin plezie- rege boo'-schap." Het bleef een öogenblik stille. De vrouwe wachtten, wat a ter. vadder komme zou en Dine wist nie góed" uut d'r woorden te kommen. Mae 't blééf stille, dus toen most ze wè vadder gae. „Bram die zei, dat 'n der nie over in komt om mêer te betaclen as dat van de vorege maend." „Dae stae toch niks op, dat ft je nie 'ehad eit?" zei de vrouwe, „je ei zelft 'evroge, ofdat er een dêel mocht bluve stae, omdat 't over Juni zövee was. Ik dat, in goed vertrouwen cp Juli 'ezet, mae noe gaet dat toch mae nie op, om dan te zeggen: „dat betael ik nie". Zöiets 'k nog nooit mee-'emaekt". Dine zat mis- tróosteg te knikken. „Ja, dat 'k ok tegen z'n 'ezeid. Maer ie wil nae gin rede luus- tere. Je weet 'oe ft ten is. Ie kom mae 'ier op neer: „ik de gekwiteerde rekenienge over de maend Juni. Dus over die maend 'k niks mi' te betaelen. Ze kan wè zövee schrieve, dat bin ik nie verplicht om oal te g*lóoven." De bakkersvrouwe zat glad verstomd en Corre 'ieuw d'r eigen dae voorloopig buten. Dus Dine begon wee mae, êest om d'r eigen bladje schóone te praten: „ja, je mot op mien nie Rwaed' weze, 'óor; ik kan der ok niks an doe.e. 't Is voe mien ok zó plezierig nie, dft' 'k nooit een cent in m'n 'anden kriege". Ze langden d'r portemenee. „Ie ei de centen over. Juli mee-'egeve. Zouwe me dan nie zó kunne doe.e, dft'je dan toch de reke nienge maer opschrieft en dan zk' ik, dat ft ter nog an mèkêert, wê op d'êen of' d'are meniere vast zoeke te kriegen en zó gauw k Tc maer imrriertjes kan, je centen brienge?' Mae noe kwam Corre der tussen. „Bè'je nié wiesdet, moeder; dkt mö*je nie doe.e, ,oor". En tegen Dine: „ik be griepe nie oe k je mee zó een smerege streek voe den dag durf komme, bie een fesoénlek méns." Je weet net zó góed as ik, da jie nooit van je leven dat geld bie mokare krlegt. Je ei 't oallemaele êerlik 'ehad en, k Bram dat dan nie betaele wil, dan 'óort 'n in 't kot,: wan' dan is 'n een gewonen dief". „Nêe.e Dien", zei de vrouwe ok, „dae gae 'k nie an begunne. Ikke 'êel dé reke nienge ofschrieve en jie vee' minder betaele as da je schuld is, ik begriepe nie 'oe a je 't verzint. Dan zou ik toch 'éel m'n recht kwiet weze Ie zou toch oltied daarlik de kwitantie op taefel kunne göoie? En k die noe k zó praat, dan 'oef je nie te vraegen of ft dat z'n plan is". „Je mot op mien nie kwaed weze, 'óor," begon Dine wee mae, „lk wille,graag ge noegt m'n schuld betaele. Wat kan ik er an doe-e Ik g'lóove toch, dk 't 't besté maer is om te doen g'liek ft Tt 'ezeid Ie ei de centen noe 'egeve en dan ei je die toch avast En je kun ge rust op me vertrouwe; ik zk wè zurrege, dk je der gin cent an tekort komt". „Weet je wat?" De bakkersvrouwe trok de schuve van de taefel open en langden d'r intpotlood. „Ik zk' dkt er op of schrieve. Dan gaet oalles eerlik". Maer as 't waeter zó gauw lei Dine oliebel d'r 'anden op dat geld, ze 't k op de tae fel 'eleid. eh streek oalles in d'r schóót „Nêe, dkt kan nie," zei ze, „dat mag vol strekt nie, eit 'n 'ezeid. 'Eêl de rekenienge mot uut-'edae worre. In je boelc ok, eit 'n 'ezeid. Wan' dae mos ik nog speciaal op lette, eit 'n 'ezeid." Corre en d'r moeder knikten is op me- kare. je t in de gaten?" vroog de vrouwe. Corre zei: „dk's je dank noe, voe oal je goed-'eid, om dat nog een maend te laete staen". D'r moeder schodden d'r 'óod: „daer ls niks, dat ft mêer tegenvoalt, as een méns." H. C. H. benevens de grasettlng der laatste en van bepaalde wegen. Het vischrecht in stroo- mend water, de zoogen. watergangen. Het recht van aanwassen. Het windrecht is in enkele ambachten omgezet in een jaarlijk- sche erfpachtsom. Verder cjjns op erven, die op de vroegere vroomgronden stonden. Bflna alle veerrechten zyn in de Vorige eeuw aan de provincie verkocht. Ook zyn alle tolrechten in Zeeland afgeschaft. In sommige Ned. Herv. kerken spreekt men- nog Van de Ambachtsheerenbocht De' zitplaatsen hierin mag dé kerkvoogdij ver huren met de bepaling, dat zij beschikbaar moeten zjjn voor den ambachtsheer, als hy ter kerk mocht komen. Het is een zeer groote zeldzaamheid, als de ambachtsheer in zyn ambacht woont, zooals bijv. jhr. H. A. van Doorn van Kou- dekerke. De meeste ambachtsheeren en ambachtsvrouwen, hoewel van oude Zeeuw sche families afstammende, wonen buiten Zeeland. Hierdoor is ook de band zeer los geworden, zoo los zelfs, dat vele ingezete nen van sommige ambachten den naam niet kennén van hun ambachtsheer. Deze komt ook zelden zijn ampacht bezoeken en dan voelt hy. er. zich nog als een vreemde. Welk een verschil met vroegere tijden R. B. J. d. M. REDACTEUR i J. M. HULUt Onderstaande party la uit den wed strijd om het kampioenschap van Zeeland. Wit: W. de Graaf Zwart: J. Scheltena. Fransche Party, j. «2—©4 e7e6 2. d2—d4 d7—d5 3. Pblc3 d5Xe4 4. Pc3xe4 de zoo gen. Rubins te In-variant. 4. Pg8f6 deze zet dient eerst te worden voorbereid door Pbd7. Op den tekstzet kan. 5 Pfö: volgen, waarna of de zwarte dame té vroeg ontwikkeld wordt of na gf: de pionnenatelling verzwakt wordt. 5. LfldS beter was hier Pf6: 5Pb8c6 de bedoeling ls om Lc8 na b6 op b7 te posteer en, maar dan hoort het paard van b8 niet op cö. Zwart moest daarom 5Pbd7 spelen. 6. Pgl—f3 Lf8—e7 7. c2c3 b7—b6 8. Ddla4 wit had beter op f6 kunnen ruilen, toen de zwarte lóoper nog op f8 stond en dan vervolgen met Pf3 en 00. De uitval van de dame naar a4 levert niet veel op. 8. Lc8d7 9. LdSbö Pc6—b8 10. Pe4g3 doordat wit dit tempo moet verliezen (of ruilen op f6 onder thans minder gunBtig;e omstandigheden), krygt zwart de kans zich vry wel te bevrijden. 1000 1L 0—0 h7—h6 een lichtvaardige zet, waarvande nood- zakeiykheid niet duideiyk is. 12. Pf3eö Ld7Xb5 13. Da*xW Pf6—d7 14. f2—f4 c7cö 15. Db5©2 c5Xd4 16. c3Xd4 Pd7Xe5 17. d4Xeö Le7—cö+ 18. Kglhl ook Le3 om na ruil der raads- heeren het paard via e4 naar d6 te spelen leek goed. 1 8Pb8c6 19. f4r—f5 typeerend voor den aanvoerder der witte stukken. 1 9e6xlö 20. Pg3xf5 Pc6—e7 Zwart: J. Scheitel». 8 7 6 mu, s 4 3 2 I a b ode t g Wit: W. de Graaf. Spel van dm tyd door F. M. Huebner. Vertaald door A. E. C. Vuerhardt-Berkhout Uitg. Zuid- Hollandsche Uitgev©rsmy„ Den Haag. Tydens het opnemen van een filmscène in den kerktoren van een klein Neder land sch dorp heeft de vertolkster van de hoofdrol plotseling visioenen van het verle den. Tot den ouden eigenaardigen beiaar dier zegt ze niet de woorden, die in het draaiboek staan, maar ze spreekt die woorden, die jaren geleden de vrouw van den beiaarditr tegen haar man gesproken heeft Als de oude het hoort, wordt by radeloos en stort zich over de borstwering van den toren op de straat te pletter. Dit is hét grootste gebeuren van dit boek. Het geen wat voorafgaat en hetgeen wat volgt, vormt met deze spannende episode een modem geheeL Sytje door Cor Bruyn en M. Bruyn-de Vries. Uitg. C. A. Spin en Zoon N.V., Amsterdam. Sytje is een aardig klein meisje. Haar vader en moeder zyn eenvoudige menschen en met hun kinderen wonen ze In een klein dorp. Maar wat valt er al niet te beleven?, Juist al die kleine simpele, maar in het le ven van een kind soms zoo geweldige, ge beurtenissen maken, dat dit boek bq uitstek geschikt is om door jonge kinderen gele zen te worden. Het is goed en onderhou dend geschreven. In de Nederlandsche Land- en Tuin- bouw-bibliotheek verschenen herdrukken van Algen-eene Veeteelt door E. J. Dom- merhold, deel I Fokleer en deel n Ge zondheidsleer. Uitg. J. B. Wolters, Groningen. Stand na: 20. PcQe7. 21. De2gé deze zet geeft zwart gele genheid tot verdere afruil. Hier leek Ph8: en na 21gh6: 22. Lh6: kan zwart de kwaliteit niet redden, wegens b.v* 22. Te8 23. Df3 of misschien zelfs Tf7s 21Pe7x*8 22. Tflx« Kg8—hT 23. Lel—f4 DdSd7 24. Dg4—h5 Dd7—e6 25. Tal—fl De6g6 26. Dh5—h3 Ta8—d8 27. Lf4—cl Td8d5 28. Dh3—f8 Tf8d8 29. a2a3 a7a5 30. g2g4 Dg6e6 31. Lel—f4 Td5d3 32. Df3—e2 De6—d5t 33. De2g2 Td3dl 34. Lf4—g3 TdlXflf 35. Tföxfl Dd5—e6 36. Dg2-e4f De6—g6 37. De4—f5 Dg6X*5 38. g4+f5 Kh7—g8 39. Lg3—f4 Kg8h7 tijdnood? 40. e5—e6 f7Xe6 4L f5xe6 Td8—e8 42. ifl—el Kh7—g6 43. Lf4—d2 Lc5—<H 44. b2b4 a5Xb4 45. Ld2xb4 Ld4—c5 46. Lbixcö b6Xcö 47. Tel—e5 Kg6—f6 48. Te5xc5 Te8Xe0 49. Tc5cS remise gegeven. Doodstil is het in het bos. Reeds uren "aan één stuk doolt heten het enige ge luid dat wy horen is het gestadig neer tikkelen der vele honderden waterdrup pels. Want de sneeuw is vanmiddag gaan smelten en dat zal zo nog wel een tydje doorgaan. Het schemert nu al, flink, de zon is reeds een uurtje geleden onderge gaan en de eerste uilen schreeuwen al, diep in het bos. Die zullen wel gauw op geruisloze wieken naar hun jachtgebieden trekken. Wat ritselt daar? Het is hoogstens vyf meter van ons vandaan. Net, of het iemand zoekt, tussen de gevallen dennennaalen en ze met een stokje van elkaar schuift. Weer dat geritsel, maar nu wat dichterby. Je kan niet eens zien, wat het nu eigen- Igk is, zo donker is het al geworden. Dan de zaklantaarn maar aanknippen en in de richting van het geluid trekken, stil en voorzichtig. Zodra de lantaarn aan is, ho ren wy niets meer, geen geritsel, geen gekraak. Maai! voor ons staat het toch al lang vast, dat wy te maken hebben met een of ander geheimzinnig dfer, dat daar tussen de dennennaalden bezig is. En ja, al spoedig schynt de zaklantaarn op een donker hoopje, dat aan de voet van een oude dennenboom ligt. Een byna zwarte, ronde massa is het. Voorzichtig, gryp er niet naarkyk liever eerst eens goed, wat je elgeniyk voor je hebt Zie je wel, daar heb je het al. Het is een egel, een klein bosdier, zo groot als een rat maar over heel z'n lichaam, voor zien van stevige, harde stekels. Wanneer je nu maar zonder eerst even te kyken, je hand had uitgestoken, dan was je in de stekels terecht gekomen en dat la heus niet zo plezierig I Een dier zonder kop of staart. Wat is dat nu eigeniyk voor een vreemd beest? Ér is kop noch staatrt aan te zien het is niets dan een rond, stekelig voor werp, dat er lang niet aanlokkeiyk uit ziet Weet je wat wij rollen de egel voor zichtig" In een zakdoek en nemen hem mee naar huis. Daar wordt hy in een kist gezet, een stevig stuk kippengaas gaat er overheen en wy laten onze nieuwe vriend voorlopig aan zyn lot over. Morgenoch-, tend zullen wy wel eens vérder kyken. Zo, daar komen wy dan dé volgende morgen terug, om de gast weer te zien. En nu kun je wel kop en staart aan het dier onderscheiden Een kleine gryze sunit zien wy, met een heel spits en vry klein bekje op het eind. Twèe heldere, zwarte kraaloogjes vormen de restvan het zichtbare kopgedeelte, want direct op het schedeldak beginnen de zwart met grijze pennen. Er staan heel wat van die scherpe pennen op het lichaam van de egelOp borst en buik zul je ze niet zien, maar rug en flanken zijn er stijf mee bezet, Natuuriyk aan de onderzyde niet, want daar zitten de vier muisgrijze poten, voor zien van scherpe klauwtjes. En ook het heel kleine staartje is vry van stekels. Maar nu zal Je allicht vragen, hoe kan het, dat wp gisteren een stekelige bal vonden, als het beest alleen maar aan de rugzijde aan de flanken stekels heeft?. Wel, raak hem maar eens even aan. On middellijk vliegen kop, poten en staartje naar binnen, dc rug van het dier kromt zich en binnen een paar seconden ligt daar weer de zelfde grauwe, stekelige bal van gisteren.Dat 13 de hele tactiek van de egel, om zich tegen de vijand te verdedi gen. En je begrypt wel, dat het een zeer doeltreffende manier is, want geen roof vogel en geen hond, geen marter en geen kat zal graag een paar van die scherpe pennen in zijn neus hebben. Een verre neef van het stekelvarken. De mensen noemen dit dier gewoonlijk stekelvarken, Dat is echter een volkomen verkeerde naam, want het 'echte stekel varken is een dier dat in de tropen en sub-tropen leeft en veel groter en sterker is. De twee zgn wel verre neven van el kaar maar het echte stekelvarken kan veel meer doen. Dat heeft byv. op zfn staart ook pennen. En daar mee kan het een vyand in het gezicht slaan, zodat de pennen uit de staart, d.e zter los zitten in de neus van de ander terecht komen» Dat kan onze egel niet Wanneer je op een bovenhuis woont, kun Je de egel nu beter zyn vrijheid maar weer teruggeven, want anders gaat hy al vrij spoedig dood. Maar als je een flinke tuin by Je huls hebt, dan kun je daarin de egel wel in leven houden. En zy zijn dan wel heel nuttig ook, want zij vangen slak en wormen, schadelijke kruipende insec ten en meer van zulk spul. Wanneer je ze dan eens een heel groot plezier wilt doen, dan moet je een schoteltje melk voor je egel klaarzetten, net als voor de kat. Daar zyn zy eenvoudig dol op. Ergens in de tuin of in een schuurtje maken zy een holletje en verder zul je vai de nieuwe aanwinst van je menageri- geen last heb ben. Soms vind Je, zo in Me! ook wel jonge egels. Die zien er heel vermakeiyk uit, want zy hebben bruin en wit gestreepte pennen, en ook hun huid is aardig ge streept Heel vaak zul je de jonge egels niet vinden, want zy blyven gewooniyk heel lang in het hol, totdat zy volwassen zyn, en dan verschillen zy in niets meer van het dier dat wy vonden. De egels komen veel voor in alle delen van ons land, veel meer dan men over het algemeen denkt want byna in leder bos van een beetje behoorlijke afmeting leven er een paaren wanneer je er op let zal het je heus wel eens overkomen, dat je in het schemerende bos dat vreemde, ge heimzinnige ritselen hoort van een egei, die op .zoek is naar women, slakken en ander gedierte. (Kadntk verboden.^

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1941 | | pagina 11